Ga direct naar de content

Jrg. 4, editie 171

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 9 1919

9 APRIL 1919

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

E

‘B,erichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

4E JAARGANG

WOENSDAG 9 APRIL 1919

No. 171

INHOUD
BIz.

DE
TEXTIELINDUSTRIE EN DE 8-URIGE WERKDAG door
Joan
Gelderinan

……………………………. .. …
351
De Metaalcirculatie van China door 0. 0.
Riem
……..
354
Het Voorloopig Verslag van de Socialiseerings-Commissie
over de Duitsche Steenkolenmijnen door
Prof. Ir.
Is. P.
(Ie

Vooys
………………………………. …
356
Uitgevoerde en voorgenomen Verbeteringen van onze Scheep-
vaartwegen VII door
Ir.
V.
I. P.
de Blocq van Kuffeler
358
AANTEEKENINGEN:
Bevolkingscijfers en de oorlog

………………..
359
De Belgische metaalproductie………………….
359
BOEKAANKONDIGING:
Grafische Voorstelling van Geboorte enz. in Nederland
met toelichting van Mr. H. W. Methorst ……….
360
REGEERINGSMAATREGELEN
OP
HANDELSCEBIED

…………
360
MAANDCIJFERS:
Opbrengst van Spoor- en Tramwegen over het jaar 1918
361
Rijkspostspaarbank

………………………….
361
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
……
. …………

362-370
Geidkoersen.
Effectenbeurzen.
Wisselkoersen.
Goederenhandel.
Bankstaten.
Verkeerswezen.

INSTITUUT

VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruins.

WEEKBLAD ECONOMJSCII-STATISTISCIIE BERIORTEN
Secretaris-Redacteur: G. E. Ruf,f nagel.

Secretariaat: Pieter de Hooghweg
122,
Rotterdam. Aan geteekende stukken: Bijkantoor Riige Plaatweg 37.
Telef. Nr. 3000. Telegr.adres: Economisch Instituut.
Postcheque en girorekening Rotterdam No. 8408.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in Nederland f 15,—. Buitenland en Köloniën f 17,-

per jaar. Losse nummers 30 cents.
Leden en donateurs van het Instituut ontvangen het
weekblad gratis. –

Advertentiën f 0,35 per regel. Plaatsing bij abonne-
ment volgens tarief. Administratie van abonnementen
en advertenties: Nijgh & van Ditmar’s Uitgevers-
Maatschappij, Rotterdam, ‘Amsterdam, ‘s-Gravenhage.

7 APRIL 1919.

De vaste stemming op de geldm’arkt bleef ook deze

week aanhouden. Het particulier ‘disconto was onge-
veer op dezelfde hoogte als het bankdisconto. Enkele

posten prima bankaccepten konden tot ongeveer 4%

percent plaatsing vinden, andere wissels werden, even-
als gemeentewissels, alleen tot bankdisconto afgedaan.

De prolongatienoteering was 4V2, op den laatsten

beursdag
4V2
pOt.

-Bij de Nederlandsche Bank geschiedden volgens den

weekstaat de onttrekkingen alleen onder het hoofd

Binnenlandsche Wissels. De toeneming bedroeg 17
V2

millioen. Daar de regeering twaalf millioen gulden

piomessen bij de bank direct onderbracht, was het

totaal bedrag, dat door anderen bij de bank werd ge-

disconteerd, ‘5V2 millioen. De andere hoofden liepen

alle iets terug; de beleeningen 1 millioen, de voor-

schotten aan het rijk 5 miUioen en de metaalvoorraad

234 millioen. Aan de andere zijde. vermeerderde de

bankbiljettenomloop met het geheele verschil, ongeveer

8 millioen, daar in de rekening-courant-saldi van

anderen bijna geen verandering kwam.

De wisselmarkt was over het algemeen kalm. Alleen

marken en kronen waren in de eerste helft der week

nog al sterk aangeboden, maar konden daarentegen.

de laatste dagen weder belangrijk verbeteren, zoodat
het slot, 22
t
22,10, ongeveer op dezelfde hoogte was

als de vorige week. Deze verbetering was echter slechts

.van korten duur, daar heden de markt buitengewoon
flauw was, met groot aanbod, waardoor vooral Ber-

lijn zeer sterk terugliep en voor 20,50 werd afgedaan.

DE TEXTIELINDUSTRIË EN DE 8-URIGE

WERKDAG.

Eenige maanden geleden heeft de heer C. F. Stork
in dit
tijdschrift
een verhandeling gegeven over den
8-urigen werkdag en het wetsontwerp-Schaper
1)

Weliswaar had de geachte ‘schrijver verschillende ‘be-
zwaren tegen dit wetsontwerp, doch over het alge-
meen bleek uit het artikel wel, ‘dat de heer Stork

veel voelde voor een geleidelijke verkorting van den

arbeidsduur en dat hij meende, dat een 48-urige werk-
week voor de metaalindustrie tenminste niet op zeer
groote ‘bezwaren zou stuiten, vooropgesteld, dat de overgangsbepalingen en uitzonderingen, waarop de
heer Stork bijzonderen nadruk legde, ook in het wet-
ontwerp zouden voorkomen.

De heer Stork vestigde in zijn artikelen echter
nog eens den nadruk op het feit, dat bij de zeer gelei-
delijke inkrimping van den arbeidsduur aan zijn
fabriek in Hengelo er ook geen inkrimping van pro.

ductie had plaats gehad, zoodat dus een van de hoofd-
argumenten tegen den 8-urigen werkdag op zijn- be-
drijf niet van toepassing was.
Waar de heer Stork nu in zijn artikel meer spe-
ciaal het oog had op de machine-industrie en zich
dus over de overige industrieën meer in het algemeen
kon uitlaten, is het misschien wel de moeite waard
om eens nader stil te staan ‘bij den invloed, dien de 8-urige werkdag zou hebben op de textielindustrie,
die volgens de statistiek met de metaalindustrie tot
de belangrijkste nijverheidstakken in ons land behoort.
In de metaalindustrie in Nederland zijn van het
aantal werkkrachten, volgens het bekende overzicht
der fabrieken en werkplaatsen, vallende onder de vei-
ligheidswet, slechts pl.m. 434 pOt. vrouwen en

1)
Nos. 159 en 160 van dec loopenden jaargang.

352

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

9 April
1919
1

l.m. 11 püt. jongens, terwijl deze getallen voor d
-textielindustrie resp. pl.m. 35 püt. en pl.m. 11 pOt:

‘bedragen, zoodat deze laatste industrie, wat haar werk-
tijd betreft, veel meer afhankelijk ii van het thans

bestaande wettelijk maximum van 10 uren per dag

of 55 uren per week voor beschermde personen, ter-
wijl vele machinefabrieken zonder groote bezwaren

met haar personeel langer dan deze 10 uren per dag
zouden kunnen werken. In de practijk ziet men juist
het omgekeerde; tot voor zeer korten tijd werkten bijna

alle téxtielfabrieken in Nederland den vollen maxi-

malen werktijd van 55 uren per week, terwijl er niet

alleen
bijna
geen m’achinefabrieken waren, die langer

werkten, doch intègendeel op vele machinefabrieken

korter werd gewerkt; op de fabrieken van de firma

Gebrs. Stork & Co. bv. slechts 48 uren per week. Als

men eenigszins op de hoogte is van het verschil tus-

schen beide bedrijven, is dit feit ook volkomen logisch

te verklaren. In een textielfabriek geschiedt nl. bijna

alle productie door ‘de machines en bepaalt de functie

van de arbeiders zich in zeer -vele gevallen bijna uit-

sluitend tot de contrôle op •de spinmachines’ en veef-

touwen, het aanknoopen der gebroken draden, het

vullen der ledige weef.spoelen enz., terwijl in de ma-

chinefabrieken veel meer arbeid door den werkman

zelf wordt verricht, zoodat deze ook vOel. meer invloed
op de productie kan uitoefenen. /

Het is dus zeer goed mogelijk, .dat een géleidelijke

inkrimping van den arbeidsduur in de machinef’abrie-

ken wordt gecompenseerd door een meer intensieve

arbeidsverrichting, zoodat ten slotte de productie

niet vermindert. In de textielindustrie is dit geheeL

anders, tenminste in goed ingerichte fabrieken, en
heeft een vermindering van arbeidsduur
bijna
steeds
een ‘mathem’atisch daarmede geheel oijereenkomend

vermindering van productie ten gevolge. Dit is ook

nog eenigszins het gevolg van het feit, dat de textiel-

industrie technisch
vrijwel
tot volmaking
schijnt
te
zijn gekomen; veranderingen van beteekenis hebben

in de machines, sedert de invoering van de ringspin-

machines, die ook al meer dan 30 jaar geleden in
bijna denzelfden vorm als deze thans nog hebben,

zljn ingevoer.d, niet plaats gevonden. Ook de weef-
touwen zijn nu nog
bijna
geheel gelijk aan dertig jaren
geleden en de automatische weeftouwen, .die aanvan-

k’elijk in Amerika een groote vlucht schenen te ne-
men, komen in Europa nog zeer sporadisch voor,
voornamelijk ‘omdat zij grootere eischen stellen aan’
de te verwerken, grondstoffen en verder ook slechts

voor bepaalde ,soorten doek met voordeel gebruikt
schijnen te kunnen worden.

Over het algemeen moet men zich verwonderen
over de oppervlakkigheid, waarmede de kwestie van-
den 8-urigen werkdag in het Nederlandsche Parlement’
s ‘behandeld. Men heeft de wenschelijkheid ‘als’- ‘een
politieke, leuze aanvaard en- men schijnt algemeen te

meenen,, dat daarover nu verder maar niet te veel
gesproken moet worden. In het Voorl’oopig Verslag;

van de Tweede Kamer over Hoofdstuk X van de –
staatsbegrooting wordt nog eens de wensch uitge-‘
sproken, dat deze 45-urige werkweek alle loonarbeiders

zal omvatten. Mi’nister Aalberse wil, zulks in zijn

Mernor je van Antwoord nog niet beloven, doch wijdt
overigens ook slechts enkele regels aan deze -belang-

rijke kwestie. In de Eerste Kamer is het punt door
den heer D. W. Stork ter ‘sprake gebracht, die- nog

eens de wenscheljkheid van ruime overgangsbepalin-

gen, ook met het oog op de buitenlandsche concur-
rentie, heeft betoogd. Minister Ruys wijst in zijn
antwoord dan eers’t op de ideëele voordeelen van een
verkorten arbeidstijd en constateert verder, dat de heer

Stork zich uitsluiten’d op een materialistisch stand.:
punt heeft gesteld.
Hij
is het dan ook in het geheel
niet ‘met den heer Stork eens en meent, dat men ook in
andeie landen wel op een korteren arbeidsduur zal
aandringen, terwijl hij verder o.a. nog zegt, dat de

productiekosten niet in ‘de eerste plaats afhankelijk

zijn van den ,arbeidsduur en verder, dat de prijzen

van artikelen zeker ‘niet steeds afhankelijk zijn van

de pr’oductiekosten. Vele van deze beweringen zijn in
haar algemeenheid misschien wel juist, doch zij om-

gaan eenigszins de kwestie waar het om gaat, nl.

of. een algemeene plotseling ingevoerde 45-urige ar-
beidsweek ‘in Nederland nadeelig zoude zijn voor de
Nederland slïe industrie.

Wat de textielindustrie betreft is het daarom
rnis-
schien wel interessant eens na te gaan wat in dit op-

zicht in het buitenland geschiedt. In’ Engeland b.v.,

waar de werktijd in de metaalindustrie in vele dis-

tricten ongeveer 49 uur per week bedraagt, wordt in

de textielindustrie in Lancashire nog 55Y2 uur per

week gewerkt. In December 1918, dus na de beruchte

Novemberweek ten ônzent, hOeft n-og een groote loon-

actie onder de textielarbeiders plaats gevonden, die

na een korte werkstaking, door het optreden van den

bekenden Regeeringsbemiddelaar Sir George ‘Asquith

werd bijgelegd, na het toestaan v-an een algemeene

loonsverhooging van 40 pOt. voor de spinnerijen ‘en
50 pOt. voor de weverijen, terwijl toen over een ver-

korting van den werktijd niet werd gesproken. Eerst

in Februari j.l. kwam ‘deze kwestie ter sprake toen, ook

al in verband met de actie van de mijnwerkers en de

spoorwegarbeiders, de vakvereenigingen in de tex-

tielindustrie zich töt de werkgeversvereenigingen

wendden met verzoek om de werkweek van
551/
uur.

op 44 uur te bjengen en tevens een verhoog’ing van
de stukloonen in te voeren, waardoor in deze 44 uur

evenveel verdiend zou kunnen worden als vroeger in

55Y2 uur. Op 20 Maart j.l. had hierop een groote bij-

eenkomst van vertegenwoordigers van beide partijen
in Manchester plaats, waarin de georganiseérde -werk-

gevers van de -katoënspinnerijen hun standpunt
,
als
volgt uiteenzetten.

In de eerste plaats meenden zij te moeten vasthou-

den aan de loonovereenkomst van Dec. j.l., die voor
zes maanden was afgesloten en dus nog loopt tot

9 Juni 1919. Daarna verklaarden zij zich wel bereid

een zekere reductie van den werktijd te overwegen,
doch wezen er .op, dat de textielindustrie niet verge-
leken moet worden met andere industrieën, waar een

verkorting van -den werktijd-gecompenseerd kan wor-
den door een meer intensieve wijze van werken. Te-
vens wezen zij op de groote concurrentie van de in-
dustrieën in Amerika, BritschLlndië en Japan en

hoewel zij vermoedden, dat ‘de werktijd in Amerika en Europa ook vel zou verminderen, meenden zij toch, dat

dit ‘in Britsch-Indië en Japan niet in dezelfde’ mate het
geval zou zijn, zoodat
zij
dan deze concurrentie nog
veel sterker zullen voelen. Zij verklaarden zich echter
bereid, vanaf 9 Juni 1919, dus na ‘beëindiging van de

in December j.l. geslotejj loonovereen-komst, den werk-

tijd met één uur per dag te verkorten, dus op 49Y

uur per week te brengen, op voorwaarde, dat met de
vakvereenigihgen een nadere regeling wordt gemaakt
om te trachten dezen korteren werktijd nog eenigszins
door een meer intensieve productie te compenseeren,
oidat in elk geval het -maximum-effect per machine
worde verkregen. Zij meenden, ‘dat daarvoor -speciale
fabrieken zullen moeten worden uitgezocht, waar ge-

zarnenlijk proeven zullen moeten worden genomen.
Deze proeven zouden zich o.a. moeten bepalen tot het
organiseeren van de werkwijzen, waardoor het ‘schoon-
maken, nieuw ,aanzetten en oliën van de machine,s nog

minder stilstand’veroorzaakt dan thans rêeds het ge-
val is en ook verder het productieverlies ‘door stop-
zetten van de machines, indien mogelijk, nog eenigs-
zins beperkt wordt. Wat de bonen betreft, meenden de werkgévers niet tot een verheoging van de stukloonen
te moeten overgaan. Zij -neenden zelfs, dat, indien de
loonregéling van Dec. j.L niet meer van kracht was,
de tegenwoordige toestand van de industrie veeleer
een verlaging van de stukloonen zou motiveeren, ge-

9 April
1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

353

heel afgescheiden van de waarschijnlijkheid, dat de

prijzen der eerste levensbehoeften spoedig lager zul-
len worden.

De georganiseerde werkgevers in de weverijen
sloten zich vrijwel geheel bij deze argumenten aan. Zij
wezen er nog op, dat alleen de kleinere productie ‘bij

een vermindering van werktijd van 6 uur per week hun productiekosten reeds zeer belangrijk zal doen

stijgen, zoodat zij zich •ook niet verantwoord achtten

om de stukloonen thans nog verder te verhoogen.

Verder wezen zij er op, dat hun industrie voorname-

lijk op export is aangewezen en dat zij dus zeker de
concurrentie alleen kunnen volhouden, als zij in

minstens even gunstige conditie verkeeren als hun
buitenlandsche concurrenten.

De werklieden-organisaties verzochten de antwoor-

den met hun leden te mogen bespreken en er werd
afgesproken daarna op 10 April wederom bij elkaar
te komen.

Inmiddels is ook op 27 Maart j.l. het rapport gepu-

bliceerd van de Regeeringscommissie van 30 werk-
gevels en 30 werknemers, die in Februari j.l. door de

Engelsche Regeering werd bijeengeroepen om de wen-
schen der werknemers in de verschillende industrieën

te onderzoeken en daarin de Regeering van advies te
dienen. Deze commissie onder voorzitterschap van Sir

T. Munro bracht met algemeene stemmen een Verslag
uit, dat tevens geteekend was door den voorzitter der

vertegenwoordigers uit de werkgevers Sir Allan Smith

en den voorzitter van de vertegenwoordigers der vak-
vereenigingen Arthur Henderson, waarin ‘de volgende
desiderata worden opgesomd:
10.
De instelling van een permanente Nationale

Industrie-Raad van 400 vertegenwoordigers van werk-
gevers en vakvereenigingen om de Regeering in
industrieelo kwesties van advies te dienen.

2°. De invoering van een 48-urige werkweek met
zekere noodzakelijke uitzonderingen.

3°. De invoering van nationale minimumloonen.
4°. Speciale betaling van alle overuren, waar over-
werk noodzakelijk is.

5°. Erkenning van vakvereenigingen en werkge-
versvereenigingen bij de onderhandelingen in de
industrie.

6
0
. Verhooging van de uitkeeringen bij werkloos-
heid, eveneens invoering daarvan bij gedeeltelijke
werkloosheid; ouderdomspensioenen en uitkeeringen
bij ziekten meten eveneens verhoogd worden.

Deze voorloopige conclusies zullen nader in een
volgende bijeenkomst op 4 April besproken worden,
doch het is zeker in de tegenwoordige omstandigheden
wel merkwaardig, dat de commissie, die zeer represen-
tatief was samengesteld, met algemeene stemmen tot

deze verstrekkende conclusies is gekomen.
Waar in Engeland algemeen de vrije Zaterdagna.
middag wettelijk is ingevoerd, beteekent de 48-urige werkweek du’s een werkdag van 834 h 8% uur op de eerste vijf werkdagen en ‘blijkt dus wel, dat men een
spoedige algemeene invoering van de 45-urige werk-week voorloopig nog te bezwaarlijk achtte. Dit is des
te meer teekenend, omdat in vele industrieën in Enge-
land, in tegenstelling met ons land, wel degelijk een
wettelijke maximum-werktijd hestond en o.a. in de
textielindustrie niet langer dan 5534 uur per week
mocht worden gewerkt. Wel wordt de 48-urige werk-
week als een maximum beschouwd en spreekt de com-
missie in hare conclusies o.a. nog de wenschelijkheid
uit, dat een eventueele overeenkomst, betreffende den
werktijd in een bepaalde industrie, gesloten tussi±en
de betrokken organisaties van werkgevers en werkne-
mers voor deze geheele industrie bindend kan worden
verklaard.

Waar dus in Engeland in vele industrieën reeds
korter werd gewerkt dan ‘hier te lande, beteekent de
invoering van een 48-urige werkweek daar zeker een
kleinere vermindering van werkuren dan de invoering van eenzelfden maatregel in ons land. Er is’ dus zeker

nog meer reden om hier dubbel voorzichtig te zijn met

de invoering van een 45-urige werkweek zooals thans
door onze Regeering zal worden voorgesteld en om

vooral d noodige uitzonderingsmaatregelen en over-
gangsbepalingen in ‘de wet zelve vast te leggen.

Minister Ruys heeft in de Eerste Kamer wel gezegd

dat: ,,de ervaring leert, dat landen met een korten

arbeidsdag en hoogen loonstandaard zeer goed kunnen concurreeren met landen, waar de arbeidsvoorwaarden

veel ongunstiger zijn”, doch een dergelijke stelling

zal in haar algemeenheid niet voor alle gevallen gel-

den en zeker niet voor de textielindustrie, die wat
inrichting van fabrieken; soort van machines enz. be-

treft, in bijna alle Europeesche landen vrijwel uniform

is ingericht, terwijl tevens door vele autoriteiten

wordt erkend, dat bij de reeds hoog opgevoerde pro-
ductie in de modern ingerichte fabrieken een ver-
mindering van werktijd tevens een daarmede overeen-
komende vermindering van productie veroorzaakt.

Bovendien zijn in de textielindustrie ‘de kosten voor
den bouw en de inrichting der fabrieken zeer hoog in
verhouding tot den omzet en zal b.v. hij een moderne spinnerij voor een gemiddeld garennummër van pl.m.

no. 30 bij normale katoenprijzen de waarde der jaar-
productie minder zijn dan de stichtingskosten der
fabriek, zoodat op een degelijk fabrikaat de kosten van
rente en aflossing zeer zwaar drukken en deze bij een
vermindering van de werkweek van 55 op 45 uur zeer belangrijk zouden vermeerderen. Ook zullen de bonen

per geproduceerde eenheid ‘ daardoor bij een kortere
werkweek evenveel verhoogd moeten worden en hier-door de productiekosten nog verder toenemen. Daaren-

boven ‘zijn weliswaar de fabrieken overal ongeveer
gelijk ingericht, doch verkeert men overigens hier te
lande voor verschillende ‘benoodigdheden in minder
gunstige conditie, wat lbij de textielindustrie, die voor
meer dan 34 harer fabrikaten op export is aangewezen,
van veel belang is.

