Ga direct naar de content

Jrg. 33, editie 1612

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 31 1948

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

1

Bèrichten’

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIjVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

33E
JAARGANG

WOENSDAG 31 MAÂRT 1948

No, 1612

COMMISSIE VAN REDACTIE:

Ch. Glasz; H. W. Lambers; N. J. Polak; J. Tinbergen;

F. de Vries;

J. II.. Lubbers (Redacteur-Secretaris).

Assistent-Redacteur: A. de Wit.

COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË:

J. E. Mertens; R. Miry; J. van Tichelen; R. Vandeputie;

F. Vers ichelen.

Gegeoens oper adressen, abonnementen enz. op de laatste

bladzijde pan dit nummer.

INhOUD:
Blz.

De artikelen van deze week ……..243

Somniaire, summaries ………………243

De Nederlandse prijspolitiek en de Unie der Lage

Landen
door Prof G. Brouwers
…………….
244

De geld- en credietrestrictiepolitiek in Indonesië
door

Mr D. J. Hulshof/
Pol ……………………
248

De vrachtenmarkt in 1947
door C. Ver,iey ……
250

1-lerziening van het ontslagrecht
door Mr J. de Vries
253

A a n tekening:

DEZER DAGEN

/
lag West-Europa in de zonneschijn. Daarin liepen de in-
woners van de dorpen, en waarschijnlijk ook een groot
aantal stedelingen, met hun kinderen op hun Paasbest. Dat

alles niet zondei- zorgen. mde eerste plaats voor de huis-
vrouwen, die door deze aanblik aan’ de textielpunten

werden herinnerd en niet begrepen, wat de bedoelingen
van de ,,seer discreeto ende voörzienige heren” in het

verre Den Haag op dit gebied’behelzen. In de tweede plaats

de mannen, die vooral bleken te denken aan het bevolkings-
overschot en de vaststelling der agrarische prijzen. hun

gemeen was een grote onzekerheid: over het Marshall-plan
– ,,European Recovery Program” . is een onbekend ge-
bleven term -, en de mogelijkheid van economische ver-

bindingen met Midden- en Oost-Europa.,Problemen, waar-
van men de betekenis wel, doch de inhoud nog niet kent.

De radio echter ging voort, ondanks het kort respijt

der drukpersen, nieuws te verspreiden. Zo werden we ge-
waar, dat de Ivlarshall-hulp nog zal worden bespoedigd;

dat vergrootte de rust. Helaas week deze bij enig nadenken
over de motivering: de wankel geachte toestand in Italië.
Daar gaat het staken èn stoken opgewekt voort. De
arbeiders in de gasbedrijven verbruiken de kolenvoorraden
door een versneld werktempo, teneinde zo aan een paar

demonstratief rustige dagen te komen. Zo handelt ook de
Italiaanse Regering in de kwestie ‘rriëst: na de eerste felle
uitbarstingen heeft men thans kalm medegedeeld, wel met

• Joegoslavië te w’illen onderhandelen over het verkrijgen
van het betwiste gebied.

,,’t Ts lente, lente”. Staring combineerde dat met feest-
geschal, doch hij was dichtel, geen voorlichter. De gedach-
ten, die deze Paastijd naar Jeruzalem uitgingen, waren

realistisch. Zij rekenden met de begeleidingsvesschijnselen
van oorlogvoering; de mogelijke verw.oesting van de
heilige plaatsen in Jeruzalem. En tei-echt, zoals bleek uit

de open oorlogvoering en het cynische Arabische antwoord
op liet verzoek cultuurgoederen buiten het geschil te hou-
den. Ook de Engelse Regering weigerde met goudglans te

werken: nogmaals werd het besluit, Palestina op 15 Mei
als, verantwoordelijkheid te laten vallen, bevestigd. ,,The
Economist” van 27 Maart trok de koude conclusie: ,,the
Arabs and Jews will, by bloody war, enforce their own
settlement”.
Ver waren we af van lentegevoelens. En de luidsprekers
hielden vol: de Russische atoomvoorstellen worden door
een werkcommissie teruggewezen; de Amerikaanse Minister
‘van Defensie vraagt een vergrote gewapende macht.
,;There is a long, long trail awinding”. Een melancholiek

lied; toch moet het komen van de vele kleine schreden op
de lange baan. In Indonesië blijft de wapenstilstand wer-
ken. Nederland levert honderdduizend ton aardappelen
aaft Groot-B’rïttannië; de rantsoenering in België kan

worden verzacht; de Engelse vakverenigingen aanvaardden
de loonstop; het chirter te Ilavanna is getekend. –

l’Iet schijnbaar soelaas der Paasdagen is voorbij; de
persen draaien weer. Momenteel vergadert een internatio-
naal congres over de persvrijheid. Moge het komen met
een simpel, landelijk, advies: minder vette regels, en meer
inlichtingen, ook over eenvoudige dingen.

1)o Amerikaanse buitenlandse liandl In 1947

……….
24

Internti’oe

notities:

Industriële ondernemingen in do Vorenigdo Slaton In 1947
255
Do industriële productie in de Wereld

………………
255

Geld-

en

kapitaalmarkt

……………………
255

S t a t i s t i e k c n
.

ncnkstatoii
……

………………………………
256
Stand

van

‘s Rijks

Kus

………………………….
257
Ernissies

lii

1948

……………………………….
257
Verkeer cii vervoer In Nederland

………………….
ss
Maandci.jters van de grote banken in Nederland

……..
259
De kolnpositle van Nederland

……………………
259

Ir

31

van alle

bankzaken

* * –

Bezorging van alle

assûrantiën.

R. MEES & ZOONEN
BANKIERS EN ASSURANTIE.MAKELAARS

AMSTERDAM
. ROTTERDAM . ‘
S-QRAVENHAGR
DELFT SCHIEDAM – VLAARDINGEN

1
7j
IM1
6

N.V. KONINKLIJKE

N E D E R L A N D S C H E

ZOU T I N D Ii ST R I E

Boekelo – Hengelo

GEMEENSCHAPPELIJK INSTITUUT v. TOEGEPASTE PSYCHOLOGIE

mei medewerking der
R.K.
Universifeit en de Kaih. Econ. Hogeschool

Nijmegen, Berg en Dalscheweg 97

Heerlen,
Statiqnsstraat
59
Tilburg. Wilhelminapark 25

Eindhoven. Dommelhoeistraat 8

Arbeicisanalyse

PersoneeIsselectie

9

S
P
t4,,

6V
.2
1
-1
-1

ZOUTZIEDERU

Fabriek van:

zoutzuur, (alle kwaliteiten)

vloeibaar chloor

chicorbleekloog

natronloo& cau.rtic toda.

N.V. BRONSWERK

AMERSFOORT

AMSTERDAM

ROTTERDAM

Afd.
Pijpleidingen
V/H BECHT
&
DYSERINCK

Afd.
Warmtetechniek

V/H HUYGEN
&
WESSEL

Afd.
Luchttechniek

V/H BECHÎ
&
DYSERINCK

Afd.
Koeltechniek

V/H HUYGEN
&
WESSEL

Afd.
Electrotechniek

V/H HUYGEN
&
WESSEL

Land- en Scheepsinstallaties

BRONSWERK

EERSTE NEDERLANDSCHE

Verzekering Mij, op het Leven en tegen Invaliditeit N.V.
Gevestigd te’s-Grevenhage

ADMINISTRATIEKANTOOR DORDRECHT. BELLEVUESTRAAT 2, TELEFOON 5346

Pers one eis- Pensioenverzekering
verschaft directe fiscale besparing – afscbrijving van
toekomstige lasten – blijvende sociale voldoening
Vraagt U eens welgedocunien4eerd advies aan ons
BUREAU VOOR
COLLECTIEVE
CONTRACTEN

Nedeîlandsch Indische Handelsbank, NV.

Amsterdam — Rotterdam — ‘s-Gravenflage

Alle Bank- en Effectenzaken

81 Maart 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

243

DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.

Prof.
G.
Brouwers,
De Nederlandse prijspolitiek en de

Unie der Lage Landen.

In België heerst wel de mening, dat het in Nederland
toegepaste ,,dirigisme”, zich uitend in kunstmatig laag-

gehouden winstmarges. eii exportprijzen, de grote hinder-
paal voor realiseiing der Economische Vnie is. De Neder-
laiidse loon- en prijïpolitiek vertoont echter geen bijzondere

kunstmatigheid: Het is evenmin juist, dat de bestaande
prijs- en loonverschillen tussen beide landen op zichzelf
een beletsel voor spoedige verwerkelijking der Unie vormen.
De grote hindernis is veeleer het omvanijk exportsurplus
van België naar Nederland, niet gedekt door overschotten

op andere posten der Nederlandse betalingsbalans. 1-let

komt in de eerste plaats aan op versterking van de goederen –
beweging, waardoor de Nederlandse •productie kan
worden opgevoerd en bindende voorschriften in toenemen-

de mate kunnen verdwijnen. Slechts het vo6r West-Euro-

pesd verhoudingen te hoge Belgische loonpeil kan de

ontwikkeling der Unie reëel belemmeren.

lIr D. J. Hulshoff Pol,
De geld- en credietrestrictiepolitiek
in Indonesië.

.

Na de oorlog heerste in Indonesië een ernstige inflatie,

tegen welke o.a. monetaire maatregelen noodzakelijk
waren. In verband hiermede is een geld- en crediétrestric-
tiepolitiek geyoerd, die ongetwijfeld een goede uitwerking
heeft gehad. De opvatting, dat deze maatregelen onnodig
zijn geweest, is dus stellig onjuist. Inmiddels mag nimmer
uit het oog worden verloren, dat de Voor Indonesië zo
noodzakelijke krachtige prijsverlaging toch grotendeels moet worden verkregea door sterke verhoging der pro-

ductie, het sluitend maken van de begrotingen, de heffing
van hoge belastingen en de opneming van een belangrijk
overbruggingscrediet uit de Verenigde Staten.

C.
Vermey,
De Qrachtenmarkt in 1947.

Ondanks verschillende voor een lonende exploitatie
weinig gunstige factoren was het afgelopen jaar voor de
wilde vaart alleszins bevredigend. Dit is te danken aan de
vrijwel onafgebroken levendige vraag naar ruimte, die vaak
het aanbod overtrof, en de daarmede gepaard gaande
vaste .tendens der vrachtenmarkt. Van .groot belang waren
met name de Amerikaanse kolen- en graanverschepingen. Treedt het Marshall-plan in g&ddeels ongewijzigde vorm
in werking, dan mag ook verder met een bevredigende
vraag naar ruimte worden gerekend.
Tal van factoren, zowel op politiek, economisch als
monetair gebied, zijn echter nog te labiel dan dat met
enige mate van zekerheid de gang van zaken gedurende
het lopende jaar kan worden voorspeld.

Mr J. de Vries,
herziening m’an het ontslagrecht

Zoals bekend is, moet bij hetontslaan van personeel
een opzeggingstermijn in acht worden genomen, tenzij
er een dringende reden voor,het ontslag is; ontbreekt deze
laatste, dan is ontslag zonder termijn onrechtmatig en
geeft aanleiding tot schadevergoeding. De Stichting van
den Arbeid heeft in een advies aan de Minister van Justitie
voorgesteld om voortaan ieder ontslag, hoe rechtmatig
ook, te toetsen op rechtvaardigheid en redelijkheid;
voorts stelt de Stichting een verlenging van de opzeggings-
termijn volgens een bepaald schema voor, alsook een
schadeloosstelling – indien de termijn niet wordt gerespec-
teerd – welke door de verlenging van de termijn auto-
matisch hoger wordt. 1-let voorstel mag, ondanks op
onderdelen mogelijke critiek, begroet worden als een
materiële verbetering.

SOMMAIRE.
Professeur G. Brouwers,
La politique néerlandaise des prix
et Benelux. –

Le système de contrôle des prix et salaires aux Pays-

Bas ni la différence, des prix e.t des salaires qui existe entre

la Hollande et la Belgique n’empèchent la réalisation

rapide de l’union Benelux. Mais l’excédent non couvert
des exportations belges aux Pays-Bas forme un inconvé-

nient plus important. Toutefois le seul vrai obstacle

l’union complète constitue le niveau des salaires en Bel-

gique; il est trop élevé par rapport au niveau des salaires appliqué dans d’autres pays de l’Europe occidentale.

Dr D. J.
Hulshoft Pol,
La pol itique de restriction en matière

monétaire et de crédit en Indonésie.

La politique de restriction de la circulation fiduciaire

et du crédit en Indonésie dans la lutte contre l’inflation
s’est avérée très utile. Cependant quatre autres expédients

sont encore plus efficaces pour diminuer le niveau des

prix: augmentation de la production; des budgets en

équilibre; des taxes plus élevées et l’aide américaine en matière de crédit.

C.
Vcrmey,
Le -tramping en 1947.

La demande de tonnage était, en général, très forte
durant 1947, de sorte que les compagnies de navigation

irrégulière ont fait de gros bénéfices. La demande de ton-
nage restera forte en 1948 si le P.R.E. est mis en appli-
cation.

Dr .J.
do Vries,
Une ré’ision du droit nu licenciement.

La Fondation du travail aux Pays-Bas a proposé une
révision du droit au licenciement. L’auteur est d’avis que la proposition adressée au Ministre de la Justice contient
plusieurs améliorations utiles et qu’une suite favorable
doit y être réservée.

SUMMARIES,

Professor
G.
Brouwers,
The Dutch price policy and the
Benelux.

The Dutch system of controllirg prices and wages does
not prevent a speedy realisation of the Benelux Union.
Neither is this the case with the existing differences in
prices and wages in Holland and Belgium More important

as an impediment is the uncovered exportsurplus of
Belgiun to the Netherlands. The only real obstacle to a
complete union, however, is the Belgian level of wages,
which is too high in relation to the wage-levels in other
Western European countries.

Dr D. J.
Hulshoff Pol,
Quantitatie restriction of money
and credit in Indonesia.

The policy of restricting the amount of mnoney and credit
in Indoneia, applied in the hattle against postwar infla-
tion, has been very useful. Four other expedients, however,
are more important for lowering the price level: higher production, closing budgets, higher taxes and stop-gap aid from the United States.

C.
Vermey,
Tramp shipping in 1947.

During 1947 the demand for tonnage was generally
strong, so that tramp shipping companies made good

profits. Demand for tonnage will remain strong during
1948 if the E.R.P. is put in operation.

-Dr J. de Vries,
A reQision of the right of discharge.

The Dutch Foundation of Labour has proposed are-
vision of the right of discharge. In-the. writer’s opinion this proposal has to become law, for it contains several
useful improvements.

244

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

31 Maart 1948
DE NEDERLANDSi PRIJSPOLITIEK EN DE

UNIE DER LAGE LANDEN.

De plannen voor economische unies volgen elkaar de

laatste tijd in stormachtig tempo op. Na de reeds geruime
tijd in voorbereiding zijnde Benelux-Unie is een op korte

termijn tot stand te brengen Frans- I taliaanse Unie aan-

gekondigd; één dezer dagen is in beginsel de grondslag
gelegd voor de Bvin-Unie tussen de 5 Westerse landen

en reeds wordtgesproken over een Unie der 16 Marshall-

landen. Deze gang van zaken valt toe te juichen. 1-Jij is
het bewijs voor het snel groeiend besef, dat niet slechts in

het licht van de politieke ontwikkeling, doch ook strikt

economisch gezien; Europa slechts als eenheid kan bestaan

en daarom de onderlinge handelsbetrekkingen met spoed

van hun kluisters moeten worden bevrijd. Vrijheid van handel en van handelen is het devies, dat na— volgens

sommigen zelfs •vôÔr – de dollar het meest wordt ontbeerd.

Een geleide economie, die angstvallig op nationale binnen-

landse ordening is gericht, betekent verstarring en sterft

op de duur aan bloedarmoede. Internationale economie
is niet denkbaar zonder vèrgaande vrijhandel.

Plannen, al dan niet vergezeld van schone woorden,

dienen echter te worden gevolgd door daden. De ervaring

in dit opzicht is vooralsnog niet onverdeeld bemoedigend.

De Unie der drie Lage Landen, die zulk een lichtend
voorbeeld voor de wereld was, is in• feite nog steeds niet

geheel geraliseerd, al heeft men belangrijke vorderingen

gemaakt in het bijzonder met de unificatie der tarief-

wetgeving. Zouden de moed en de breedheid van visie ontbreken om het plan tot werkelijkheid te maken, dan
ware dit wel zeer te betreuren, niet het minst om de be-

tekenis van deze Unie als toetssteen voor de dooFvoering

van grootscheepser plannen. Het lijkt daarom uitermate
gewenst – zo enigszins mogelijk – maatregelen te treffen,

welke de totstandkoming dezer Unie bespoedigen. Deze
maatregelen moeten dan echter gericht zijn op het weg

nemen der werkelijke hindernissen, die aan de realisatie

der Unie, in de weg staan. Onbezonnen gebaren brengen
ons slechts dieper in de put.

Is de Nederlandse prijspolitieh kunstin’atig?
Volgens een in België wijd verbreide mening is het in
Nederland toegepaste dirigisme de grote hinderpaal. Zeer
reient’ is clit door Prof. Baudhuin duidelijk uitgesproken.

