Ga direct naar de content

Jrg. 32, editie 1554

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 19 1947

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

E

Berichten.

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

32E
JAARGANG

.

WOENSDAG 19 FEBRUARI 1947

No. 1554

De

artikelen

van

deze

week ………..
143

Uit

buitenlandsche

bron

.
…………..
143

Roeping-van Nederland door
Mr K. P. van der Mandele
144

De prijspolitiek op zuivelgebied gedurende en na de
bezetting

door

L.

Ellens

………………….
145

Het Duitsche achterland van de Nederlandsche vis-
scherij door A. G.

U. Hildebrandt

…………..
147

De tankvrachtenmarkt door
C.

Veriney

……….
148

De methodiek van het Centraal Economisch Plan
door

F.

Hartog

…………………………
150

In’gezonden stuk:

Linggadjati door Dr J. M. E. M. A. Zonnenberg,
met naschrift van

Th. Ligthart

…………..
151

Aanteekeningen:
Internationale transacties van

do Verconigde Staten, Sep- tember 1945—Augustus 1946
…………………….
152
I?Iscnle a.specten van de economische samenwerking tusschen
Nederland

en

lielglö

…………………………
154

1 n t e r n a t
i
o na! e n o t
i
ties:
Doilarleening

en

storllèsald
1

…………………….
164

Zweodscho vooruitzichten

‘oor 1947

…………..
155
Knpitaalschaarschto in Frankrijk

………………….
155
Prijzen en kosten van levensonderhoud in Polen
……..
155

Ontvangen boeken en brochures ………………
156

Geld-

en

kapitaalmarkt

……………………
156

Statistieken:
Bankstnten

………………………………….
166
Stand’van ‘s Rijks Kas
…………………………..
158
De kolenpositic van Nederland
……
168
Productie

en export van natuurrubbor
………………
168

DEZER DAGEN

heuglijk nieuws. De blijdschap richt zich allereerst naar het
Prinselijk Gezin, wakraan een vierde kind werd geschon-

ken. ,,Ter goeder ure werd deez’ schone gloed geboren,
die ‘t ijs ontdooien zou in een bevroze borst” begint zeer

toepasselijk een ,,Geboortezang” van Vondel. Doch niet

alleen om de binnenkomst van dit kindje ontdooit het
-Nederlandsche huisgezin. Er zijn vele, oudere, leden, aan

wie men ,,gevlei en zoete woordjes” van harte gunde: de

mijnwerkers en het spoorwegpersoneel. Terwijl ,,’s Winters
graeuwe dwinglandij”, om met Poot te spreken, in de
omringende landen de productieprestaties bij de steenkool-
voorziening drukte, gingen in Nederland voortbrenging en

vervoer van steenkolen door bereidvaardigheid omhoog.
Voor de betrokken werkers is inmiddels de eerste wet van
Gossen reeds gaan werken; zij hebben zich van dank ver-
zadigd verklaard.

Wij zijn nog niet zoover, dat dit voor Nederland op elk
gebied geldt. Floewel in Indië de order ,,Staakt het vuren”
thans ook van Indonesische zijde is uitgevaardigd, is er

zeker geen toestand van bevrediging. En hier te lande
vielen harde woorden en maatregelen tusschen de bij de
groentevoorziening betrokken belanghebbenden en auto-riteiten. Zoodat er voor den consümetit voorloopig zeker
geen verzadiging met groenten zal intreden, als hij tevens de tweede wet van Gossen wenscht te vervullen.