Behalve de hooge zee- en spoorvrachteu, die voor een groote fabriek reeds een belangrijken p’ost op de
exploitatie-uitgaven uitmaken, is zulks vooral het
geval met de steenkolen, omdat wij hier te lande voor
de industrie speciaal op invoer van buitenlandsche
steenkolen zijn aangewezen en men zeker wel mag

verwachten, dat de landen, die nog in staat zullen zijn
om ons na den oorlog steenkolen te leveren, zulks
alleen zullen doen tegen belangrijke tegenprestaties
en in elk geval tegen zeer aanzienlijke betaling, zoodat
men wel moet vreezen, dat de kolenprjzen voor de industrie hier te lande nog geruimen tijd zeer hoog
zullen blijven, waarschijnlijk belangrijk hooger dan
in de omliggende landen.

Uit een en ander blijkt dus wel, dat een spoedige
algemeene invoering van de 45-urige werkweek hier
te lande hog eenigszins voo’rbarig is en het zou zeker onveraiitwoordeljjk zijn om een dergeljken maatregel
in te voeren alvorens eerst degelijk rekening te hou-

den met de gevolgen, die daaruit voor onze Neder-
landsche industrie zouden ontstaan. Men zal toch een
Regeering, die zich eerst van deze gevolgen op de

hoogte stelt, zeker niet reactionnair kunnen noemen
en het zou zonder twijfel van een verkeerde zienswijze
getuigen om toe te geven aan een politieke leuze op
gevaar af daardoor zeer schadelijke gevolgen voor de
betrokken bedrijven te veroorzaken. Juist in de periode
van opbouw, die nu weer komt en waarin alles gedaan
zal, moeten worden om het groote tekort aan geprodu-
ceerde goederen, dat in de laatste jaren is ontstaan, weer zoo spoedig mogelijk aan te vullen, is uit een
nationaal oogpunt een’ sterke industrie van zeer veel
belang, ook in verband met de bonen, die dan betaald kunnen worden en is het dus zeker te hopen, dat onze
Nederlandsche Regeering met alle bezwaren rekening
zal houden, alvorens te spoedig een maatregel in te
voeren, die misschien de positie onzer vaderlandsche

industrie tegenover hare buitenlandsche concurrenten
zou verzwakken.

J. G.

t
354

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 April 1919

DE METAALCIECULATIE VAN CHINA.

De metalen die sinds onheugljke’ tijden in China

voor het metalen ruilmiddel in gebruik zijn, zijn zilver
en koper. Een enkele maal schijnen in vregër tijden

zilveren munten vervaardigd te zijn doch deze hebben

nooit lang hun plaats in China’s ruilmiddel gehand-
haafd en men mag zeggen dat zilvermui’iten eerst. in

veel lateren tijd daar te lande hebben ingang gevonden

en wel nadat de handelsrelaties met.westersche landen
een eenigszi ns belangrijke phats in China’s economische

ontwikkeling zijn gaan innemen. Voor het koper geldt

evenwel zulks niet. Sinds eeuwen en eeuwen is in

China van overheidswege kopergeld aangemunt en de

kopemunten droegen dan ook den naam ,,Chihch’ien”

(Jj

) d i. statutair geld. Deze kopermunten ondr

vremçleljngen in China met den naam .cash aange-

duid, zijn in den loop der eeuwen herhaaldelijk van

voorkomen veranderd.
De oudste vormen vaien die van het .zoogenaamde
spade en zvaard geld, maar deze oude munten zijn
voor het begrip van het tegenwoordig metalen circu-

latiemiddel van geen belang. De cashmunten in de ge-
daante van een rond koperstuk met Vierka6t gat in

het midden en inscriptie van de periode gedurende
welke ze werden uitgegeven dateeren van de Thang
dynastie (618 A. D.). Ze werden tot de regeeringspê

node Hsien feng (1851-1862) der Mandsjoe of Ch’ing

dynastie slechts aangemunt in ééne denominatie n. 1.
die van één cash.
Het zilveren circulatiemiddel werd in den ouden tijd
evenals nu met het naast den zilveren dollar gebnui-

kelijke ongemunt zilver nog het geval is, gewogen en

de’ gewichtseenheid was een t.ael (chineesch Liang

verdeeld in 10 ch’ien () â 10 fen (

)h 10 li'(

)

Een tael is.ongeveer 37 gram. Tën tijde dezer Tliang

dynastie schijnt het kopermetaal een waardeverhou

ding tot zilver gehad te hebben gelijk
1.
: 100. De één

cash mint werd gemaakt op een gewicht van 0.1 tael
(1 ch’ien) en dus was de waarde van een cash munt
in zilver uitgedrukt 0.001 tael of 1 ii zilver. Gedurende

dé laatste l(eizerljke dynastie die over China heerschte,
de hierboven genoemde Maidsjoe dynastie, vinden we

nog overvloedige bewijzen dat de één cash munt be-
doeld was te zijn 0.004 tael zilver. Zoo lezen we in
een Keizenljk edict van het ‘lOde jaar van de regee-
ringsperiode Shun Chih’ (1654):. ,,Het is eene hooge

1)öodzakel0kheid dat de munten goed en zuiver afge-
werkt ‘vorden, op de keerijde moeten de twee’ karak-

ters i ii

) d. i. een li (zilver) te lezen zijn.”

In de. ,,voorschriftea voor het Departement van Finan-

cien”
(, Jj J)
Hu Pu tse Ii Hoqfdstuk 34

komt de volgendé bepaling voor: ,,Van de gelden in

kas bij het bureau Pao ch’uan Chil

worden. 150.000 strengen berekend als 150.000 taels

zilver aan den handel uitgeleend tegen rente pe’

maand.”
Waardestandaard was vanouds het zilver, de ‘kope’-
ren cash munten waarvan de aanmunt niet vrij was,
waren bedoeld als pasmunt. Inwisselbaarheid tegen
de waafde van 1000 tegen een tael zilver werd echter

door geen enkel overheidsorgaan gewaarborgd.
Het is dus duidelijk dat deze verhouding niet be-
houden koii blijven, te meer daar de overheid veel’ te
roote hoeveelheden koper aanrnuntte. Deze aanm un t
toch was liet tegendeel van gecentraliseerd. In Peking

‘had aanmunt plaats doorhet departement van Finan-
cien en door het departement van Werken, terwijl
ook alle provincien cash munten deden aanmaken.
Deze aanmaak leverde groote winst op aangezien het

köper uit de staatsmijnen in Yünnan betrokken werd

1)
Het bureau Pao ch’uan Chti
was
een, bureau van het Dept.
van Financiën, belast met de zorg
vôor
het muntwezen.

en de overheid dus niet met de marktwaarde van

koper maar met hare productiekosten te rek enen had.

Gevolg was dat de waarde der cash ging afhangen
van de’ hoeveelheid in circulatie in verband met de

behoefte èn bij voorkomende wisselingen in waarde
van het metaal koper vond herhaaldelijk versmelting

plaats. Zoo blijkt b.v. dat in het 23te jaar der regee-
ningsperiode K’ang 1-Isi (1685) de intrinsieke waarde

van de cash munten grooter was dande waarde waar-

tegetl de munt toei circuleerde en versmelting had

plaats, vergezeld van onwettigen aanmunt van lichtere

stukken. De staat ging toen over tot het slaan van

lichtere stukken ten einde den versmelter aldus zijn

winst te ontnemen en aan dit misbruik een einde te

maken.. Gebeurde het dat de intrinsieke waarde klei-

ner was dan de waarde in de circulatie dan werd deze
soms een l.ij(.l lang gehandhaafd, maar vaker ging de

overheid over tot een overvloedigen aanmupt van cmii

iminten ten einde zich de daaruit voortvloeiende winst

eigen-te maken en het gevolg’ was eene daling tot de

intiinsieke waarde. Dan werd dadrna soms weer de

hoeveelheid koper ifi de cash vergroot of ging de over-
‘heid over tot ëene leperking van den aanmunt, ten
einde de waarde te, verheffen. Aldus vertoont de cash

munt een herhaaldelijk wisselend gevicht en samen-
stellin(y terwijl ook de bedragen welke jaarlijks door
de verschillende overheden mochten worden aange-
munt eveneens herhaaldelijk wisselden. De volgende

tabel geeft enkele opgaven omtrent de afwisselende

gewicliten en samenstelling.

Ileg. per.
1
jaar. ‘

gewicht.
I
samenstelling.

Shun Chih
L(4644)
1

ch’ien 0,7 kbper 0,3 lood.

2.1645)
1,2

658
23
14.(1
(1685

1,4

K’ang hsi
1

,,
41. 1703
1,4

.Yung Cheng 5.(1728

0,5 koper 0,5 lood.
12. 1735
1,2

Onderstaande tbel geeft enkele getallen van geoor-

loofden jaanlijii.schen aanmunt door het bureau van het

niuntwezen
van het departement
van Financiën, Pao

Ch’uan chü

Reg. per.

hoeveelheid.

Shun’Chih
1. ‘1644
30’Mao.

K’ang

1-isi


.23. ‘1685
40

Ch’ien Lung
7. 4’43
61

16. 4752
71

.,,
,,
59. 1794
30

Chia Ch’ing
‘4. 1800

47

4. 1800)

.
64

Een mao is eene hoeveelheid strengen van 1000 stuks
ieder, welke hoeveelheid ec,l1ter niet steeds even groot
is géweest. in 4644 werd ‘de mao gerekend te zijn
12.880 strengen. De cash had aldus een steeds wisse-
lende waarde beheerscht door verschillende factoren
als prijzen van koper en indere samenstellende meta-

len en de hoeveelheid in verbtnd met de behoéften
der circulatie. Dagelijks werden dan ook koersen van
eash in zilver ‘gequoeerd.door de tallooze geldwisselaars
die op hunne witseltransactiès natuurlijk een zekere
winst moesten maken’ en hun ‘willekeur droeg er niet
toe bij de waardevastheid te verhoogen. Menigvuldige
voorbeelden kunnen worden aangehaald om aan te
‘toonen dat de overheid dezen toestand als volkomen
onvermijdelijk had aanvaard en somtijds noodgedwon-
gen maatregelen trof om-voor in hare betaling staande
personen daaruit voortvloeiende onbillijkheid te voor
komen. Zoo vermeldt de groote verzameling van staats
instellingen van de Mandsjoe dynastie ,,Ta Ch’ing hui

9 April 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

355

tien”
(

J A
1

)
eene Keizerlijke beschikking

AN

op een desbetreffend voorstel d.d.
6do
jaar Ch’iei Lung
(1742)
luidende: ,,Voor iedere waarde van een streng
cash aan materiaal door het ,,Bureau voor het munt-

wezen van het departement van Financiën” aan te

koopen wordt als vroeger een tael zilver door het
departement uitgetrokken; de arbeidsloonen der werk-

lieden der munt zullen overeenkomstig het oorspron-
keijjk voorstel bedragen
23
strengen en
476
cash per een
mao afgeleverde muntstukken. De directeur der munt
ontvangt deze bonen in cash maar hij wisselt die

volgens de marktwaarde in zilverom en betaalt in die

munt de arbeiders uit”.
In het
38s1e
jaar
(1774)
volgt dan een edict waarin

o. a. gezegd wordt: ,,In den laatsten tijd is de koers
der cash zeer gedaald en daarom zullen de arbeids-
bonen voortaan in zilver gerekend worden en de om-
rekening van cash in zilver zal volgens een vasten koers
plaats hebben”.

Een edict van het
6de
jaar der regeeringsperiode
Chia Ch’ing
(1802)
luidt: ,,ln den laatsten tijd is de
waarde van de cash in. Peking zeer groot en daar ten
gevolge van den voortdurenden regen de prijzen van
voedsel zeer gestegen zijn, zal de soldij der banier-
soldaten over de
71e
maand voor
0,6
in cash worden
uitbetaald waardoor zij van deze hooge waarde kun-

nen profiteeren”.
Onder de regeeringsperiode ilsien Feng
(1.851-1862)
daalde de cash sterk in waarde. In eene keizerlijk
goedgekeurde memorie van
1855
heet het: ,,De rijst
verschuldigd aan de arbeiders van het Bureau voor
het muntwe.zen van het departement van Financien
wordt in ziïver uitbetaald tegen
1,3
tael per pikol en
een tael zilver berekend
è 1500
cash”. In het
151
,

jaar
dezer periode had de depreciatie nog grooter afmetingen
aangenomen. Er waren stukken van veelvouden van
één cash uitgegeven die zeer sterk in waarde daalden
en waarover later verder gesproken zal worden. Bij
dezeii toestand van verwarring kwam nog dat de
waarde der cash op verschillende plaatsen veelal ge-
heel verschillend was, naar gelang cle locale èirculatie
verschillende graden van verzadigirig vertoonde. Met de zeer gebrekkige middelen van verkeer en een Vrij-
wel afgesloten toestand waarin vele centra ten op-
zichte van de omliggende streken verkeerden is zulks
te begrijpen. Hieruit ontwikkelden zich soms zeer
eigenaardige. toestanden. Te Peking b.v. wordt heden
ten dage nog een streng cash als
500
stuks berekend,
en men duidt een zoodanige streng cash aan als’ een
streng ,,Peking cash” of in het Chineesch ,,i tiao ching

ch’ien”(-

) in tegenstelling met ,,een

streng oude cash” ,,i tiao lao chien”

waarmede een streng van 1000 cash bedoeld wordt.
De verklaring hiervan schijnt mij dat er een tijd moet
geweest zijn, dat de cash te Peking tweemaal zoo
hoog in waarde stond als elders, waarschijnlijk ten
gevolge van eene schaarschte aan dit ruilniiddel, zoo-
dat men te Peking voor
500
cash hetzelfde kon koo-
pen als elders voor 1000 en men dus te Peking
500
tot eeil streng ging maken. Deze rekeneenheid van
500
cash bleef ook later behouden toen de waarde der
casli in Peking reeds weder gedaald was. Evenzoo
beduidt ,,een honderdtal oude cash” of,,i pai lao ch’ien”

) werkelijk 100 cash stukken, doch

,,een honderdtal Peking casli” of ,,i pai ching ch’ien”

(-.–
) slechts
50
cash stukken.

Toen gedurende de regeeringsperiode Hsien Feiig

(1851-1862),
welke eene uitermate donkere bladzijde
in de geschiedenis van het muntwezen der Mandsjoe
dynastie vult, de Regeering ten gevolge van den op-
stand van de T’ai p’ing rebellen zich hare lcopermijnen
in YUtnnan ontroofd

zag en aldus op het stuk van
grondstoffen voor den muntslag in zeer benarde om-
standigheden kwam te verkeeren, nam zij ten einde

koper te sparen en toch aan de behoeften der circu-
latie te kunnen voldoen haar toevlucht tot een soort
teekengeld. In het derde jaar
(1854)
weiden munten geslagen die volkomen in vorm overeenstemden met

de één cash stukken doch een gewicht van
6
ch’ien
hadden en een samenstelling van
70
0
/
0
koper en
30
°fo

lood en de inscriptie toonden (‘
-J–)
tang shih d. i.

geldig voor tien. Ze wogen dus aanmerkelijk minder

dan tien stukken van één cash. Achtereenvolgens wer-
den soortgelijke munten geslagen die voor
50,
1.00,
500
en 1000 cash moesten gelden. Zelfs verschenen
ijzeren munten van 10 cash,
5
cash en
1
cash. Iii
1855
werden de munten van 500 en 1000 cash weer ver-

smolten tot munten van 100 en 50. In datzelfde jaar

werden boden stukken van 1 cash gemaakt, terwijl in
1860
de aanmaak van het ijzeren geld ophield hetwelk
volledig zijne waarde verloren had.

Onderstaande tabel geeft enkele bijzonderheden om-

trent deze teekenmunten, betreffende hare gewichten en samenstelling, alsmede de jaren van uitgifte.

Jaar
van
Samenstelling

F

Gewicht

uh-
gifte
((ii-
1854
1877
1854
1

1554
1871
1884 opgc-
hou-
(1°
Per)
(2°
Per.)
den

LOper
kopor
10
eaah
1854
70°i
r
i00
600/.
100(1
6
cli’ien
4.4ch’ieo
3.261ct,
2.9ch’iei,
1887
30
0
/
0

40°/

koper
7ij0/
50
caab
1854
tin
16°
/
1.8
tel
1.2
taal
lood
15
0
/
0

kope r
70°/
100
Ca81(
1854
tin en
1.4
tael
lood

800
cank
1654
zuiver
koper
.
.
1.6

net
1885

1000
caali
1804
zuiver
koper
2
taei
1855

10 cooli
ijzeren
1854 .
1880
i(inot

8

eau1,
ijzeren
1855
1.4e1ieo
1560
iouot

1
casli
Ijzeren
1855
Llch’ieti
1860 niunt

lcash
boden
1855
l.Sch’ien munt

Deze stukken vonden alleen in Peking en omgeving
ingallg en. werden aldaar in zulke groote hoeveelheden
uitgegeven dat ze al spoedig hevig deprecieerden. Zooals
blijkt uit eene memorie van het departement van Fi-
nancien van het
33ste
jaar der regeeringsperiode Kuang
Hsü
(1908),
waarin gezegd wordt dat de 10 cash ko-
•peren munt slechts twee cash waard was, was de munt
toen tot
20
0/,
der nominale waarde gedeprecieerd. Dit
minderwaardige geld verdrong de betere één cash stuk-
ken welke naar andere streken verdwenen tot betaling
van aangevoerde goederen of versmolten werden om
als onwettig aangemunte 10 cash stukken wederom te verschijnen. Aldus werden de gedeprecieerde 10 cash

stukken het voornaamste circulatiemiddel in Peking.
Wanneer sinds dien tijd gesproken wordt van ,,een streng Peking cash” bedoelt men een sfreng van 50
stukken van 10 cash d. i. dus
500
nominale cash. De streng Peking cash had dus sindsdien slechts – vais hare

vroegere waarde. Daarna werd de zoogenaamde
( JJ
tm
IN
).
T’ung yüan, onder vreemdelingen âangeduid als ,,ko-
peren cent”, . ingevoerd ter vervanging van de gede-
precieerde 10 cash stukken. Men stelde zich voor de
waarde daarvan op 10 cash te handhaven en niet in
dezelfde fout te vervallen als bij de oude 10 casli

S

356

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 April 1919

stukken geschied was. De nieuwe 10 cash munt had

geen gat in het midden en vertoont geheel een veel

meer modern voorkomen. Een nieuwe koeren cent
Was dus 5 oude 10 cash stukken ‘en een streng Peking

cash (d. i. 50 oude 10 cash munten) was gelijk 10
nieuwe koperen centen. Evenzoo was het honderdtal

Peking• cash ten gevolge van de invoering der oude

40 cash munten na de depreciatie geworden ,,een

honderdtal nominale cash” d. i.. 50 nominale cash (im-mers het honderdtal Peking cash telde slechts 50 stuks)

en dus gelijk 5 oude 10 cash stukken of juist een

nieuwe koperen cent (nieuw 10 cash stuk). Aldus
is

de gewoonte ontstaan het hedendaagsche 40 cash stuk

of koperen cent te noemen ,,een honderdtal” (chin. i

pai –

). En al zijn sinds de intrekking der oude

40 cash stukken deze in Peking uit den omloop vera

dwenen, om plaats te maken voor de nieuwe 10 cash

stukken of koperen centen, welke. niet aangeregen
worden omdat zij het gat in de munt missen, toch

spreekt het volk bij het opgeven van prijzen nog steeds

vah strengen en honderdtallen, dan met ,,streng” be-
doelende 40 centen en met ,,honderdtal” één cent.
De intrekking der oude gedeprecieerde 10cash munten

werd gelast bij Keizerlijke goedkeuring van de daartoe
strekkende memorie van het departement van Financien
van den 16dm dag, 6dm maand van het
33s’e
jaar Kuang

Hsil (25 Juli 4907). De intrekking zou geschieden tegen

den koers van den dag en wel tegen één tael zilver

per 48 strengen d. i. 18 maal 50 stukken van 10 cash.

Andere dan door de overheid aangemunte stukken

werden niet aangenomen. De ingetrokken 10 cash
munten zouden worden versmolten en van het metaal

nieuwe stukken van één cash worden aangemunt van

het oude model met een ge.vicht van 0,06 tael (6 fen).

Voor ieder ingetrokkenl0cash stuk zouden twee stukken
van één cash worden aangemaakt. Opnierkenswaardig

is dat sinds 1644 het gewicht van de één cash munt

tot op bijna de helft gedaald was.
Met de vervanging der oude 40 cash stukken door

de koperen centen bedoelde men deze laatste tot ko-
peren eenheid te maken en de cash daarbij als pas-munt te doen in omloop blijven ten einde bij trans-

acties beneden een cent dienst te doen waarbij ze dan

steeds in verhouding als 40 :4 moest blijven. De kq-

perent cent zelf heeft een waarde die geheel bepaald
wordt door de hoeveelheid in verband met de behoeften
der circulatie. Een wettelijk verband met het zilvei

bestaat niet.
Uit het in het nummer van Woensdag a. s. volgend

overzicht van de geschiedenis van den koperen cent
zal blijken hoe men zich voorstelde aan die munt eenige
vaardèvastheid te geven, en de verhouding met de
lén cash munten als 4 : 10 te handhave’d.

Peking, ‘December 4918.

C. G. RIEM.

Over liet Ohineesche -muntwezen zijn verschillende ‘ge
gevens te vinden in liet in
1912
verschenen geschrift you
Mr. G. Vissering, On Chinese Curi’ency, deel I. Met name.
zie men ‘Appendix A en de aldaar genoemde geschriften.
Het artikel, waarvan hiervoren liet eerste gedeelte wordt
gepubliceerd, kan strekken tot aanvulling van de boven-
genoemde gegevens. – –

HET. VOORLOOPIG VERSLAG VAN DE

SOCIALISEERINOS-COMMISSIE OVER DE

DUITSCHE STEENKOLENMLJNEN.