Dit dirigime belet de prijzen in Nederland te stijgen

overeenkorhstig de toenemende geldsomloop. Het streven
naar volgens Prof. Baudhuin. te lage prijzen ,,krimpt de

winstmarges kunstmatig en op overdreven wijze in”, waar-door de opvoering der productie wordt gerëmd,-terwijl het
tevens tot te lage exportprijzen leidt, tot schade van het
herstel der betalingsbalans. Deze politiek werkt voorts

het sparen tegen, omdat het publiek toch op een stijging
der prijzen rekent. Eenzelfde effect heeft de lage rente-

politiek, welke tevens ,,alle investeringen tot het uiterste
opdrijft, zelfs wanneer de rentabiliteit niet voldoende is”.
De distributie bevordert het verbruik in plaats van het
te verminderen. Opheffing der distributie en stijging der
prijzen tot de beschikbare geldhoeveelheid met een daar-
mede gepaard gaande devaluatie van de munt zullen de
betalingsbalans in evenwicht brengen en daarmede de
voorwaarden scheppen voor een economisch geünificeerd Europa.

Deze redenering van Prof. Baudhuin staat en valt met
zijn uitgangspunt, dat de Nedërlandsewinstmarges en ex-
portprijzeii kunstmatig laag zouden zijn
1
). Prof. Baudhuin
voert voor deze ‘stelling geen bewijzen aan. Zij, die het
weten kunnen, nl. de ondernemers, zijn blijkbaar een
andere mening toegedaan. Weliswaar wijst men de in

‘)
Behandeling van de lage rentepö]itiek zou het raam dezer
beschouwingen overschrijden. Prof. Baudhuin overschat de beteke-
nis daarvan voor de kapitaalsinvestering onder de huidige om-
standighedeb mi, zeer.

Nederland veel geuite klacht, dat de winstmarge veel te

hoog zijn, af, met het oog vooral op de noodzakelijke

kapitaalsinvesteringen, doch kunstmatig laag acht men
de winstmarges stellig niet. Anders zou de Nederlandse

ondernemerswereld zich in zijn jaarverslagen wel pessimis-

tischér uitlaten en de hier te lande gevoerde prijspolitiek

in zijn algemeenheid niet in die mate ondersteunen als
men doet.

Zijn onze exportprijzen te laag? Als Prof. Baudhuin dat

meent, houdt hij de Nederlanders voor grotere philantro

pen dan zij zijn. Zonder nu de juistheid te erkennen van

het oude spotrijmpje dat ,,the fault of the Dutch is giving

too little and asking too much”, zo kan Prof. Baudhuin

zich er stellig van verzekerd houden, dat wij uit de buiten-

landse vraag- en aanbodsituatie halen wat er in zit. Het
is zelfs de vraag,’ of Wij daarbij niet overdrijven Recente’

berichten van verschillende afzetmarkten wijzen er op,

dat wij hier en daar, als elk ander verwend door exorbi-

tante exportprijzen, te hoog blijven zitten en niet tijdig

overschakelen op concurrerende prijzen.

In plaats van te poneren, dat de Nederlandse dirigisti-
sche prijspolitiek productie en export remt, kan men

veeleer stellen, dat zij bêide, uitgaande van de gekozen
guldenkoe’s, bevordert, enerzijds door de sociale rust,.

die zij mede tot stand heeft gebiacht, anderzijds door het

voor West-Europa relatief lage loonpeil, dat zij heeft

mogelijk gemaakt. Men kan trouwens beiwaarlijk spreken
van een specifiek Nederlands dirigisme op dit gebied. In

alle West-Europese landen is en wordt het met in beginsel
gelijke strengheid toegepast. Er is slechts en verschil in
effect. Terzake geven de hieronder volgende grafieken van
het verloop van de groothandelsprijzen en kosten van

levensonderhoud beide in guldens uitgedrukt een globaal
beeld.

Is het Nederlandse prijs- en loonpeil echter niet kunst-
matig ‘om een andere reden, nl. omdat de prijzen der,

levensmiddelen kunstmatig laag worden gehouden door

subsidies? En leidt dit feit niet via het begrotingstekort

tot een toenemende geldcirculatie, waardoor het bestaande

prijs- en loonpeil op de duur toch niet gehandhaafd kan
blijven? Ook de huurstop is in dit verband van betekenis,

aangezien de nieuwbouw dientengevolge aan de Staat
belangrijke bedragen gaat kosten.
Alvorens het antwoord op deze vraag te geven, zij er
allereerst de aandacht op gevestigd, dat het Nederlandse

prijs- en loonpeil niet kunstmatiger is dan dat van ver-
schillende andere landen, België inbegrepen. Per ‘hoofd’

van de bevolking zijn de levensmiddelensubsidies hier te lande relatief laag. Na de herzieningen van de laatste tijd
in België zijn de totaal-bedragen in beide landen practisch
gelijk. Dat in Nederland deze subsidies
via de prijzen
aan de arbeidende bevolking worden verstrekt en in
België grotendeels direct, doet vooF, de kunstmatigheid
van prijs- en loonpeil samen niet ter zake. Bij afschaffing
der subsidies in’ beide landen stijgen in Nederland de
levensmiddelenprijzen meer dan in België, doch de invloed
van de afschaffing op de lonen is gelijk en du,s in beginsel
ook de repercusies,.die de stijging hiervan eventueel op het algemene prijspeil zal hebben. Voorts zijn de huren
in België weliswaar belangrijk gestegen in vergelijking

met andere landen, doch ,in overeenstemming met de
sterk gestegen bouwkosten zijn zij hoogstwaarschijnlijk
nog niet. Wat kunstmatigheid van prijs- en loonpeil
betreft, geven België. en Nederland elkaar momenteel
mindex toe dan veelal wordt aangenomen.

De vraag is – voor beide landen! – wanneer zij deze
werkelijke kunstmatigheid, die gelegen is in de subsidiëring

van het prijs- en loonpeil, hieruit moeten verwijderen.
Het antwoord op deze vraag wordt bepaald door het
effect, dat een dergelijke manipulatie op het prijs- en
loonstelsel zal hebben. Bij een voldoende §tabiliteit van
de prijs- en loonstructuur is de mogelijkheid gegeven dit

effect binnen redelijke grenzen te houden. Afschaffing

31 Maart 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

245

Indescijfers poor groothandelsprijzen in enige landen, herleid op guldensbasis (le half laar 1939 =, 100)

6o

600

– –

So

!-

.
oo

a0

n’.
SI,.ten

– – – – –

En,jrind.

400

. ..

;.

Frnkfljk

+-l-++

=

Zw,d,,,

+ – + – =

Z=t=,l,flt

Belgit

350

……
. ..

.-…..

lo

loo

50

oct.

Jon

apr.

juli

Oct.

jou.

apr.

juli

Oct.

jOit.

apr.

Juli

der subsidies en verhoging van de huren – gecombineerd,
althans in Nederland, met een gedeeltelijke afroming der
verhoging ter financiering van de nieuwbouw – zou dan
tot een beperkte loonsverhoging leiden met een geringe
secundaire reactie daarvan op het algemene prijspeil. Deze
stabiliteit is echter nog in geen der beide landen in vol-doende mate aanwezig. In België is de reeds bestaande
aandrang tot verdere loonsverhoging groter dan in Neder-
land. Ook hiër te lande echter is de rust nog verre. Psycho-
logisch wordt hog steeds een spanning tussen prijzen en
lonen gevoeld. Al dekt zich dit gevoel voor de meerderheid
der bevolking niet met de economische werkelijkheid, met
het feit hebben wij rekening te houden. Daarnaast bestaat
eens economisch evenmin gerechtvaardigdë ontevreden-
heid in agrarische kring over de vastgestelde prijzen.
Vervolgensstelt de heraanschaffirig van productiemiddelen
in toenemende mate zijn eisen aan de financiën. Onder
deze omstandigheden zou naar alle waarschijnlijkheid de
secundaire werking van de toegepaste manipulatie het
primaire effect ver te boven gaan. Een proces van prijs-
en loonsverhoging zou zich ontwikkelen, dat: 1. onze
gunstige kostenpositie, waarvan wij nu juist de vruchten
gaan plukken, zou elimineren, 2. de sociale rust en dus de
productie nadelig zou beïnvloeden en 3. het begrotings-
tëkort door de stijging der staatuitgaven wellicht in plaats van af- zou doen toenemen. Een als gevolg dezer ontwik-
keling noodzakelijk geworden devalutatie zou het proces slechts verlengen door de hernieuwde stijging, welke het
prijsniveau daardoor zou ondergaan. De financiële positie
van Nederland is ongetwijfeld zorgelijk. De daarmee

samenhangende ontwikkeling der geldcirculatie is echter,
mede omdat tegenover de inflatoire krachten sterke
deflatoire krachten staan, niet dermate verontrustend, dat
wij daarvoor een sprong in het duister zouden moeten
doen met de onoverzienbare gevolgen, die ik hierboven
in enkele woorden heb trachten aan te geven. -.
Teméer omdat verschillende tekenen op een zekere
ontspanning van de situatie in de naaste-toekomst wijzen;
die het doorvoeren der op de duur onvermijdelijke laatste hianipulatie van het prijs- en loonniveau mogelijk zouden
maken met een aanzienlijk minder gevaarlijk secundair
effect. Op industrieel gebied neemt de concurrentie toe,
verschillende prijzen hebben reeds de neiging üit eigen be-
weging op of zelfs-beneden de officiële te blijven, een, bewijs
temeer voor de natuurlijkheid van het Nederlandse prijs-
-niveau. Dit kan straks een eventuele prijsstijging der
levensmiddelen als gevolg van afschaffing der subsidies
compenseren. Daarnaast is et een daling op de agrarische
markten, waardoor de subsidies reeds automatisch vër
minderen. Het zou geen wijs beleid zijn, wanneer de kust
bereikbaar schijnt, het schip aan het spel der golven prijs

te geven. –
Laat men ten slotte ,de foutieve gedachte uit zijn hoofd
zetten, dat het vieren van de. .taugels.op.Jiet gbied van
prijzen en lonen als door Prof. Baudhuin, gesuggereerd,
gepaard gaand met een devaluatie yan de gulden, de prijs-
en loonniveaiix -van Nederland en België in één vlak zou
brengen. ‘Wanneer de devaluatie, met de stijging dër
prijzen en lonen in overeenstemming zou zijn – en wat
zouden wij tot herstel van de lage productiekosten-,– die

0

Ver. State,

ErjetaV (5ettnieerd) S)

=
Frankrijk

44.44.4’o
Zw,de,

+ –
+— -1
=
Z,,it,e,Iand

00. 0=00 0
,

Sel9ié

– , – , – , –
Hed,ntnn

0
is
Oude.
,
to

VICUWI
0551
,
0

246

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

31 Maart 1948

wij zo dringend nodig hebben, anders kunnen doen –

zou- in de verhouding tot België niets veranderen.

Een aanpassing der niveaux zou slechts plaatsvinden,

indien wij prijzen en lonen zoudeii laten stijgen zonder
overeenkomstige herziening van de munt. Wanneer wij

met België alleen op de wereld waren, zouden de bezwaren
hiervan overkomelijk zijn. Er zijn echter nog vele andere

landen, waarmee wij en België moeten concurreren. Wij

moeten er dus gezamenlijk naar streven een prijs- en
loonpeil te bereiken, dat ons gezamenlijk in de wereld

zo krachtig mogelijk maakt. Dat het huidige Belgische

peil als zodanig zôu kunnen gelden, is ook naar de mening

van vele Belgen – waaronder, als ik mij niet vergis, Prof.
Baudhuin – geenszins het geval.

Beletten de bestaande prijs- en loon verschillen tussen Neder-
land en België een spoedige totstandkoming der Economische
Unie?

Het is dus zeker niet een bijondere kunstmatigheid

van de’ Nederlandse prijs- en loonpolitiek, die remmend

op de totstandkoming der Economische Unie zou werken.
Een andere vraag is evenwel, of de bestaande prijs-
en loonverschillen op zichzelf een beletsel voor een spoedige

totstandkoming der Economische Unie zouden zijn. In-
dien ja, dan zou vastgesteld moeten worden, welke maat-

regelen te treffen waren, die een werkelijke oplossing van

dit probleem zouden geven. Het belang van de Economi-

sche Unie is dermate ‘groot, dat zulk een werkelijke opios-

sing offers in de een of andere vorm waard zou zijn. Al-

vorens deze vraag te beantwoorden, is het allereerst nodig

vast ,te stellen, dat niet in de eerste plaats het verschil
in prijs- en loonniveaul de totstandkoming der Unie belet.

De grote hindernis is veeleer de belangrijk grotere export
uit België naar Nederland dan uit Nederland naar België,

niet gecompenseerd, zoals dat vroeger het geval was, door

overschotten op de verdere posten van de Nederlandse

betalingsbalans. Indien ‘voor dit deviezenprobleem een
oplossing zou worden gevonden, zou dan het verschil in
prijs- en loonniveau nog een volledige opheffing van de
economische grens verhinderen?
Het verloop van
A
indexcijfers uitgezet op onderstaande

grafieken kan, hoe belangwekkend op zichzelf, daarover

geen voldoende uitsluitsel geven. Voor de. oorlog was de

normale situatie, dat prijzen en lonen Vrij belangrijk hoger

dan in België lagen, zoals dat ook met Engeland en in nog

sterkere mate met de Verenigde Staten het geval was.

•De bijzondere economische positie, die tot dit normale
verschil aanleiding gf, bestaat niet meer. Al behoeven

prijzen en lonen ook in de t’oekomt in het gehele gebied
der Unie niet volkomen gelijk te zijn, wij doen goed er

van uit te gaan, dat het Belgische en het Nederlandse
niveau als geheel elkaar bij een normaal ‘handelsverkeer

niet veel zullen kunnen ontlopen. België is vooral in, de

na-oorlogse jaren zijn achterstand ingelopen en meer dan

dat, zijn prijs- en loonniveau is boven het Nederlandse

uitgegaan. Het is moeilijk exact vast te stellen in welke

Indexciifers poot de hdsten van leoRnsonderhoud in enige landen, herleïd op guldensbasis (le halfjaar 1939 = 100).

.350

45.

400

33e

00

e..

.23e

.

———–
.i——–
.0_t.
——–

ISo

loo

45

16

oct.

Jdrr.

apr

juli

Oct.

jan,

apr.

juli

Oct.

jan.
apr.

– 1)
Met behulp van’ de resultaten van een onderzoek naar het
verloop van de gelduitgaven voor consumptie-artikelen (,,Natlonal
Income and expenditure of the United Kingdom 1938-1946″) kon
voor elk der jaren 1939 t/m 1946 een lndexcijfer berekend worden
volgens de verhouding
consumptie van dat jaar x prijzen van dat jaar

11

11

11
x

11

11

1938

De maandelijkse lndexcijfers zijn gecornigeerd volgens de factor
– gecornigeerd jaar indexcijfer
niet gecorrigeerd jaar indexcijfer

Voor detijd na 1946 is als correctiefactor aangenomen de verhouding
gecorrigeerd indexcijfer 1946
niet gecorrigeerd indexcijfer 1946

31 Maart 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

247

Indexcij Iers voor groothandels prijzen, kosten Qan le9ensonderhoud, loneh en geldcirculatie in Nederland

(1938139 = 100) en België (1936138 = 100), herleid op guldensbasis.