In Engeland is de stemming geladen, omdat de kolen-
houders leeg zijn. De minister van Kolenvoorziening,
Shinweli, moet het ontgelden. ,,The Economist”, anders
zelden heftig, hoopt vurige kolenop zijn hoofd en raadt
den premier, doelende op zijn Minister ,,to shed the bad”.
Het aantal werkloozen tengevolge van den kolencrisis
was in het begin dezer week gestegen tot ongeveer twee
millioen. En dat, terwijl de directe oorzaak van het kolen-
gebrek een tekort aan arbeiders is. Vandaar dat de Engel-
sche Regeering zich beijvert om aan de Britsche arbeiders-
schaar door demobiisatie -. de vakvereenigingert weren
zich nog steeds tegen toelating van buitenlandsche arbeids-
krachten – zooveel mogelijk mannen toe te voegen.
Engelsche troepen worden teruggetrokken uit Japan,
Griekenland zal worden verlaten, het Palestijnsche pro-
bleem aan de Vereenigde Naties voorgelegd. Een juist ver-
schenen witboek over de defensie verheelt niet, dat een
minimumsterkte begint te naderen. Doch de productie tot herstel eischt krachten.
Of vele oudmilitairen echter naar de mijnen zullen
worden gelokt door de vijfdaagsche werkweek?
,,De zoetheid der lippen zal de leering vermeerde-
ren” heeft, in tegenstelling tot Shinweil de Fransche pre-
mier Ramadier gedacht. Nog eens heeft hij het Fransche volk tot tucht vermaand en een prijsverlaging van 5 pCt.
aangekondigd. Volgens de meting der publieke opinie
in
Frankrijk verwacht 52 pCt. der publieke opinie een prijs-
verlaging. Doch niet wordt gemeld, van welke zijde de

medewerking zal komen. Veeleer is er op dat punt reden
voor een andere tegenstelling tusschen Fransche en Britsche
houding: de Fransche kranten staken, de Engelschetijd-schriften met ,,TheEconomist” en ,,The New Statesman
and Nation” aan het hoofd, protesteeren krachtig, dat zij.
niet voort mogen gaan met werken.

COMMISSIE VAN REDACTIE:

H. W. Lambers; N. J. Potaic; J. Tinbergen;

H. M. H. A. van der Valk; F. de Vries;

J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris).

Assistent-Redacteur: A. de Wit.

BERICHT.

Aan abonné’s van ons weekblad wordt beleefd verzocht voorzoover zij dit niet reeds deden – hun abonnements-
geld voor het jaar 1947, ten bedrage van
f.
26 voor het
binnenland en f. 28 voor het buitenland (voor boekhande-
laren resp. f. 20,38 en f. 22,80), vÔôr 15 Maart a.s. te vol-
doen op girorekening no. 8408 of op oize rekening bij de
heeren R. Mees & Zoonen, alhier. Na dien datum zullen
wij over het betreffende bedrag, verhoogd met incasso-
kosten, per kwitantie disponeeren.

INHOUD:

Blz

qïspen

culemborg
amsterdam
rotterdam

N.V. KONINKLIJKE

N E D E R L A N DS(HE

ZOUTINDUSTRIE

Boekelo HengJo –

ZOUTZIEDERU

Fabriek van:

zoutzuur, ‘alle kwaliteiten)

vloeibaar çhloor

cbloorbleekloog

natronloog, caustic soda.

Koninklijke

Nederlandsche

Boekdrukkerij

H.A.M. Roelants

Schiedam

Internationale
Kunststoffen Industrie’
N.V.

gevestigd te VOORSCHOTEN.


UITGIFTE van

.600 Aandeelen B,

elk groot nominaal
1
1000.- ‘aan toonder.

De aandeelen deelen ten volle in de winst met ingang
van het eerste boekjaar der Vennootschap, loopende tot
31 December 1947.

Ondergeteekende bericht, dat zij de inschrijving.
op bovengenoemde aandeelen openstelt op

Vrijdag 28 Februari. 1947,

van des voormid.dags 9 uur tot des namiddags 4 uur,

ten kantore van:

NEDERLANDSCHE HANDEL-MAATSCHAPPIJ, N.V:

te Amsterdam, Rotterdam en ‘s-Gravenhage,

tot deii koers van 100 pCt.

op de voorwaarden van het prospectus dd.20 Febr.1947.

Prospectussen en inschrijvingsbiljetten zijn ver-
krijgbaar bij de inschrijvingskantoren.

.

INTERNATIONALE

KUNSTSTOFFEN INDUSTRIE N.V.

VOORSCHOTEN, 20 Februari 1947.

R’Arm & Zoonen’.

!nno 1720

ankiet
&

urantiei1akeIaarø

otterbam

‘irabenage, ettt, Acbiebam, Vtaarbingen

mterbam (attecu

urantie)

AMSTERDA MSCHE

BANK N.V.