Socialiseering is tegeuiwoordig een veel gebruikt

woord. ‘Dagelijks wordt, er in de geheele pers over ge-
schieven en. ieder spreekt er van. Het blijft volstrekt
niet beperkt tot de revolutionn’aire propaganda; ook

in ‘de politiek ‘der geleidelijke sociale hervorming komt
het meer en meer op den voorgrond. Wat er in alge-
meenen zin onder verstaan wordt is niet zoo moeilijk

te omschrijven. Zij, die de leuze propageeren, en zij
die de leuze aanvaarden, bedoelen er mede: invoering
van het socialisme door afschaffing van het ‘kapita-

lisme. Daarmede is echter niet ‘duidelijk hoe het gaan

‘moet. Wie daarn’aar vraagt, krijgt gewoonlijk een vaag
antwoord. En zelfs waar ‘het socialiseeren een practijk

verkregen heeft als in Rusland, kan men nog niet zijn
licht opsteken. Juist daarom is ‘het voorloopig rapport

der Duitsche commissie, dat op. 15 Februari 1919

werd afgesloten en sedert kort is ‘openbaar. gemaakt,
een ‘belangrijke lectuur. ‘in dat rapport wordt
wel
een

antwoord gegeven op’de vraag wat onder socialiseering

te verstaan is en hoe het kan worden uitgevoerd. Bo-

vendien is dat rapport diepgaand gemoti.reerd. De

discussie, ‘die zoo jarenlang gevoerd is over de moge-

lijkheid om het socialisme te verwerkelijken ‘en over

de bezwaren, die daartegen werden aangevoerd, moest

noodzakelijk toegespitt worden, nu de socialiseering

zou gaan beginnen. Het zuivere argumentendebat
werd tot een ernstig probleem. Om het al dan niet

gelden van de gevaren eener proefneming kon men

niet langer heen redeneeren. Werkelijke bezwaren

moesten erkend en aanvaard dan wel grondig opgelost

worden. Het Duitsche rapport ,toont dit aan en is

ongetwijfeld een ernstig werk, al kan men’ nog niet

overzien, ielke gevolgen het voor Duitschl’and en ook

voor andere landen zal hebben. Dat het oeperkt ‘blijft

• tot den kolenmijnbouw, en vanzelf sprekend uitgaat

van bijzondere Duitsche toestan’den, neemt niet weg,

dat de beginselen, die er in worden uiteengezet, een

veel wij’dere strekking hebben.
Zonder te treden in een critische ‘bespreking, wil

• ik trachten een kort overzicht te geven van ht ge-

heele rapport, waarbij dan gelegenheid is om op de be-

langrijkste punten de aandacht te vestigen.

De zakelijke indeelinig van het verslag is aldus:

A. Inleidihg.

In ‘t augem’een, waarin gemotiveerd wordt, waarom
speciaal in Duitschiand de kolenmijnbouw rijp is voor de
socialiseering.
‘t Staatsbedrijf, dat met groote uitvoeriglieid wordt
verworpen.
B. Verslag der meerderheid.

Fundamenteele gezichtspunten.
Volledige organisatie van ‘t kolenbedrijf.
Afperking, van ‘t kolen’bedrijf. Onteigening en schadevergoeding.
De organisatie van den af z’et.

G.
Verslag der minderheid.
Fundamenteele gezichtspunten.
Differeri.tiaal-rente.
Volledige Organisatie van
‘t
kolenbedrijf.
.Eigendoms- en bedrjfsquaesties.

D. G’e9neenschappelijk verslag over de regeling der
arbeidsverhondingen en loon quaesties.
1.
Regeling der arbeidsverhotdingen.
2..
Arbeidersloon en beambtensalaris.
‘Slotopmerking, clie alleen betrekking heeft op de rech-
ten van ‘t Rijk tegenover die der Bondsstaten.

Wat het allereerst ovalt, en voor de heerschende
opvattingen in ons land stellig merkwaardig genoemd

kan worden, is de unanieme en krachtige veroordee-
ling van het staatsbedrijf. Voor een groot deel •berust
‘dit oordeel ‘op de ervaringen van het ,staatsmijnbedrjf

in Duitschiand en, ‘op de fouten, die daaraan eigen
zijn. in eeh enkelen zin worden opgenoemd: ,,over-
kropping ‘der betere beambten met klein werk, on-
doelmatige wisseling van betrekking, absoluut zeer lage, en in vergelijking •mt de particuliere industrie

zelfs belachelijke tractementen, inperking van de vrije.

activiteit, vèrgaand gebrek aan lust om in financieele
quaesties verantwoordelijkheid te dragen, verveelvou-
digde superieuren-verhouding, opgaande tot de af-
hankelijkheid van’ ‘het parlement, jarenlange onder-
handelingen over quaesties, die in de ‘particuliere
in
dustrie in enkele uren afgedaan worden, in ‘t kort

contrôle over contrôle, in plaats van vertrouwen en

prikkel tot zelfstandig optreden.”
Principieel wordt echter ook het staats’bedrjf niet
als een ‘socialiseering erkend, ‘doch ‘als ,,de verande-
ring van ‘den eenen werkgever voor een anderen”.

9 April 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

357.

De plannen, die door de meerderheid en de minder-
heid aan de rijksregeering zijn voorgesteld, kunnen
niet opgevat worden als twee principieel tegenover
elkaar gestelde inzichten. Zij loopen zelfs voor een

groot deel evenwijdig en toonen punten van gelijkenis.

Het is mogelijk om ze te zien als twee opeenvolgende

trappen van ‘t proces •der socialiseering. De toepas-

sing van het voorstel der meerderheid zou kunnen

volgen op – en voortvloeien uit – de ervaring met

het plan der minderheid. Van daar dan ook, dat de

commissie als geheel aan beide plannen gewerkt heeft

en dat elk deel bij verwerping van ‘t eigen voorstel
het andere ook kan aanvaarden. Het is een kwestie

van meer of minder, of zoo men wil van langzamer of
sneller.

In beide voorstellen wordt een gelijke organisatie

voor het volledige kolenbedrijf ontworpen, nl. een
kolenraad van 100 leden, aan wie de opperste leiding

wordt toevertrouwd. Van die 100 leden zullen er 25

door de bedrijfsleiders, 25 door ‘de arbeiders, 25 door

de kolenafnemers en 25 door de rijksregeering be-

noemd worden. Onder dit kolenparlement komt een
kolenministerie van 5 leden, dat als directie wordt
aangewezen.

Het verschil in de twee voorstellen schuilt nu hoofd-
zakelijk in de taak, ‘die aan den kolenraad en aan de kolendirectie wordt aangewezen. Overeenstemming
bestaat er echter hierover, dat deze colleges absoluut

onafhankelijk moeten zijn van de politiek en de
bureaucratie. Daarom ivordt uitvoerig bepaald hoe

de 25 leden door de rijksregeering zullen worden aan-

gewezen, opdat nôch de departementen, nôch ook zelfs
de ministers er iets over te zeggen zullen hebben. Men

kan zich den kolenraad en de kolendirectie het eenvou-
digst voorstellen als ‘de organen van een allesomvat-
tend syndicaat. Met dit onderscheid, dat de personen,
die thans het syndicaat kunnen beheerschen, er slechts
‘4 van de stemmen zullen vertegenwoordigen, doordat
de belangen van het rijk, van de verbruikers en de

arbeiders in gelijke mate zullen meetellen. Er is daar-

bij gezocht naar een soort evenwicht. De belangen van
‘t mijnbedrjf kunnen niet door de .kolenverbruikers,

maar evenmin die der verbruikers door •de mijnen
onderdrukt worden. Het is de bedoeling, dat de 5 di-
recteuren zeer vèrgaande bevoegdheden en hooge

tractementen zullen krijgen. Slechts mogen zij geen
winstaandeel ontvangen, opdat zij geen belang hebben
bij de prijzenregeling. Wel is de commissie niet afkee-*
rig van een bezoldiging, die rekening houdt met
andere bedrijfsresultaten, zooals b.v. de productie.
De vraag is nu wat kolenraad en’ kolendirectie over
al de afzonderlijke mijnen te zeggen’ zullen hebben, en

hierover verschillen de meerderheid en de minder-
heid. De eerste wil het geheele particuliere bezit in

kolenmijnen en kolengrooth’andel opheffen en dus het

geheele kolenbedrijf onder beheer stellen van kolen-
raad en kolendireetie. De minderheid acht het vol-

doende een contrôle op het particuliere bedrijf in te
stellen, maar voegt daarbij eene belasting, waardoor

‘alle extra-hooge winsten der particuliere ondernemin-
gen zullen verdwijnen. Zij noemt dit een differentiaal-rentebelasting en gaat er van uit, dat de oudere mijnen

met gunstiger afzetting van de kolen meer winst ma-
ken per ton d’an de nieuwere voor wie het delven grod-

tere kosten meebrengt. Om voor zoo’n belasting de

mijnen te kunnen aanslaan, ‘moet er b.v. om elke 3 of

5 jaar een rangschikking in klassen geschieden op
zoo’n wijze, dat in elke klasse aangegeven wordt hoe-

veel belasting er per ton kolen wordt geheven. Daar-
door zou de winst van de mijnen geëgaliseerd worden,
het bestuur tot zuinigheid geprikkeld, zonder dat de

kolenprjs er door ‘behoeft te stijgen. De meerderheid
wil onteigenen, en het bezit in handen stellen van een

formeel nieuw zedeljk en juridisch lichaam, dat de
,,kolengemeensehap” wor’dt genoemd. Dit is een soort

naamlooze vennootschap met gelijksoortige bevoegd-

hedei, doch zonder aandeelhouders. Wel zullen er obTi-

gatiehouders zijn, ni. de vroegere eigenaars en zij die
voor nieuwe leeningen zouden inschrijven. Bevoegd-

heden hebben deze echter geen andere, dan dat zij
recht verkrijgen op een vaste rente.
Is hiermede in hoofdtrekken de strekking der beide

voorstellen aangegeyen, zoo moet er toch nog met een

enkel woord melding gemaakt worden van de motivee-

ring. Die van de meerderheid der commissie is het

uitvoerigst en het meest overzichtelijk. Uitgaande

van de groote beteekenis, die den kolenmijnbouw voor

de vernieuwing van het economisch leven moet wor-den toegekend, hebben alle leden der commissie zich

doordrongen van de gedachte, dat zij de meest produc-

tieve bedrjfsorgariisatie moeten doen samengaan met

het uitschakelen van extra-kapitaalwinsten. in dat laatste zien zij de beteekenis der socialisatie. Niet
echter in het buiten werking stellen van de krachtig-

ste drijfveeren, die tot nu toe den kolenmijnbouw tot

groote ontwikkeling brachten. Van daar ook de abso-

lute verwerping van alles wat naar bureaucratie, amb-
tenarij en staatscentralisatie zweemt. Vandaar ook, dat

de minderheid niet alleen de particuliere aandeelhou-
ders als een drijvende kracht achter de mijndirecties
wil behouden, maar’ zelfs invoeren in de bestaande

st’aatsmijnen. Zij wil daarvan gemengde bedrijven ma-

ken met aandeelen van staat en van particulieren.

De Nederlandsche lezer van het rapport zal dan
ook ongetwijfeld getroffen worden door de herhaalde
en krachtige aanprjzin’g, ik zou bijna zeggen verheer-
lijking van het individueele initiatief. Ik geef bv. de
volgende aanhaling uit ‘het rapport van de meerder-
heid.

,,Niet vanzelf sprekend, maar daarom niet minder
noodzakelijk is het, dat de leiding der kol’engemeenschap
met voldoende macht en bewegingsvrijheid wordt voorzien.
De commissie acht dit van ‘t allergrootste gewicht, want
een der ergste gevaren, die de ontworpen Organisatie be-
dreigen, ware de uitschakeling van ‘t Vrije initiatief en de
individueele bereidwilligheid om verantwoording te dragen,
waarop het succes van particuliere bedrijfsleiding berust.
Wanneer de commissie op de beteekenis van de rol der
leiders in ‘t bedrijfsleven zoo sterken nadruk legt, doet zij
dit in de overtuiging, dat het niet in strijd is met de be-
ginselen der demôcratie.”

Dit maakt het ook duidelijk, dat de vormen der bedrjfsdemocratje, die de commissie voorstelt en
waarmede een medezeggingschap der arbeiders voor

alle mijnen ingevoerd zou moeten worden, zeer beperkt blijven en zij het gezag ‘der bedrijfsleiders feitelijk ge-
heel intact laat.

De bemoeiing der commissies door en uit de arbei-
ders gekozen, en die trapsgewijze zijn gedacht voor
onder-deelen van elke mijn, voor elke mijn als geheel
en voor meerdere mijnen in een groep vereenigd, zal

practisch niet verder gaan dan tot de arbeids- en loon-
verhoudingen, straffen en de vdilighei’dsvoorschriften.
De gedachte, dat verhooging der productiviteit in

‘t algemeen ‘belang dringend vereiseht wordt, be-
heerscht ook de voorstellen omtrent de loonregeling,

waarbij aan ‘stukloon en aan premiën, tegelijk met
winstdeeling en tantième voor beambten en directies
het grootste gewicht wordt gehecht.

Ten slotte zij opgemerkt, dat in ‘het voorgaande

slechts een oppervlakkig overzicht gegeven is van het
belangwekkende rapport. De volledige lezing er van
kan aan ieder, die zich voor de ontwikkeling der socia-
liseeringsdenkbeelden interesseert, met warmte worden
aanbevolen. In het bijzonder zij nog vermeld de afwij-

zing van de denkbeelden eener ,,Neue Wirthschaft”
naar Rathenau’s aanbeveling, en de critiek op het

overnemen ‘der bedrijven door de arbeiders, die toeval-
lig in ‘de onderneming werkzaam zijn.

De eindindruk van het rapport kan moeilijk anders
zijn dan deze, dat door ernstige mannen een poging is

gedaan om aan het vage begrip eener socialiseering

inhoud te geven, zonder lichtvaardig heen te loopen

358

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 April 1919

over de gevaren voor desorganisatie van een zoo ge:

wichtigen tak van het bedrijfsleven, die uit een wilde

toepassing zoo gemakkelijk konden voortkomen. –

3 April 1919.

Is. P.
DE
Vooys.
‘r

UITGEVOERDE EN JTOORGENOMEN’

VERBETERINGEN VAN ONZE SCHEEP-

VAARTWEGEN.

c.
Binnenscheepvaarfivegen. *)

De Rijnv.aart naar België’heaft wel geen

groot direct belang voor Nederland, maar waar zij,

gelijk blijkt uit het overzichtsstaatje van het Rijn-

vaartverkeer van Duitsehland, opgenomen in het

nummer van 19 Maart, toch een, belangrijk deel uit-

maakt van de vaart op önzen druksten scheepvaart-

weg, daar moge er hier toch eenige aandacht voor

gevraagd worden.

Zooals op het overzichtskaartje, opgenomen in het

nummer van 1 Januari is aangegeven, volgt de Bel-

gische Rijnvaart den Rotterdamschen weg tot

Dordrecht, bereiJt daarna door de Dordtsche Kil het

Hollandsch Diep, om verder over de Zuid-Holland-sche en Zeeuwsdhe stroomen tot Wemeldinge, •het

noor’delijk einde van het Kanaal door Zuid-Beveland,

te komen; na dit kanaal gepasseerd te zijn, wordt de

Schelde opgeivaren tot Antwerpen.
De riviervaartuigen moeten ‘bijgevoig op weg, naar

Antwerpen de Zeeuwsc’he stroomen bevaren en zijn
daardoor aan veel’ heftiger’ stormaanvallen blootge-

steld, dan wanneer 2ij binnen hun eigenlijk gebied

blijven;
bij
ruw weer komt het dan ook herhaaldelijk

voor, dat het ‘niet,geraden is met riviervaar-tuigen de

reis van het Holl’andsch Diep naar Wemeldinge te

ondernemen en ‘de ongelukken, sch’epen
bij
zware
stormen overkomen, wettigen zulks zeker. Wij heb-

ben hier dus ‘te ‘d.oen met een groot ibezwaar, ‘dat.
de verbinding voor de binnenvaart van Antwerpen

met het Di.t’sche achterland aankleeft. Bovendien is

de afstand van Antwerpen af veel grooter ‘dan van

Rotterdam af, ‘moeten op den Belgischen weg de twee

sluizen van het Kanaal door Zuid-Beveland worden

gep’asseerd en moeten te ‘ Hansweert douane-for-maliteiten vervuld worden. Dat het Duitsche Rijn-

vaartverkeer zich dus ‘bij voorkeur naar Rotterdam
en niet naar Antwerpen richt, zooal.s mede uit het

staatje in het nummer van 19 Maart blijkt, behoeft
dus niet te verwonderen, evenmin als het streven der
Belgen, om door middel van een kanaal, waarop in

den ‘laatsten tijd genoegzaam de aandacht is geves-
tigd, eene betere verbinding met het West-Duitsche
industriegebied te verkrijgen. Zulk een kanaal zal
door de meerdere veiligheid ongetwijfeld groote voor-

deelen bieden voor de Ibinnenvaart, maar door ‘de
hoogteligging van het terrein zullen er verschillende
sluizen in gebouwd moeten worden, welke voor de
scheepvaart èen bron van vertraging zullen opleve-

ren; Rotterdam daarentegen zal het voordeel blijven
genieten van de Rijnvaart op een breede rivier zon-
der belemmeringen.

Zoowel de natuurlijke vaarwegen als het -Kanaal
door Zuid-Beveland laten het bevaren met schepen
voor ‘de groote Rijnvaart toe. Het Kanaal door Zuid:
Beveland heeft een bodembreedte van 10 M. en een
diepte van 6,50 M. bij kanaalpeil, dat op 0,26 M.
+N.A.P. of pl.m. 40 c.M. ‘boven ‘halftij ‘is gelegen; deze
afmetingen zijn aldus gekozen, omdat men ‘bij den

aanleg van het kanaal meer bepaaldelijk afmetingen

vastgesteld heeft met het oog op de zeevaart. In over-
eenstemming hiermede verkregen de sluizen te
Hansweert en te Wemeldinge eene wijdte van 16 M.

en eene schutlengte van 119′ M. Kdr.t na den aanleg
van, het kanaal werd een tweede stel sehutsluizen ge-

bouwd, teneinde voldoende reserve te verkrijgen; •deze
sluizen zijn meer ‘bepaaldeljk voor de toenmalige

*) Vervolg van pag. 333.

Rijnvaart ingericht en bezitten eene
wijd’te
van

8,00 M., een schutlengte van 113,40 M. en een slag-

dorpeldiepte van 4,64 M. —N.A.P. Opgemerkt zij, dat

de hoogte van gewoon Ihoogwater te Hansweert 2,07 M.

+N.A.P. en die ‘van gewoon laagwater aldaar 2,17 M.

—N.A.P. bedraagt. –

Het Kanaal door Zuid-Beveland is aangelegd inge-

voige het bepaalde in art. 9, § 8, van ‘het Scheidings-

tractaat tusschen Nederland en België, dat 19 April

1839 te Londen is gesloten. Deze paragraaf bepaalt:

,,Si des 6v6nements naturels ou ‘travaux d’art

,,venaient par la suite â rendi’e impratica’bles les

voies de navigation indiques au présent article,

• ,,le gouvernement des Pays-Bas assignera
t
la navi-

,,gation beige d’auti:es voies aussi sûres et auesi

,,bonnes et co’nimode en réniplacement des dites voies

,,de n’avigation de’venues impraticahles.”

Ten
tij’de
van het sluiten van het ti’actaat werd

de, kortste verbindingsweg tusschen Antwerpen en

het Duitsche achterland gevormd door. de Oostêr-

Schelde, maar sinds eeuwen moest men daartoe eene

ondiepte passëeren, ontstaan ‘door het wantij van
Ooster- en Wester-Scihel’de in ‘het Kreekerak aan de

Oostzijde van Zuid-Beveland. Men kon ook meer bui-
tenwaarts gaan en tussc’hen Walcheren en Zuid-Beve-

land doorvaren, maar deze weg was veel langer, waar-

bij men dan nog oponthoud ondèrvon’d ‘door de ver-

andering van i’ichting der getijstroomen, ter’ijl ‘de

kans ‘om ruw water te ontmoeten veel grooter was.

Mede aangezien de droogte beoosten Zuid-Beveland

in •het Kreekerak reeds sedert eeuwen beston’d, mag

men aannemen, .dat de v’aarweg aldaar op den duur

niet langs natuurlijken weg verbeterd’ zou zijn.

Door ‘afd’am’ming van het Kreekerak ten behoeve
van den ‘aanleg van ‘de lijn Breda—Vlissingen werd
de vaarweg naar de Ooster-Schel’de kunstmatlg on-
bruikbaar gemaakt en bij’gev’olg was Nederland krach-

-tens ‘de aangehaalde bepaling van het tractaat ver-

– plicht een ‘anderen vaarweg _in de plaats daarvan te
maken, die even zeker, even goed en even gemakke-

lijk was. In ver’band hiermede is het Kanaal door
Zuid-Beveland gemaakt, dat 15 October 1866 voor’

de vaait werd geopend, terwijl de afsluiting van het
Kreekerak 26 Maart 1867 was voltooid. Van 15 Octo-

ber 1866 tot 1 Maart 1867 stonden beide wegen voor

de vaart open en er bestond dus gelegenheid na te
gaan aan welken weg de vaart de voorkeur gaf,
%bij men er aan denke, dat ‘het onbeken’d maakt onbe-
mind, ook voor schippers geldt. De ingenieur van
den Rijkswaterstaat J. A. Ringer’s schrijft hieromtrent

in zijne ,,Beschrjving van den bouw van de ‘derde
schutsluis in het
.
Kanaal door Zuid-Beveland te
Hansweert” het volgende:

Door ‘het kanaal voeren in dat tijdperk 4783 sche-,,pen, met een gezamenljken inhoud van 292.827 ton,
‘,,door het Kreeke’rak 1058 schepen, tezamen metende

,,74.253 to. Meer’ teekenend – is de verhouding der

,,Rijnschepen: door het-kanaal gingen 196, ‘door het
;,Kreekerak 6 .Rijnschepen. Deze getallen typeeren
,,reed’s da’delijk de heteekenis, welke het kanaal voor

,de Rijnvaart in de latere jaren zou verkrijgen. Ware
,,de oude vaarweg

in stand gebleven, nimmer had de

,,Rijnv’aart ‘op Antwerpen -die ‘beteekenis gekregen,
,,welke than’s uit de seheepvaartstati’stiek kan ‘blijken;

,,die oude vaareg zou ‘het in ‘de vaart brengen van
.,,de diepgaande sleephooten en Rijnschepen hebben
,,verhinderd. G’rooter diepgang dan 2,30 M. was daar

,,niet toelaatbaar; in 1864 is geconstateerd, dat, bij
,,Zui’deljken wind,’schepen van vijf voet en meer diep-

,,gang vaak ‘dagen lang op het land lagen te wachten.