43o

400

33o
b

=

Belg.4
O

=

Redoland

300

6
——-

=

6ou0hd,i,pnijz,n

=

K.U. cm, 1,v,nsandc,1,oud

VOlflllI
nano,1499
23e

budnl
=

Induntnle-lonno

…….
……………………………………..
‘1

…_;:
n

0.

loo

W.I. 94 =’mb.iiji, v4,cd,
lun,n

BtllI = minimum lonen

+ + +

=

Totale geldchuhas. lnclo,ieO
di=ciod non panticcii,n,
banken

N,d,rL Aug. 1939 – 100

BeI9i inn. 1940

lot

5o

.462

47

Jcll

Oct

jon.

cpn

job

Oct

jam

juli

Oct

mate. Daarvoor is noch wat prijzen, noch wat lonen aan-

gaat, voldoende vergelijkbaar cijfermateriaal beschikbaar.
Vergelijking op beperkte schaal geeft echter de indruk,

dat de kleinhaiidelsprijzen in België 15 â 20.pCt boven die in Nederland liggen, uiteraard ‘met belangrijke ver-
schillen voor afzonderlijke goederengroepen. Het ver-
schil voor levensmiddelen is wel ongeveer 20 pCt. Textiel
en meubelen echter ontlopen elkaar in België en Neder-
land al minder. Voor de groothandeisprijzen is momenteel
nog een onderzoek gaande, doch het zou mij verbazen als
het resultaat belangrijk van bovenstaande cijfers zou

afwijken.
Met betrekking tot de lonen is een vergelijking nog
moeilijker door het ontbreken van voldoende representa-
tieve Belgische cijfers. Bedrijfstaksgewijze vergelijking op
beperkte schaal wijst echter in de richting van een globaal

verschil, dat omstreeks 20 pCt zou bedragen.
Van belang is nu echter, welkë ontwikkeling voor de

naaste toekomst te verwachten is. Uiteraard is het onmo-
gelijk in dit opzicht met zekerheid voorspellingen te doen.
Wel is met een zekere mate van waarschijnlijkheid de
ontwikkeling aan te geven. In België heeft in het jongste
verleden een stijging der levensmiddelenprijzen plaatsge-
vonden, in het bijzonder door de herziening van het sub-
sidiesysteem, en een zekere daling der industriële prijzen.
In Nederland heeft een analoge ontwikkeling plaatsgevon-
den, zij het in minder uitgesproken mate. Momenteel doet zich in België een vrij krachtige aandrang tot loonsverho-
ging voor. Deze kan tot een enigszins verdere stijging der
levensmiddelenprijzen leiden. In de industriële sector zou een dergelijk effect vooralsnog van beperkte aard kunnen
zijn, omdat hier voor vele gebruiksgoederen het concur-
rentieniveau bereikt schijnt te zijn, waardoor noch een
verdere daling van betekenis, noch een stijging, wanneer
de productiekosten tenminste niet belangrijk naar boven
gaan, waarschijnlijk lijkt.
In Nederland is de sociale spanning minder. Mede
hierom behoeft een verdere, stijging van de levensmiddelén-
prijzen op deze grond niet te worden verwacht. In de
industriële sector is het concurrentieniveau over het geheel
genomen zeker nog niet bereikt. Bij toeneming der con-
currentie en eventuele verbetering der bedrijfsbezetting

en voorts niet in de laatste plaats door verhoging van de
arbeidsproductiviteit is hier stellig nog een verlaging van

betekenis mogelijk.
Wanneer in beide landen de laatste kunstmatigheden worden weggenomen, zal het effect ,op hun onderlinge
verhouding, wanneer het tenminste met het nodige beleid
gebeurt, niet groot behoeveii te zijn. De levensmiddelen-
prijzen zullen wat dichter naar elkaar toe trekken, omdat
dan ook in Nederland althans de subsidies op binnenslands
geproduceerde levensmiddelen in de prijs verwerkt zullen
worden. De met deze ‘correcties gepaard gaande loons-
verhoging zal in beide landen tot een zekere verhoging
van het algemene ‘prijspeil leiden, mogelijkerwijs beperkt door een verdere toeneming der concurrentie, wanneer de
Marshall-hulp het economisch leven in gang houdt, resp.

daaraan nog een verdere stimulans geeft.’
Wanneer deze verwachting van het toekomstige prijs-
en loonpeil zou opgaan, zouden dus zekere verschillen
gehandhaafd blijven, die voor de lonen ruwweg op 20 pct,

voor de prijzen op 10 â 20 pCt geschat kunnen worden.
Zou deze tendens in de huidige ontwikkeling 6en spoe-
dige totstandkoming der Economische Unie behoeven te
belemmeren? M.i. niet. Allereerst zouden wij voorshands

de prijsvoorschriften handhaven, die trouwens voor pro-
ductiegoederen, waaraan de grootste behoefte bestaat,
reeds in belangrijke mate op de buitenlandse en dus ook op
de Belgische prijzen gebaseerd zijn. Een vergroot aanbod
van industriële gebruiksgocdcrcn zou, gezien dc toeneming
der concurrentie in verschillende bedrijfstakken, bezwaar-
lijk boven de bestaande prijzen kunnen worden afgezet.
Ik neem voorts aan, dat het opheffen der grens met een
zekere geleidelijkheid zou gebeuren en wij voorlopig niet
allerhande fancy-artikelen, die in België – nog – in om-
loop zijn, zouden toelaten. Omgekeerd neem, ik eveneens
aan, dat ook het vrijgeven van distributie en van export
naar België met een zekere geleidelijkheid zou gebeuren
met het oog op de voorziening hier te lande vaw bepaalde
schaarse essentiële artikelen.
Indien men de zaak dus nuchter bekijkt en beseft, dat
de Economische Unie nu niet ineens in twee maanden een

feit kan zijn, dan behoeven de bestaande prijsverschillen
voor een sneller totstandkoming geen beletsel meer te zijn.

r

248

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

31 Maart 1948

Waar het in de eerste plats opan komt, is een verteiking

van de goederenbeweging, waardôor de Nederlandse pro-

ductie’kan worden opevoerden ons ecodoiiisch leven in
toenemende mate van bindende voorschriften kan worden

verlost. ‘Vij ,,dirigeren” tenslotte niet voor ons plezier.

Wij moeten wel woekeren met. de sckaarse- deviezen om

ons economisch leven, dat door de oorlog meer uit.het lood
is geslagen dan in de overige West-Europese landen, weer,

enigermate in evenwicht te brengen. Wij sturen met ernst
aafi op een situâtie, waarin wij ons op edh beheering van de strategisdhe factoren in het economisch leven kunnen

terugtrekken… –

.In.dit verband ware.een pikanta vraag te stellen. Zijn

onze Belgische vrienden in het wezen der zaak niet dirigisti–

scher dan wij? Op hun verzoek leggen wij onze industriali-

satie aan banden, waaraan wij van zuiver Nederlands stand-

punt bezien vrij weinig behoefte hebben. Daarnaast

wordt op grond van zuivere concurrentie-overwegingen

de agrarische export van Nederland naar België belem-

merd. heeft in het raam ener Economische Unie een be-

scherming van• Belgische tegen Nederlandse tuinders niet
even weinig zin als die van de streek om Breda tegen het
Westland?. Een-al te nauwgezet tegen elkaar afwegen van

bijzondere belangen binnen het gebied der Unie zou wel

eens tot een dirigisme kunnen leiden funester voor de
krachtsontplooiing der Unie dan het overgangsdirigisme
van vandaag.

Wanneer wij niet kleiner willen zijn dan de taak, die

wij ons gezamenlijk hebben ge’steld, en wij dus aan de vele
krachten, in onze Unie aanwezig, de
ndige
vrijheid van bëveging hten zodra de’omstandigheden dat maar even toestaan, dan iser slechts één reële moeilijkheid, die de
ontwikkeling der Unie kan remmen, nl. het voor ‘West-

Europese verhoudingen hoge Belgische loonpeil. Ook in
België maakt men zich daarover met het oog op de reeds

moeilijker wordende export zorgen. Gaan in verband met

het dollarprobleem niet reeds stemmen op om tot een
groter dirigisme in de buitenlandse handel te komen?
Wij .ulienin het raam van de maatregelen, die wij nog

gezamenlijk moeten treffen om de Economische Unie met

spoed naderbij te brengen, ook de mogelijkheden voor een
oplossing van deze môeilijkheid grondig onder ogen moe-
ten zien.
De Belgische bruid kijkt soms met enig misprijzen naar
het ploeteren van haar ,,dirigistische” echtgenoot. Daarbij
is,-naar ik meen, vrij veel misverstand in het-spel. De
vrijhandel placht éen zijner grootste deugden te zijn.
De familiefortüin heeft echter zware klapen gehad pen
hij moet dus wat zuinig zijn. Maar hij is gezond van lijf en leden en zou intoekomstige,dagen voor zijn bruid wel eens
een goede steun kunnen.zijn. Hoe sneller deze partners voor
het leven met inspanning van al hun gezamenlijke krachten
hun huis iii orde brengen, hoe beter voor hen -beiden.

‘s-Gravenhage.

Prof. G. BROUWERS.


DE GELD- EN ÇREDIETRESTRICTIE-

POLITIEK

1N INDÔNESIË.


,- ;-
Na de oorlog -bleek al spoedig, dat – zoals trouwens
te “,erwachten 1was – in indonèsië een ernstige . inflatie
heerste.-FIet tegengaan’hiervan behoorde tot de voornaam-
ste plichten der opniéuw opgetreden Nederlands-Indische
Regering. Dit konop -verschillende wijzen geschieden. Een
belangiijke factor was het opvoeren van de prdductie,
docif ook zuiver rnonetair maatregelen waren nood-

zakelijk.

.. . –
Deze–monetaire maatregelen werden gericht op drie
obj ecten ,-t.w. het ‘ruilmiddel,het individûele geldinkomen
en de credietverlening.

Maatregelen in oerband met, het ruilm.iddel.

Als ‘maatrbgel tot vdrmindeting van het ruilmiddel,

dat

door de -toeneming van zijn hoeveelheid een’ernstie

oorzaak
,
van de prijsstijging was, kwam, zoals reeds eerder
werd opgemerkt
1),
de geldzuivering in aanmerking. Deze

is reeds in zover met grote vlotheid doorgevoerd, dat de vele

milliarden Japans en Republikeins geld vrijwel geheel
waardeloos werden verklaard, zodat volgens de laatste

schattingen (die nog wel door andere zullen worden ge-

volcl) thans ongeveer f 1,4 milliard in omloop is tegen

een veelvoud in de eerste tijd na de dorlog. In hoever nu

verder een sanering in Nederlandse stijl met de daaraan

verbonden ingewikkelde voorschi-iften en overbelasting

van het bankwezen zal plaatsvinden, zal nog moeten

worden afgewacht. Een grot bezwaar is ongetwijfeld de

onontwikkeldheid en ht nog steeds verbreid analphabe-

– tisme van de bevolking en de te geringe vertakking van
het bankstelsel. Intussen blijft de geregelde toeneming

van het nieuwe Nederlandse geld, dat na de oorlog is uit-
gegeven zonder dat er ‘een voldoende productie van goe-

deren tegenover staat, een gevaarlijke bron van verdere

inflatie. Men zal, ongeacht eventuele verdere geidzuivering,
alle krachten moeten inspannen om de productie zoveel
môgelijk op te voeren en het dient gezegd te worden, dat
men daarmede in Indonesië druk bezig is.
Maatregelen in terband met het indioiduele geldinkonien.

Gedèelteljke blokkering der salarissen.
Een maatregel’
waartoe direct werd overgegaan, was een slechts partiële

uitbetaling der salarissen in bepaalde zgn. krapgeldgehie-

den, zodat het overige gedeelte geblokkeerd bleef. De’lcrap-

geidgebieden waren de door Nederland bezette streken op

Java en Sumatra en verder de Riouw-Archïpel, Banka, Billiton, Bali en’Lombok. Daartegenover bestonden de
ruimgeldgebieden, t.w. Borneo en Celebes, waar deze be-

perkende bepalingen niet golden. Het verschil dat tussen
beide gebieden gemaakt werd, vond, hierin ‘zijn oorzaak,
dat de productie in eerstgenoemde gebieden zo laag was,

dat iedere verruiming, van de geldhoeveelheid dadelijk
leidde tot een sterke stijging van de prijzen, terwijl in

laatstgenoemde gebieden het aanbod van goederen reeds

zo groot was, dat deze reacties zich niet meer voordeden.

Zo mocht te Batavia, al was het salaris van de betrokken
ambtenaar nog zo hoog, niet meer worden uitbetaald

dad f 350 per maand’ met beperkte toeslagen voor vrouw
en kinderen. Ook de particuliere ondernemers hielden
zich aan deze beginselen en trokken dus ééiilijn met de
Overheid.

De resultaten van de politiek in de krapgeldgebieden
zijn zeer goed geweest, hetgeen hieruitkan Worden afgeleid,
dat, zodra er maar geruchten kwamen van hogere uitbe-
talingen, de prijzen van de rijst en andere goederen sterk
stegen. Langzamerhand echter werd meer en meer voldoen-

de geproduceard, zodat de noodzaak der- krapgeldpolitiek
geleidelijk minder werd; op 1 Januari 1947 werd zij geheel
opgeheven.

Bevriezing yan geldoorderingen.
Een andere maatregel,
die genomen werd in het kader van het rechtsherstel, doch in sommige opzichten de uitwerking had de inflatie z6veel
mogelijk te beperken, bestond en bestaat ten dele nog in
een bevriezing van de geldvordei-ingen.
Reeds tijdens de oorlog is de Nederlands-Indische Over-
heid in het buitenland hierop bedacht geweest. In Augustus
1945 werd door de Luitenant Gouverneur-Generaal de zgn.
Bevriezingsordonnantie vastgesteld, die na de oorlog voor

alle bezette gedeelten van Indonesië van toepassing.werd verklaard. Volgens deze ordonnantie werd de voldoening opgeschort van verplichtingen, die dateerden van vôôr de
bevrijding of waren voortgesproten uit een rechtsverhou-ding, ontstaan vôôr dat tijdstip, indien tijdens de bezetting
aan de uit deze rechtsverhouding voortvoeiende verplich-
tinen niet was voldaan als’ een onmiddellijk en direct

gevolg van de buitengewone omstandigheden, veroorzaakt
door de oorlog en de daarop gevolgde bezetting. Het be-

‘)
.VgI. ons artikel ,,De verbroken koopkrachtpariteit van de
Indische gulden” in ,,E-S.B.” van 3 Maart ji., No. 1608.
/

31 Maart 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

249

trof hier verplichtingen van natuurlijke personen, die op
8 December 1941 in Nederlands-Indië woonden of ver-
bleven, dan wel voordien aldaar gewoond hadden en er

nog vermogensbelangen hadden, of wel van rechtspersonen,
die op genoemde datum in Nederlands-Indië waren ge-

vestigd of er een filiaal, bijkantoor of bedrijf hadden.

1-Jet spreekt wel vanzelf, dat de. Bevriezingsordonnantie

niet over de gehele lirie een anti-infiationistisch effect
had. Dit effect bleef weg, voorzover het personen of licha-

men betrof, die grondhuren, pachten, hypotheken ed.

verschuldigd waren en deze schulden niet behoefden te
‘betalen. In dit geval vond immers een handhaving van
koopkracht plaats en dus geen beperking van de beschik-
kingsmacht over de betrokken gelden, omdat degene, die
de schuld niet betaalde, vrij was het geld uit te geven voor
andere doeleinden. Doch de anti-inflationistische invloed

trad wel op voorzover het btrof het niet-betalen in In-

donesië van sinds het begin van de oorlog vrschenen
rente en aflôssing op de Nederlands-Indische o’rerheids-

leningen en het niet, terugbetalen van de saldi van de
rekeningen der Indische bapken. Vooral aan laatstbedoelde

maatregel moet een grote betekenis worden toegekend,

Qmdat daardoor werd voorkomen, dat de banksaldi in het
verkeer kwamen. Het niet-betalen van de rente en aflos-
sing op de Nederlânds-Indische overheidsieningen had niet
zulk een vergaande betekenis, omdat het grootste deel

van deze leningen in Nederland geplaatst was, waar de
rente- en aflossingsdienst geregeld voortgang vond. Een
,naar verhouding klein deel werd dus in Indonesië bevroren.
Intussen moet hier terstond aan worden toegevoegd,
dat de bevriezing van de banksaldi toch nog niet volledig

was. Volgens de bepalingen der Bevriezingsordonnantie
konden de crediteuren hun tegoed niet opvoeren, maar
bleven de banken zelf bevoegd de saldi uit vrie wil terug
te betalen. Hier dreigle dus een lek te ontstaan, dat nood-
zakelijk gestopt moest worden en ook gestopt is. Bij de
hierna te vermelden verlening, van licenties aan de meeste
banken om hun werkzaamheden te hervatten, is nl. o.a.
de voorwaarde gesteld, dat de in de boeken van deze
kantoren voorkomende creditsaldi uit de tijd véôr de
Japanse bezetting, zoals rekening-courant saldi, deposi-

to’s, garantierekeningen, enz. in beginsel bevroren dienden
te blijven. Derhalve mochten de banken in principe tegen
deze creditsaldi geen trekkingen toestaan, noch in de vorm’
van contante uitbetalingen noch in die van overboekingen.

Wel mochten echter, zoals hierna zal worden uiteengezet

bij de credietrestrictiepolitiek voor de banken, bedoelde
saldi onder bepaalde omstandigheden worden gedeblok-
keerd of als onderpand worden gebruikt voor deverlening

van c’redieten. /
De Bevriezingsordonnan’tie is de laatste tijd voor een
deel ongedaan gemaakt. In Febi’uari 1947 werd namelijk
bepaald, dat de na 31 Januari 1947 vervallen huren,
pachten, renten van hypotheken niet langer bevroren
zouden zijn en dus konden worden opgevorderd. Hetzelfde
is, in 1947 bepaald ten aanzien van de na 1 Januari
van dat jaar verschenen rente der Indische leningen en
tCn opzichte van de na die datum aflosbaar gestelde
obligaties en tnslotte in Deceniher 1947 ook vooi’ de
rente en aflossing van vôôr 1 Januari 1947. De bevrie-
zing der banksaldi is echter in beginsel gebleven en dat
is voor de anti-inflationistische politiek ongetwijfeld

een factor van betekenis.

Maatregelen tegen de credietverlening (licentiestelsel voor

de banken).

De grote inflatie maakte het noodzakelijk beperkende

maatregelen ten aanzien van het bankwezen te nemen,
teneinde te voorkomen, dat de credietverlening een bron
van verdere prijsstijging zou worden.
Reeds vÔôr het einde van de oorlog zag de Nedei’lands-
Indische Regering in, dat zij niet werkeloos kon blijven en nam zij maatregelen om het bankwezen in Indonesië

terstond onder contrôle te kunnen.hebben, zodra het uur

van de bevrijding geslagen zou zijn. Niet alle maatregelen
echter werden op dezelfde wijze en in dezelfde mate door-

gevoerd als men aanvankelijk van plan was, doch de

getroffen voorzieningen bewezen, dat de Overheid op, alle
gebeurlijkheden Was voorbereid.
Op 3 Februari 1944 werd te Londen een Koninklijk
Besluit vastgesteld, waarbij het verbod werd opgelegd

om in Nederlands-Indië hankzaken’ te verrichten anders

dan krachtens een door of namens de Gouverneur-Generaal

tot wederopzeggns toe verleende vergunning. In dezelfde

maand’ werd te Paramaribo (Suriname) opgericht de
Bank voor Nederlands-Indië N.V. met een kapitaal van
f 100.000, aan welke bank de vergunning werd ,verleend.
De bank iou, behoudens eventuele verlenging, op 31

December 1948 eindigen, aangezien het de bedoeling was
haar zo kort mogelijk te laten bestaan en zo spoedig

mogelijk dé normale particuliere banken weer te laten

functionneren.
Na de Japanse capitulatie in Augustus 1945 bleek, dat

weliswaar de rust en orde veel later zoudeif kunnen worden
hersteld dan aanvankelijk werd gedacht, doch dat het

bankwezen administratief en technisch grotendeels on-

gerept was gebleven, zodat het stadium van de Bank
voor Nederlands-Indië practisch wel kon worden over-
geslagen. Al heel spoedig kon worden begonnen met het

in werking stellen van de oude banken, zij het dat deze’
haar bijkantoren erst geleidelijk konden openen. Aldus
werd van 1 Januari 1946 af aan de Javase Bank, de
Nederlandsche I-I’andel Maatschappij, de Nederlands-
Indische Handelsbank, de Nederland s- I ndische Escompto

Maatschappij en de Algemene Volkscredietbank toege-
staan bankzaken in Indonesië te verrichten op nader
door de Directeur van Financiën te bepalen plaatsen.
In Juni 1945 kwamen er nog als buitenlandse banken bij
de lIongkong and Shanghai •Banking Corporation en de
Chai’tered Bank of India, Australia and China. Aan de
banken werd gelegënheid gegeven haar werkzaamheden

plaatselijk langzamerhand uit te breiden.