KAPITAAL S 55OIE. RESERVES (333O3Xm

EERSTE

NEDERLANDSCHE

Verzekering Mij. op het Leven en tegen Invaliditeit N.V.
Gevestigd te’s-Gravenhage

AOMINISTRATIEKANTOOR OOROHECHT

BELLEVUESTRAAT 2, TELEFOON 5346

Personeel s’- Pensioenverzekering
verschaft diirecte fiscale besparing —afschrijving van
toekomstige lasten – blijvende sociale voldoening
Vraagt U eens welgedocumenteerd advies aan ons
BUREAU VOOR COLLECTIEVE CONTRACTEN

– J. P. H. SMITS

BELASTINGCONSULENT

Telefoon 94447, 93222

Bij geen gehoor 27409

VALERIUSPLEIN 16, AMSTERDAM-ZUID

LANDADMINISTRATIE,

Beheer en administr6tie over landelijke eigen-

dommen; taxaties; pachtzoken.

L. C. ROEKX

beëedigd-rentmeester te Barendrecht

Kantoor: Minervahuls II Meent 94, Rotterdam

– Telefoon: Barendrecht 576; – Rotterdam 29590

met papier geïsoleerde kabels

voor zwakstroom en sterksiroom

koperdraad en koperdraadkabel

kabelgarnituren. vulmassa en olie

ABELFABRIEK

DELFT

”;r-v_

– __’ V”.’

•-

‘?•’

,.-______,__-

19 Februari 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

143

DE ARTIKELEN VAN DEZE WEËK.
Mr. K. P. van
der Mandele,
Roep ing van Nederland.

Oorlog en bezetting brachten niet alleen verzwakkin

en vernieling van ons productie-apparaat, de grondpijlers

van ons economisch bestel werden er door aangetast.

Daarôm ziet – Nederland naar nieuwe wegen en mogelijk-

heden. In breeder verband wacht een nieuwe taak. Er moet

zoo spoedig mogelijk komen een West-Europeesch econo-

misch verbond. Nederland heeft de plicht, de Foeping,

hierin vÔôr te gaan.

L. Ellens,
De prijspolitiek op zuielgebied gedurende en na

de bezetting.

De vooroorlogsche stelregel, dat den melkveehouders een
prijs moest worden verzekerd, welke in overeenstemming
was met den kostprijs van de melk, bleef tijdens en na de

bezetting gehandhaafd.
Bij hetPrijzenbesluit van October 1940 werd de sinds
Mei 1940 plaatsgevonden stijging van de boter- en kaas-

prijzen gesanctionneerd. . Het moeilijkste probleem bleek
vervolgens de vaststelling van den kostprijs van melk:

Werd aanvankelijk rekening gehouden met het verschil
in kostprijs tusschen industriemelkers en consumptiemel-
kers, thans ontvangt de veehouder eenvoudig het gemid-
delde van beide kostprijzen. 1-let kostprijsvraagstuk op

zuivelgebied is nog niet bevredigend opgelost.

A.
G.
U. }Iildebrandt,
Het Duitse/ze aehterland van de iVe-

derlandsche Qisscherij.

1-let Rijnland en Westfalen yoor het natuurlijk afzet-
gebied der Nederlandsche visscherij.
Na den eersten werelloorlog echter trok Nederland
niet de noodzakelijke consequenties uit de Duitsche ver-
arming; het bleef zich toeleggen op de vangst van te dure
soorten; die de Duitsche consument niet kon betalen. Thans bestaat de kans het verloren afzetgebied te her-

overen, mits de vangst

0
1
)
verder verwijderde vischgron-

den – wordt gericht op degoedkoopste soorten.

C. Vcrmey,
De tank yrachtenmarkt.

De tankreeders boekten. in 1946 in het algemeen gun-

tige resultaten: tegenover een nog beperkt aanbod van

tonnage stond een levendige vraag.
Einde 1946 werd het aanbod ruimer, een tendentie,

die zich zal voortzetten als gevolg van realisatie van groote bouwprogramma’s en het in de vaart komen van opgelegde
Amerikaansche tankers (van de totale wereldtankvloot

controleert Amerika rond 40 pCt.).
In verband met het bij voortduring stijgend verbruik
van olie zal echter ook de vraag vast blijven, zoodt de
toekomstperspectieven zich gunstig laten aanzien.