,,Het renteverlies van een Rijnschip als v66r 1 Augus-,,tus 1914 het. Kanaal door’ Zuid-Beveland passeerde,
,,zou door stilliggen bij te geringe ‘diepte en ‘de ‘kans,

,,’dat de lange schepen, op ongunatige plaatsen droog
,,vallende, zouden ‘breken, de ontwikkeling van die
,;vloot te eenenmale hebben ‘tegengehouden.”

9 April 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

359

Het kanaal, zooals het in de vorige eeuw werd ge-

bouwd, was dus niet slechts meer dan voldoende voor

de scheepvaart, welke Izich ooit in het Kreekerak

had kunnen ontwikkelen, voor het geval dit niet

afgedamd zou zijn geworden, maar de ruime opvat-

ting, welke de Nederlandsche Regeer’ing toonde te

bezitten omtrent nakoming harer internationale ver-

plichtingen, heeft Antwerpen de gelegenheid geopend

tot de sterke ontwikkeling van zijn Rijnvaartverkeer

welke anders onmogelijk zou zijn geweest. Deze toe-

neming blijkt, wanneer men bedenkt, dat de inhoud

der te Hansweert doorgeschutte schepen van 1897

respectievelijk tot 1908 en 1913 toenam met 100 pOt.
en 245 pOt.

Tengevolge vai ‘de toeneming van de vaart werd

het gebruik, dat van de sluizen gemaakt werd, ook

steeds drukker. ‘Toen de oudste sluizen langzamer-
hand in een zoodanigen toestand geraakten, dat eene
grondige herstelling binnenkort te voorzien was,

waardoor zij buiten gebruik .gesteld zouden moeten

worden, was dus in de toekomst eene groote vertra-

ging in den doorvoer der schepen door het kanaal te

verwachten tijdens de herstellingswerken. Hdbwel
eene scheepvaartbeweging als zich ooit door het

Kreckerak had kunnen ontwikkelen, gemakkelijk be-
diend had kunnen worden, ook tijdens het herstel der

oude sluizen en Nederland volgens de letter van het
tractaat wel niet verplicht was, tot vergrooting ‘der schutgelegenheid over te gaan, heeft de Regeering
zich niet op dit st’andpimt gesteld, maar intijds maat
regelen getroffen om te voorkomen, dat de Antwerp-
sche Rijnvaart hinderlijk oponthoud tijdens de her-

stellingswerken zou ondervinden en daarom besloten
tot den bouw van een derde stel schutsluizen te

Hansweert en Wemeldinge, waardoor ook bij verdere

ontwikkeling van de Antwerpsche -Rijnvaart in de
toekomst een vlug doorvaren van het kanaal zooveel
mogelijk gewaarborgd wordt.

In dezen tijd, waarin zoo vaak door tot oordeelen

onbevoegden op ons land de smaad wordt geworpen,
dat het Zijne verplichtingen ten opzichte van Bel-
gische belangen niet naar behooren nakomt, scheen

het wel nuttig in het voorgaande te ‘doen uitkomen,
welk een ruime uitlegging de Regeering steeds aan

het tractaat van Londen gegeven heeft en hoezeer
zorg is gedragen voor behartiging der Belgische Rijn-
vaartbelangen.

De nieuwe sluizen verkrijgen de volgende afmetin-

gen: wijdte 16 M., schutk’olklengte 135 M. en slag-
drempeldiepte 4 M. onder gewoon laagwater; de slui-
zen worden dus ingericht voor de grootste Rijnsehe-

pen. De nieuwe sluis te Hansweert is gereed, terwijl

met de voorbereidende werkzaamheden voör de sluis
te Wemeldinge is aangevangen.
VAN KUFFÉLER.

AANTEEKENINGEN.

Bevolicingscijfers en de oorlog. –

De tijd zal weldra daar zijn, dat studies het licht zien

over den invloed, dien de oorlog gehad heeft op den
stand der bevolking in de onderscheidene landen. De
termijn is nu gesloten en allengs zullen volledige
overzichten verkregen kunnen worden. Gegevens, die
voor bepaalde steden of landen zoo nu en dan reeds
bekend werden, kannen alvast een aanwijzing geven
van hetgeen te wachten staat, als ‘de algemeene balans
is opgemaakt. Wij laten eenige cijfers, die ons onder
oogen kwamen, hier volgen.

Allereerst voor de stad Berlijn, het stedelijk statistisch
bureau publiceerde de navolgende cijfers. Men be-
grijpt, dat inwoners van Berlijn, die aan het front
sneuvelden niet bij deze cijfers zijn inbegrepen.
1912

1913

1914

1915

1916

1917
geboren ……..
44.303 42.493 39.052 32.249 23.639 19.458
gestorven ……29.981 28.067 29.664 28.572 27.147 34.138
geb. overschot
14.422 14.426 9.388 3.677 – –
sterfte overschot

3.508 14.680

Het geboortesurplus van het jaar 1913 is dus in 1917

veranderd in een sterftesurplus van nagenoeg geljken

omvang, men schroomt niet om bij zulke feiten na te

schrijven wat men in een Duitsch dagblad bij deze
statistiek leest: Wer Zahlen zu lesen versteht wird in

dieser Reihe die erschütternde Tragik des deutsehen

Volkes erkennen.

De officieele statistiek van Frankrijk vertoont een

niet minder bedroevend beeld. Er worden cijfers ge-

geven voor de burgerlijke bevolking van de 77 niet

bezette departementen. V66r den oorlog – het feit is

overbekend – was de bevolking vrijwel stationnair

en het geboortecijfer bewoog zich in dalende richting.

Eene uitzondering hierop maakten de landelijke depar-

tementen de Vendée, Finisterre, Morbiban en de

industrie-departementen Pas de Oalais en Nord. Tus-
schen 1913 en 1917 is het
cijfer
der geboorten in de
Vendée nu 53 pOt. teruggegaan, in de beide andere

landelijke departementen 45 pOt., mn begrijpt wat

men van de bezette departementen te wachten heeft.

Aangaande den toestand in de andere departementen
tast men aan de hand van de vermelde
cijfers
ook niet
meer in het duister. De totaalcijfers van geboorten en

sterfgevallen van de 77 departementen zijn dan ook
als volgt:

1913

1914

1915

1916

1917
sterften ….
587.445 647.549 655.146 607.742 613.148
geboorten….
604.811 594.222 387.806 315.087 343.310
sterftesurplus

53.327 267.340 292.655 269.838

Deze cijfers zien dus nog maar op % van de totale
civiele bevolking van Frankrijk. De gesneuvelden in

militairen dienst moeten nog hieraan toegevoegd wor-
den. De directeur van, het Fransche statistische een-traalbureaü rekent uit, dat door een en ander in 1935
het aantal mannen in de meest productieve periodë
van het leven twee mihlioen minder zal zijn dan indien
er geen oorlog was geweest.

Wij willen nu nog even het oog richten op Engeland.
Het laatste ,,Quarterly Return” van den Registrar-

General vértoont voor het eerst sedert de invoering
van den burgerhijken stand in Engeland eene vermin-dering in de bevolking van Engeland en Wales. In het

laatste kwartaal van 1918 ontstond een sterftesurplus van 79.443 zielen. In de drie voorafgaande jaren was
het gelniddelde geboortesurplus in deze periode 44.786
zielen. De sterftc-coëfficiënt, 26,8 per mille, is slechts

tweemaal hooger geweest, daarvan dénmaal in het
eholera-jaar 1849. Het ongunstige resultaat van het
laatste kwartaal valt toe te schrijven aan de griep-

epidemie, 41 pOt. der sterfgevallen hield hier’mede
verband.

Voor het volle jaar 1918 kan in Engeland evenwel
nog op een geboortesurplus gewezen worden. Het
,,Return” vermeldt 662.773 geboorten tegen 611.991
sterfgevallen, opleverende een vermeerdering der be-volking uit dezen hoofde van 50.782 zielen. Evenwel
is het gemiddeldè der laatste vijf jaren niet minder
dan 287.664 geweest! Ook hier zijn bij de statistiek

der sterfgevallen natuurlijk weer niet betrokken dege-
nen, die het leven lieten door krjgsdiensten.

De B elgisc h.e meaalprodu ctie.

De
,.Economiste Européen” neemt een door ‘het Agencé
Radio verstrekt staatje op van de productie in België
tijdens het jaar 1917 van ijzer en eenige andere meta-
len. Tevens worden vermeld de cijfers van het jaar
1913 en het verschil tusschen beide. De cijfers zijn
uitgedrukt in tonnen van 1000 K.G.
1913

1917

Vermindering
ruw ijzer ………
2.324.4g0

7.990

2.316.500
bewerkt ijzer
. . .

304.350

51.620

252.730
staal (staven) ….
2.192.180

1.440

2.190.740
half bewerkt staal
1.524.990

2.620

1.522.370
gehard staal ..
. 1.857.860

23.530

1.834.330
ruw zink ……..
204.220

10.290

193.930
bladzink ……..
51.490

1.675

49.815
lood …………
103.40

22.745

80.735

In welke mate de vermindering veroorzaakt is door

[ 360

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 April 1919
11

het demonteeren of vernielen van ‘bedrijfsinstallaties

is bij ‘de cijfers niet uitgedrukt.

BOEKAANKONDIGING.

Grafische Voorstelling van Geboorte,

Sterfte en Huwelijken in Nederland in

de jaren
1840
tot
1918
met toelichting

van M r. H. W. M e t h o r st; uitgave

van de Erven J. J. Tiji te Zwolle.

Nadat de in hoofde dezes genoemde statistiek op

het in September 1918 te Amersfôort gehouden

Congres voor Openbare Gezond’heidsregeling belang-

stelling had gewekt door haar eenvoudige voorstelling

van den loop der voornaamste
verschijnselen
op het

gebied der bevolkingsstatistiek, besloot de heer Met-

horst haar in kleiner formaat uit te geven, maar toch

van zoodanige afmetin’g, dat zij op eenigen afstand

aan den wand gemakkelijk kan worden overzien. Het

is, vernemen wij,. een poging ‘om de statistiek

populair te maken door de uitkomsten zoo eenvoudig

en aanschouwelijk mogelijk weer te geven met zoo

min mogelijk
cijfers
en zoo’ weinig mogelijk tekst.

Deze tekst ‘beslaat inderdaad slechts enkele bladzij-
den, waarin allereerst een: verdere toelichting gege-

ven is van de woorden, die bij de sterftetoppen op de

grafiek geplaatst
zijn;
vervolgens vindt men eenige

opmerkingen over de sterfte in de oorlogsjaren en

nog eenige
‘bijzdnd’erheden
betreffende ‘de toeneming

der bevolking. Het is hier niet de plaats van de erva-

ringen, die daanbij gemaakt
zijn,
gewag te maken.

Zooals men in ‘het vooribericht lezen kan, wordt

verwacht, •dat de grafiek •haar weg zal vinden naar

de inrichtingen van
onderwijs,
naar bibliotheke

Openbare Leeszalen, de localiteiten der Volksuniver-siteiten enz. Wij gelooven zeer zeker, dat zij daar een
nuttige plaats zal kunnen innemen en in haar duide-

lijke en zorgvuldige uitvoering bij een breede scharé

•de zoo zeer gewenschte belangstelling zal opwekken

voor de feiten, die op de grafiek ‘bevattelijk tot uit-drukking zijn gebracht, om ‘dan tevens te voeren tot

de gevolgtrekkingen die zich. aan de kennisneming

‘daarvan onweerstaanbaar. vastknoopen. Bij de kosten,

die grafisch werk ‘tegenwoordig met zich brengt,

wordt deze uitgave tegen den prijs van
f
1,50 zeker

niet te ‘duur in den handel gebracht. Men mag dus
verwachten, dat door een ruime vraag waardeering getoond zal worden voor de bedoeling van den be-
werker. Naar wij vernemen ligt het hij welslagen der
uitgave in het voornemen in dezen geest de voorlich-

ting nog verder uit te strekken.

Verschenen is het Financieel Jaarboek

v o o r 19 1 9,’de beken’de uitgave van den ,,Nederland-schenFinancier’i,’Dagelijksc’he Beurscourant.De inrich-
ting daarvan is onzen lezers bekend. Op een besch6ul
wend politiek,. economisch en financieel overzicht

volgen tabell’arisc’he gegevens der fondsen, opgenomen
in, en afgevoerd van, de Officieele Prijscourant .van
de Vereeniging voor den Effectenhandel •te Amster-dam en die ‘te Rotterdam. Laagste en Hoogste Koer-
sen van alle fondsen ter Amsterdamsche beurze geno-

teerd, vergelijkend voor de jaren 1909-1918. Divi-

denden in 1909/18 betaald, op fondsen, ter beurze van
Amsterdam genoteerd. Prolongatiekoers te Amster-

‘dam, ‘disconto’s, laagste en hoogste wisselkoersen in
binnen- en buitenland, enz., enz.
Het ‘algemeen overzicht wordt weer gevormd door
eene aansenrjging der meest ‘beken’de gebeurtenissen
en maatregelen op economisch gebied in het Buiten-
land en in Nederland. Indien de afscheiding in het
overzicht meer tot uitdrukking wordt gebracht, zal
het verslag overzichtelijker worden en, zal waarschijn_

lijk ook tot meerderen samenhang tusschen de behan-
delde kwesties gekomen worden. Interessant is op
pag. 47 een, opgave der in 1918 in Nederland plaats

gevonden hebbende annexaties en’ nieuwe vestigingen

der bekendste financieele instellingen. Af en toe geeft

het overzicht niet onduidelijk blijk van bestaande

antipathieën ‘bij den bewerker, iets wat, in ‘een publi-
catie als de onderwerpelijke af te keuren valt. Een

goed iets in het overzicht is, d’at veelvuldig oorspron-

kelijke teksten ingevoegd zijn. Al ‘blijven er ‘dus nog

wel wenschen bestaan, ‘die in deze uitgave niet bevre-

‘dijgd worden, toch mag men ‘den bewerker en uitgever

dankbaar zijn voor ‘de moeite, die zij zich gaven, uit

het elders gepubliceerd materiaal een jaaroverzicht

samen te stellen. Er kan gewezen worden op de wair-

devolle overzichten, die ‘de groote daghiaden hevatten,

evenwel publicaties, ‘die zich bedienen kunnen van

een omvangrijker ‘bestek voor dit doeleinde zijn helaas

h.t.l. niet in verscheidenheid op te noemen.

De Nederlandsche Kamer van Koop-

h a n d e 1 t e L o n d e n zendt ons een voorloopigen

afdruk van haar jaarverslag over 1918, waarin we-

derom een overzicht is gegeven der werkzaa’mheden

van dit lichaam. Wij willen nog even stilstaan bij de

gevoelens die de Kamer uit inzake het ‘oprichten eener

Nederlandsche mon’sterkamer te Londen, een denk-
beeld, .dat men in den laatsten tijd obk voor ‘andere

plaatsen herhaaldelijk hoort aanbevelen.

,,Een schrijven bereikte de Kamer – aldus zegt het
verslag – van de Nederlandsche Vereeniging van Tentoon-
stellingsbelangen, teneinde een oordeel te vernemen in
“verband met het oprichten van eene Nederlandsche Mon-
sterkamer te Lo’nden. Hierop werd geantwoord, dat de
Kamer betwijfelt of het aanbeveling ‘verdient eene derge.
lijke Monsterkamer in Londen op te richten.
,,Wij zijn nl. van oordeel, dat de kansen op succes in
veraf gelegen plaatsen niet als maatstaf genomen kunnen
worden voor de nabij gelegen landen van Nederland, omdat
laatstgenoemde veel gemakkelijker bereikbaar zijn en per-
soonlijke onderhouden voor de belanghebbenden betere
resultaten kunnen opleveren, ‘terwijl de Jaarbeurs meer dan iets anders zal kunnen leiden tot het bekend maken
van de Nederlandsche producten.”

Wij ontvingen het lie ,Taarverslag der N e d e r-

landsche Kamer van Koophandel

t e P r e t o r i a over het jaar 1917,
. dat wederom

mededeelingen bevat over de handelsbeweging van
Zuid-Afrika. Twee feiten – leest men – springen
dadeljk in het oog, ten eerste, dat Zuid-Afrika betrek-
kelijk weinig van den oorlog geleden heeft, terwijl de
vooruitgang op ieder gebied verbazend is en ten
tweede, dat Zuid-Afrika meer en meer op weg is

economisch zelfstandig te worden.

De A m s t e r d a m s c h e Arbeidsbeur,s
.heef t een lezenswaardig boekje in het licht gegeven,
handelende over h’are igeschiedenis, hare huidige werk-
wijze en hare toekomst. De aanleiding werd gevonden
in het feit, dat de dienst thans in een speciaal daartoe
bestemd gebouw, gelegen aan de Passeerdersgracht,

een passende behuizing gevonden heeft, hetgeen samen-

viel met eene Vrij ingrijpende reorganisatie der instel-
ling: O’mdat voor de ontw’ikkeling der instelling een

wijdverbreide bekendheid en een welgezinde popu-
lariteit noodzakelijk zijn – aldus drukt de directeur
van de arheidsbeurs zich in ‘het voorwoord uit –

was er aanleiding wat meer omtrent haar bekend te
maken.
In 66 pagina’s, afgewisseld met p’hoto’s en graphie-
ken, wordt zulks nu in deze brochure gedaan.

REEERJNGSMAATREGELEN OP

HANDELSGEBIED.

Uitvoer van goederen. In verband met de
in de kranten gepubliceerde lijst van goederen, die
zonder bemiddeling van de N.O.T. hier
te
lande kun-
nen worden aangevoerd en ook weder uitgevoerd,
vestigt de N.U.M. de aandacht er op, dat ook waar de

t
68.930.376
49.637.484
483.396
398.570
103.837
572.897
1.462.437 1.969.027
479.990
7.408.879 3.804.053

f 55.457.838
41.397 .967
4.291.774

1.175.565 371.103 260.009 87.893
427.776
1.185.760 1.550.608 380.792
5.951.922 3.197.193

9 April 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

N.O.T. tegen eenigén uitvoer geen bezwaar mocht heb-

ben, iii elk geval voor goederen, die onder een uit-

voerverbod vallen, uitvoervergunning bij de N.U.M.
moet worden aangevraagd.

Internationaal luchtpos.tver-

k e e r. De Minister van Waterstaat heeft thans in-

gesteld de commissie, aan welke is opgedragen in

Engeland gegevens te verzamelen ter beoordeeling van

de vraag, welke plaats Nederland en Oost-Indië zou-

den kunnen innemen in het internationale luchtpost-
verkeer.

Te Amsterdam is gevestigd de
rijksstudiedienst voor
de luclUvctart.

Artillerie-inrichtingen. Een commissie

zal worden ingesteld, teneinde na te gaan, in hoeverre

het Staatsbedrijf der Artillerie-inrichtingen dienst-

baar kan worden’ gemaakt aan de vervaardiging van
artikelen voor niet-militaire doeleinden.

Financieel overleg. Op uitnoodiging van

de financieele sectie van den oppersten economischen
raad te
Parijs
heeft de Ned. Regeering een gedele-
geerde, aan wien adviseurs zijn toegevoegd, benoemd teneinde met genoemde sectie een semi-officieel con-
sultatief overleg te plegen nopens de aanstaande be-

trekkingen tusschen Duitschiand en de neutralen.
In verband hiermede noodigt de Minister van Bui-

tenlandsche Zaken alle Nederlanders, die op het
oogenblik vorderingen hebben op banken, lichamen of
particuliere personen, gevestigd in Duitschiand en in
het voormalig Oostenrijk-Hongarije, uit hoofde van
gesloten credietovereenkomsten, levering van goede-

ren, of uit hoofde van saldi in rekening-courant, uit

daarvan vertrouwelijk mededeeling te doen aan de
Directie der Nederlandsche Bank te Amsterdam.

Rijkskleedingvoorzienjng. De Rijks-

kleedingvoorziening heeft aan de gemeentebesturen bericht bereid te zijn de niet verkochte kleeding van
de gemeenten terug te nemen tegen factuurprijs, ondei
aftrek van 4 pOt.

H o o i e n s t r o o. De stroodistributie wordt op-
geheven; verschillende verbodsbepalingen ten aanzien
van stroo zijn ingetrokken met ingang van 1 April.

Verboden blijft alleen het vervoer van graanstroo naar
en de ‘aflevering van dit stroo aan stroocartonfabrie-
ken, tenzij ontheffing is verleend. Tot opheffing van

de hooidistributie kan nog niet worden overgegaan.
Orisiszaken. Met ingang van 15 April heeft
de Minister van Landbouw opgeheven de afdeeling

Orisiszaken van zijn Departement en ingesteld de ‘af-
‘deelingen crisis-nijverheid, volksvoeding, vervoer, be-

roep in crisiszaken en inspectie-crisiszaken.
B 1 o e m. Gedurende de maand April zal voor
regeeringsbioem, bestemd voor ‘b’anketbakkerijen enz.,
in rekening worden gebracht een prijs van
f
46,45
per 100 K.G. De prijs van ‘bloem voor de fabricage
van ‘scheepsbeschuit en proviandeering van zeesche-
pen wordt op 14 April
f
44,70 per 100 K.G.
Distributie van vat- en stapel-
g r o e n t e n. De distributie van deze groenten en van
rapen en peen zal door den Minister tot het einde van
het seizoen worden gehandhaafd.