Maatregelen tegen de credietverlening (credietrest;’ictie voor
de banken). .

.

Aan de vergunning wrden echter in bepaalde gedeelten
•van Indonesië, nl. de krapgeldgebieden,, zekere. voorwaar-‘
den verbonden. In het gebied van de ruimgeldpolitiek,
dat Borneo en Celebes omvat, zijn aan de banken geën
voorwaarden gesteld, zodat aan deze instellingen wordt
overgelaten hun credietpolitiek te bepalen. Dit is geddan,
omdat in bedoelde streken geen zodanige’ geldruimte
bestond, dat een onder contrôle van de Overheid staande krapgeldpolitiek nodig wordt geacht.

Daarentegen is decredietverlening in het gebied ‘van
de krapgeldpolitiek, d,w.z. het bezette gebiedvan Java en
Sumatra’ en verder Banka, Billiton, Bali en Lombok,
gebonden aan credietlicenties. Deze credietlicenties werden
te beginnen met October 1945, toen met het stelsel erd
aangevangen, tot en met April 1946 rechtstreeks verleend

dooi’ een van beide betrokken Departementen (het ‘De-partement van Economische Zaken of het Departement
van Verkeer en Waterstaat) en daarna door de Commissie voor verstrekking van ci’edieten aan landbouw-, handels-,
industriële en middenstandsbedi’ijven, ressorterende onder
het Departement van Economische Zaken, of de Commis-
sie voor credietverlening aan bedrijven ressorterende

onder het Departement van Verkeer en Waterstaat,
die de uitbetaling deden plaatsvinden door de banken.

1-let vrijlaten van de banken in de ruimgeldgebieden
heeft, naar w’ordt aangenomen, geen . ernstige gevolgen
gehad, want pel’ ultimo Juni 1946 stond in Borneo en

Celebes slechts een bedrag van ca f 4,2 millioen aan
credieten uit. In aanmerking genomen, dat de rubber-
en copraproductie in deze streken reeds behoorlijk op

gang is gekomen, mag uit bedoeld
,
cijfer de conclusie

250

. ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

31 Maart 1948

worden getrokken, dat de banken de creditverlening

inderdaad zeer beperkt hebben gehouden. De hier be-

doelde landstreken vormen overigens een gebied, waar de

bevolking dun is en waar Vrij weinig wordt geproduceerd.
In de krapgeldgebieden, waar de bevolking veel talrijker

en de productie vooral in normale tijdén enorm veel

groter is, wordt door het stelsel van credietlicenties een

circulati-uitbreiding. binnen zo nauw mogelijke grenzen
gehouden. Dit; is noodzakelijk, omdat een productieherstel

wegens het ontbreken van voldoende kapitaalgoederen,

tekort aan arbeiders en de in verschillende streken nog

bestaande onlusten Vrij sterk wordt belemmerd.

Ten aanzien van deze credietlicenties vallen na de

periode October 1945—April 1946 drie Vormen te onder-

scheiden, t.w.:
Deblokkering van de Vôôroorlogse banksaldi tot het

maimum bedrag in de licentie Vermeld.

Het opnemen van een crediet bij de banken op eigen

risico van deze instellingen, met inachtneming van de door

de bank gestelde Voorwaarden eis onverminderd de door

de betrokken Commissie voor de credietverlening opge-
legde condities.

Het opnemen van een crediet bij de banken met

gouvernemerilsgara’ntie, onder voorwaarden, gesteld door

de betrokken bank en de Commissie voor de crediet-

verlening.
In de periode October 1945—April 1946, toen de cre-

dieten nog rechtstreeks door de Overheid werden gegeven,

-werd in totaal voor f 0,7 mi]lioen aan credieten verstrekt.

Daarna werden in het ressort van het Departement van

Economische Zaken de volgende bedragen aan deblok-
keringslicenties ter beschikking gesteld. –

Periode

Indus-

Handel Cultures Overige Totaal

triële be-

bedrij-

drijven

ven
‘)
(in millioenen guldens)
Mei-Dec.
1946

11,5

12,8

3,1

3,9

31,4
Jan:-Apr.
1947

8,3

19,2

5,5

2,2

35,1
Mei-Sept.
1947

. 4,1

14,0

13,1

1,4

32,7

Totaal

23,9

46,0

21,7

7,5

99,2
1)
Vaaronder assurantiemaatschappijen, verenigingen, hotel-
bedrijven, yemen en scheepvaartmaatschappijen.

Deze cijfers – mer recente zijn er niet – wijzen er op,
dat de meeste credieten werden verleend aan handel en
industrie en in mindere mate aan de cultures, hetgeen
niet te verwondren is, omdat de gegevens bijna geheel
betrekking hebben op de periode van voor de militaire
actie, toen dus nog maar weinig cultuurondernemingen
onder Nederlands gezag stonden. Verder blijkt uit de
statistiek, dat de industriële bedrijven verzadigd begonnen
te geraken en dat de cultures in de laatste periode als
gevolg van de militaire actie (eind Juli—begin Augustus
1947) meer credieten nodig hadden; deze toeneming vond
dus in Augustus en September 1947 plaats.
Wat de licenties met gouvernementsgarantie betreft,
werd in 1946 voor een bedrag van f 827.000 aan credieten
verstrekt en gedurende de periode Januari-Augustus 1947

1,2millioen, van welke bedragen sindsdien bijna 25 pCt
werd afgelost.
Ten aanzien van de credietvérlening in het ressort van

het Departement van Verkeer en Waterstaat is bekend,
dat in 1946 voor f 26,7 millioen op credietlicenties werd geleend en wel verdeeld als volgt:

Mijnbouw

……………………..
.f

19,6 millioen

Gas

en

electriciteit

…………….
,,

5
1
0

11
Machine- en scheepsbouw

……….
,,

1,,6

Aannemersbedrijven

en

architecten-

bureaux

……………………
,,

0,4

Spoorwegen

…………………..
.
,

0
1
1

11
Diversen

……………………..
enkele duizenden

-Totaal

……………………….
..
26,7 millioen

De hier genoemde bedragen zijn nict onaanzienlijk; zij

zijn echter zeer geleidelijk verstrekt. Het totale bedrag is.

ongeveer f 127 millioen en in verhouding tot de totale

geldhoeveelheid (welke volgens de laatste schattingen
ongeveer f1,4 milliard aan bankbiljetten bedraagt) niet
zo heel groot. De veronderstelling is gewettigd, dat er

nog heel veel credietsaldi bevroren zijn, zodat het bevrie-

zingsstelsel, gekoppeld aan dat van credietlicenties, een,
zeer goède anti-inflationistische uitwerking heeft gehad
en nog heeft.

Conclusies.

Uit de hier gegeven uiteenzetting kan naar onze mening’

de conclusie worden getrokken, datde geld- en crédiet-

restrictie in Indonesië ongetwijfeld een goede uitwerking

heeft gehad, hetzij in de zin van een medewerking tot de
deflatie (de feitelijke waardeloosverklaring van het Ja-

panse en Republikeinse geld), hetzij in de betekeiiis van

een tegengaan van een verdere inflatie (gedeeltelijke

blokkering van salarissen, bevriezing van geldvorderingen

en wel vooral van banksaldi en toepassing van het stelsel
van credietlicenties). De opvatting, dat deze maatregelen onnodig zijn geweest, is dus zeker onjuist. Intussen mag,

met erkenning van de waarde van deze voorzieningefi,

natuurlijk nimmer uit het oog worden verloren, dat de

voor Indonesië zo noodzakelijke krachtige prijsverlaging

toch grotendeels moet woden verkregen door sterke ver-

hoging van de productie (welke immers nog veel te laag

is), het sluitend maken van de begrotingen, de heffing

van hoge belastingen en de opneming van een belangrijk

overbruggingscrediet uit de Verenigde Staten van Amerika.
Eerst dan zal een gezonde evenwïchtstoestand in het land
kunnen worden verkregen.

‘s-Gravenhage.

Mr
D. J.
HULSHOFF
POL.

DE VRACHTENMARKT IN 1947.

Indien men de uitgaande kolenmarkt, weleer van wel-

haast overwegende betekenis voor de algemene vracht-

vaart, buiten beschouwing laat, moet worden erkend, dat
het achterliggende jaar voor de reders, wier schepen in

de wilde*vaart emplooi vinden, alleszins bevredigend ivas.
Zulks ondanks de omstandigheid, dat in tal van gevallen
lange ballastreizen naar de laadhaven moesten worden
ondernomen en dat bij transatlantische reizen, voor h’et
vervoer van kolen dan wel graan van Noord-Amerika

naar Europa en ook gedeeltelijk op andere trajecten, bij
ontstentenis van uitgaande lading de exploitatiekosten
ten volle door de thuisvracht moesten worden gedekt.
Ongeacht ook het maar al te vaak abnormaal lange opont-
houd in laa& of loshavens, waardoor de reisduur dienover-
eenkomstig werd verlengd, en ongeacht de nog voort-
durend stijgende lijn der bunkerrekening – om het even
of kolen dan wel olie gestookt wordt – om niet te spreken
van de hoge reparatiekosten en de vaak lange duur der
reparaties waardoor de schepen onevenredig lang aan de
vaart moeten worden onttrokken.
Dât ondanks al deze voor een lonendeexploitatie weinig gunstige factoren nochtans bevredigende. reisovêrschotten
konden, worden verkregen, is te danken aan de vrijwel
ononderbroken leQendige oraag naar ruimte,
die vaak het
aanbod overtrof, en ,de daarmede gepaard gaande vaste
tendens der’vrachtenmarkt. Vrijwel ononderbroken, want
met name de Noord-Amerikaanse markt heeft, in het bij-
zonder gedurende de voorzomer van het afgelopen jaar,
periodieke inzinking.en vertoond, gevolg eiTerzijds van lang-
durige arbeidsconflicten in de mijnen alsmede met de
havenarbeiders en zeelieden (waardoor de verscheping
van graan en kolen vertraging ondervond) en anderzijds
veroorzaakt door een vrij drastische verlaging der vrach-
ten, geaccepteerd door ,,operators” van A’merikaanse
schepen, welke door hen op ,,bareboât form” van de
USMC waren gehuurd. De hieruit voor ,,operators” voort-

31 Maart 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

251

vloeiende, vaak aanzienlijke: verliezen waren oorzaak
;
dat

de USMC inAugustus jI. ingreep. De voorwaarden, waarop
schepen op ,,bareboat form” voortaan konden worden

gehuurd, werden herzien en de minimumvrachten voor
het vervoer van kolen en graan vân Noord-Amerika naar

Europa vastgesteld op resp. $ 3 en S 3,50 beneden de
oude , ,War Shipping Administration’ ‘-schaalvrachten.

Weliswaar werd hierdoor steun aan de Amerikaanse markt

– verleend, maar het hoge peil, waarop de graan- en kolen-

vrachten zich in het begin van het afgelopen jaar bewogen,

werd toch niet meer bereikt.
De betekenis der Amerikaanse kolen- en graanversche-
pingen gedurende het afgelopen jaar voor de vrachten-
markt in haar geheel, kan nauwelijks worden overschat.

Los van Zui&Afrika, vanwaar eveneens aanzienlijke hôe-

veelhedenkolen naar elders werden uitgevoerd, waren
het de Verenigde Staten, die ook in het’afgelopen jaar voor-

zagen in de leemte, ontstaan door de geheel ontoereikende

Europese kolenproductie. Eerst in de loop van het jaar

nam Polen in toenemende mate deel aan de voorziening
der behoefte aan kolen van verschillende Europese landen,

terwijl in een nog later stadium ook de Franse (Saar) .en
Ruhr-productie een stijgende lijn vertoonde. Duidelijk

blijkt de betekenis der Amerikaanse kolenexporten voor de internaticnale vrachtvaart gedurende 1947 uit de om-
vang van de Amerikaanse uitvoer naar Europa, t.w. ge-
middeld 3 millioen ton per maand. Typerend voor de nood-

toestand, waarin Engeland ook gedurende het afgelopen
jaar op het stuk der kolenvoorziening (juister: der voor-
ziening in eigen behoeften) verkeèrde is de omstandigheid,
dat de ‘,,European Coal Organisation” ca 600.000 ton
Amerikaanse kolen aan.Engeland moest toewijzen, terwijl
dit land – bakermat der Europese mijnindustrie en vôér
de oorlog tezamen met Duitsland op grote schaal exporteur

van kolen – tevens aanzienlijke hoeveelheden kolen uit Polen moest aanvoeren. ,,Carrying coal to Newcastle”,
weleer synoniem, aan het uilen naar Athene dragen, is in
1947 harde werkelijkheid geworden 1

Ook in Engeland is inmiddels de productie der
mijnen geleidelijk verbeterd. Gedurende de laatste
maanden van het afgelopen jaar werd uitsluitend ten he-

• hoeve van Engelse schepen, in de thuishavens – voorals-
nog met uitzondering van de Mersey- en Humberhavens –
de toegewezen hoeveelheid bunkerkolen practisch ver-
dubbeld. Een voor. de Engelse rederijen uiterst welkome
beslissing. Op deze wijze toch wordt haar in tal van ge-vallen de noodzaak om en route dure en maar al te vaak
inferieure kolen bij te bunkeren, bespaard. Bovendien is
de uitvoer van Engelse kolen naar een aantal overzeese
bunkerstations hervat, terwijl men dit jaar een begin heeft
gemaakt met de hervatting van de Engelse kolenuitvoer
naar het Europese vasteland. Dat een hervatting van En-
geland’s kolenuitvoer zowel voor het land zelf als voor het
economisch herstel van Europa van de grootste betekenis
is, behoeft geen betoog. Ook voor een normale uitoefening
van de algemene vrachtvaart is de Engeise kolenuitvoer
van belang. Uitgaande ballastreizen zullen dan geleidelijk
tot het verleden gaan behoren, een factor, die ongetwijfeld
opwegt tegen een vermindering der vraag naar ruimte
voor het ver’oer van kolen van de Vrenigde Staten, hoe
welkom ook voor de rederijen als bron van ,,harde”
valuta. Inmiddels zijn deprijzen der bunkerkolen in Enge-
land .-.–‘ en dit geldt eveneens voor de exportkolen – met
ingang van 1 Januari jl. met niet minder dan 25/- per
ton verhoogd Deze verhoging betekent voor een schip
van 10.000 ton draagvermogen een grotere uitgave
vanrond £ 37 per etmaal voor iedere ,,vaar”-dag, resp.

rond £ 9.000 pei’ jaar bij normale vaart. Uiteraard zullen
obk de prijzen der bunkerkolen in de verschillende over-
ese bunkerstations monteren en het is begrijpelijk, dat het
,,Ministry of Transport” met ingang van 24 December jI..
een aantal zgn. ,,directed ‘rates” (d.w.z. de vrachtcijfers
welke vergoed worden bijaldien regeringslading vervoerd

wordt) dienovereenkomstig heeft verhoogd. Naarmate

Engelse kolen beschikbaar komen voor de voorziening der

behoeften van buitenlandse bunkerstations, worden deze
laatste minder afhankelijk van Amerika dan wel Zuid-
Afrika. Zo waren bïjv. de bunkerdepôts op deAtlantische

eilanden – St. Vincent, Las Palmas, Madeira en Tenerife

– goeddeels op Amerikaanse kolen aangewezen, terwijl
Dakar zijn ‘behoeften vooral in Zuid-Afrika dekte. De

prijzen fluctueerden in de loop van het jaar sterk en waren

aan het einde van het jaar gemiddeld 2/- per ton hoger

dan in Januari 1947. Ook de Zuid-Amerikaanse havens
waren, voorzover men al in staat was aan de vraag naar
bunkerkolen te voldoen, voornamelijk op Zuid-Afrika
aangewezen. Toen ook Zuid-Afrika moeilijkheden onder-

vond om in de’alom sterk toegenomen vraag te voorzien

en men zich in de’Uni6 genoodzaakt zag de in Brazilië,

Uruguay en Argentinië gevestigde afzetgebieden teleur te

stellen, wendden ook deze landen zich – en niet tevergeefs

– tot Noord-Amerika. De zeer grote vraag daar te lande,

gevoigd bij de periodieke verhogingen der arbeidsionen,
spoorvrachten e.d., resulteerde eveneens in hogere prijzeil.