F. Hartog,
De methodiek van het Centraal Economisch 1lan.

Het Centraal Economisch Plan 1947 is macro-economisch
opgezet. Deze weg gaat van totaal naar detail; confron-
tatie met gedetailleerde productie-, in- en uitvoermogelijk-
heden zal plaatsvinden in de tweede nota 1947, thans bij

het C.P.B. in bewerking.
Tegenover de door Prof. Goudriaan voorgestane reëele
opzet prefereert het C.P.B. financieele planning; dit ver-
gemakkelijkt het bezien van de verschillende relevante
grootheden in onderling verband.

UIT BUITENLANDSCHE BRON.

Rubber uit Malakka, ten bedrage van 10.000 pônd per

maand, mag, naar de ,,New York Herald Tribune” van

13 Februari verneemt, aan Sovjet-Rusland worden ver-

kocht, mits betaling plaatsvindt in ponden of gouddollars.

In ,,E.-S.B.” van 29 Januarijl. is onder deze iubriek dekomst

t6 Singapore gemeldvan P. 1. Sizov, Russisch hande)svei

tegenwoordiger uit China..
Behalve voor rubber schijnen de Russen zich nog t

interesseeren voor sommige soorten oliën en copra uit

Malakka.

Disposities over dc $-lecning
bereikten volgens
,,
zgh
e

Commercial and Financial Chronicle” van 16 Januari jl.,

een hoogte van $ 800 millioen, waarvan $ 200 millioen

in begin Januari. V66r eind Juni a.s. zal Engeland nog
$ 400 $ 500 millioen opnemen.

De $4eening werd gedurende de tweede helft van 1946

tot groote ongerustheid in Engeland .roor ongeveer 40 pCt.
besteed voor den import van tabak en films.

100 Liberty en 40
andere schepen zullen door E’ngland
van de VereenigdeStateti worden overgenomen, aldus ,,The
Times” van 12Februari. Koopsom: $ 100 millioen. Rden:
229 groote oceaanschepen en 42 kleinere schepen, door
Engeland gecharterd, moeten aan de Vereenigde Staten
worden teruggegeven. De kosten van dit charteren bedroe-

gen $ 2 milliden pel’ maand. –

De verkoop van Eiigeisehe spoorwegenin Argentinië ver
;

oorzaakt spëculatieve transacties op de Londensche beurs.

,,The ,Investoi’s’ Chronicle” vn 15 Februari noemt als
oorzaak: onbekendheid met het verdeelingsschema van de
totale koopsom ad £ 150 millioen over de verschillende
ondernemingen en aandeelen. Ook is de totale beurswaarde
van de betrokken fondsen minder dan £ 150 millioen. Vol-
gens ,,The Economist” van 15 Februari bedroeg deze

op 10 Februari £ 112 millioen. –

Levensverzekeringsbedragen in
de
Vercenigde Staten be-

reikten volgens de ,,Neue .Zürcher Zeitung” van 11 Fe-
bruari eenhoogte van $ 174 milliard in 1946 oI,$ 20 ruil:
hard meer dan in 1945. De helft van de totale bevolking
(t.w. 73 millioen) is thans in het bezit van polissen.
De investeeringen van de .levensverzekeringmaatschap-
pijen bedroegen begin 1947 $ 48,5,milliard, waarvan onge:
veer 45 pCt. in staatsleeningen.

Fransche genationaliseerde bedrijven zullen, blijkens een beschouwing in ,,L’Economie” van 13 Februari, worden•in-gepast in een ,,Plan comptable”. Zij zullen worden verplicht
volgens comme’Fcieele maatstaven te werken en balansen,
winst- en verliesrekenirigen, kostprijscalculaties e.a. op te
maken.

Polen’s verhoogde kolenproductie, als gevolg van ‘de
annexatie van Duitsch gebied, zal voorloopig geen verhoog-
den export naar Europa tengevolge hebben, aldus ,,The
Economist” van 8 Februari jl. Vroeger was het Poolsche
aandeel in den Europeeschen import 10 pCt., nu, ondanks
de verhoogde productie, 7 pCt. Reden: export naar Rus-
land. De tegenvoordige Poolsche productie is echter slechts
iets meer dan 50 pCt. van de vooroorlogsche. –

De begrooting der
Vereenigde Staten voor het fiscalé
jaar 1948, waarop de vorige veek een verlaging van $ 6
milliard werd voorgesteld; ziet er

als volgt uit: uitgaven $ 37,5 milliard, inkomsten $37,7 milliard (1947: resp.
$ 42,5 milliard en $ 40,2 milliard). Dit is de eersteshiiitende
begrooting sinds 1930. Zij werd door President Truman
op 10 Januari ji. bij het Congres ingediend.