U i e n. Het artikel uien is afgevoerd van ‘de lijst
van groenten, aangewezen krachtens art. 1 der Distri-
butiewet van 1916. Tevens is ingetrokken het ver-
voerverbod van zaai-uien.

G o r t. Gort is afgevoerd van de lijst van goederen,
aangewezen krachtens art. 1 der Distributiewet 1916.
De voor dit artikel vastgestelde maximumprjzen zijn
ingetrokken.
II
e n n en e n h a n e n. Met ingang van 2 April
is ingetrekken het verbod tot vervoer en aflevering
van hennen nu hanen.

B e n z o 1. Met ingang van 1 April zijn ingetrok-
ken ‘de verbodsbepalingen omtrent de aflevêring en
het vervoer van benzol.

Bouwmaterialen. Met ingang van 1 April
werd opgeheven het Rijkskantoor voor Bouwmaterialen

en de aan de Directie van dit kantoor toegevoegde

Commissie van Advies. Met ingang van denzelfden

datum is ingetrokken het venbod tot aflevering en ver-
voer van cement. Met ingang van 20 Maart werden in-
getrokken de beschikkingen, houdende verbod tot afle-

vering en vervoer van baksteen en kalkzandsteen, hard-

steen, alle soorten vlakglas en tevens de maximum-
groothandelsprijs voor cementkalk.

Accijns gedistilleerd. De wetvan 3April
1919, Stbl. No. 141, tot verhooging van den accijns op
het gedistilleerd en de belasting op houtgeest, treedt
op 7 April in werking.

Rijwielbanden. Met ingang van 1April zijn
ingetrokken de maximumprijzen voor oude en nieuwe

rijwieibanden, benevens voor losse bruikbare staaidra-

den voor rijwielban’den en oude nog bruikbare ventiels.
K a na r i e z a a d. Dit zaad is afgevoerd van de
lijst van producten, die door de Regeering in bezit

worden genomen. Tevens zijn ingetrokken het ver-

voerverbod van kanariezaa’d en de daarvoor vastge-
stelde prijzen.

MAANDCIJFERS.

OPBRENGST VAN SPOOR- EN TRAMWEGEN

OVER HET JAAR 1918.

(Ontleend aan ,,De Ingenieur°).

Totale opbrengt.
Namen der Maatschappijen.
1918

1917

Maatsch. t.. Expi. v. Staatssp.
Roll.
IJz. Spoorwegmaatsch.
Ned. Centr. Spoorwegmaatsch.
Noord.Brab.—Duitsche Spoor-
wegmaatschappij ……….
Dedemv. Stoomtr.wegmaatsch.
Tramweg.Mij. ,,De Meijerij”
lijn Eindhoven—Geidrop
Zuid-Nederl. Stoomtramw.-Mij.
Nederlandsche Tramweg-Mij…
Rotterdamsche Tram weg-Mij.
Westiandsche Stoomtr.w.-Mij.
Gemeentetram te Amsterdam
Haagsehe Tramwegmaatsch…
Ned.-Ind. Spoorwegmaatsch. lijn Samararig-Vorsten-
landen-Willem 1……
Oost-Java Stoomtramweg-Mij.
lijn Modjokerto-Ngoro
lijn Soerabaija-Krian
Semarang-Cheribon Stoom-
tramwegmaatschappij ……
Samar-JÖana Stoorntr.w. Mij.
Serajoedal Stoomtramw.-Mij.
lijn Maos-Bandjarnegara ..

639.600
lijn Bandjarneg-Wonosobo.

116.000
Deli-Spoorwegmaatschappij .. ,,
5.443.000

De maandcijfers voor December zullen
volgende ‘aflevering opgenomen worden.

RIJKSPOSTSPAAR BANK.

FEBRUARI
1

1917
1

1918
1

1919

f

6.714.692f
9.038.260f
12.756.854
Terugbetalingen

..
,,

7.159.555
8.263.602 9.030.227
Tegoed der inleggers
202.742.563
219.232.949
,, 243.923.631
Nom. bedr. der uitst.
staatsschuldboekj es

op ultimo ………..

op ultimo .. … ……
,

26.613.000
29.574.500,,
33.589.000

Inlagen

………..

Spaarbankboekjes:

gegeven
8.816
12.210 16.019
Aantal nieuw uit-

Aantal

geheel

af-
betaald
7.359
7.152
7.015
Aantal

uitstaande
op ultimo
1.741.648 1.779.898 1.843.251

6.232.772

194.300 743.400

-3.926.500
3.096.300
5.451.392

182.600
660.000
3.594.400
2.947.600

718.900

5.079.356

nog in de

362

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 April 1919

STATISTIEKEN EN OVËRZICHTEN.

N.B. *** beteekent: Cijférs nog niet ontvangen.

GELDKOERSEN.

BANKDISCONTO’S.

5
April
1919

20
Juli
1914

(Disc.Wissels.
41/,
sedert 1 Juli’15
3V,sedert23
Mrt. ’14
Ned
jBe1.Binn.Eff.
4
1
/2

1.

,,

’15
4

,,

23

,,

’14

B an (Vrsch.inR.C.
55/,

,,

19Aug.’14
5

,,

23

,,

’34

Bank van Engeland
5

,,

5Apr.’17
3

,,

29Jan.’14

Duitsche Rijksbank
5

,,

23 Dec.’14
4

,,

5 Febr.’14

BankvanFrankrjk
5

,,

21Aug.’14
31/

,,

29Jan. ’14

Oostenr. Hong. Bk.
5

,,

12 Apr.’15
4

,,

12 Mrt. ’14

Nat.Bankv.Denem.
5
1
!,

,,

4Jan.’19
5

,,

6Febr.’14

Zweedsche Rijksbk.
7

,,

20Mrt.’18
4
1
/2

,,

8

,,

’14

Bank v. Noorwegen
6

,,

13 Dec.’17
4
1
/

,,

11

’14

ZwitserscheNat.Bk.
5
1
12

,,

3 Oct. ’18
3
1
/2

,,

19

,,

’14

Belgische Nat. Bk.
5

,,

6 Feb.’19
4

,,

30 Jan, ’14

BankvanSpanje..
4

,,

22Mrt.’17
4
1
/2

24Sept.’03

Bank van Italië ..
5

,,

10Jan.’18
5

,,

9 Mei ’14

Feder. Res. Bk. N.Y.
3-4!


Javasche Bank….
31/

,,

1Aug.’09
3’/2

,,

1 Aug.’09’

OPEN MARKT.

Pota
Amsterdam
Londen
Part.
Berlijn
Part.
Parijs
Part.
N. York Cali

Port.
Pro/on.
disconto
galie
disconto
disconto
disc.
moneg

5 April’19
4
2
/8
4’/2
3°/t6
4-‘1

33h-4 2)

31M.-5A.’19
41/
4
3/

1)
41/_1/3
3O/
4_5/

24-29 IL ’19
41/4_8/5
4_
t
/4
1
3 vs

2

ITv
I
4-
°
18
56

17-22 M.’19
31/1_3/
4_1/
31/_5/

2-6 Ap. ’18
216-3/4
4’/5
1
/
39

19
T55
4-
5
/8

2/2-4

2-7 Ap. ’17
1’/’/,
3_1/
42/5_514
45/5

20-24Juli’14
31/_2/g

2
1
/4-
1
/4
2/4/4
2l/s_
1
/2
2
3
/4
1
8
/42’12

t)
Het paiticulier dioconto der gemeentewissels was in de afgeloopen
week
6/5.8/4
pCt. hooger.
2)
Noteering van 4 April.

WISSELKOERSEN.

WISSELMARKT.

Voor bijna alle wissels heerschte deze week een ‘kalme
stemming. In de eerste dagen der week was Londen eerder
iets aangeboden. daarna liep de koers wat op en sloot vast
op 11.5234. Ook Parijs 1ie eerst terug en was daarna
weder beter. Daarentegen was New York aanvankelijk vast
en liep in het laatst der *eek de koers terug.
De neutrale wissels waren eveneens kalm en zonder veel
verandering; alleen Zwitserland was in het midden der
week témelijk gezocht en liep enkele punten op; het slot
was echter weder op ca. 49.75.
Voor de centrale wissels was de markt meer beweeglijk.
Vooral in het midden en aan het einde der week kwames
tamelijk groote fluctuaties voor. Het slot was echter weder,
vast en voor Weenen zelfs niet onbelangrijk boven den,
koers van het begin der week. De stijging duurde echter.,
weder slechts kort, want heden was Berlijn buitengewoon
sterk aangeboden en daalde op ca. 20.50, ongeveer het
laagste punt, dat tot nu toe bereikt werd.

KOERSEN IN NEDERLAND.

Data
Londen
*
Parijs
Berlijn

1
Weenen
Bdgie’)
Neus
York’)

31 Mrt. 1919

.
11.47
41.60
22.50
9.-
38.80
2.501/
:

.1 April 1919. .
11.4
41.25
22.35
9.10
38.95
2.50’/4
2

,,

1919
11.47
41.05 21.80
8.95
39.10
2.50
3

1919..
11.48k
41.25
21.25
8.60
38.70
2.49/8
4

,,

‘1919..
11.4%
41.55 21.30
8.0
39.
2.47/4

5

1919..
11.521
41.80
22.10
10.-
39.40
2.47’/4
Laagste d.w.’)
11.43k
41.-
20.95
8.30
38.60
2.46’fa
Hoogste
,.

,, ‘)
11.53
41.86
.
22.85
10.20 39.70
2.51
29 Mrt. 1919 .
11.49 41.7 22.50
9.75
40.-
2.S0
1
/2
22

7
1
,

1919..
11.73
43.65 23.60
11.52k
41.221

2.50
1
/2
Muutpariteit

.
12.10
48.-
59.26
50.41
48.-
2.48
3
/4
) INoteering te Amsterdam. ‘) rarncuuere opgave.

D aa
Stock-
/,o!m)
Kopen.
/,agen*)

Chris-
tiania’)
Zwitser.
land
6
)
Spanje
“1
Batavia
t
)
telegrafisch

31 Mrt. 1919
67.15
62.50 64.30
49.80
50.50
99’/2-
3
/4
1April1919
66.70 62.30
64.15
49.75
50.50
991/5_8/4

2

1919
66.60 62.30
64.-
49.75
50.50
99t/5_3/4

3

,,

1919
66.55 62.30
64.10
50.20 50.60
99t/5_3/4

4

,,

1919
66.85 62.40
64.-
50.-
50.-
9911
2
_2/
4

5

,,

1919
66.90
62.50
64.-
49.75
50.-
99t/2_
2
/4

L’ste d. w.’)
86.45
62.20
63.90
49.60 40.25
991/

H’ste
,,

,,

)
67.25
62.70
64.50 50.25
51′.-
992/4

29 Mrt. 1919
67.25 62.70
64.10
49.95
50.50
99
1
/1-‘/4
22

,,

1919
67.50 63.45 64.75
49.95
50.60
99V2

‘/4
Muutpariteit
66.67
66.67
66.67
48.-
48.-.
100

) Noteering te Amsterdam. li l’articu,,ere opgave.

KOERSEN TE NEW YORK.

Cable
Zicht
Zicht
Zicht

1) t
Londen
Parijs
Berlijn
Amsterd.
(in $
(in
frs.
(in
cents
(in cents
per £)
P.
$)
P.
4
Rm)
per
gld.)

5 April

.. 1919
4.68
1
/4
5.90
nom.
40
3
/8
Laagste d. week..
4.59.50
5.90
nom.
401/
16

Hoogste,,

..
4.6 S’/4
6.05
oom.
40
1
/8
29 Maart
..
1919
4.58.-
6.01
nom.
40ij8
22

,,

. .

1919
4.65.-
5.76
nom.
40’/
Muntpariteit….
4.86.67 5.18’/4
951/4
40/ie

KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN.

Plaatsen en
Londen
Noterings.
eenheden
20Maart
1919
29Maart
1919

Tijdperk
31
Ma

-5April

Laagste
1
Hoogste

5April
1919

Alexandrië..
Piast.
P. £
97 7/ts
977110
97 ‘h
977/to
971/4

‘B. Airest).
.
d.p.gd.pes.
51
1
/a
5111
51
52
51/4
Calcutta
. . . .
sh/d.p.rup.
116
1
/82
116’1’32
116
1/6/,s
116’/a2
Hongkong
..
id.
p. $
3111/2 3121/4
3/2’12
313
3/2’/4
Lissabon….
d.p.escudo
34e/s
33
7
/s
331/2
341/ 337/
8

Peset.
p.
23.21 22.78
22.70
23.07
22.93
*Montevideol
d.p.peso
60
1
/8
6014
60’/4 61’/4
60
3
/4
Montreal….$
per
£
4.85’/s
4.68/4
4.68
4.79
4.75
1
/
*R.d.janeiro.
d.p.milr.
13
5
1i6
13
3
/8
13
1
/16
13
5
/8
1
3f
32

Madrid
……

Rome

……Lires
p. £
30.31
33.75
33.50
54.80 34.47,
Shanghai

. .
sh/d.p.tael
4/7 4/8
4/8′!,
4/9
418’1
Singapore

. .
id.
p. $
2/4
2141132
213
25
/to
214
2
13
2f4’182
*Valparaiso..
d.p.pap.p.
9/
9
2
/8
10’132
10
15
/32
10’°/sa
Yokohama
. .
sh/d.pyeu
2/1
5
/8
2I1
1
/
211
1
/2
2/211
4

1

212
* Koersen van den dag voorafgaande aan de data in het hoofd ver-
meld,
t)
Telegrafisch translert.

GOUD EN ZILVER.

Sedert 29 Juli 1916 worden de dage.ijksche ontvangsten
en onttrelckingen van goud door de Bank van Engeland
tijdelijk niet bekend gemaakt.

NOTEERING VAN ZILVER.

Noteering te Londen

te
New York

5

April

1919 ……..
48v/s
101
1
/8
29 Maart 1919 ……..
498/4
101’/
22

,,

1919 ……..
47°/4 101’18
15

,,

1919 ……..
478/t
101″,
8

,,

1919 ……..
47S/
101’/e

6

April

1918………
45t/

t)

Ol°/s
7

April

1917
…….
36′!,
‘)
735/5

20

Juli

1914
……..
24’°/ts
54t/

t
)
Noteering van 5 April.

N.U.M.

Weekstaat der Nederlandsche IJitvoermaatschappij.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Buiten!.’
Debet
5
pCI.
Credit
Data
Bankiers Schol.
Diverse
Schuld.
Diverse
kistbilj.
reken.’)
‘brieven
reken.

)

31 Mrt. 1919..
6.616
56.500
70.400 .17.111
103.014
27

,,

1919..
6406
56.500 70.400
17.044′
102.734

20

r919:.
6213
56.500
70.400 16.847
102.635
13

,,

1919..
6.043
56.500
70.400
16.821
102.256

6

,,

1919.
.
5.826
56.500
70.400
16.707
102.039
9 Beide rekeningen omvatten, behalve garantiewissels in portefeuille
tot het bedrag der buitenl. schatkistbiljetten, in hoofdzaak garantiewisoels
in depbt bil de Ned. Bank.

9 April 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

363

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op 5 April 1919.

Activa.

Binneni. Wis- H.-bk. f114.330.520,37 sels, Prom., B.-bk.
,,

926.242,11
enz.in

disc.I Arr.ep.h.

21774995 26
1
h
f

137.030.987,78/
Papier o. h. Buiteni. in
disconto

……………………..

Idem eigen portef..
f

8.627.514,-
Af :Verkochtmaar voor
debk.nognietafgel.

Beleenin
g
en
8827514
H.-bk.
mci. vrsch. f121.947 612,76
1
/2

in rek.-crt.
B.-bk.
11.378.795,37

op onderp.
Ag.sch.
,,
61.393826,54
1
/2

f194.720.234,68

Op Effecten …… f 194.685.934,68
Op Goederen en Spec.,, 34.300,-
,
194.720.234,68
Vo6rschotten a. h. Rijk …………….
,,

9.642.408,65
1
13

Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud ……
f
59.403.875,-
Muntmat., Goud .. ,,608.543.282,65
1
/1

f
66 7.94 7.15 7,65
1/

Munt, Zilver, enz.. 8.733.429,26
Muntmat. Zilver

Effecten

876.680.586,911/.

Bel.v. h. Res.fonds..
f
5.072.869,32 id
. van
1
/
5
v
h knnit.

asa iea
&

-.

L”
,,

9.062.668,75
Geb. en Meub. der Bank …………….
..1.770.000,-
Diverse rekeningen ……………….
,,

102.965.749,50
f1.140.500.140,23 Vi

Passiva.
Kapitaal

……………………..
f

20.000.000,-
Reservefonds

………………….
,,

5.079.402,56
Bankbiljetten in omloop …………
,,
1.019.206.910,-
Bankassignatiën in omloop ……….
.
,

2.099.923,80
Rekening-Courant saldo’s:
Van het Rijk ….
f


Van anderen

.. ..

79.719.635,75
,,

79.719.635,75
Diverse rekeningen

……………….
14.394.268,12’h

f
1.14 0.500.14 0,23
Ii

Beschikbaar metaalsaldo …………..
f

456.076.674,10
Qp
de basis van
2/5
rnetaaldeklGing
.. ..
,,

235.871.380,19
Minder bedrag aan bankbiljetten in omloop
dan waartoe de Bank gerechtigd is
..
,,
2.280.383.370,-

Verschillen met den vorigen weekstaat:
Meer
Minder
Disconto’s

…………….17.341.285,38
Buitenlandsche wissels
137.566
1

Beleeningen
1.025.988,04
Goud

………………..
1.387.041,78
Zilver ………………..

.
1.016.113,49
Bankbiljetten

…………7.984.315,-
Part. Rek.-Crt. saldo’s

….
648.551,96

Voornaamste nosten in duizenden
gulderiR.

Data
Goud
Zilver
,
ll °”

jelien
Andere
opeischbare
sc u:aen

5 April 1919

….
667.947
8.733 1.019.207 81.820
29 Maart 1919

.. ..
•669.334
9.750
1.011.223
82.202
22

1919

..
. .
670.263
9.697
992.658
83.231
15

,,

1919

….
675.032 9.468 1.001.168
78:555
8

,,

1919

….
676.947
9.317
1.009.168
71.281
1

119

.. ..
677.311
9.219 1.018.535
75.284
22 Febr.

1919

.. ..
677.319
.
9.105
1.000.194
65.696
15

1919

….
677.328
8.996 1.007.335 66.967
8

1919

….
684.348
8.951
1.028.734
201.369
1

,,

1919

….
684.357. 8.923
1.071.531
90.116
25 Jan.

1919

….
684.369
8.791
1.053.508
90.669
18

,,1919

….
684.390
8.737
1.062.722
83.614
11

,,

1919

….
690.424
8.668 1.080.094 99.674

6 April 1918

….
721.397
7.154
893.899 64.320
7 April 1917

….
590.529
6.680
752.563
73.753

25 Juli

1914

….
162.114 8.228 310.437
6.198

Da
0

DisconIo,

Belee.
Beschik.
baar
Dek-
king,.
Hiervan
bloot
Schatkist.
ningen
Metaal-
percen.
promessen
saldo lage
recht,treek,

5 Apr.1919
137.031
99.000 194.720
456.077
61

29 Mrt. 1919
119.690
87.000
195.746
459.997
62
22

1919 113.894
82.000
190.530
464.262
63
15

1919
110373
79.000 193.785
468.132
63
8

,,

1919
101.841
65.000
189.577
470.1353
64
1

,,

1919
104.208 65.000 208.894
467.313
63
22Febr.1919
92.519
50.000
182.230
472.798
64
15

1919
101.348
50.000
186.008
471.008
64
8

,,

1919
231.775
170.000 216.812
446.821
56
1

,,

1919
235.408
181.300
136.960
460.491
60
25Jan. 1919
221.960 166.800
135.058
463.865
61
18

1919
223.497
162.800
138.702
463.396
60
11

,,

1919
245.184
176.800 145.342
462.674
59
6 Apr. 1918
29.243

115.118
536 216
76
7 Apr. 1917
77.681
60.000
87.316
431.026
72
25 Juli 1914
1

67.947 14.300
61.686
43.521′)
54
‘)
Lip
cie
basis van
-/5
metaaldekking.

Uit de bekendmaking van den Minister van
Finan.
ciën blijkt, dat uitstonden op:

1
29
Maart 1919

1
5
Apzil 1919

Aan schatkistpromessen..
f
307.820.000,-
f 355.330.000,-
waarvan rechtstreeks
bij
de Ned. Bank geplaatst
87.000.000,-
,,.
99.000.000,-
Aan schatkistbiljetten
..
135.788.000,-
.,
112.023.000,-
Aan zilverbons

………
,,

57.470.900,50
,,

57.991.809,-

JAVASCHE BANK.

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Naast de per mail ontvangeii gegevens worden de telegrafisch
bekend geworden totaalcijfers der obligo’s en uitzettingen en het beschikbaar metaalsaldo van latere data opgenomen.

Data

Goud

Zilver j
2,1

opeischb.
1

Andere

schulden

332.300
15

,,

1919
334.300

22 Mrt.

1919………

8

,,

1919
331.000

28

Dec.

1918
…….
108.017
14.376
197.634
99.237′
107.414 14.318
196.239 99.801
104.729
14.694
192.493 96.657
102.967
14.577
192.861
90.850

21

,,

1918
…….
30

Nov.