Na niet minder dan negen verhogingen bedroeg de prijs

der bunkerkolen in Hampton Roads in November jl.
$ 11,86 per ton, d.w.z. ca $ 3,50 hoger dan in het begin
van het jaar. Ik moge met deze voorbeelden, die voldoende
de stijgende tendens der bunkerrekening – mede een
belangrijke budgetpost – demonstreren, volstaan.
Australië stelde het afgelopen jaar teleur. De oogst was
klein en de uitvoer ondervond daarenboven moeilijkheden
tengevolge van de schaarste aan emballagemateriaal.
Typerend is in dit verband een ruiltransactie, welke tussen
Argentinië en India tot stand kwam. Eerstgenoemd land,
dat al evenzeer met een tekort aan zakken te kampen heeft
– het merendeel der graanladingen wordt gestort ver-
scheept, maar India kon uitsluftend gezakte taiwe gebrui-

ken – aanvaardde de verplichting 320,000 ton maïs
en 120.000 ton gerst t.e leveren, welke India met 60.000
ton jute betaalde.
I

De nieuwe Australische tarweoogst zal, als de voor-
tekenen niet bedriegen, met meer dan 220 miljoen »ushels
een record vormen. Aan Engeland werd reeds de levering
van 50 millioen bushels toegezegd, terwijl de bevrachtings-
zaken op basis van 90/- voor gestorte tarwe en 100/- voor
gezakte tarwe op grote schaal zijn hervat.
De LaPlata markt, weleer sleutelmarkt, van welker
activiteit de trampvaart vôôr de oorlog goeddeels afhan-
kelijk w’as, stond ook in het afgelopen jaar in het teken der
binnenlandse politiek. Ofschoon, naar verluidde, grote
hoeveelheden graan voor uitvoer beschikbaar waren,

stagneerde de exort, terwijl bovendien zeer ernstige ver-
traging in de belading der schepen in de verschillende
Argentijnse havens werd ondervonden. De toestand werd
allengs vrijwel onhoudbaar – vertragingen vân enkele maanden waren geen uitzondering – en in de nazomer
greep de Regering in. Weliswaar behoort abnormaal’op-
onthoud thans tot het verleden, maar het Regeringsmono-
polie op het stuk van in- en uitvoer werkt uitermate be-
lemmerend. Van de Westkust van Noord-Amerika werden’,
behalve naar Europa, ook een aantal graanladingen naar
India tegen vrachten variërend van
S
19 tot $ 23 en kolen
naar Eire op basis van $ 14 tot $ 16met vrij laden en lossen
verscheept. Voorts w’erden kolen bevracht naar Shanghai,
Japan en de LaPiatarivier tegen vrachten variërend van
$ 12,50 tot $ 15,50, terwijl een aantal ladingen petroleum-
cokes naar Europa werd verscheept tegen vrachten, die
van $ 14,90 tot $ 16,25 monteerden. Van de Atlantische
en Guifhavens werden behalve de gebruikelijke ladingen.
graan en hout ook kolen, voornamelijk naar Europa ver-
cheept. Daarnevens echter vond maisexport( 1) naar
Beira .- vanwaar normaliter evenals van Durban maïs wordt geëxporteerd – en graan- en aardappelexport(!)
naar Roemenië plaats. Droogte enerzijds en de ontwrichte
toestand van het tweede land van bestemming anderzijds

WIT

252

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

31 Maart 1948

leveren de verklaring voor deze ongebruikelijke transacties.

Cuba bevrachtte een aantal schepen voor het vervoer van

suiker, grotendeels naar Engeland en het vasteland van
Europa. De uitvoer van San Domingo daarentegen was
vrijwel uitsluitend op Engeland gericht. Vermelding ver-

dient nog de grote vraag in Japan naar zout. Zelfs van de

West-Indische eilanden werden ladingen naar het, land

van de Rijzende Zon, aanvankelijk tegen de hoge vracht

van $ 25 doch later tegen 65/- hevracht. India, waar de

vraag naar zout eveneens levendigwas, betaalde zeer he-

hooilijke vrachten o.a. van Aden, Port Said etc. Retour-

vrachten met uitzondering van erts, waarvan het aanbod

overigens een onregelmatig karakter had, varen moeilijker

te verkrijgen. Van de Middellandse Zee, mcl. Noord-Afrika,

werden regelmatig ladingen erts, phosphaat, esparto enz.

verscheept, zij het dat de uitvoer van phosphaat van Noord-

Afrika naar Australië vergeleken met vôôr de oorlog be-

langrijk achter bleef, daar Augtralië thans goeddeels door

aanvoer van de Zuidzee-eilanden in.de
bestaande behoefte

voorziet. Joegoslavië voerde op vrij grote schaal ceiwent

uit, voornamelijk naar Zuid- en Oost-Afrika, tegen vrach-

ten, variërend van 55/- tot 60/- met vrij laden.en lossen
basis Durban. Voorts werd graan naar Polen verscheept.
Ook Roemenië nam, zij het in mindere mate, deel aan


de uitvoer van cement, hoofdzakelijk met bestemming

Zuid-Amerika. Turkije exporteerde zowel graan als chroom-

erts naar Engeland, India, de Verenigde Staten, Frankrijk

etc., terwijl Egypte aanzienlijke hoeveelheden zout naar
India en Japan, alsmede – gedurende de zomermaanden

– graan naar India, Mauritius, Ceylon etc. exporteerde.

Onderstaande tabel geeft een beeld van het verloop op

de vrachtenmarkt:

metingen aanneemt. De Europese ,,dollar”-nood dwingt

tal van landende overzeese aanvoer drastisch te.beperken.
Indien het Marshall-plan in goeddeels ongewijzigde vorm
door Congres en Senaat wordt goedgekeurd en mits Amerika

geen al te groot percentage der ,,re]ief cargoes” voor de

Amerikaanse handelsvloot reserveert, mag ook verder

mt een bevredigende vraag naar ruimte en dienovereen-

komstig gunstige stemming op de vrachtenmarkt worden

gerekend.. Tal van factoren, zowel op monetair, politiek als

economisch gebied, zijn echter vooralsnog te labiel dan
dat met enige mate van zekerheid de gang van zakn ge-

durende het lopende jaar kan worden voorspeld Wôl kan

worden geconstateerd, dat de prijzen (en dit geldt zowel

voor de kostprijs vormende factoren,
d.w.z. de samenstel

lende onderdelen der exploitatierekening over de gehele
lijn als de revenuen in de vorm der thans geldénde vrach-

ten) zich op een zodanig peil bewegen, dat een aanpassing

aan de werkelijkheid ener totaal verarmde wereldhuis-

houding onvermijdelijk is. Terecht wordt het Marshall-

steunplaneen ,,stop gap aid” genoemd. Of de putgedempt
wordt, hangt, hierop kan niet vaak genoeg, noch met

genoeg klem worden gewezen, uitsluitend af van de wijze
waarop en de middelen waarmede de betrokken landen
,,work their own solvation”. Met een variant op het be-

kende spreekwoord ,,mens sana in corpore sano” kan van

de wereldscheepvaart worden gezegd, dat een normaal

functionerende scheepvaart slechts mogelijk is in een
gezonde wereldhuishouding. De winsten, welke thans

worden behaald, zijn, hoe w’elkom ook, gevolg van de

huidige abnormale en in de grond volstrekt ongezonde
toestanden op economisch en monetair gebied. Of en in
welke mate deze winsten reëel zijn en niet slechts de onrijpe

Thuiserachten.

Van
[

,

Naar
Aard der lading

Vrachtbasis
,
Hooge
‘Laagste
Huidige
Argentinië



Holland/België
zwaar graan

p. ton v. 1.016 kg
8 17
$12 50
.8 15
oord-Amerika
Hclland/België
kolen

,,,,,,,,
,,
$
13
1

5,95
$

8,90
Westkust van Ver. Kon/Rotterdam
zwaar graan

$
21,70′
88/-
88/-
Noord-Amerika
of Antwerpen
,,,,,,,,,,
100/-
$
16,25
$
16
Australië
Ver. Kon/Continent
zwaar graan
Middellandse Zee
Cuba
Continent
suiker

,,,,,,,,
,,
$
17
8 13
S 14,25
Iluelva
Continent
erts

‘,,,,,,,,,,
36/6
261-
30/-
Sfax
Continent
phosphaat

,,,,,,,,,,
111/9
32/6

Udynia
Engeland
kolen

,,,,,,,,,,
33/6 27/6
28/-

Uitgaande
erachten.

Rotterdam

Vest-Italië

kolen

p. ton v. 1.016 kg

261-

17/6

18/-
Rotterdam

I
Griekenland

kolen

,,,,,,
,,

30/-

26/-

1

‘ 27/6

Niet slechts de
bunkerkolen
doch obk de bunkerolie-
prijzen zijn in de loop van 1947 en vooral gedurende de
laatste maanden van het afgelopen jaar aanzienlijk ge-
stegen. Eren waar probleem levert bovendien het wereld-

terkort aan bunkerolie, dat de leveranciers heeft genoopt tal van rederijen, waaronder oude cliënten, te bericht’en,
dat men niet in staat is, de lopende contracten ten aanzien
van een aantal havens voor 1948 te hernieuwen, terwijl

in het merendeel der
,
geallen drastische reducties op de
tot dusver geldende contractuele maximum hoeveelheden

zijn toegepast. Los van de reeds vermelde aanzienlijk ver-
hoogde prijzen, voorzien de voor 1948 gesloten bunkerolie-

contracten, zulks in tegenstelling met de tot dusver gel-
dende practijk, niet in maximum ‘prijzen. Ongetwijfeld

zullen deze laatste in d6 loop van het jaar dan ook verder

monteren. –

Enkele perspeciieQen.

Het is niet wel doenlijk met enige nauwkeurigheid het
toekomstig verloop der vrachtenmarkt te bepalen. Velis-
waar zijn er vooralsnog generlei aanwijzingen voor een
spoedig te verwachten kentering van het gunstig getij,
maar de ervaring leert, dat een baisse op de vrachtenmarkt
altijd onverwacht komt en maar al te spoedig grote af-

vrucht der voortschrijdende inflatie allerwegeft zal eerst

blijken wanneer het hoofdstuk der na-oorlogssanering
definitief is afgesloten.
De tankorachtenmarkt.

In vorige beschouwingen heb ‘ik èr reeds qp gewezen, dat de tankvrachtenmarkt sedert het einde van de oorlog
bij voortduring zeer vast is geweest. Deze’ gunstige stem-ming was ook gedurende het afgelopen jaar karakteristiek
voor de gang van zaken in het tankvaartbedrijf. Was het
gedurende de eerste maanden’ van 1947 hog mogelijk

tonnage te bevrachten op basis der M.O.T.- ert U.S.M.C.-
schaaivrachten, zij het dat in bepaalde gevallen door
continentale bevrachters premies variërend vadtiers tot
twintig percent werden betaald, het tweede halfjâar’ 1947
stond geheel in het teken van voortdurend stijgende
vrachten. Tot voor kort bedroeg de toeslag voor op zich zelf
staande reizen voor prompt beschikbare ruinte op be
paalde trajecten niet minder dan rond 240 pCt! 1-let on-
voldoend aanbod van ruimte en de daaruit’voortvloeiende

zeer vaste tendens was met name voor de grote oliemaat-
schappijen aanleiding de door haar aanvankelijk voor een
driejarig timecharter betaalde vergoeding van 20/- per ton draagvermogen per maand geléidelijk eveneens te

81 Maart 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

253

verhogen en tevens over te gaan tot het huren van voor-

alsnog in aanbouw zijnde, ja zelfs nieuw te bestellen
schepen, welke eerst begin 1950 vaaridaar zullen zijn. Van
20/- voor een duur van drie jaar liep de vergoeding allengs

op tot 23/6 voor dieseltankers met oplevering begin 1950.

Het gevolg hiervan is, dat een aanzienlijk percentage der
thans in aanbouw zijnde tankers, welke in de loop de

jaren 1949/1950 gereed komen, reeds verhuurd werd en

zodoende niet in belangrijke mate tot overbrugging van
het op de tankervrachtenmarkt bestaand tekort aan ton-
nage zal bijdragen. Vermeldingswaard is het voortdurend

groter wordend laadvermogen der tankers, voor velkei
bouw in 1947 werd gecontracteerd. In tegenstelling met
vôÖr de oorlog, toen de voorkeur werd gegeven aan tan-kers

met een laadverrnogei van 12.030 ton, doet thans de
16/18.000 ton tanker opgeld. De Anglo-Saxon Petroleum

Company – Royal Shell Groep – schijnt voornemens te

zijn een 28.000 ton tanker te doen bouwen, terwijl in feite

voör de National Bulk Carriers te New York een 30.000

ton tanker bij de Welding Shipyardsje Norfolk in an-
bouw is. –

Naar schatting bedroeg de totale tonnenmaat der op

31 October jI. in de vaart zijnde wereldtankv]oot (schepen
van 500 B.R.T. en groter) rond 25 millioen ton draagver-
mogen. 1-lierin zijn begrepen de sedert 1 October 1946

gereed gekomen nieuwe tan1ers met een totaal draagver-

mogen van rond 400.000 ton, terwijl rekening is gehouden
met de gedurende dit tijdvak van de vloot afgevoerde
schepdn met •een totaal draagvermogen van 700.000 ton.
Op 1 October jl. waren in totaal ca 199 tankers met een
draagvermogen van rond 2,7 mïllioen ton in aanbouw.
rfrp
eren
d is. de vermindering, welke Amerika’s aandeel
in de wereldtankvloot de laatste tijd heeft ondergaan. Op

31 October exploiteerde de U.S.M.C. rond 142 tankers met
een totaal draagvermogen van 2,3 millioen ton tegen

rond 268 tankers met een draagvermogen van rnncl 4,4
millioen

ton op 1 November 1946. In laatstgenoemd jaar
was Amerika’s aandéel in de toenmalige vereldtankvloot
rond 40 pCt, op 31 October jl was Amerika’s aandeel,
zoals uit bovenstaande ‘cijfers blijkt, tot rond 10 pCt ge-
daald!

Weliswaar werden, voornamelijk bij Engelse werven,
gedurende de laatste maanden wedérom tal van tankers
besteld, maar zowel in Engeland als in Zveden zijn de
werven, w’at tankbouw betreft, dermate bezet, dat afleve-ring eerst in 1952 mogelijk zal zijn. De recente beslissing
der Amerikaanse autoriteiten om ook de alsnog in Amerika
beschikbare, gedeeltelijke opgelegd T-2 en Liberty-tankers
in de vaart te brengen resp. te verkopen – het totale aan-
tal door do Regering der Verenigde Staten verkochte tank-
kers stijgt daarmede tot 464 waarvan 140 naar het buiten-
land gaan – zal een tijdelijke ontspanning brengen, maar
de grote vraag naar ruimte zal oorshands nog niet door
een evenredig aanbod van tonnage worden gecompenseerd.
Ongetwijfeld zal de tendens der tankvrachtennarkt dan
ook dit jaar voor de tankrederijen gunstig blijven, zulks
ondanks de recente daling der abnormaal hoge premies

gedurende de laatste maanden in de Amerkaanse kust-
vaart betaald.

Rotterdam.

G. VERMEY.

HERZIENING VAN HET ONTSLAGRECHT.

Bij het ontslaanvan personeel moet, zoals bekend is,

een opzeggingstermijn in acht worden genomen, tenzij er
een drirgende rdden voor het ontslag is. Ontbreekt een

zodanige dringende reden, dan is ontslag zonder termijn
onrechtmatig en geeft aanleiding tot schadevergoeding.
Wordt de opzeggingstermijn wel in acht genomen
;
dan is
ieder ontslag rechtmatig. Hiertegen zijn reeds vdor de
oorlog bezwaren gerezen. In allerlei gevallen kan ontslag,
hoewel rechtmatig in de zin van het Burgerlijk-Wetboek,

toch onrechtvaardig zijn; de opzegingstermijn is boven-

dien voor arbeiders, die al jaren bij dezelfde werkgever’ in dienst zijn, wel erg kort.

De Stichting van den Arbeid heeft nu een brochure
uitgegeven, waarin het advies is opgenomen, dat de Stich-

ting heeft uitgebracht aan de Minister van Justitie op diens

verzoek. Dit verzoek dateert van 26 Juli 1946 (drie dagen

nadat H.M. de Koningin het punt aanroerde in dii Troon-
rede), het rapport dateert van 29 ‘Juli 1947. Deze termijn

van een jaar mag men niet lang noemen, als men weet

hoevéél commissies er zijn. Bovendien worden, als een

commissie uit de Stichting van den Arbeid met een advies
klaar is, eerst nog de bij de Stichting aangesloten organisa-
ties gehoord, voordat het advies de deur uit kan. Het gun-

stig gevolg van deze werkwijze is echter, dat in de Tweede

Kamer de behandeling zodoende vlotter verlopen kan dan
anders het geval zou zijn, omdat alle belanghebbenden

nu reeds ruimschoots gelegenheid hebben gehad zich to.

doen horen.