144

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

19 Februari 1947

REPING VAN NEDERLAND.

In de tijden kort voor den laatsten wereldoorlog .- nu
tien jaar geleden – was Nederland economisch in betrek-

kelijk goeden staat. Zeker, ‘and- en tuinbouw hadden het

niet’ gemakkelijk en moesten met crisismaatregelen ge-

steund worden. Werkloosheid was ook geenszins verdwe-

nen, maar toch kenden handel en nijverheid ondanks de

moeilijke internationale verhoudingen een zekere wel-

vaart en vooral ‘de scheepvaart had goede tijden. 06k de

Oost en de West droegen

tot dezen betrekkelijken voor-spoed het hunne bij. Het is waar, dat deze betere tendens

voor een belangrijk deel een onnatuurlijken öorsprong

had en dat het de mogelijkheid van een.naderenden oorlog
was,
die vele bedrijven op niet-norinale’wijze stimuleerde,

maar deze grootere activiteit schiep toch wel de mogelijk-

heid om het ,,economisch instrui’nentNederland”, door

de zware laatste crisis verzwakt, eenigermate te versterken.

Door den oorlog en door de bezetting is dat instrument
niet slechts opnieuw verzwakt, maar gehavend cnverminkt.

Niet alleen door rocif en vernietiging van goederen, roerend
en onroerend, van voertuigen en vaartuigen, van boeren-

plaatsen en bosschen; niet alleen, wat’ dit leed verve ‘te

boven gaat, door het. verlies’ van zoovele uitstekende

mannen in de krachtvan hun leven. Maar 66k omdat door

den oorlog zijn weggeslagen en aangetast,de pijlers,.waarop

het vaderlandsch economisch bestel voor een goed deel
berustte.

De belangrijkste daarvan – Indië en Duitschland –

staan ons dagelijks voor oogen. Maar er zijn zooveel andere

zoo belangrijke steunpunten van onze ‘welvaart, die ons
door den oorlog dreigen te ‘ontvallen. Zijn onze stapel-
markten, om maar iets te noemen, niet door gebrek aan
deviezen en goederen vooi’loopig tenietgegaan? Is Argen-

tinië niet op groote schaal begonnen zelf zijn lijnzaad te

slaan, onze vaderlandsche olieihdustrie ernstig bedreigend?

Zijn er niet elders nieuwe landbouwgebieden ontsloten,

zoodat export van onze producten daarheen geen kansen

meer biedt? Enheeft men zich niet in staat gesteld, door
trouwe nabootsing van onze beste modellen, onzen zee-

sleepbooten een geduchte concurrentie aan tê doen? Men
kan zoo doorvertellen

Begrijpelijk, dat Nederland nu omziet naar nieuwe
wegen, ‘nieuwe mogelijkheden, en misschiefi een nieuwe
taak.
Nieuwe wegen:
onderzoek of bijvoorbeeld de relaties
met Afrika – héél Afrika – of met Canada of Midden-
Amerika niet sterk kunnen’ worden uitgebreid.
Nieuwe
mogelijkheden:
of fabricage van vliegtuigen van groot
formaat, van auto’s en van autobanden of van een aantal
• chemische producten, om maar iets te noemen, niet hiër
te landé tot stand kan worden gebracht en,of vestigingen
van allerlei ,,finishing industries” uit de metaalnijverheid
niet hierheen zouden kunnen verhuizen?
Een nieue taak:

dit dwingt het gansche vraagstuk in veel breeder verband
te zien. ‘ .
$

Wil Europa en vooral West-Europa blijven bestaan, dan
zal het zich moeten herzien, zich mbeten hergroepeeren,
zich moeten hervormen. Het zal niet meer op kunnen gaan,
dat, zooaJs vroeger, de grooten Engeland, Frarkrijk en
Duitschland, maar 66k de kleinen als Scandinavië, Neder-
land, België en Zwitserland ondanks Ouchy en ondanks
Oslo, elkander op alle manieren dwarsboomen en elkaar
met tarieven en contingenten bestrijden, waardoor tenslotte
elk normaal handelsvekeer wordt verlamd. 1-let zal niet

meer op.moeten kunnen gaan, dat de Europeesche staats-
lieden zich hoofdzakelijk hébben af te matten met het
oplossen van allerlei internationale conflicten met de
,,naaste buren”,’ die immers goede vrienden behoorden
‘te zijn.