1918
…….

90.043
20.434
173.360 65.794

23

,,

1918
…….

23

bErt.

1918
…….
72.029 23.060 153.709
37.324
24

Mrt.

1917
…….

25

Juli

1914
…….
22.057
31.907
.
110.172
12.634
Wissels,
.
Iverse
Beschik.
Dek.
aia
Dis.
buiten
Belee.
re
C
baar
king,.
conto’s
N.-Ind.
ningen
ningen
1
metaal-
percen-
betaalbaar

saldo
lage

22 Mrt.1919
2100
*5*

70.300
15

,,

1919
214.400

68.100
**
8

1919
209.600
69.100
*5*

28Dec. 1918

.533
18.045
82.954

14.435

63.325
41 21′

,,

1918

8.781
18033
83.055

15.472

62.813
41
30Nov.1918

8.772 17.778 82.115

17.984

61.893
41
23

,,

1918

8.965
17.206 81.132

19.754

61.168
42
23 Mrt.1918

8.692 33.234 67.261

25.373

62.907
46
24 Mrt.1917

6.560
38.187
48.161

6.532

57.436
50
25 Juli 1914

7.259 6.395
47.934

2.228

4.842e)
44
1)
Sluitpost
der
activa.
2)
Op
de basis
van
2/

metaaldekking.

SURINAAMSCHE BANK.

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Metaal
Circulatle
Andere
opeischb.
schulden
Disconto’s

8 Febr. 1919
..
934
1.733
2)

1.320
1.300
304
1

,,

1919

..
927
1.683
5)

1.366
1.303
307
25 Jan. 1919
..
920 1.654
4)

1.339
1.302
295
18

,,

1919

. .
913
1.751
6)

1.244 1.295 372

9 Febr:1918
..
609
1.250
923 1.094
505
10
Febr. 1917

..
714
4.104
986
958
449

25 Juli

1914

..
845
1

1.100
560
735
396
1) Sluitpost
der activa.
1)
Hiervan zilverbona 277 dz. gId.
8)
idem 272
dz. gid. ‘)idem 261 dz. gid.
0)
idem 270 dz. gid.

364

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9’April 1919


BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.

Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht gegeven

van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaen.

BANK VAN ENGELAND.

Voornaaniste posten, onder bijvoeging der Currency Notes,

in duizenden pond sterling.

1.0

Curc’ency Notes.
Data

1
Metaal
1
Circulatie

Bedrag

Goudd. Gov
. Sec.

2 April 1919 84.928

75.167

332.123 28.500 315.077

26 Mrt. 1919 84.252

73.649 328.064 28.500 308.577

19

1919 83.415

72.208 324.195 29.500 304.612

12 ,,

1919 82.435

71.409 321.140 28.500 301.651

4
:A1.il
1917

54.691

38.901

3 April 1918 61.429

47.998 230.851 28.500 206.6
150.049 28.500

115.583

22 Juli 1914 40.164

29.317

Data
Gov.
.sec.
Other
Sec.
Public
Depos.
_________

Other
Depos.
Re.
ierse

Dek-
kings.
percen-
tage
1)

2 Apr. ’19
67.114
78.870
32.790
123.302 28.215
18,07

26 Mrt. ’19
56.993
79.452
25.623
121.760 29.053
19,71

19

,,

’19
56.650
80.845
27.212 121.835 29.657
19,90,

12

,,

’19
55.271 83.584 24.355 125.875
29.476
19,62

3 Apr. ’18
59.300
113.487
36.288
150.273
31.881 17,09

4 Apr. ’17
39.245
.123.308
50.124 128.968 34.240
19,11

22 Juli

14
11.005 33.633 13.735
42.185
29.297

i)
Verhouding
tusschen Reserve en Deposits.
‘T
DUITSCHE RIJKSBANK.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Darlehens-

kassenscheine, in duizenden Mark.

Data
Metaal

L

. I

.Daarvan

1
Goud’
Kassen,

1

schelne
1

Circu.
latie
kings.
percen.
loge

31 Mrt.

1919
1.906.690 1.915.993
6.732.155
25.490.489
34

1

22

1919
2.209.070
2.188.305
6.108.966 24.502.095
.

34

15

1919
2.260.573
2.239.818
5.947.575
24.351.199
34

7

;,

1919
2.265.297
2.244.324
6.018.523
24.247.989
34

31 Mrt.

1918
2
.
526
.
876
1
2
.
408.530
1.546.759
11.977.807
34
31 Mrt.

1917
2.46.696
2.530.7621.
380.649!
8.616.015
35

23 Juli

1914
1.691.39811.356.8571
65.4791
1.890.895
9&

1)
Dekking
d r circulatie door metaal en
Kassenscheine.

Data
Wissels
Rek. Cr1.

Darlehenskassenscheine

Totaal
in kas hij


uitge.
de Reichs-‘
geven
bank

31 Mrt.

1919
30.177.273
14.502.943
17.872.601)
6.724.80’6

22

1919
27.584.093 11.967.850
16.855.600
6.099.300

15

,,

1919
28.525.552
13.061.506
16.697.100
5.938400

7

,,

1919
26.515.297
10.899.434
16.738.100 6.009.900

31 Mrt.

1918
16.034.259
9.029.669

1.531.500
31 Mrt.

1917
13.596.710
8.405.478
4.242.500
367.906

23 Juli

1914
750.892
1

943.964
– –

BANK VAN FRANKRIJK.

Voornaamste oosten in duizenden 1 rancs.

Data
Goud
Waarvan
in het Buitenland

.
Zilver
Te goed
In het
Buitenland

Buil.gew.
voorsch.
0/d. Staat

3Apr.’19
5.544.372 1.978.308
312.69
766.536 26.050.000
27 Mrt.’19
5.542.691
1:978.308
313.012
753.079 21.600.000
20

’19
5.540.016
1.978.308 314.197
747.716
21.350.000
13

’19
5.537.954 1.978.308 314.309
743.570
21.200.000

4 Apr.’18
5.375.025
2.037.108 254.966 1.173.865
14.800.000
5 Apr.’17
5.213.484
1.947.677
261.240
762.101
9.600.000

23Juli’14
4.104.390

639.620

Ultge.
ning
Belee.

I
.
Bankbil.
jelten
Cr
Wissel,

Rek. Cr1.
Parti.
culleren

1

Rek.

Staat

.
1.006.971
940.124 1.207.203 33.736.477 2.867.082 94.098
1.000.447
953.990
1.215.386 33.371.661
3.012.706

.
1.029.401
.963.942
1.217.596
33.262.284
2.768.866
110.043 1.043.647
970.532 1.200.026
33.234.006
2.715.129
67.480
0
1.816.691
1.103.381
1.113.936 25.847.884 3.126.344
83.912
604.229 1.266.005
1.175.062 18.749.447
2.409.993
86.112

1.541.080

769.400
5.911.910
942.570
400.590

SOCIÉTÊ GÉNÉRALE DE BELGIQUE.
1)

Voornaamste oosten in duizenden francs.

Data

Mstaal
mcl.
huilenl.
saldi

Beleen.
1
van

1

buiten!.

1
vorder.

1

)’
van
prom. ci.
provinc.

Binn.
wissels
en
heleen.

Circu-
latie

Rek.
Cr1.
saldi

17Oct. ’18
1.216.753
100.082
480.000
97.728
1.507.912 377.440
10

,,

’18 1.219.743
100.021
480.000
100.040 1.508.011 382.595
3

’18
1.144.781
100.011
480.000
95.287 1.452.612
358.318
26Sept.’18
1.145.778 99.982
480.000
101.783
1.452.948 365.452

18Oct. ’17
476.043
90.903
480.000
100.351
1.172.474
91.204
19 Oct. ’16
352.872
76.033
480.000
39.834
828.739
110.068
1)
Sedert
einde
1914 met de functie van
circulatiebank
belast

VEREENIGDE STATEN VAN NOORDAMERIKA.

FEDERAL RESERVE ]ANKS.
Voornaamste posten in duizenden dollars.

Data
Goud
1

Waarvan
1
voor dekking
F. R. Notes

Waar.
van In
heL bul.
ienlan’d

Zilver
etc.

FR.
Notes In
circu.
latle

28 Febr.”19
2.122.998
1.307.923
5.829
65.725
2.472.307
20

’19
2.125.041 1.310.906
5.829 66.491
2.466.248
14

’19
2.119.347 1.328.476
‘5.829 65.971
2.468.388
7

’19
2.108.183
1.334.699
5.829 67.431
2.454.165

1. Mrt. ’18
1.777.329
.905.915
-52.500 60.444
1.351.091
2 Mrt.
‘171

836.122
319.928 52.500
9.971
1

314.258

Data
Wissels
Totaal

t

Deposito’s
_____________

Waar-

1
van
Kapitaal

1

Dek-
kings. perccn-
lage’)

Goud.. dekking circu-
latie

28 Febr. ’19
2.156.739
2.450.204 81.452
45,4
53,4

20

’19
2.088.374
2.364.602
81.406 47,0
53,2
14

,,

’19
2.111.969
2.446.127
81.211
54,0 53,3
7

’19
1.977.103 2.239.022

81.061
53,8 53,1

1 Mrt. ’18
801.73W
1.820.954
73.401 60,5 66,6
2
Mrt. ‘171

132.898 839.385 56.045
75.7
101.8

II

1)
Verhouding tusschen:
den totalen goud”oorraad, ‘Zilver etc., en de

opeischbare schulden F. R.
Notes en netto deposiro’s met inbegrip van
het kapitsal.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. BES. STELSEL.

rL’

Voornaamste nostex’ in duizenden dollars.

OOSTENRIJKSCH-HONGAARSCHE BANK.

Voornaamste posten in duizenden Kronen.

Liata

Metaal en
buiten!.
goud.
wissels

.
Disc, en
mee-
ningen

Bijzondere
schuld van
Oostenrijk
en Hongarije

Bank.
biljetten Rek.
1
saldi

23 Mrt ’19
1)335.325
12.129.075
32.954.000
37.709.061
7.659.814

15

’19
335.119
12.118.318
3-2.681.000
37.408.198
7.610.102

7

’19
335.066
12.135.687
32.681.000 37.143.502
7.905.895
28Feb.’19
‘336.16
12.127.3.58
32.408.000
37.569.6057.216.860

22

,,

’19
338.666
12.093.332
32f408.000
37.116.494
7.072.331

23Juli’14
1.589.267
954.356

2.159.759
291.270
1)
waarvan
262.124
goud, 16.264 buitenlandtce goudwissels en bb.Y(
muat- en muntmateriaal zilver.

Data
Aantal
Totaal
uitgezette
Reserve
bij ci

i
1
1

Totaal
i

Waarvan
1

time
banken
gelden en
F R. bank,
1

deposlto’s deposils
beleggingen

21 Febr.’19
771
13.811.680
1.225.311
12.124.573
1.628.370
14.

,,

’19
771
13.972.786
1.265.438
12.180.657
1.624.454
7

,,

’19
770
13.60.641
1.225.219
11.985.328 1.616 452
31 Jan. ’19
771
13.830.442
1.307.421
12.256.613
1.610.581

21 Febr.’18
686
11.463.952
1.170.737
11.243.053
1.404.882

9 April 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

365

EFFECTENBEURZEN.

Amsterdam, 5 April 1919.

De geweldige gebeurtenissen, die bezig zijn zich op
economisch, sociaal en politiek gebied te voltrekken, kun-
nen uit den aard der zaak den meesten invloed op de beur-
zen der centrale landen van Europa uitoefenen. Immers
hier toch gist en woelt het in de hoogste mate en wat voor
de mogendheden van West-Europa nog een bedreiging lijkt
of een gevaar, waaraan wellicht nog te ontkomen valt, is
voor deze landen reeds bittere werkelijkheid geworden. Na
de omwenteling in het vroegere Tsarenrjk hebben thans
•de revoluties van Hongarije en. Beieren het grimmig
spook van het Europeesche Bolsjewisme opnieuw wakker
geroepen en hoewel laatstgenoemde nog geen invloed op
het Berlijusche beursleven heeft kunnen uitoefenen, was
de stemming, ofschoon vrij rustig, toch wel zoodanig, dat
reeds bij voorbaat rekening met dergelijke gebeurtenissen
werd gehouden.
Over het geheel wordt de toestand vrij doiiker ingezien,
ondanks het feit, dat de Entente thans blijk geeft, haar
overgroote eischen ten opzichte van schatlevergoedingen
en annexaties te willen matigen en de teekening van het
definitieve vredesverdrag te willen bespoedigen. In beurs-
kringen is men veelal de meening toegedaan, dat te lang
getalmd is met het terugbrengen van geordende omstan-
digheden, om thans nog de klip van het Bolsjewisme te
kunnen ontzeilen. Weliswaar zal de toepassing in een ge-
organiseerd en ontwikkeld land als Duitschland geheel
anders kunnen zijn, dan in Rusland het geval is geweest,
doch het principe zal men wellicht toch dienen te aan-
vaarden. Vooral de voortdurende loonsverhoogingen en de
steeds opgevoerde eischen der arbeiders inzake den arbeids-
tijd stellen Regeering en industrieelen voor vrijwel onop-
losbafe problemen inzake de hervatting van het normale
bedrijfsleven. Zelfs, indien dit laatste. mogelijk zou zijn,
niettegenstaande de verminderde productie-capaciteit van
dc meeste bedrijven, zou men op onoverkomelijke moeilijk-
heden stuiten bij den export der geproduceerde artikelen
op de wereldmarkt, waar geconcurreerd zou moeten worden
tegen landen als Amerika, in welke het arbeidersvraagstuk
niet dezelfde proporties heeft aangenomen. De export-
niogelijkheid en de winstmarge gaan op deze wijze voor
het particulier kapitaal verloren, waardoor ook van deze
zijde de anio, om de oude verbroken banden weder te
herstellen, minder groot is geworden. In belanghebbende
kringen te Berlijn ziet men dan ook als eenige uitkomst:
zeer spoedige voorziening in de directe behoeften aan
voedsel der bevolking, matiging der eischen betreffende
schadevergoeding, zoodat althans een deel der te behalen
winsten aan het land zelve ten goede kan komen en
spoedig herstel van het vrije internationale verkeer.
Inmiddels heeft het er dn schijn van, alsof cle vredes-
conferentie te Parijs tegemoet wil komen aan deze verlan-
gens. Ondanks de wenschen der Fransche annexionisten
zal het Saargebied niet worden geannexeerd en zal de
oorlogsschatting met ongeveer de helft worden verminderd.
Bovendien zal nu vermoedelijk binnen enkele dagen het
definitieve vredestractaat ter teekening gereed zijn, zoodat
wellicht nog een rem aangelegd zal kunnen worden aan
de zich steeds meer uitbreidende stroomingen van Bolsje-
wistischen oorsprong.
Onder deze omstandigheden is het begrijpelijk, dat de
beurs te B e r 1 ij n in cle achter ons liggende beriehts-
periode een vrij rustig aanzien heeft gehad, hoewel, zooals in den aanvang van dit overzicht reeds werd medegedeeld,
er toch een stemming heersehte, die op alles was voorbe-
reid. Ook de gunstige regeling ten aanzien van het door-trekken van Poolsche legioenen door Danrtzig werkte er
toe mede, de toekomst ietwat hoopvoller te doen beschou.
wen. Toch zijn de omzetten van geringe beteekenis geweest,
hetgeen voor een deel echter aan oorzaken van markt-
technischen aard moet worden toegeschreven. Immers is
sedert den 28sten Maart alle handel in vaste-rentedragende
stukken met vreemde valuta uitgeschakeld, wijl de Regee-
ring deze obligaties heeft gerequireerd, zoodat een omvang-
rijk arbeidsveld voor den beurshandel is gesloten. Naar
bekend, ontvangen de houders dezer stukken een It compto.
betaling, welke later definitief zal worden verrekend. Daar
dit vrijkomende geld opnieuw belegging zoekt, is thans,
nu de aandacht eenmaal op buitenlandsche waarden is
gevallen een Vrij levendige handel ontstaan in
aandeelen
van buiteulandschen oorsprong, welke tot nu toe van
requireering zijn vrijgesteld. Zoo konden aandeelen Cana-
diaii Pacific in de afgeloopen dagen een dertigtal procenten
in koers monteeren, terwijl ook aandeelen Baltimore &

Ohio sterk gezocht waren. Daarentegen waren Italiaansche
waarden verwaarloosd en meerendeels lager in verband met
de daling der betrokken valuta.
Naast deze aandeelen trokken ook koloniale waarden op
bijzondere wijze de aandacht. Teekenend voor den uiterst
speculatieven aard dezer beweging is wel de stelselloosheid
der rijzing geweest. Waardelooze papieren zelfs konden
procenten tegelijk verbeteren, terwijl in de gefavoriseerde
aandeelen als Pomona koersverheffingen van 40 tot 50 pCt. geconstateerd konden worden. De Duitsche Staatsleening bleef zich vrijwel op hetzelfde
niveau bewegen, terwijl ook binnenlandsche gemeentelijke
leeniugen vast van toon waren.
Industrieele waarden bleven minder gevraagd in ver-
band met de voortdurende prijsverhoogingen der ruwe
materialen en der steenkolen. Al is de jongste prijsver.
heffing van steenkool door het veto der Regeering niet tot
stand gekomen, het thans geldende niveau is reeds zoo
hoog, dat de industrieën zich bijna alle genoodzaakt heb-
ben gezien de prijzen van haar producten op haar beurt op
te voeren. Dit is reeds geschied voor ruwijzer, staal en
zink; de schroef zonder einde is op deze wijze aan het
draaien gebracht, hetgeen het economische en industrieele
leven voortdurend moeilijker maakt.
Van de beurs te We e n e n zijn geen betrouwbare be-
richten tot ons gekomen. Evenwel mag uit cle ontvangen
nieuwstijdingeu wel worden geconcludeerd, dat de stem-
ming uiterst ongeanimeerd en de omzetten zeer klein zijn.
Algemeen bevindt men zich in een phase van afwachten,
vooral ten aanzien van de houding, welke de tegenwoordige
Regeering tegenover de Bolsjewistische invloeden zal aan-
nemen. Voorloopig is deze wel van afwijzenden, doch niet-
temin van vriendelijken aard geweest.
Te L o n d en is de houding der beurs eveneens niet al
te opgewekt geweest. Als graadmeter kan hier wel dienen
het koerspeil van Consols, hetwelk thans weder bijna is
gekomen op het laagste niveau, dat in 1918 werd bereikt.
Dit was nl. 535/s pCt. d.d. 12 Maart 1918, ten tijde van het
groote Duitsche offensief. Na dien tijd is de koers voort-
durend gestegen, om op 4 October 1918, den datum van
het Duitsche vredesverzoek, te monteeren tot den hoogsten
stand, dien van 62% pCt. Thans echter is de noteering
weder gevallen tot circa 56 pCt., hetgeen niet wijst op
grooten ondernemingslust ter beurze.
Ook de toestanden der spoorwegen doen hierbij hun in-
vloed gelden. Hoewel een internationaal verschijnsel, druk-
ken de ongunstige bedrijfsresultaten der spoorwegonder-
neminen op de tendens van iedere beurs afzonderlijk. Voor
Engeland was het speciaal de rede van Sir Ene Geddes
in het iouse of Commons, die een onaangenamen indruk
heeft gemaakt. De spoorwegen staan daar te lande nog steeds onder staatsbeheer; de overname door den Staat
zal vermoedelijk nog slechts een kwestie van korten tijd
blijken te zijn. Financieel voordeel zal dit echter hoogst-
waarschijnlijk niet opleveren, daar volgens de berekenin-
gen van Sir Eric thans den gezamenlijke jaarlijksehe
bijdrage van 90
It
100 millioen Pond Sterling benoodigd is, of in procenten uitgedrukt, toonen de spoorwegen thans een
verlies aan van 4 pCt. op het maatschappelijk kapitaal,
tegen een winst vÔÔr den oorlog van 4 pCt.
Het internationale van dit verschijnsel komt duidelijk
naar voren, indien men de toestanden in Frankrijk en
Amerika op spoorweggebied beschouwt. Ook in Duitschiand
geeft de exploitatie een steeds aangroeiend verlies, doch
waar hier de omstandigheden van zon geheel anderen aard
zijn (o.a. reeds door de gedwongen uitlevering van een
groot aantal locomotieven en rollend materieel) vervalt het
criterium van vergelijking. De Vereenigde Staten echter
geven een zuiver beeld van de gewone exploitatie in oor-
logstijd; in vorige overzichten hier ter plaatse werd reeds
herhaaldelijk een en ander ter sprake gebracht.
1
) Thans komt
een officieel rapport van het betrokken Ministerie deze
toestanden ook voor Frankrijk bevestigen. Het verslag om-
vat de exploitatie gedurende het laatste oorlogsjaar. De
groote Duitsche aanvallen van Maart en Mei maakten ge-
weldige troepenverplaatsingen noodzakelijk, terwijl de om-
standigheid, dat in Maart het gewichtige knooppunt
Amiens binnen het bereik van de vijandelijke artillerie
kwam en dat in Mei het Duitsche leger belangrijke gedeel-
ten van de lijn Parijs—Nancy beheerschte, de omstandig-
heden zeer sterk bemoeilijkte. Ook de wegvoering der door
de Duitsche legers bedreigde burgerlijke bevolking en het
vertrek van talrijke Parijzenaars, toen de stad onder het
bereik van het geschutvuur kwam te liggen, stelden hooge
eischen aan de capaciteit der transportondernemingen.

1)
[Men zie ook Nr. 170, pag. 329.]