Verband niet de sociale zekerheid:

Wordt overeenkomstig dit advies voortaan ieder ontslag,
hoe rechtmatig ook, getoetst op rechtvaardigheid en i’ede-
lijkheid en wordt de opzeggingstermijn verlengd, dan wordt
daarffiee de bestaanszekerheid van de arbeidei’ vergroot.
Deze bepalingen werken weliswaar in tijden van arbeids
scha5rste ook ten voordele van de werkgever, doordat zij

ongemotiveerd en overhaast weglopen dci’ arbeiders tegen-
gaan, doch juist in het omgekeerde geval, wanneer in
tijden van groter werkloosheid de bestaanszekerheid van

de arbeiders in gevaar komt, vindt de arbeider in bepalin-gen als de thans voorgestelde een zekere steun. Psycholo-
gisch zowel als financieel staat de enkele

werkman dan
sterker tegenover de zaak, waaraan hij soms reeds lange
tijd zijn krachten gaf. Doordat kennelijk onredelijk ontslag
niet. meer mogelijk zal zijn (althans niet zonder sanctie), wordt de persoonlijkheid van de arbeider meer gerespec-
teerd
;
wat ook voor de factor arbeidsvreugde van belang is.
De wijziging van het ontslagrecht vergroot derhalve de bestaanszekerheid van de ai’beider. Toch is het ‘niet meei’ dan een onderdeel van de ontwikkeling in de richting van
,,social security”: Dit blijkt ook, als de commissie, die
het advies opstelt, ten aanzien van ontslagen in verband
met de neergang van de conjunctuur zich realiseert, dat
hiertegen geen kruid van burgerrechtelijke origine gewas-sen is: Dergelijke ontslagen, met inachtneming van de op-

zegtermijn, kunnen’niet. als onredelijk worden bestempeld;
dit volgt uit het standpunt der commissie. Elders in het

rapport wordt dan ook op de verplichte wachtgeld- en
werkloosheidsverzekering gewezen, waarvoor inmiddels een
wetsontwerp bij de Tweede Kamer is ingediend. Deze
wachttijd kunnen we slechts doormaken, doordat mo-
menteel de conjunctuur op de arbeidsmarkt de werkende
bevolking.nog. genadig is.

Redelijkheid Qan het ontslag.
FIet belangrijkste vooi’stel van het advies van de Stich-

ting van den Arbeid aan de.Minister is om ieder ontslag
te doen toetsen aande redelijkheid. Dit voorstel van het
georganiseerde bedrijfsleven staat in het rapport pas op
de laatste pagina’s, maar als het lukt om juist deze voor-
stellen tot leven te wekken, zal zulks een belangrijke
vooruitgang kunnen betekenen. Er ligt dan hierin de be-
langrijke winst, dat de werkgever, met inachtneming van
welke opzeggingstermijn dan ook, een personeelslid niet
kan ontslaan ,,omdat zijn neus hem niet bevalt”, terwijl
omgekeerd een werknemer niet om ieder wissewasje kan
weglopen. Zelfs voor een slechts kort in dienst zijndè
arbeider kan. deze waarborg tegen ongemotiveerd ontslag
toepassing vinden.

De redenen, waarom een arbeïdsverhouding in de nu
geldende regeling van het Burgerlijk Wetboek verbroken
kan worden, zijn te onderscheiden in de ,,dringende rede-

S

254

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

31 Maart 1948

fl

nen”, bij welker aanwezigheid op staande voet zonder

schâdevergoeding ontslag mag volgen, en andere redenen.

In het geval, dat er alleen zulk een andere, niet dringende
reden voor ontslag is, dient een opzeggingstermijn in acht

te worden genomen. Geschiedt een ontslag zonder dringende
reden toch op staande voet, dan is een schadeloosstelling ver-

schuldigd, gewoonlijk gelijk aan het loon voor de termijn,

gedurende welke de betrokken verhouding nog had beho-

ren voort te duren. Doch lijdt de opgezegde partij extra-

schade, dan kan de rechter bovendien nog een schadever-

goeding toekennen. Het advies van de Stichting verdeelt

nu de ,,andere” redenen in twed groepen, in ,,kennelijk

onredelijke” redenen en in redenen, welke dat niet ziin.

In het geval van kennelijk onredelijke redenen wordt nu

voorgesteld mogelijk te maken, dat de rechter herstel
van de arbeidsverhouding beveelt. Bij de dringende rede

nen is zulks natuurlijk uitgesloten; daar is de verhouding

tussen werkgever en werknemer te veel bedorven; maar
als het ontslag onvoldoende grondslag heeft, dient’ degene,

die de redelijkheidsnorm overtreedt, als het ware in
natura zijn fout weer goed te maken.

Toch is dit standpunt niet consequent te handhaven

gebleken; zowel de arbeider als de werkgever moet zich
aan herplaatsing kunnen onttrekken, volgens het advies,
door het betalen van een schadevergoeding. Om aan te

geven, dat het hier gewoonlijk een ander en wel een hoger

bedrag dan de schadevergoeding na onrechtmatig ontslag

betreft, zou men hier beter een ander woord kunnen

kiezen.

Verlenging opzeggingstermijn.

Hiernevens stelt het rapport voor om de. opzeggingster-

mijn aldus vast te stellen, dt arbeiders, die meer dan één

jaar in dienst zijn, slechts opgezegd kunnen worden (en

slechts kunnen opzeggen) met een termijn van zoveel
weken als zij na hun meerderjarigheid volle jaren in dienst

zijn. Een arbeider dus, die bij voorbeeld zes jaar in dienst

is, welke tijd geheel na zijn 21ste verjaardag valt, kan

slechts ontslagen worden tegen Zaterdag over zes weken.
Voor personeel op maandloon blijft de’minimum-termijn

één maand (de tijd, die gewoonlijk tussen twee betalingen

verloopt); deze beginnen derhalve pas van de voorgestelde verbeteringen te profiteren na 5 jaar dienst. De maximum-
termijn, welke de werkgever uit deze hoofde in acht moet
nemen, is niét onbepaald, doch gefixeerd op ,26 weken.

De termijn, welke de werknemer in acht moet nemen,
bereikt het maximum al eerder, namelijk bij 13 weken.
Verkorting van genoemde termijnen zal in het voorgestel-
de plan alleen bij collectieve arbeidsovereenkortist toege-
laten zijn. Verlenging’ zal ook bij individuele afspraak
mogelijk zijn. Ten aanzien van iedere afwijking, verkorting
zowel als verlenging, geldt ten eerste, dat de termijn voor
de werkgever nooit korter mag worden dan voor de werk-
nemer; ten tweede, dat op het ogenblik van het ontslag
met wederzijds goedvinden afwijking altijd mogelijk is;
en ten derde, dat tot verandering van de opzeggingstermijn

beide partijen in een concreet gval een beroep op de
rechter kunnen doen..
In dien de termijn niet. wordt gerespecteerd, is, evenals
nu een schadeloosstelling verschuldigd, welke door de

verlenging van de termijn automatisch hoger wordt. Ook
de verdergaande eventuele schadevergoeding blijft mo-
gelijk. Doch het georganiseerde bedrijfsleven wil hier ook nog verder gaan en primair de verplichting tot herilaatsing
invoeren, zij ‘t dan, dat deze plicht zich subsidiair in de
betaling van een geldsom oplost.
Herplaatsing.

Het voorstel om zowel na onrechtmatig als na onrecht-
vaardig ontslag een herplaatsingsbevel van de rechter
mogelijk te maken, is betrekkelijk nieuw. Zelfs op deze plats wordt het niet zo radicaal doorgevoerd als het een
ogenblik lijkt. De aloude regel, dat iedere contractuele

binding zich in laatste instantie oplost in de betaling van

een geldsom, wordt niet afgeschaft. Men zal niet met hulp

van de deurwaarder of de politie een arbalder kunnen

dwingen.terug te keren of een werkgever om de poort te

openen tegen zijn zin voor een bepaalde ontslagen arbeider.
De veroordeling tot herplaatsing komt vooreerst slechts

ter sprake als de eisende partij zulks vraagt en dan pas

als de veroordeelde partij niet aan betaling de voorkeur

geeft. Dat wil zeggen: slechts herplaatsing bij onderling

goedvinden – hetgeen thans ook zonder wetsbepaling

geldt. Op zijn best is het herplaatsingsbevel van ‘de rechter

een ongeorganiseerde verzoeningspoging, maar overigens
een gebaar zonder gevolg.

Op de herplaatsing, ingevolge art. 4 en art. 5 van het

Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 voorge-

schreven ten aanzien van degenen, die in de bezettingstijd

waren ontslagen, en ten aanzien van militairen, staat als
sanctie hechtenis of geldboete. Een dergelijke strafbepaling

ontbreekt hier en zou hier ook niet passen.

De laatste hier nog te bespieken voorgestelde verbetering,
betreft het invoeren van een ontslagverbod tijdens ziekte

en militaire dienst. De arbeiderdient na ziekte en militaire,

dienst terug te keren bij zijn werkgever; kan de werkgever
hem dan niet meer gebruiken, dan moet de opzeggingster-
mijn in acht worden genomen. Ten aanzien van militaire

dienst zal dit alleen gelden voor meerderjarigen; ten aan-

zien van minderjarigen kan met een herplaatsingsrecht op

het voorbèeld van art. 5 B.B.A. 1945 worden volstaan.

Voor meerderjarigeo blijft tijdens de militaire diensttijd

de dienstbetrekking voortduren, voor minderjarigen kan
de geëindigde arbeidsverhouding hervat worden. Voor de
berekening van de dienstjaren bij voorbeeld bij pensioen-
voorzieningeii is zulks van belang.

Tot slot nog een opmerking. Men kan versôhillend denken
over de natiwere binding van de werknemer aan de onder-

neming, waarin hij werkt; een binding, welke door dit

voorstel inderdaad iets groter wordt. Mocht dit in tijden
als die wij nu beleven, voor sommige werknemers een nadeel

zijn, dan staat daar toch voor de arbeiders als geheel een

groter voordeel tegenover, namelijk het voordeel van de
grotere bescherming in tijden van minder werkgelegenheid,

welke helaas nog wel eens ‘zullen kunnen terugkeren.
Ondanks de op een onderdeel mogelijke critiek, mag het
voorstel van de Stichting van den Arbeiçl als g€heel als
een materiële verbetering begroet worden. Het is te hopen,

dat een desbetreend wetsvoorstel spoedig de Tweede
Kamer zal bereiken.

‘s-Gravenhage.

Mr J.

DE VRIES.

AANTEKENING.

PE AMERIKAANSE flUI’FENLANDSE hANDEL IN 1947.

Nog altijd is het bestaan van een groot exportsaldo
kenmerkeali voor de Amerikaanse buitenlandse handel. Dit blijkt wederom uit de cijfers over 1947, die door de
,,Records and Statistics” van ,,The Economist” van 13

Maart ji. zijn gepubliceerd:
1946

1947
in mln $

Export

………………………9.744,7

14453,3
Import

……………………4.928,7

5.736,9

Exportsaldo ……………….1

4.816 ‘

8.716,4

In 1947 is het Amerikaanse exportsaldo, vergeleken met’
1946, met circa $ 3.900 mlii of ruim 80 pCt gestegen.
,Voorzover dit saldo niet door credietverlening door de
Verenigde Staten en/of liquidatie van effecten. en andere
tegoeden door het buitenland werd gefinancierd, moest met
goud worden betaald. De goudimport vertoonde in 1947 een
saldo ‘van $ 1.867 mln tegen $ 311 mln,in 1946.
Aan de hand van,de cijfers betreffende de buitenlandse
handel’ van’ de Verenigde Staten is het duidelijk, dat de

31 Maart 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

255

wereld in 1947 aan een acuut dollartekort heeft geleden.

De voornaamste landen ijn:

Canada

……… …………….. – $ 982,6

mln

Groot-Brittannië ………………..-

912

Benelux

……………………..-

838,7

Frankrijk

……………………-

776,2

Argentinië

……………………-

528,8

Nog in 1946 hadden 22 landen een gunsti’ge handels-
balans ten opzichte van de Verenigde Staten; in 1947 is

dat getal geslonken tot 4, te weten:

Malakka

…………………….. + $ 227,9

mln
Cuba

……………………….+

17,5
Curaçao

………………………+

4,1
Guatamala

……………………+

2,5

De handelsbalans van landen als Chili, Salvador en

Spanje met de Verenigde Staten is ongeveer in evenwicht.

De dollarcrisis heeft in enkele landen totmâatregelen
geleid – beperking van de invoer uit de Veren_igde Staten,

vervanging daarvan uit andere landen — die effect beginnen
te sorteren. – Zo bedroeg de Canadese import uit de Ver-
enigde Staten in December 1947 $ 146 mln tegen een
maandelijks gemiddelde van $ 175 mln in de eerste helft
van dat jaar. De importen uit de Verenigde Staten in

Engeland daalden van een maandelijks gemiddelde van
$ 110,8 mln in de eerste helft van 1947 tot $ 94,5 mln in
October, $ 62,7 mln in November en $ 58.4 mln in Decem-ber. Zweden heeft die importen, naar bekend, zeer drastisch

beperkt; zo ook vele Zuid-Amerikaanse staten. Daar-
tegenover staat, dat landen als India, Australië en Zuid-

Afrika nog altijd in dezelfde ongunstige positie zijn ge
bleven. /

1-let spreekt vanzelf, dat aan de toeneming van het
exportsaldo van de Verenigde Staten ook de prijsstijging
debet was. In 1947 stegen de prijzen van Amerikaanse
éxporten tot 190 vergeleken met 1936-1938 = 100;
het •cijfer voor, 1946 was 176. De importprijzen stegen

echter vergeleken met 1936-1938 = 100 nog meer, nl.
tot 210 tegen 173 in 1946.

Hoe staat het met de richting van de Amerikanse
buitenlandse handel? Ook hirover geven de ,,Records
and Statistics” van 13 Maart jl. enkele bijzonderheden.

Het Europese aandeel in de Amerikaanse import toont
aan, hoe ernstig de dollarcrisis in Europa is; het is nl.
gestadig afgenQmen:

1938

1946

1947
in pCt v. d totale imp

Europa ………………..27 16 14
Het aandeel van ander&landen is:
Azië

………………….31

18

18
Noord-Amerika ……………26

40

Vele Zuid-Amerikaanse landen exporteren in toenemende
mate naar de Verenigde Staten. Zo Cuba en Venezuela,
die respectievelijk 6 maal en 10 maal zoveel goederen
naar de Verenigde Staten stuurden als vôôr de oorlog.
Ook Columbia en Argentinië verhoogden hun éxport naar
de Verenigde Staten, t.w. tot ongeveer .5 maal zoveel als
v66r de oorlog. Deze ontwikkeling betekent, dat het Euro-
pese en Aziatische aandeel in de import van de Verenigde
Staten afneemt ten gunste van de Noordelijke en Zuidelijke
buren van dat land. Daartegenover staat, dat Europa, naast de achteruit-gang van zijn export, wat zijn import uit de Verenigde
Staten betreft nog steeds op hetzelfde peil is gebleven
als voor de oorlog; 40 pCt van de Amerikaanse export
ging en gaat naar Europa. Verder is het aandeel van de
Zuid-Amerikaanse staten toegenomen, dat van Azië
gedaald.
In het licht van de omvang en richting van de Ameri-
kaanse buitenlandse handel blijkt hoe acuut de dollar-

crisis is voor Europa, of, zoals het Engelse blad het uitdrukt:
,,It is this disequilibrium which makes the European

Recovery Programme so obviously essential”.

6′

INTERNATIONALE NOTITIES,

INDUSTRIËLE ONDERNEMINGEN IN DE VERENIGDE STATEN
IN 1947.

De resultaten van industriële ondernemingen in de

Verenigde Staten in 1947 geven, vergeleken met 1946,

wederom bevredigende cijfers te zien. De omzetten schijnen
dusdanig te zijn toegenomen, dat, naar ,,Thè National
City Bank of New York” in haar Maartpublicatie mede-
deelt, van een ,,banner year for earnings” mag worden

gesproken.

Volgens een schatting van het Departement vai Handel
bedragen de totale inkomsten circa $ 28 milliard bruto,
na aftrek van belasting $ 17 milliard hij een nationaal

inkomen van $ 203 milliard. De omzetten van de gere-gistreerde ondernemingen, 960 in getal, waren in 1947

circa’ 42 pCt hoger dan in 1946. De netto-inkomsten –
mcl. dividend, doch na aftrek van afschrijvingen, rente, belastingen en reserves – bereiken een hoogte van $ 3,2
milliard tegen $ 2,1 milliard of circa 50 pCt meer dan in

1946.
Behalve aan de nog steeds gunstige conjunctuur, zich
manifesterend in stijgende omzetten, moeten de resultaten

over 1947 worden toegeschreven aan de volgende factoren:
De afschaffing van de prijsbeheersing aan het eind
van 1946, waardoor de ondernemers in staat zijn de hoge
kosten in de prijs te verdisconteren.

Het gestegen prijsniveau heeft tot gevolg, dat op
voorraden winsten worden gemaakt, die in 1947 aanzien-

lijk waren, nl. $ 5 milliard op een’ totaal van $ 28 milliard.
De afschaffing van de overwinstbelasting en de ver-laging van de normale belasting.
De gang van zaken in 1947 heeft naast licht- ook
schaduwzijden. Daar is allereerst het feit, dat een deel

van de winsten voorraadwinsten zijn met alle risico’s
daaraan verbonden in geval van een prijsdaling. Dan is

er de toenemende afhankelijkheid van de ondernemingen van bank- en andere credieten,, omdat de eigen middelen
niet meer toereikend zijn voor de omvang van de trans-
acties. Indien niet een belangrijk deel van dé winsten
zou zijn ingehouden – ongeveer de helft, de andere helft
,,was more than absorbed by increases in plant and
equipment, inventories, and recei’ables” — zou een

groter beroep op de geld- en kapitaalmarkt moeten worden
gedaan.

Niet alle ondernemingen verkeren dan ook in een
gunstige toestand; 23 pCt rapporteerde afnernende in-
komsten en 5 pCt bôekte zelfs verliezen.
,,The United States News” van 12 Maart jl. weet in
dit verband te melden, dat het aantal nieuwe onderne-mingen van 750.000 begin 1946, in 1947 is gedaald tot
340.000. Het aantal liquidaties daarentegen was ,,in
the first half of 1945. . . 150.000 a year. Now, at 217.000 a year, the business death rate is climbing toward prewar
levels”. Volgens dit onderzoek is het aantal nieuwe onder-

nemingen in 1947 nog steeds groter dan het aantal liqui-daties, maar de groei gaat in een langzamer tempo.