Wil Europa werkelijk blijven bestaan, dan zal het moeten
komen tot het vormen van eenigerlei gémeenschap Zal deze moeten gelijken op het vroeger nagestreefde Pan-

Europa? Zeker niet, en de planin varhet ,,Unit Erope

Committee” oniler het praesidium van niet minderdan
Winston Churchill gaan aanvankelijk wellicht ook te ver.

Er behiéft iuiet kwestiete zijn van fusioneei’ingôp;welke

wijze ook van de Staten, die bereid zijn in de nieuwcEuro-
peesche gemeenschap te treden. Maar wèl kam èn.mçet er

komen en zoo spoedig mogelijk: een WestEuropeesch

federatief verband Op economische basis, dat allelanden
zou omvatten vân Scandinavië tot Rome en Lissabon, de

nieuw te vormen Duitsche staten en’ Oostenrijk niet uitge-

sloten. In die gemeenschap zouden de welvaartsbelangen

van alle aangesloten landen moeten worden behandeld

en geregeld en ontstane conflicten zouden door een daartoe

aan te wijzen boven de Staten gesteld College moeten
worden beslist.
.’

Dus geen staatkundige saniensmelting van de Staten,

die in den bondworden opgenomen, maar wèl zooveelmo-

gelijk gelijkchakeling op economischen voet, en men kan

begrijpen, hoever deze assimileering zal kunnen doordrin-

gen in het staatsbestel, indien men nu reeds volgt de ‘ont-

wikkeling van het verheugende voorbeeld van de Bélgisch-

Nederlandsche entente. Het begint met gemeenschappe-

lijke invoerrechten’ en het wegvallen van grensbarrières,

maar- gemeenschappelijke muntpolitiek en loonpolitiek
moeten volgen en dra zullen belastingpolitiek en wellicht

landbouw- en havenpolitiek erin kunnen worden betrokken.

Staatsbestuur, nationaal en internationaal, beteekent

op dit oogenblik: economie. En als straks inderdaad op

rootsche wijze éen West-Europeesch economisch verbond

tot stand is gebracht, dan beteekent dit een zeer hechte
aaneensluiting van de deelnemende Staten. Vanzelf zal
de wensch rijpen om deze uit te breiden .tot een algemeen-
Europeesche federatie, het ideaal door het Churchill’sche

comité nagestreefd, een verbond of ‘,commonwealth” dat zal

hebben te leven naast en met die twee andere groote

statengroepen: Amerika en Rusland.

Nederland zal hierin niet achter kunnen blijven; het

zal méé moeten doen het zal v66r moeten gaan.
‘liet kan, zooals gezegd, probeeren om zonder meer

zijn nijverheid te reconstrueeren en uit te breiden, zijn vloot

te hernieuwen, zijn handel te herstellen, nieuwe mogelijk-
heden te zoeken’ voor land- en tuinbouw en, vooral ,00k
ten bate van havens en riviervloot, den wederopbouw van

het vernietigde achterland te bevorderen. Het is het beeld

van het geteisterde arme volk, dat met man ên macht
tracht weer iets van zijn vroegere materieele wélvaart teru’g
te winnen en dat, jaar in jaar uit, met gekromden rug zal
moeten zwoegen, de oogen star gericht op dit ééne doel.