366

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTÈN

9 April 1919

Daarbij kwam de stroom van Amerikaansch legerscharen,-die echter voor een deel door ei-gen materiaal werden ver:
voerd.
Op deze wijze is een zeer groot deel van het materia.l
verbruikt en er zijn reeds oiet de Geassocieerden onderhati-
delingen aangeknoopt, teneinde althans het. grootste gé-
deelte van het naar Frankrijk vervoerde materiaal ten g
bruike van de Fransche spoorwegen achter te laten. Vafi

het Duitsche materiaal staan-ter beschikking van Frankrijk 2600 locomotieven en 70.000 wagons, waarvan tot 1 Febr
j.l. afgeleverd waren 1385 locomotieven en 34.971 wagoné.
Betreffende- de ôorlogsschade wordt gemeld, dat door dé
Duitsche legers in totaal 5600 Kilometer zijn veinietigd of
onbruikbaar gemaakt, waarvan 3200 Kilometer bij den
Noorder- en 2300 Kilométer bij den Oosterspoorweg. Voorts
werden veriiield 1510 bruggen en waterleidingen, 12 ttiii-
nels en 590 gebouwen, terwijl 3180 Kilometer telefoon- en
telegraafgeleidihgen als slachtoffer van den oorlog-zijn g-
vallen. Met deze cijfers voor oogen begrijpt men de gewel-
dige eischen, die aan een wederôpbouw van een normaal
spoorwegverkeer in Frankrijk worden gesteld. Te N e w Y o r k is de markt grootendeels in vast;e hou-
ding gebleven. Het vooruitzicht op het spoedig tot stand
komen van den

vrede heeft nieuwe vergezichten geopend
Inet betrekking tot het uitvoeren van belangrijke orders
voor Europeesche rekening, hetgeen thans reeds in de
koersen wordt verclisconteerd. Vooral enkele specialiteiten
zijn -hierbij sterk op den voorgrond getreden, als preferenté aandeelen American Hide & Leather, G-enera Cigar, prefe-
rente, Marine, enz. Ook de verbetering van de wissels’der
Geallieerde landen, Engeland en Frankrijk, heeft tot de betere
tèndeixs bijgedragen. Hoewel het w.elljcht voor -de positie van
New York als monetair wereldcentruim wenschelijk kon woi-
den gelioemd, indien de waarde van de dollarvaluta zich
nog bij voortduring had verbeterd ten opzichte van het
pond sterling en dan franc, zou deze loop van zaken en
zeer sterke bemoeiljking van den Amerikaanschen exjrt
naar Engeland en Frankrijk medebrengen en zou een verder.
doorvoeren van de dollarrijzing wellicht werken als een
exportpremie voor de Engelschè dominions en koloniën,
waardoor een zeer belangrijk débouché voor de Vereenigde
Staten
zou
wordé4 afgesloten. Nu deze kans geringer is
geworden, is de belangstelling voor industrieele waardefl
weder gegroeid. Ook verwacht men, dat de verlaagde staai
prijzen nieuwe orders zullen uitlokken, hetgeen de geani-
meerde stemming voor aandeelen der Steel-Corporation ten
deele verklaart.
T e . o n z e n t is de beurs kalm, doch in ofgewekte
tendens geble’en. Dit kan ook worden gezegd can onze
inheemsche
staatsfondsen, die zich zelfs Vrij aanmerkelijk
van het bereikte verlaagde niveau hebben kunnen herstel
len. Aanleiding hiertoe waren eenerzijds de meer gerust-stellende berichten van internationaal-politieken aard eit

anderzijds de debatten, in de Eerste Kamer der Staten-Generaal gehouden, met betrekking tot de •aanstaandè
nieuwe Staatsleening. Hierbij is gebleken, dat de Minister
van Financiën ten volle bereid is zich te laten voorlichten
door mannen van ervaring op financieel gebied, waardoor
wellicht een depreciatie, als thans bij de leening 1918 is
voorgekomen, kan worden vermeden.
Buitenlandsche staatsfondsen wâren bijna alle mixiof
meer in reactie, vooral voor de Russische, Oostenrijksche
nd
Hongaarsche af deelingen, – in verband met de bekende uit-
breiding van het Bolsjewistische terrein. .

1 Apr. 4 Apr. 7 Apr. .

436
0
1
0
Ned, W. Sch

1916
86
9
!,,
SS°/s
87
1
18
+
°
/oo
4

0/

,,
,

,,

,,

1916
78I
80’/4
80
+1’/8
334
0/
69
7
/8
691/
4

691/4

/8
3

0/

,,
,,,,

.

.

. . .
61
0
/4
63
3
10

63
+
i
t
/,*
234
0
/0
Cer-t. – N. W. S…..
510/
4

’53 51′!2
– 1/4
5

0/
Oot-Indië 1915
92/4
92
1
/8
920/4
+
1/

4°/,,iongarje Goud

.
..
.
281/


.25
1
12
30
1
/4
+
2
4

0
/0
Oostenr.Kronenrente
23
1
/4
22
1
18
24-
+
‘/
5

O/

Rusland 1906

……
347/s
36 ‘/2
37
+
2’/s
434 °/Iwaugorod Dombr…
22 22 22 4

0/
Rusland Cons.

1880
23
1
!,
23′!,

24
+
/2
4

°/oRusl. bij Hope
&
Co.
24
9
!,,;
24
11
!,,
24’/2
__
4

0/

Servië 1895

……..
49
490/
490/4
+
2/
434 °/,China Goud 1898

68’/s
68
7
/
66

2
7
/8
4

0/

Japan 1899

………
69
69

69
7
/8
+
71

5

°/,Brazilië

1895 ……
73°/a
-73
7
I8.
73
7
/8
5

0
1

1913 ……
71 71
07/8
– 1/8
• De locale markten hebben grootendeels een zeer vaste,
hoewel kalme houding aangenomen. De omzetten. zijn over het algemeen sterk ingekrompen; hetgeen vooral

tol uiting

is gekomen in de af deeling voor
petrofeunwwaarden,
waar
enkele weken geleden zich- alle belangstelling heeft gecon-
centreerd. Thans bewogen de fluctuaties zich binnen enge
grenzen, hoewel per saldo de verschillen meerendeels voor-
deelig zijn geweest. Nieuwe berichten omtrent petroleum-
waarden zijn gedurende deze bèrichtsperiode niét naar.
voren gekomen, zoodat de stimulans tot het entameeren
van, nieuwe zakén feitelijk heeft ontbroken. – –
Ook de
cultuurmarkt is
buitengewoon stil gebleven. On-
danks hetfeit, dat thans nog niet vast staat, dat de inkrim-ping van den -suikeraanplant niet behoeft te worden door-
gevoerd, *erden – geen groote verkooporders uitgevoerd,
waartegenovei echtei ook geen opdrachten tot aankoop
van ook slechts ‘eenige beteekenis konden worden -gesteld.
Het gevolg – is geweest, -dat -de aandacht van het publiek
zich meer op and-ere beursobjecten -heeft gevestigd, waar-door de cultuurafdecling wel tot de me8st verlaten markten
heeft behoord. – –

Tabal&ken en
,-ubbers
eveneens zonder -veel variatie of
animo. – –


1 Apr.
4 Apr.
7 Apr.
Riziof

Amsterdamsche Bank
. . .
189
188
7
!8
188°/s

‘Is
Ned.Handel-Mij.cert.v.aand
187


188
1
/4
188
11
!,,
+ 1
11
!,,
Rotterd. Bankvereeniging.
142
1
/
142
7
!8
1421!, + 2/

Amst. Superfosfaatfabriek.
160
1
!2
165
1
/
168
+
7′!2
Van Berkel’s ‘Patent
……
152 152
1507/t
– 11/8

Insulinde Oliefabriek

. . .
242
244
81
241’/

1
/2
Jurgens’ Ver. Fabr. pr.aand
101°/s
103
7
/s
103
1
I
‘Is
Ned. Scheepsbouw-Mij
178
171′!,
165


13

Philips’ Gloeilaippenfabriek
429/g
439
435
+
5′[s
R.
S.
Stokvis
&
Zonen
….
596
1
I2
590
590
Gij,
Verëenigde Blikfabrieken.
123 123 126
+3
Compania MercantilArgent
261′!,
263’/4 265
+
3′!2
Cultuur-Mij. d. Vorstenland
148
1
/s
148’/2
148′!8

‘Is
Handelsver. Amsterlam
. .
430/2
429
8
/4
429’/
– 1
HolI. Trausatl. Handelsver.
136

136
135
– 1
Linde Teves
&
Stokvis
.-. . –
227 229
1
!2
226

– 1
VanNierop&Co’s Handel-Mij
184
1
/
184
1
/
182I4

1/4
Tels
& Co’s
Handel-Mij
. . . .
162
162
‘160’W

1’/2
Gecons.
Roll.
Petroleum-Mij.
266’/2

269′!4
272’/4
+
6
1
/4
Kon. Petroleum-Mij
.
……
642
638°14
647’14
+
5
1
/4
Orion Petroleum-Mij……

.
81
3
/4.
81
1
I
811/

112
Steaua Romana Petr..Mij..
.
149
1
/2
151
3
/8
150/8
+
/8
Amsterdam-Rubber-Mij…..
184’/
4

186’/4
185/4 + 1
Nederl.-Rubber-Mij .
…….
104
105′!2
105/4
+ 1
1
/
Oost-Java-Rubber-Mij.

. .. .
‘221t/2
221
218

3
1
/2
Deli-Maatschappij

……..
490
‘489’!2
485
1
12

4′!2
Medan-Tabak-Maa,tschap.pij.
223 222
220
1
/4

2’/4
Senembah-

Maatschappij

. .
457
3
/
470
.469
1
/4
+
11
1
12

De
scheepvaartmarkt
daarentegen mocht zich in opge-
wekter tendens verheugen. Enkele verslagen van reederijen
zijn reeds verschenen en deze hebben ongetwijfeld een zeer
goeden indruk gemaakt. De hoop is hierdoor gegroeid, dat
ook de overige ondernemingen een uitstekend jaar 1918
achter den rug zullen hebbeft en. vooral voor de Indische
lijnen rekent men op goede bedrijfsoverschotten. Dienten-
gevolge waren dan ook aandeelen der Stoomvaart-Mij.
,,Nederland”, Rotterdamsche Lloyd, Nederlandsche Scheep-
vaart-Unie, enz. tot hoogere prijzen goed gevraagd en ver-
laten zij de berichtsperiode op het hoogste, in de afgeloopen
dagen bereikte niveau. – – – • –


1Apr.
4 Apr.
7 Apr.
Rz,gof

Holland-Anerika-Lijn

….
408
1
/
409
4O9’/
+ 1
11

,,

,,
gem.eig.
385
388′!2
389’/4
+
4′!,
Holland-Gulf-Stoonv.-Mij..
290 290 280
– 10
Roll.
Alg. Atl. Stoomv.-Mj.
—:


161
1
13
Hollandsche Stoomboot-Mij.
190
188°14

190
Java-China-Japan-lijn….
309’/
311
310′!2
+1
Kon. Hollandsche Lloyd
. .
170 171

171’1
+ 1
3
/
Kon. Ned. Stoomb.-Mij.

. .
-230
2191/
2
* 218
1
/4

11’14
Kon. Paketvaart-Mij…..
240′!,
248 248
+
7
1
!,
Maatschappij Zeevaart
. . . .
338′!,
348
1
!,
350
+ 11
1
/
Nederl. Scheepvaart-Unie.
.
253

257
3
/s
258
+
5.
Niêvel.t

Goudriaan
…….
490


508’/4
501
+11
Rotterdamsche Lloyd ……
280′!,
284
1
!,
H6
/4
6’/4
Stoomv.-Mij.,,Hillegersberg”
316,
316 316
,,Nederland”
. .
303
3
!4
309
1
!2
314
+ 101/4
,,Noordzee”

. .
172

167 168
—4
,Oostzee”

. . .-..
368 37914 375
+
7

ex dividend 15
0
/s.

– De meeste belangstelling heeft de
Amerikaansche markt
tot zich kunnen trekken. De aanwijzingen van Walistreet eener- en de vaste tendens van de dollarvaluta anderzijds

9 April 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

367

hebben een groot gedeelte van het publiek er toe gebracht het beschikbare kapitaal in Amerikaansche fondsen te be-
leggen. Dc omzetten waren dan ook veel levendiger dan
langen tijd het geval is geweest en de stemming is bijna
voortdurend zeer vast gebleven. Van de gewoonlijk minder
verhandelde soorten trokken sterk de aandacht de prefe-
rente aandeelen Stern Brothers, General Cigar en American
Cansliares.

1Apr. 4Apr.
7
Apr.
Rzi1ngof

American Car & Foundry.

89
9
/

91

91/1 +
1h/
Anaconda Copper ……..
128’/

133
1
I

13418 +
08
Un. States Steel Corp…..957/
s

98

96
1
/s +
‘Is
Atchison Topeka ……..94’/is

93$/

94’/,s
Southern Pacific ………
97
1
/4

96′!2 100

t

28/a
Union Pacific …………136
1
/4136

137Is

1’/8
Int.MercMarine afgest…..28’/,

29

28’/

‘I
prefs 136

1361/
4
1351!2 –

De
gcickrnarkt
is iets stroever geworden; prolongatie
circa 4Y
4
pCt.

GOEDERENHANDEL
GRANEN.

7
April 1919.

Het winterachtige weer in Engeland bleef een slechten
invloed op het veldwerk uitoefenen; weliswaar was het mogelijk met het werk eenigermate voort te gaan, doch
over het algemeen is het zeer belangrijk ten achter. De
voorraden van buitenlandsche tarwe in Engeland zijn de
twee laatste maanden sterk afgenomen en bedroegen
volgens officieele cijfers op 1 April ongeveer 588.000 tons
tegen op 1 Februari 1.049.000 tons, dus een afname van
bijna 50 pCt. Men verwachtte dat alles in het werk gesteld
zou worden, dc voorraden van uit Noord-Amerika wederom
aahgevoerd te krijgen en er was reeds een en ander onder-
weg. Van Australië waren ongeveer 450.000 tons stoo-
mende, doch uit het feit, dat verschillende schepen reeds
naar andere landen gedirigeer(I varen, bleek, dat niet alles
voor Engeland bestemd was.
De berichten uit Noord-Amerika blijven gunstig. Men
schat, dat deopbrengst van wintertarwe ruim 20 millioen

Noteeringen.

tons zal bedragn, hoewel natuurlijkerwijze niets met zeker-
heid te zeggen valt, vôôrdat de oogst heeft plaats gehad.
])e export-surplussen van graan in Argentinië zijn zeer
belangrijk en zij worden voor tarwe geschat op ca.5 ruil-
lioen tons, voor mais op en. 6 millioen tons en voor haver
op 450.000 tons. Argentinië zou derhalve in groote mate in
de behoeften aan veevoeder in Europa kunnen voorzien,
doch verschepingen van daar blijven klein en het is te
vreezen, dat zij met het oog op het gebrek aan scheeps-
ruimte en den grooten afstand, in den eersten tijd niet be-
langrijk grooter zullen. worden. De werkstakingen heeten
weliswaar geëindigd te zijn, doch er blijven steeds xoeiljk-
heden bestaan, wat ook een nadeeligen invloed op den
export uitoefent.
De schatting van het export-surplus van ljnzaad in Ar-
gentinië, hetwelk voor eenigen tijd op 700.000 tons geschat
werd, is tot 600.000 tons verminderd. Het slechte weer in
November en December blijkt meer schade te hebben aan-
gericht dan verwacht werd. De prijzen hebben zich wederom
zeer verbeterd, wat waarschijnlijk een gevolg is van de
inkoopen, welke in de laatste weken voor Amerikaansche rekening hebben plaats gevonden. Ook speculatie zal zich
denkelijk niet onbetuigd hebben gelaten, daar er in het
algemeen een goede meening voor het artikel heerscht. Zoo-
wel de Vereenigde Staten als Europa zijn in de eerste
plaats op Argentijnsch lijnzaad aangewezen en dit artikel
zal wel dOn van de eerste zijn, welke bij een verbetering der
scheepvaart, in ruime mate geëxporteerd zullen vorden:
N cd e r 1 a n d. De gerst per s.s. ,,Westerdijk” en
,,Ceres” is inmiddels aangekomen en de belangstelling,
welke in het laatst der vorige week vôor de partijen, die
opnieuw aan de markt waren gekomen, achteruit was ge-
gaan, is nu wederom verbeterd. De gerst is nu zoo goed
als geruimd. Van Antwerpen wordt mixed maïs aangebo-
den en schijnt de Belgische Regeering de eigenaars aldaar
in de gelegenheid te stellen, het surplus aan veevoeder
naar Holland weg te werken. De vraag naar veevoeder was
wegens het mooie weer niet groot en vooral voor verwij-
derde termijnen was er weinig attentie.
In lijnzaad zijn ca. 5800 tons, af te laden per s.s. ,,Delf-
land” tot
f
578,- aan olieslagers-gedaan. Genoemd stoom-
schip is door de Regeering voor het vervoer van lijnzaad
ter beschikking gesteld en kan waarschijnlijk eind Mei of
begin Juni laden.

Locoprijzen te Rotterdam/Amsterdam.

Chicago

Buenos Ayres

Dato

Tarwe

Mars

Haver

Tarwe

Mars Lijnzaad
Mei

Mei

Mei

Mei
I
Mei
I
Illej

5Apr.’19
226
156’/g
66
7
/8
11,05
5,35 19,95
29 Mrt. ’19
226
147
1
/s
63’/8
10,601)

5,10

19,458)
5Apr.’18
220
126
3
/s
84/4
12,80
.
6,30 24,70
4
)
5Apr.’17
2052/4

127
64
1
/
13,30
9,95 21,30
5
)
5Apr.’16
118
1
/
75
8
/8
45
1
18
8,25
1
)
5,-
11,30
8
)
20 Juli ’14
82

‘)
56
8
/8 ‘)
361/

1)
9,402)
5,38
2)

13,701)
1)
per Dec.

2)
per

Sept.
8)
per
April.
4)

4 April 1918.
5)
4 April 1917.

Soorten.

7 April
1
31 Maart
1

7 April
1919

1

1919

1

1918

25,-‘)
25,-
1)

Rogge (70 Kg. natuur gew.)
28,50
1
)
28,501)

Maïs (La Plata)


420,-
1)

Gerst (60 Kg. natuur gew.)
23,-‘)
23,-
1)

Tarw

……………….

Haver (inlandsche)
23,- ‘)
23,-
1)

Jijnkoeken (Noord-Ame-
rika van La Plata-zaad)
37,- 37,-
30,- ‘)
Lijnzaad

(inlandsch)

..
.
40,-
1
)
40,-
t)

11
Regeeringsprijs.

AANVOEREN in tons van 1000 K.G. .voor verbruik in Nederland.

Rotterdam

1

Amsterdam

II

Totaal

Artikelen.

.

1

t

ii
1 30Maart-

Sedert

1
Overeenk. It 30Maart-
t

Sedert

1 Overeenk.

1
5April
1919
1
1Jan.
1919
1
tijdvak
1918
1
5 April
919

1Jan.
1919
1
tijdvak
9)8

1919

1918

14353


5.970

20.323




8690

8690

Tarve
……………..-
it
ogge

……………..-


-.




Boekweit

………….-
L500

– –


L500

Gerst

…………….
4.400


– –
4.400


5.056




5.056

Maïs

……………..-
4
..400


– –





Haver

……………..

1.309




1.309

Lijazaad
……………
Lijnkoek ……………400

39.432

cc. 4.700
22.345

61.777

Tarwemeel ………….
Andere meelsoorten ….

16d88


306

16.494
-.

AANVOEREN
in
tons van 1000
K.G. voor
het Buitenland.

119.273
78.778
– –

II
119.273
78.778 13.855 24.647
– –

13.855 24.647
Rogge

…………….

5.174

.




5.174

Tarwe ……………..1.522
.

95.345

– – –
95.345

Maïs

……………..-

Gerst

…………….
2.026 33.300




33.300

Tarwemeel ………….-

76.467




76.467

Haver ……………..5.033
Andere meelsoorten….

77.956
– –


77.956

368

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 April 1919

SUIKER.

Nadat onlangs in N e d e r 1 a n d de eerste transacties
in witte bietsuiker uit den volgenden oogst hebben plaats
gehad, trokken verkoopers zich weder geheel terug, aange-
zien de vooruitzichten voôr •den geheelen suikerhandel in
ons land nog zeer onzeker zijn;
In E n g ei a n d staat men thans den invoer van suiker
door particuiieren toe. Dit heeft echter voor het oogenblik
geen beteekenis voor Javasuiker, aangezien de hooge prijzen
op Java bij de tegenwoordige maximumprijzen in Engeland
‘zaken onmogelijk maken. De Royal Commission heeft de
volgende vrachten voor hare suikerimporten vastgesteld:
van Cuba 50/- per ton en van Java 90/- per ton.
Op J a v a werden Mei-Juni-leveringen van niet bij de V.J.P.
aangesloten fabrieken verkocht tot
f 1836
voor Superieur,
terwijl juist binnengekomen berichten melden, dat in Juni te
leveren superieure suiker voor
f
17% werd afgedaan. De Nêd.-
md. Regeering heeft de suikerfabrikanten doen weten, dat
midden Mei een besluit genomen zal worden betreffende al
of nièt inkrimping van den aanplant voor het volgende
•jaar, welk besluit afhankelijk gesteld zal worden van de
vooruitzichten der voedselvoorziening en de mogelijkheid
van rjstimporten uit Britseh-Indië. De termijn van half
Mei is wel zeer laat, aangezien de suikerfabrikanten met
den nieuwen aanplant dan reeds ver gevorderd zijn. De
meeste §uikerfabrikanten besloten dan ook om met het
gereedmaken der gronden voort te •gaan in de hoop, dat
inkriniing niet noodig zal blijken. –
Uit de onderstaande 0 uh a-statistiek blijkt, dat de aan-
voeren sedert midden Maart grooter zijn dan de vooraf-
gaande jaren, hetgeen op normale toestanden onder het
werkvolk duidt. De geheele oogst was nog iets ten achter
bij verleden jaar, doch zonder verdere storingen in het
bedrijf zal dit spoedig in een surplus veranderd worden.