DE INDUSTRIËLE PRODUCTIE IN DE WEREL.

Het tijdschrift van het Franse ministerie van econo-
mische zaken ,,Etudes et Conjoncture” van Januari 1948
bevat enkele gegevens over de industriële ontwikkeling
in de wereld, die een inzicht verschaffen in de huidige
toestand vergeleken met voor de oorlog.
Over het algemeen is de industriële productie het verst
gevorderd in de landen van het Amerikaanse continent. Daar wordt het volume van voor de oorlog overtroffen.
Dit is vooral het geval in de Verenigde Staten, die voor

r

256 –

ECONQMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

31 Maart 1948

de oorlog ongeveer.40 pCt van de wereldproductie ver-

tegenwoordigden. Op het ogenblik is de industriële pro-

ductie in dat land ongeveer 70 pCt hoger dan voor de
oorlog. Dit is 20 pCt minder dan in 1943, toen de industriële

oorlogsinspanning een maximum bereikte; zij is echter.

30 pCt hoger dan in Februari 1946, de maand, waarin

de technische reconversie geacht werd te zijn voltooid.
Ook Canada vertoont een verhoogde industriële pro-
ductie, nl. 65 pCt boven die van 1937. De Zuid-Ameri-

kaanse landen zijn eveneens sterk vooruitgegaan, tezamen

ongeveer met 50 pCt vergeleken met voor de oorlog.

Het slechtst is de. toestand in Azië. Zowel in het voor-

malige Brits-Indië als in China en Indonesië heersen chaos

en wanorde, die de economische ontwikkeling ten zeerste

bemoeilijken. In Japan, waar zij, voor de oorlog, het

verst gevorderd was, bedraagt de industriële productie
nog nauwelijks
f
van 1937. –

In’ Europa hebben sommige landen, zoals Polen, Tsjecho-

slowakije en Bulgarije, het peil van hun vooroorlogse

productie bereikt of iets overschreden. De percentages
zijn resp. 113, 90 en 161. In West-Europa hebben Groot-
Brittannië en de Benelux-landen de industriële productie

van voor de oorlog overschreden. Frankrijk noteert 97

pCt van 1938, Italië 60 pCt en het belangrijke industriële

centrum Duitsland ongeveer .30 pCt. –

De toestand in Europa is zo, dat zowel relatief als
absoluut, ,,l’industrie européenne n’a plus dans l’économie
mondiale sa supériorité du déhut du siècle”.

Wat de twee overige côntinenten betreft, in Zuid-Afrika

,,l’indice de l’emploi dans l’industrie est de 150 environ”.
1-letzelfde cijfer geldt voor Australië en Nieuw-Zeeland.

Over het geheel genomen is de industriële productie
in de wereld na de oorlog groter dan daarvoor. Er hebben
zich echter ‘ grote verschuivingen voorgedaan: , ,très

élevée en Amerique du nord, en grand progrès en Amérique latine,

enAfriqueet en Océanie, encore faible en Europe,
très faible en Asie”.

Tegenover de toegenomen industriële productie staat
echter een groeiende bevolking, t.w. circa 2.300 millioen
vergeleken met 2.150 millioen in 1939.
GELD- EN KAPITAALMARKT.

Aan het einde van de verslagweek, welke in verband
met de Goede Vrijdag thans slechts vier dagen omvat,

steeg de callgeldrente tot 1 pCt. .1-let schijnt, dat de banken,
met het oog op de vier dagen, waarin geen onttrekkingen
mogelijk zijn, op vrij ruime schaal callgeld uit de markt
hebben genomen ter belegging in’ schatkistpapier. In de disconto’s voor schatkistpapier kwam geen verandering.

Met uitzondering van Julipapier, dat tegen
1/8
pCt was
gevraagd, werden driemaandspromessen en alle langere

termijnen practisch tegen pCt verhandeld.
De in het buitenland werkende hypotheekbahken
schijnen thans van De Nederlandsche Bank aanzegging te
hebben gekregen om hun bedrijf op korte termijn te
liquideren. Daar het hier vooral in de Verenigde Staten en

Canada werkende hypotheekbanken betreft, valt deze –
overigens reeds vroeger aangekondigde – maatregel met het
oog op onze moeilijke dollarpositie alleszins te begrijpen.
Ook voor de in het binnenland werkzame hypotheëk-
banken ,as de afgelopen week niet zonder betekenis.
Het Beleggersfront is er nl. toe overgegaan, vooral wegens
interne spanningen, om de minimum eis voor de hypo-theekrente te verlagen van 4 op 3f pCt. De rentemarge – voor de hypotheekbanken is daardoor ingekrompen tot
slechts
f
pCt, daai! zij slechts pandbrieven met een rente
van 3f pCt kunnen uitgeven. Ongetwijfeld houdt deze
verlaging van de minimum hypotheekrente door het
Beleggersfront mede de erkenning in’ van de kracht van
de Overheid om de door haar beoogde rentestanden te
effectueren.

Indische fondsen kwamen in de afgelopen week enige

zins in de belangstelling te staan, door de mededeling,

dat de in Indië na 1 Augustus 1946 gemaakte fiscale

winsten naar Nederland getransfereerd kunnen worden.
Het is de vraag, of in de nabije toekomst van deze moge-

lijkheid veel gebruik zal worden gemaakt, gezien ‘de ehorme investeringsbehoeften.

Het koerspeil gaf in de afgelopen week weinig verande-
ringen te zien. Ook de omzetten waren gering. Waarschijn-

lijk werden met het oog op de naderende feestdagen

weinig transacties ondernomen. Indische fondsen waren

onder invloed van borenvermelde transfermogelijkheid-
bijna zonder uitzonderin(y hoger.

19 •Maart 25 Maart

1948

‘ 1948

A.K.0…………………..185f

187f
V.
Berkel’s Patent …………..133f

140.,
Lever Bros. & Unilever C.v.A .:

3241

330
Philips G.b.v.A .

…………..

291

294f
Koninklijke Petroleum ………..357

3591
H.A.L.

…………………….

.220f

1227
N.S.0.

…….. … …… . ……

195

1991
H.V.A. ……………. ……….

259f

,

275
Dcli Mij. C.v.A .

……………

221

231f
Amsterdam Rubber

……….- 193

205

STATISTIEKEN.

NATIONALE DANK VAN BELGIË.
(Voornaamste Oosten in mililnenen francs).

-..,
016

e

,
fl)
Data
?L’
•n
,$Ofl

5.n
c.’°.2
.
8
p4

26 Dec.

1946
32.226
5.648
4.953
214
698
49.158
19 Febr. 1948
28.643
12.938 7.029
558 727
52.526
26

,,

1948
25.343
12.515 7.308
562
672
52.60e
4Maart1948
25.424
12.878
‘6.914
1.016
526
53.485
11

,,

1948
25.462
12.321
6.713

986 476
54.069
18

1948
25.982
12.948 6.074
1.009
439
51.681
24

1948
25.896 13.378
6.149
1.017
415
51.37.1

Rekening-
6)
courant
saldi
..,

CX
6)16
t
Data
.nn

cd

12
o
16
,6.n
1
1
0

26 Dec.

1946 637
159.377 72.165
1
4.482
614
19 Febr. 1948
637
167.092
79.243
4
5.825
.

497
26

,,

1948
637
166.795
79.140
5
5.516
497
4Maart1948
637
168.071
79.846
.

5
6.015
496
11

,,

1948
637
167.705 78.735
6
6.907
496
18

,,

1948
637
165.966
77.793
5

5.939
494
24

,,

1948
637
165.890
77.442
2
6.275
.
493

‘) Waarvan 10.493 miiiioen frcs onbeschikbaar goudsaldo na her

waardering van de goudvoorraad (Besluitwet no. 5 van 1-5-1944).
) Waaronder begrepen de post ,,Emissiebank te Brusse1′. ten
bedrage van 64.597 millioen frcs.
) Deze post omvat: oude biljetten over te boeken op tijdelijk
onbeschikbare of geblokkeerde rekeningen en niet aangegeven
oude biljetten.

BANK VAN FRANKRIJK.
(Voornaamste oosten In millioenen francs)

Voorschotten aan de Staat
..Lç6
16

0
Ii,
rj
Data
ee
6) 0
0
6)

,l)
10

1.4
16
16

16
+410

26 Dec.

1946
94.817

118.302

59.449

67.900

426.000
22 Jan.

1948
55.173.

205.657

125.042

120.700

426.000
4 Mrt

1948
52.817

225.511

125.042

154.900

426.000
11 Mrt

1948
52.817

233.039

125.042

159.100

426.000

Bankbil-

Deposito’s
Data
jetten in
circulatie

Totaal

Staat

I
Diversen

26 Dec. f1946
721.865
63.458
765
62.693
22 Jan.

1948
891.546 83.620
771
81.537
4 Mrt

1948
766.966
282.771
828
280.643
11 Mrt

1948
780.498 265.775
624
263.818

31 Maart
1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

DE NEDERLANDSCHE BANK.

SPECIFICATIE DEll EMISSIES
IN
JANUARI
(Voornaamste posten in duizenden guldens).

EN FEBRUARI 1948

1′.

Ir-

-,
.
a
a
aa

bel
p,,
0
Id
Ad
.
ai

,.,
5.0
E.
o0.)

p

30 Dec. ’46
700,876
4.434.786
100.816
103
153.109
9 Febr.’48
584.022
246.137
114.698 2.000 150.114
16

’48
580.885
255.166
102.100
2.000
152.524
23

,,

’48
554.204
272.552
121.576

2.000
158.994
1 Mrt ’48
554.269
276.907
102.967

178.510
8

,,

1
48
554.229
266.553
107.153
1.000
163.557
15

,,

’48
512.853
272.911
134.810
1.000 150.196
22

’48
512.899
272.056
102.073
1.900
152.180

Saldi In rekening-courant
*

Cd

0′
cd
‘el
.0)

,
:

30 Dec. ’46
2.744.151
1.099.855
90.071
43.706 590.158
9 Febr.’48
2.921.575 946.746
73.679 35.757 462.176
16

,,

’48
2.900.739 992.899
42.372 28.993
476.015
23

,,

’48
2.896.639
013.627
44.478
35.785
464.375
1 Mrt ’48
2.959.043 1.974.150
64.501
29.928 487.737
8

,,

’48
2.933.728
986.745 42.129
28.941
480.194
15

’48 2.909.546
959.002
29.591
28.492
510.742′
22

’48 2.899.217
949.532
32.318
29.240
494.843

S1AND
VAN ‘s RIJKS KAS.

V o r d e r I n g e n

1
15Maart 1948
6 Maart 1948

Saldo van ‘s Rijks Schatkist bij De Nederl. Bank N.V.
t

959.001.630,19
t

965.645.638
1
42
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
hij

de Bank voor Neder

sche

Gemeenten

……..
599.859,72
,,

823.007,50
Kasvorderingen wegens

cre-
dietverstrekking

aan

het
buitenland

…… ………

……


Daggeldlening

tegen

onder- pand

……………….

…….



Saldo der postrekeningen van
Rijkscomptabelen

. …….
364.013.436,13
,,

372.610.070,86
Voorschotten

op

uIt. Febr..
rcsp. Jan. ’48 a. d. gemeenten
wegens aan haar uit te keren

….

52.158,254,99
,,

52.037.202,28
Vorderingen in rekening-cou-
– belastingen

….. ………….

rant

op:

ederiands-Indië

…….

,,

719.668.667,35
,,

719.023.527,86
Suriname

…………….
30.951.696,68
,,

30.951.696,68
7.115.116,13
,,

7.415.116,13
1-let Algemeen Burgerlijk Pen-

Curaçao

……………………

Het

staatsbedrijf der P., T.

….

sioenfonds

.•
………………..

enT.

…………..

……

Andere staatsbedrijven en in-
stellingen

……………
,,

168.725.814,72
,,

169.659.066,10

Verplichtingen
.
.,

Voorschdt; door De Nederl.
Bank N.V. verstrekt


Voorschot,

door

De

Neder-
landsche

Bank

N.V.

in
rekening-courant

verstrekt

Schuld aan de Bank voor Ne-
derlandsche Gemeenten
– –
Schatkistbiljetten

in

omloop
fl411.284.300,-
fl407.284.300,-
Schatkistpromessen hij De Ne-

derlandsche Bank N.V.. in- gevolge Overeenkomst van
2000.000.000,- ,,2000.000.000,-
Schatkistpromessen in omloop
(rechtstreeks bij de Nederl.
Bank N.V. is geplaatst nihil)

t 6.780,6 m/m w.o. garantie
Bretton Woods /785 mili.
,,5995.400.000,- ,,6011.900.000,-
Daggeldleningen
.

……….
– –
Muntbiljetten in omlop ….,,
146.984.531,50
,,

148.679.074,50
Schuld op uit. Febr., resp. Jan,
1948 aan de gemeentenwe-
gens aan haar uit te keren
belastingen ……………

26 Februari 1947

………..

Schuld In rek.-courant

aan:
Nederlands-Indië

………

Suriname

……………
. –
– –

.


Het Algemeen Burgerlijk Pen-
sioenfonds

.’
12.396.946,24
1.885.540,01
Het staatsbedrijf der P., T.

Curaçao

……… ……..

458.377.769,95
,,

448.543.705,96
Andere staatsbedrijven
,,

5.797.944,82
5.797.944,82

…………

en T.

………..
……..

Schuld aan

diverse instellin-
gen in rekening met ‘s Rijks
Schatkist

……………
2983.695:410,86
,,2985.666.160,86

(Beclragen in duizenden guldens; Icoersen en rentevoeten in pUt).

HiI

I’B I
Naam

1
0
0)

1

,

1
0
1

Januari
OblIgaties.
Overheid:
Nederlandse Staatslening 1947
(dollarlening)

……………846 100

846

3

40
8
)
Gemeente Amsterdam ……..
(cOnversie)

…………….66.000 100

66.000 3-34′) 30
2
)
Particulieren:
Sint Adelbert Stichting, Eg-
mond-Binnen ……………’ 200 100

200

34

30′)
Coöperatieve Grondkapitaal-

/
bank voor den Landbouw
U.A., Utrecht’) ………….1.000 100

1.000

3

20
6
)
N.V. ,,Lyempf” (Leeuwarder
Ijs- en Melkproductenîabrie-
ken), Leeuwarden

500 100

500 34

15*)
Aandell’.n.
N.V. Koninklijke Nederlandsche
Maatschappij tot Exploitatie
van Petroleumbronnen in Ne-
derlandscli-Indië, ‘s-Graven-
hage …………………302.174 100 302.174
Dordtsche Petroleum-industrie
.MaatSchappij N.V., Amster-
dam ………………….P.M.’)
N.V. Electromotorenfabriek
,,Dordt”, Dordrecht ……….850 125

1.063
G. Hoyng N.Y., ‘s-Gravenhage
1

(aandelen B) ……………….500 107

535
N.V. ,,Lyempf” (Leeuwarder
IJs- en Melkproductenfabrie-
ken),Leeuwarcicn ……………750 125 938
W. J. StOkvis’ Koninklijke Fa-
briek van Metaalwaren N.V.,
Arnhem …………………494 108 534

-Februari.
Obligaties.
Overheid:

Nederlandse Staatslening 1947
(dollarlening) …………….3.283 100

3.283

3

40′)
Investei’ingscertificaten

8.121 100

8.121 ‘3

20
5
)
Particulieren:

Stichting tot Beheer van Va-
cantie-Oorden, ‘s-Gravenhage

200 100

200 34

30
1
)
Aandelen. N.V. C. van der Giessen’s Werk-
tuigenfabriek NV., Krimpen


afd. IJssel

…………….100 100

100
NV. Bataafsche Accufabriek,
Rotterdam

……………..296 105

311
Geveke en Co’s Technisch Bu- reau, N.V.,’Arnsterdam

500 1074

53.8
Verenigde Pharmaceutisdhe Fa-


brieken, N.Y., Apeldoorn .

..

1.00 125

1.750
Albert Heyn N.V., Zaandam

4.000 148

5.920

‘) Aansluitend op dc crnissiestatistiek in ,,E.-S.B.” van 4 Februari
1948, blz. 98.
‘) Versterkte en/of veivroegde gehele of gedeeltelijke aflossing van
zekere datum af toegestaan. :
‘) Gedurende cle eerste tien jaren 3, daarna 34 pCI.
‘) Vaarvan conversie 1350.000. ‘) Versterkte en/of vervroegde gehele of gedeeltelijke aflossing te
allen tijde toegestaan.
‘) Deze emissie van 17,2 inillioen 7 pCt prei. aand. â 105 pCI en
fl4,4 millioen gewone aand. 6L 105 pCI diende ter inschrijving
op ûndelen der N.V. Kon. Ned. Mij. tot Exploitatie Van Pe-
troleumbronnen in Ned.-Indië en is derhalve niet opgenomen.

EMISSIES
IN
1918.
(Reële bedragen in diizenden guldens).

Maand
Obli-

gaties
Aandelen
1

Totaal
TWaarvan
1

con-
1 1

Nieuw
geld
versies
i

Januari
1

68.546 305.244
373.790
66.350
1

307.440
Februari
1

11.604
8.619
20.223

-1.
20.223

NATIONALE BANK VAN ZWITSERLAND.
(Voornamste posten In millioenen francs)


-a
to

Data
11

•*
.to
00..,
a
00
0
p,-
t.)

,
….00)
‘.-

E
Pq

31 Dec.

1946
4.949,9

1
158,0
238,7
[
52,7
4.090,7
r
1.113,7
7 Mrt

1948
5.622,1
F

102,4
181,3
1

48,5
4.099,6
1

1.187,1
15 Mrt

1948
5.622,8
1
97,1
160,9
1

48,4
4.055,5
1

1.223,1
23 Mrt

1948
5.623,6
J
80,6
170,1
48,2
4.087,5
[1.178,9

t
.

.

258

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
31 Maart 1948

VERKEER EN VERVOER IN NEDERLAND.

Omschrijving


S

Eenheid
IMaiem.
Sei

Indexcijfer
vervoer
wilde binnenvaart
100 142
166
133 137 119
Vervoer wilde binnenvaart
1.000

t.

.
917
1.302
1.521
1.224 1.253
1.091 ,, 260 390

356
253 295 256
miii. t/km
127
189
203
164
165
143

Indexoijler eIgen
vervoer te
water
100
128 126
99
114
1.000 t
600 767
760
595
.682.
mill. t/km
45

55
53,
41
43

Indexcijfer internat. binnenvaart (laadverin.)
.
100
44
.
44 46
43
31
Aantal
6.146 2.580
2.750
2.630 2.420
L515
Laadvermogen …………………………
1.000 t
3.572
1.123
1.274
1.273
1.149
740
,,
2.092
428
473
479
651
437
waarvan onder: Nederlandse vlag
1.566
364
409
414
570 367
Belgische

vlag

…………..
126
59 60
61
75
61
Aantal
6.082
2.824
2.657
2.695
2.056
1.605
1.000 t
3.494
1.224 1.253
1.332
1.003
814

Wilde binnenvaart,

prestatie

…………………

,,
2.252
.

380
352
475
521
337

Eigen

vervoer te

water

……………………..

waarvan onder: Nederlandse vlag
1.559
286
251
355 396
281

Idem,

prestatie

……………………………

11

Belgische

vlag ……………
,,
229
66
84
93
84
36

waarvan

brandstoffen

……………………..

Binnengekomen

schepen

……………………..

Aantal
2.144 1.614 1.590 1.369
4.317
978

Lading

……….

… ………………………

1.000 t
.1.427
1.005
952 1.000
1.049
.

816 1.051 360
322
353

506 424

Vertrokken

schepei

………………………..
Laadvermogen ………………………………

waarvan onder: Nederlandse vlag

…..,

,,
.
199
148
105
104
154
135

Lading

………………………………

,,

……

187 180 174
276 227

Schepen

in

doorvaart

……………………..
….

ioo
45
42
41
52
48

Belgische vlag ………………

Aantal
1.758
846
810
732
914
753
ndexcijfor zoevaart (Inhoud)

………………..

1.000 R.T.

4.416 1.932
1.867
1.861
2.348
2.030

Laadvermogen …………………………….

Binnengekomen zeeschepen ………………….
Bruto inhoud …………………………
Idem, alleen geladen schepen
3.834 1.726 1.692
1.661
2.113
1.791
waarvan

in

lijnvaart

………………….
,,
1.061
1.087
1.048 1.113
1.112
.

Aantal
1.738
857
742
721
830
812
1.000 R.T.
4418
2.055 1.860
1.786

.
2.254
2.174
,,
3216
1.285 1.319 1.236 1.457
1.532

Vertrokken

zeeschepen ……………………
….

,,
1.074 1.060
1.005
1.122 1.210

Lading

…………………………………….

Bruto

inhoud

………………………..
Idem,

alleen

geladen schepen

………………..

Goederenvervoer ter Zee: waarvan

in

lijovaart

………………………

1.000 t
1.018 1.003
910
913
1.043
Gelost

hij

invoer

…………………
doorvoer
1.738
222
103
149
255 ,, 484
157 178
171
223
.

1.421
176 209 168 229

Intlexcijier goederenvervoer Nod. Spoorwegen
.

.
117
138
128′
121′
124′
Goederenvervoer Ned. Spoorwegen, totaal .
.

.
1.000 t.
1.207 1.413 1.669
1.548′
1.463′
1.500′

Geladen’)

bij

uitvoer

…………………
doorvoer

……………..

,,
412
.

252
324
352′
347′
265′
1 millioen
242
557

497
466′
486′ 462′
waarvan grensoverschrijdend

……………..

1 millioen
21 2
45,9
46,3
45,9
47,1
Interloc. autobusdiens

ten; vervoerde reizigers
Locale
.

.
5,7
15,3
15,4
16,4 12,6
16,3
autobusdiensten; vervoerde reizigers
.
.

.

.
,,
4,4 9,5 10,5 12,6

Reizigerskilometers Ned. Spoorwegen

……….

Indexcljfor verkeer op do rijkswegen
oo
162
161
159
150 137

Tramwegen, vervoerde reizigers …………….

Slachtoffers verkeersongevallen:
Aantal
65
105
91
750
76
740
74
566
.

78′

491′
Ernstig gewond
Licht
368
686
711
•627
588
500
470′
9j

Overleden

…………………………..

Indoxeijfors:
gewond

…………………………….

100
162
140
117
114
120′
Overleden

………………………….
100
204
201
.

153
133′
Ernstig gewond

………………………
..
Licht

gewond

…………………………
..
1
0
0

77
68
64 54
51′

‘)

Bunkermateriaal e.d.

niet inbegrepen.
.
.
.
‘)

Voorlopig cijfer.

SAMENStELLING DER KOOPVAA1IDLfVLOOT ONDÉR NEDERLANDSE VLAG OP 1 JANTJARI
iüs.

Bruto
.
Bruto
Omschrijving
Aantal
inhoud in
Omschrijving
Aantal
inhoud in
reg. tonnen reg: tonnen

a.

Nederlandse koopvaardijvloot

.
Nederlandse koopvaardijvloot (v’rvolg)
Stoom,
zeilschepen met hulpvermogen
51
6.421
10
102.918
zeilscliepen

…………………

1
79
vrachtschepen met passagiersaccom.

.
17
109.015 –
7
2.050
vrachtschepen zonder passagiersaccom.


162
809.910
aannemersmateriaal
sleepschepen

……………………
58
20.261
4
24.868
Totaal
Nodcrl.-vloot
……………….
871
2.084.449

passagiersschepen

……………………

Motor.
43
6.113
312.056
h.

Totaal Oost-Indische vloot
168

passagterssehepen
15
170.591 C.

Totaal West-Indische
vloot
77
125.660

tankschepen

………………………..
sleepboten

……………………….

vrachtschepen met passagiersaccom
25.
171.388
Totalo
1

P
vloot onder Nederlands’ Januari
194$
vla
11-16
2,522,115

…………………..

vrachtschépen Zonder passagiersaccom
407
386.043
____

Idem

1

Januari1947

…………..
1.040
54
270.660
2.098.013
tankschepen

…………………….
sleepboten

………………………
17
4.132
Idem

1

Januari

1940

…………….
..1.230
2.894.098

Bron:
Centraal Bureau voor de Statistiek.
.
.

Kon. Ned. Boekdrukkerij H.
A. M. Roelants

Schiedam

;TISCHE . BERICHTEN

259
1, Maart 4948′.,

ECONOMISCH-STATI

t


MAANDCIJFERS.

.’

OECOMBINEEISDE MAANDSTAAT VAN DE VIER NEI)ER-
LANbSE dRÉYFE BANKEN ‘EN’
‘ry
LIET NEDEIt-
LANDSE ‘BEDRIJF yAN.DENEDE1tTJANDSCBE

. ‘
1
I[ANDEL-MAATSCHAPPIJ.
Nederl.
NederL
Bankea
Banken
en Ned…
Handel-Mij.
(In millioenen guldens)

31
29m
31
29
Jan.
Febr.
Jan.
Febr.
1948
1948
1948
1948

Activa:
Kas, kassiers
en
daggeldieningen
79
78
155
96
.2246
.2278
2862
2957

2325
2356
3017
3023

Ned.

schatklstpapier

…………

Ander overheidspapier
33
29 65
107
4
3
6
6
Bankiers in binnen- en buitenland
84
80
130
119
Wissels

……………………

Prolong. en voorsch. tegen effecten
40
37 57

52

7I
149
258
284

410
419
502
515
Effecten en syndicaten
12
14 16 17
Deelnemingen
(mcl.
voorschotten)
30 30
42
’42

Debiteuren

………………..

574
452
463
560

.
12
16 16
Diverse rekeningen

…………




Gebouwen…………………11

Belegde bestemmingsreserven ….
..
1 S
1
1

2950
2981
3852
3898

Passiva:
2442
2480
3199
3246
Wissels

…………………….
2
3
2
3
195
193
254
260

Crediteuren

………………..

Kassiers en genom. daggeldi.
t
1
1
1
84
74 101
93
Bestemmingsreserven
1
t
S
1

Deposito’s op termijn …………

Diverse rekeningen …………..

2721
2752 3558
3604

Aandelenkapitaal ……………
155 155
208
203
Reserve

…………………..
74
74
91 91

29501
29811
38521
3898

YEDERAL RESERVE BANKS.
(Voornaamste posten in millioenen dollars).

Metaalvoorraad

l»ta

1
Other
U.S.Govt
Totaal.
Goudcer-
.

casli
securities
tificaten

31Dec.

1946
1

18.381

1
17.587
268
23.350
26 Febr. 1948
1

21.776

t
21.096
368
21.034
4 Mrt

1948
1

21.779
.21.141
373
21.079
Ii

,,

1948
[

21.826

L

21.189
.

355
20.678

F.R.-bil-

Deposito’s

Data
jetten
1fl

Memie-
circulatie
Totaal
Govt
banks

31

De6.

1946
24.945 17.353
393
16.139
26 Febr. 1948
24.065
19.356
1.656
16.799
4 Mrt

1948
24.034
19.532
954
17.552
11

,,

1948 23.991
19.072
750
17.306

DE KOLENPOSITIE VAN NEDERLAND
(in 1.000 kg)

V
erzonden

M aand
Productie
Limburgse
voor
binnenlandse
t

Invoer
mijnen
behoefte

Juli

1947
891.434
1
711.119
1

330.961
Aug.

1947
801.756
632.584 286.797
Sept.

1947
898.189
685.138 266.876
Oct.

1947
920.573
709.802
.306.690
Nov.

1947
843.668
620.930 227.030 Dec.

1947
801.675
590.394′)
264.472

Totaal

1947
10.104.345
3
)
7.778.585
3.577.564
Totaal 1946
8.313.827
6.387.903
2.666.502

lan.

1948
1

954.020
694.217
.208.550
Febr.

1948
867408′)


637.000′)
240.000
2
)

‘) Bron: ,,Statistisch Bulletin van het C. B. S.”
‘) Voorlopige gegevens.
3)
Gecorrigeerde gegevens.

Zojuist verscheen de aflevering Maart 1948
:’

van… et

-:

Economisch-

‘, 1

Statistisch.

1

Kwartaalbericht

Research Üitgove van

* ‘

het Nederlandsch Economisch Instituut

Jaarabonnementen f 6.50

voor cibonné’s
E.-S.B. f5.-

.

Telefoon
38340,
Rotterdam

Giro
no.
8408

t
lof

‘. ZIENS

op

DF

JMRR[URS

IJTRECHT6-15 APRIL’
j

VAN GEND &
hoos,

expedieert
van huis
tot huis

van dorp naar sfad

van land naar land

Verliesposten. Voorkomend. Systeem

bestaande uit
4 Diensten

Het V.V.S. is een onmisbaar hulpmiddel bij het
gezondhouden van uitstaande credicten. Aan-
vaard als onderdeel der debiteuren-adminjatra-
tie, zal het van groote practische waarde blijken

te zijn.

Onze V.V.S..brochure wordt op aanvrage kosteloos toegezonden

VaD der Graaf I Co’s hureaux voor den handel N.Y.

Amsteistraat 14-18, Amsterdam.C, Telefoon 38631 (5 lijnin)

acaturcT

Ec.- drs., 40
jaar,
met bewezen journalistieke en
paedagogische capaciteiten, zoekt aanvullend emplooi voor 2 dagen per week.’ Br. onder no. ESE 1172, ‘bur.,
van dit blad, Postbus 42, Schiedam.

Bij de Nationale Onderlinge Brand Herverzeke-

ring Mij. (I.O.B.H.) te Beilen wordt gevraagd

een jong

econoom of jurist

Toorketlr bestaat voor iemand die begrip heeft

voor de bijzondere aspecten van organisatorisch

werk ten plattelande, waarvoor gezond verstand,

tact, initiatief en vasthoudendheid vereist zijn.

Kennis van het brandassurantiewezen strekt tot

aanbeveling. Voor een goede kracht is een le-

venspositie waarschijnlijk.

Sollicitaties worden vÔôr 15 April ingewacht

bij de voorzitter, de beer T. J. Tammens, te Den

Andel (Gr.). Inlichtingën worden tevens gaarne

verstrekt door de Directeur van de Nationale

Coöperatieve Raad, Willemstraat 26-30 te Den

Haag.

,r’m
DEN KI
IWAJ~Fjf

Nederlandsche Staalfabrieken v/h J. M.
de
Muinck
Keizer
N.V. te Utrecht vraagt:

Ø

voor de kostprijsadministratie

0

een bekwame kracht

Ø

Ø

met acte M.O. Boekhouden, S.P.D., examen
0
Moderne Bedrijfsadministratie of daarmede
gelijk te stellen, opleiding. Brieven met
uitvoerige inlichtingen onder bijvoeging
0
van foto te zenden aan de afd. Personeel,
Havenweg 7.

4apr
4

Accoutantskantoor, gevestigd te Arnhem,

vraagt voor spoedige indiensttreding enige

le en 2e assistenten

Uit’oerige sollicitaties te richten onder no.

12445, aan boekhandel D. Brouwer & Zn., Post-

box 148, Arnhem.

4
Beschil.rbare ki’aclitcn
4
1

Bedrijfseconoom

Comm: of Directies van vooraaxist. Ondern.

hier te lande, die op Bedr.org. gebied een re-
presentatief, energiek persoon zoeken als Mede-directeur of Organisator, speciaal voor in-, en/of
doorvoering van Var. Budg: Adm. en in contact
wensen te treden met leidinggevende figuur van
middelb. leeftijd, met grondige ervaring in be-

drjfs-economische vraagstukken en fiscale wet-
geving, gelieven te schrijven onder no. ESB 1170
bureau van dit blad, Postbus 42, Schiedam.

WER’KSPOOR N.V.

gevestigd te AMSTERDAM.

UITGIFTE van

nominaal
f4.000.000.

aandelen Serie A,

in
stukken groot nominaal ! 400.— aan toonder,

ten volle delende in de.winat van het boekjaar 1948

en van volgende jaren.

Ondergetekenden berichten, dat zij de inschrijving op

bovengenoemde aandelen, uitsluitend voor houders van

aandelen Serie
A,
openstellen op

VRIJDAG 9 APRIL 1948,

van
ues voormiddags 9 uur tot des namiddags 4 uur,

te
AMSTERDAM
ten kantore van
NEDERLANDSCHE HANDEL-MAATSCHAPPIJ,N.v.,

DE TWENTSCHE BANK N.V.,

de Heren PIERSON & Co.;

te
ROTTERDAM
ten
kantore van

NEDERLANDSCHE HANDEL-MAATSCHAPP lJ.N.V.,

DE TWENTSCHE BANK N.V.;

te
‘s-GRAVENHAGE
ten kantore van

NEDERLANDSCHE HANDEL-MAATSCHAPPIJ, NV.

DE TWENTSCI

IE BANK N.V:;

de Heren I

IELDRING & PIERSON,

tot den koers
,
van 130 pCt.,

op de voorwaarden van het prospectusdd.30 Maart
1948.

Prospectussen en inschrijvingsbiljetten zijn verkrijgbaar

bij de inschrijvingskantoren.

NEDERLANDSCIIE
HANDEL-MAATSCHAPPIJ,
N.V.

DE TWENTSCHE BANK
N.V.

HELDRING & PIERSON.
Amsterdam

30 Maart
1948.
‘s-Gravenhage

*

Economisch Statistische

Berichten

Adres voor Nedertand:’Pieter de Hoochstraat
s,
Rotterdam
(W.).
Telefoon: Redactie
38040,
Administratie
38340.
Giro:
8408.
Bankiers: R. Mees en
Zoonen,
Rotterdam.
Redactie-adres voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde Eko-
nomie,
14,
Universiteitstraat, Gent.
Abonnementen: Pieter de Hoochstraat
5
Rotterdam (W).
Bankiers: Ban que de Commerce, Brussel.

‘Abonnementsprijs, franco per post, voor Nederland
f
26 per jaar,
voor België/Luxemburg
f
28 per jaar, te voldoen door’ storting van de
tegenwaarde in francs bij de Banque de Commerce te Brussel. Overzeese
gebiedsdelen (per zeepost) en overige landen
t
28 per jaar. Abonnemen-
ten kunnen ingaan met elk nummer en slechts worden beëindigd per
ultimo van het kalesider.
jaar.

Aangetekende stukken in Nederland aan het Bijkantoor Westzee-
dijk, Rotterdam (W.).

AJ)VERTENTIES.
Alle correspondentie betreffende advertenties te ‘richten aan de
Firma H. A. M. Roetants, Lange Haven xr, Schiedam (Telefoon
69300,
toestel 6).

/

.

Los

se nummers
75
cents, resp,
12 B. francs.

Auteur