C u b a-statistiek:

1919

1918

1917
Ontv. der week tot22 Maart 179.594 155.131 135.000 tons
Totaal sedert 1 Dec.
l)
..
. . 1.482.253 1.538.507 1.354.153
Werkende fabrieken 195 196
Exp. d. week tot 22 Febr…

80.786 100.697

86.000 tons
Totaal sedert 1 Jan. 1.1…. 473.484 381.013 437.140
Totaal voorraad 24 Febr…. 444.871 554.897 336.648

) 1918/17/16.

NOTEERINGEN

Data
Amsterdam
per

Londen
Neu York
96
%
Tates
1

Wij/je
m1c,

Apil
Cubes
1

Javas
lid
Cenirifugals.
No.1
Job.

4April 1919.
f

6419
281—

728
28 Maart 1919..
,,


64/9
25/—

7,28
4 April

1918..,,

53/9
.

13/6

5,92
4 April

1917..
,,

22
4/1
1
/2

32/3
5,15
21. Juli

1914..
,,

11
8
/88
181′
– –
3,26

RUBBER.

De rubbermarkt te Londen was in de afgeldopen week
levendig, ofschoon prijzen eeuigszins lager kwamen. Ver-
knopen voor prima Crêps loco vonden plaats tot 2/— en
voor smoked Sheets tot denelfden prijs. April/Juni Crêpe
2/-
1
/2,
om. Sheets 2/-
1
/t.
Voor levering 1920 was de stefli-
ming vrij vast en transacties voor levering Jan,/Dec. 1920
kwamen tot stand
IL
2/18/
4
, voor pr. Crêpe sm. Sheets 2/1.

De noteeringen luiden:

primalleveacrêpe loco ..

2/—

einde voorafg.week 21_8/
4

April/Juni

.

21-
1
/

…………….
2/1
Juli/Dec…..2/1

2/1’/6
1

Jan./Dec. 1920 2/18/
4
Jan./Juni …….
hard cure fine Para ……2/5

Para ………..
2/4
8
/t’

KATOEN.

Marktbericht van de Heeren Sir Jacob Behren & Sons,

Manchester, d.d. 26 Maart 1919.

De firma NeilI Brothers zegt in hare interessante
circulaire van den 21sten dezer, waarin zij den Amerikaanschen
katoenoogst op ongeveer 13 millioen balen schit, dat
van deze hoeveelheid ongeveer 5 millioen balen in het
binnenland achtergehouden worden en dat zelfs de planters’
hunne katoen opstapelen, in de hoop dat door de pogingen,
die gedaan worden om den oogst dit seizoen te verminderen,
1

de bestaande prijsbasis zal gehandhaafd blijven of zelfs
verhoogd worden.. Wat den oogst 1919-’20 betreft, denkt de

firma Neill Brothers, dat wij een behoefte mogen verwachten van
16
1
/1
tot 16
8
/4
millioen balèn, zonder de fabrieksvoorraden
buitengewoon aan te vullen. De tendens van de prijzen
was deze- week ten nadeele van de koopers en wij zouden
waarschijnlijk getuige geweest zijn van een grootere stijging,
indien niet de arbeidskwesties mt de daling in den dollar-
koers en de laatste politieke berichten een ongunstigen
invloed op de verschillende markten hadden gehad. De
weerberichten van Amerika zijn in den laatsten tijd gun-stiger geweest, maar- de grondhewerking is nog -ver ten
achter. Egyptische katoen blijft onveranderd.
De toestand van Amerikaansche garens verbetert niet,
de vraag is inderdaad nog zon klein, dat er gisteren een
vergadering gehouden werd van het Algemeen Comité van
de ,,Federation of Master Cotton Spinners’ Association”
met het doel een georganiseerde actie vast te stellen, om
den tegenwoordigen gang van zaken te verbeteren, en een
Sub-Comitb werd aangesteld om de details uit te werken
van een plan daarvoor. Terwijl het binnenland slechts
weinig . koopt, toont de buitenlandsehe vraag geen ver

betering. Weliswaar worden er meer ,,licexiees” gegeven,
maar dit verbetert den toestand niet, daar die ,,licences”
slechts betrekking hebben op groote hoeveelheden van te
voren gekochte garens, welke eerst verbruikt moeten worden,
voordat men nieuwe orders verwachten kan.
De doekmarkt toont geen teekenen van vooruitgang en steeds meer weeftouwen komen iedere week stil te staan.
Er is nog een vrij groote vraag, voor spoedige verscheping,
naar China, maar meestal vragen fabrikanten latere levering;
de afwikkeling van zaken wordt door de vertraging der
telegrammen zeer belemmerd. Er zijn geen transacties met Indië, maar in sommige afdeelingen wordt wat meer vraag

vermeld en enkele orders zijn hiervan het gevolg geweest.
Er zijn meer biedingen voor de Straits, Java en Egypte,
maar tot nu toe worden slechts kleine posten vermeld, en men verwacht niet veel zaken voordat de arbeidstoestand
beter geregeld is.
19 Maart
26
Maart

19Maart 25Maart

Liverpoolnoteeringen (loco)

T.T.op Indië …. 1/8

116
F.G.F. Sakellaridis 27,09 27,09 T.T. opHongkong 3/1
1/
311 8/4
G.F. No. 1 Oomra 12,35 12,60 T.T.opShanghai
4/6’l
4/7’/8

Noteeringen voor Loco-Katoen.
(Middling Uplands).

1
7Apr.’19 31 Mrt.’19 124Mri. ‘191 6April’18
I
5Apr17

New York voor
Middling . – 29,05e 28,30e 27,65e 35,10 c 20,55 c
New Orleans
voor Middling 26,25e 25,25e 27,— c 34,50 c 19,50 c
Liverp. v. Good
Midd.Texas .’. 17,75 d 16,80 d
0
16,70 d 25,49 dl) 12,69 d)

‘) Good Middling Amer.
‘) Middling Amer.

Ontvangsten in, en uitvoeren van Amerikaansehe havens.
(In duizencitallen balen.)

1
Aug, ’18

Ooereenkomstige perioden
t

4Apri
ot
l’19,

1917-18
1
1916-17

Ontvangsten Gulf-Uavens.,IX

8

Atlant. Havensi
4585
f
}
5272
}
6264
.
Uitvoer naar Gr. Brittanniëli
1

1777
1

2179

“t Vasteland.IJ

3636
1

915
1757
Japan etc..
1
354
1
445

Voorraden in duizendtallen

4April’19 5 April ’18

6Apr1117

Amerik. havens… …….
.1266

1550

1170
Binnenland ……………
.1449

1215

1014
New York …………..

.

……..146 –

113
New Orleans ……………1

449

364
495
Liverpool ……………

‘)

467

690
1)
5 April ’19.

WOL

Over de Woensdag 2 April j.l. aangevangen wolveiling
te Londen ontvangen de makelaars Gebrs. van der Vies te –
Amsterdam de navolgende telegrammen: . –
,,Prijzen in het algemeen zeer vast en veelal 5
0
/0
stijging
als gevolg van het groot aantal koopers.”
,,Markt duurdèr, Merinos zoowel als Crossbreds stijgend.”
,,Merinos vast, concurrentie 10
0
10
boven vastgestelde
regeeringsprijs leverende: gewassehen 18 20 francs eerstë
kosten Londen, croisés fins 13, middelsoort 10, ordinair 8,50.”

9 April 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

369

11
10.290 balen verkocht Merioos ruim 15
O/
fijn en mid-
delsoort crossbreds 10
O/
boven regeeringsprijzen,”
zoodat
na den openingsdag de toestand dus ongeveer als
volgt is:
Aangeboden ………. c.a. 10.500 balen
Verkocht …………10.290

Noteeringen:

kWa
regeeringsprij zes’
prijss(ijgillg
veilingsprijzen

liteit
vanaf
op
openingsdag
openingsdag,
1
April 1919
ongeveer:
dus ongeveer:
80s
69

•d.
15
0/
791/3d. 70s
64
1
/3 d.
15

0/
74

d.
64s 63’/2 d.
15

0/
73

d.
60s
60ij2d.
15

0/
69’/2d.
58e
54

d. 10

0/
591/3 d.

56s
47’/:cl.
10

0/
52’/2d.
SOs
43

d.
10

/o
47’/3t1.
48s
38
1
/2
d. 10

0/
42’/3d.
46s
34

d.
10
0
10
37’/2d
44s
32/2 d.
10

0
10
35
1
/3d.
40e
29’/

d.
10
0/
321/
3
d.

Basis: 16 per cent regain, Clean scoured.

KOFFIE.

(Mededeeling van de Makelaars G. Duuring, & Zoon, Kolff & Witkamp en Leonard Jacobson & Zonen).

Noteeringen en voorraden.

Data
Rio Santos
Wlssdkoern
Voorraad
.
Pr,j,
No. 7
Voorraad
Priji
No.
4

5 April 1919
599.000
11.300
3.248.000
13.200
13
1
5182
29 Maart1919
590.000
10.950
.3.359.000
13.100
13”!32
22

,,

1919
648.000
11.175
3.544:000
13.100
13”/
5April 1918
706.000
4.425
4.028.000
4.350
13
5
1

Ontvangsten.

Rio

Santo,
Data

Afgeloo pen

Sedert

Afgeloo pen

Sedert
week

1
Juli

week

1 Juli

5 April 1919
..

29.000 1.336.000

106.000 6.113.000
5

,,

1918..

41.000
1
2
.
325
.
000
1
122.000 110.674.000

VETTEN EN OLlN.

Ook deze week valt hieromtrent niet veel te melden.
Behalve in Purelard (zijnde varkensproduct en dus
vallende buiten het agreement-rantsoen van 80.000 tons) is
er uit den aard der zaak niet veel gekocht, aangezien èn
prijzen hoog zijn èn de N.O.T. nog niet vrjgevig is niet
import-licences.

De groote vraag voor velen is natuurlijk of men wat men
thans op N.O.T.-condities koopt, eventueel later toch naar
het buitenland zal kunnen exporteeren. liet ziet er naar uit, dat vooreerst daarvan niets zal komen, althans niet
door particulieren. De consignaties der Amerik. ,,Packers”
pr. s.s. ,,Cape Rornaine”, ,,Nyauza” en ,,Dalgalom” in varkens-
producten zijn groot. Er is daarvan heel wat gekocht op
basis van successievelijk stijgende prijzen voor Purelard, en
wel van 1185,— tot
f
200,—. Het is voor koopers te hopen,
(lat men er later weg mede weet. In normale tijden varieer-
den Purelard-prjzen van ca.
f
45,— tot 170,—.
Oleo-Margarine blijft zonder zaken om dezelfde
redenen als vorige week aangegeven.
Noord-Amerikaansche: Noteering Ie soort
f
180,—, Iie
soort f174,—, Iiie soorten
f
147,—/160,—.
B
ee
f-P rem ier – J u s. Noord-Amerikaansche: Noteering
Ie soort
f
170,—, Iie soort
f
166.—.
Zuid-Amerikaansche: Een bod van f124,— voor ,,Wilson
A” en van
f
121,— voor ,,Wilsou B” werd geweigerd, zon-
der tegen-offerte. ,,La Plata No. 1″ en ,,La Plata No. II”
werden resp. ad

f
127,— en
f
123,— gedaan.
Mutton-Prexiier-Jus. Zuid-Amerilsaansche werd op
April-aflading ad f120,— geoffreerd. Australisci, e ,,P.R.M.”
stoomend op Engeland zoude ad f113,— c.i.f. Engeland te
koop zijn.

N e u t r all ard. De noteering voorop aflading is: f197,-
tot
f
203,—. Voor stoomend pr. 5e. ,,Nieuw-Amsterdam”
wordt f 213,— gevraagd.

Purelardi Stoomend pr. s.s. ,,Nyanza”, ,,Cape Romaine”
en ,,Dalgalom” werd bij partij ad f195,— gedaan. Deze
prijs werd verder vergeefs geboden, zonder tegenofferten’.
Op aflading werd f192,— tot f196,— verlangd.

Cookingfat verder weder ad f 120,— gedaan.

Edible Beef- en Muttontallow. Op biedingen van
f
102,— werden eenige zaken gedaan (c.i.f. hier, af Enge- lanl te verschepen). Men wil zoo verder bieden.
Oleo-Stearine zonder offerten.

Indien niet speciaal anders erbij vermeld, zijn boven-
staande prijzen pr. 100 Kg. netto c.i.f. Rotterdam N.O.T.-
condities.

METALEN.

Loco-Noteeringen te Londen:

Data Ijzer
Cle,,.
No.3
Kope,
Standard
I

Tin
Lood
Zink

7Apr. 1919..
noni.
79.51-
227.-!-
25.-/-
37.-1-
31 Mrt. 1919..
Dom.
71.5/- 233.10/- 38.10/-
27.10/-
5 Apr. f918..
nom.
110.-f–
316.-/-
30.101-
52.-1-
5Apr. 1917..
nom.
136.-!-
216.216
30.10/-

20 Juli

1914..

51/4
6
1.-!


145.15)-
19.-/–
21.101-
BANKA-TIN,

In Nederlandsch-Indië zijn in Februari 1919 verkocht
23 picols Gouvernemeots-Bankatin. De opbrengst daarvan
bedroeg ongeveer
f
3.600,—. (St.ct.)

VERKEERS WEZEN.

SCHEEPVAART.

5 April 1919. In Engeland werden weer nieuwe maxi-
mumvrachten vastgesteld, t.w. van Australië 105/., van
Birma 75/., van Buenos Aires 62/6 per ton; van Noord-Ame-
rika 10/6 per 480 lbs. snaïs en tarwe, 9/3 per 400 lbs. gerst en
10/- per 320 lbs. havcr. Deze vraclatverschillen staan buiten
alle verhouding tot le ruimte, die de verschillende graan-
soorten innemen en een verklaring van regeeringsopvattin-
gen is niet te vinden. Naar niet-Britsche havens werden
onveranderd hooge vrachten betaald, waarbij voor April-
hooten hoogere vrachtcijférs golden dan voor latere ver

scheping. Naar verluidt zouden de in vakbladen gerap-
porteerde bevrachtingen niet geheel juist zijn, omdat het
uitgelekt is, dat de bevrachters of ontvangers nu en dan
een stijve premie betalen boven de vastgestelde maximum-
vrachten.

De Vereenigde Staten zullen eerlang de in beslag genomen
schepen aan de eigenaars teruggeven. Toch schijnt nog
groot gebrek aan ruimte te heerschen, daar eenige booten,
die voor Amerikaansche rekening op timecharter voeren,
en die voor neutrale rekening afgesloten waren tot zeer
hooge vrachten, door de Amerikaansche regeering opge-
kommandeerd zijn.

GRAAN.

Data
Pctro-
grad
Londen!
R’dam

Oa’esso
Rotler-
dam

1

All. Kust
t

Ver. Staten
1

San Lorenzo

t Rotler-
Bristol
1
Rotter-
Enge.

J

dam
Kanaal
1

dam
land

1/5

April 1919


f21,—
8161
f140,-
62/6′
24,29 Maart 1919


,
3
21
3

151-
,
3
140,-
120/-
1/6

April’ 1918



501-

2001-
217

April 1917



31/-

1351-.
Juli

1914
lid.
7/3
1/11
1
/a
1/111/
4

12/-
121-

KOLEN.

Cara’iff

Oostk. Engeland

1

Bor-

Port

Plato Rotter- IGothen.
.1
Data

1

La
deaux

Cenua

Sald

Rivier

dam ! burg

115 Apr. 1919
28/-
47/6
4716
50/-
f
10
Er.50
24/29 Mrt. 1919
28/-
47/6
47/6
45/-
,,

10
,,

50
1/6

Apr. 1918
69/-
101/3

1- –

2/7

Apr. 1917
51/-
10113
104/-
100/
20/

,, –

Juli 1914
Ir. 7,—
71-
7/3
1416
312
41

‘)
Voor Britsche schepen.

Bomha,,
Birma Vladleo-
(f111

D
IVO,I
Europa
Ve,1
Europa
I

oloeir
We4
14 esi
,Europöi
(d. te.)
(rijst)
Europa
(salpeter)

115 April 1919
751_
1

751′

-.
24/29 Maart 1919

….
751_’
751_
1

i/6 April 1918
275/-
5001-

1851-

217 April 1917
240/-
3001-

155/–

Juli

1914..
14/6
1618
25/–
223

Landeii van
herkomst

Noorwegen

Totaal

Nationaliteit.

Maart 1919

Aantal

N.R.T.
schepen

1

20E

1

20E

Maart 1918

Aantal
N. R. T.
schepen

370

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 April 1919

DiVERSEN,

DORDRECHT.

1)
Voor Britsche schepen.

Nederlandsche..

Graan .Peirograd per quarler van 406 lbe. zwaar, Odeerra per Unil, Ve,. S/uien
per griarfer van 4.80 lOr. waar.

.

o aa .

Overirje ,.oieeringen per to,, va,, 1015 E.G.

1

209

1

209

(Gerard Mauritz.)
IJMUIDEN.

RIJN VAART.

Week van 31 Maart tot 7 April 1919.

In de afgeloopen week vonden zoo goed als geen be-
vrachtingen van particuliere ruimte plaats. De verschepingen
voor de burgerbevolking in Duitschland ziju. nog steeds
niet begonnen, terwijl de goederen, bestemd voor de troepeh
in het bezette gebied, alle vervoerd werden door de schepen
van de Duitsche reederjen.
Voor Antwerpen werden verschillende particuliere schepen
aangenomen, waarvoor gemiddeld een huur betaald werd
van 3 cents per ton per dag; alle vaarkosten en verdere
uitgaven vrij. Het sleeploon van hier en Dordrecht naar de Ruhrhavens
werd genoteerd met 70180 cents boven het 50 cents tarief.
Ook in de Ruhrhaveos werd heel weinig afgeladen. De
vracht bedroegMk. 2.50 per ton, terwijl het sleeploon 18120 pf.
per Centner was. Zooals echter gezegd, werd heel weinig
verscheept, als gevolg van dc voortdurende onlusten in het
Ruhrgebied. Naar het schijnt, zal hierin voorshands geen
verandering komen.
Cauber Pegel wees einde der week Mtr. 3.05 aan.

INKLARINGEN.

NIEUWE WATERWEG.

Maart 1919 Maart 1918
Landen van
Aantal
N.R.T.
Aantal
N.R.T.
herkomst
schepen schepen

Binnenl.havens
82
2.487
8
901

Groot-Brittannië
219
147.986
21
.

22.177

Duitschland
7
.
9.593

Noorwegen
3


856
8
1.384

Zweden
1.1
.3.118
13
1.605

Finland
2
1.493


België
91
4.427
– –
Frankrijk
23
9.990
1
109

Spanje
2
1.348
. –
Levant
1



Midd. Zeehavens

4
9.777

..

Westkust Afrika
1
640

.

Zuid-Afrika
1
7.036

Aziat. havens
1
3.006

Vereen. Staten
28
98.970
.
17
41.532
,

Argentinië

.. .


1
2.359

394
299.827
69
69.867
Totaal….

Periode 1 Jan.-
31 Maart ….
1.053
891.968
247
211.033
1
)

Nationaliit.

Nederlandsche
147
86.554
41
21.340

Britsche
188
126.747
8
4.472

Duitsche
4


Noorsche
5
4.336
2
2.880

Blgische
1
146
14
32.610

ransche
3


.


6
3.247
4
8.565

Deensche
5
3.857
– –
Zweedsche……..

Vereen. Staten
30
68.574


Andere
5
6.366
– –

39
299.827
69
69.867
Totaal
1)
1913, 2.653 schepen met 3.103.790 N. R. T.

(Dirkzwager’s Scheepsagentuur.)

Maart 1919

– Maart 1918
Landen van
herkomst
Aantal

N.R.T.
schepen
Aantal

N.R.T.
schepen

Binneni. havens
7

3.760
10
1.876

Groot-Brittannië
25
21.104
5
2.179

Noorwegen

:.
7
2.614
1
82

Zweden
2
410
14
2.165

Denemarken
3
366
1
526

Frankrijk
2
882

Spanje
1
927


Portugal
2 .4
1.363

Levant
1
1.129


Ned. Oost-Indië
1
3.719.


Vereen. Staten
8
19.580
– –
Ned. West-Indië-
N-ederl. Antillen

1
1.565

Totaal ….
60
57.419
31
6.828

Periode 1 Jan.-
31 Maart..
.
129
126.467

85
28.010
1
)

Nationaliteit.

Nederlandsche ..
50
51.840
31

.
6.828

Britsche
5

.
2.116


Noorsche
1
540

Zweedsche
4
2.923
.

– –

60

.
57.419
31
6.828
Totaal..
..
1)
1913,523 schepen met 612.248
N. R.
T.

(Ualveihout & Zwart’s Scheepsagentuur.)

DELFZIJL.

Maart 1919

Maart 1918
Landen van
herkomst

Aantal

N.R.T.

Aantal N.R.T.
schepen

schepen

Binnenl. havens

1

105


Duitschiand ,

12

– 4.827

32

20.317

Zweden

2

212

5

2.906

Totaal ….

15

5.144

37

23.223

Nationitit.

Nederlandsche ..

9

521


Duitsche

6

4.623

37 .

23.223

Totaal.. ..

15

5.144

37

23.223
(A. van Dijk.)

VLISSINGEN.

11
Manrt 1919

Maart 1918
Landen van-
herkomst

Aantal

N.R.T.

Aantal. N]LT. –
schepen

schepen

Italië …………3

299


België

1

157

-.

Totaal ……

456

– –

Nationaliteit.

Nederlandsche

2

263


Fransche

2

193

Totaal

4

456

(B. Stofkoper & Co.)

Auteur