Zonder meer.
Maar Nederland kan zich 66k oprichten, den rug strek-
ken’ en, de verzorging van eigen volk niet vergetend, zich
mede aan het hoofd stellen van een grooteren hooger doel:
den bouw van een niuwe Europeesche gemeenschap
zonder staketsels en versperringen tegen de onderlinge
welva,art en ‘iet onderling vertrouwen. Nederland bezit
nog altijd zijn historischen naam van gezag in internatio-
nale verhoudingen; hoe dikwijls is het daarin met glans naar

voren getrecten! Het heeft de plicht zich bereidtetoonen
en zich beschikbaar te stellen voor deze nieuwe taak, die ons ‘ oude zwaargetroffen wereiddeel verjongd,leventzal
kunnen geven. Het zal ervoor moeten afstaanzijnbeste
krachten en het zal ervoor ffioeten bouwen eenhechte en
ruuime behuizing in de delta vân de rivier, die nog altijd
is de schoonste, de levendigste en de machtigste van het

nu te herscheppen continent. .
Dit is thans: Nederlands roeping.

Rotterdam, 18 Februari 1947

K. P. VAN DER MANDELE..
1

19 Februari 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

145

DE PRIJSPOLITIEK OP ZUIVELGEBIED

GEDURENDE EN
‘NA DE BEZETTING.

De p’ijspolitiek op zuivelgebied gedurende en na de

bezetting wijkt niet af van den
weg,
welke véÔr den oorlog

reeds was ingeslagen. De lijn, welke vôÔr 1940, werd ge-

volgd, is ook nadien doorgetrokken.

Reeds geruimen tijd vôÔr Nederland in den oorlog werd

betrokken, waren de prijzen van zuivelproducten in de
landen, waarop wij voor onzen ex’ort waren aange-

wezen, van dien aard, dat, indien men op dit terrein het

Vrije spel der economische krachten had getolereerd, de
melkveehouder slechts een zeer geringe belooning voor

de door hem afgeleverde (of verwerkte) melk zou hebben
ontvangen. Om aan deze moeilijkheden op korten termijn tegemoet te komen, werd door de Regeering een regeling

ontworpen, welke hierop ncerkwam, dat de melkveehouder
voor zijn product een hoogeren prijs ontving dan onder

vrije concurrentie het geval zou zijn geweest.

• Als zoodanig vormde de zuivelpolitiek een onder,deel

van de landbouw-crisispoliliek. In het algemeen kan

men stellen, dat bij den aanvang hiervan omtrent de kost-

prijzen op landbouw- en zuivelgebied weinig of geen
gegevens aanwezig waren en, zoo deze er al mochten zijn,
dat zij zich niet door groote nauwkeurigheid onderscheid-
den; niettemin is getracht, den melkveehouder een prijs te
garandeeren, welke met denkostprijs van de melk in

overeenstemming was.
Daar het ontbreken van kostprijsgegevens blijkbaar
ook door de Overheid als een leemte werd gevoeld, heeft
in de jaren vôôr 1940 de accountantsdienst van het Depar-tement van Landbouw en Visscherij bij een aantal veeteelt-
bedrijven onderzoekingen ingesteld. Dit is.slechts op kleine
schaal geschied en de waarde kan dan ook niet hoog worden
aangeslagen. Wel gaf dit een aanduiding van de richting,

waarin de productiekosten van de melk zich bewogen. Gedurende de oorlogsjaren zag men een zekere diver-
gentie optreden tusschen de akkerbouw- en de zuivelprijs-
politiek. In den akkerbouw, waar men met talrijke ge-

wassen te maken heeft, bestaat de mogelijkheid – en men heeft daar ook inderdaad gebiuik van gemaakt – om voor
de gew’enschte gewassen hooge prijzen en voor de minder gewenschte gewassen lage prijzen vast te stellen, teneinde
op deze wijze de teelt in de door de Overheid begeerde
richting te dringen.

Een dergelijke stimuleeringspolitiek bood voor de melk
weinig perspectieven. Een absolute stijging van de pro-

ductie was uiteraard uitgesloten, daar wij van den invoer
van krachtvoeder bleven verstoken en voor onze vleesch-
voorziening practisch geheel op den eigen rundstapel waren

aangewezen. Het was van het begin af aan duidelijk, dat
men moest rekenen met een geleidelijk terugloopende melk-
productie. Een
relatieye
stijging was eveneens weinig

waarschijnlijk. Daarvoor zou noodig zijn geweest kwaliteits-
verbetering van. den veestapel en betere voeder- en bewei-dingsmethoden, waarvan op korten termijn geen resultaten

waren te verwachten.
Het oude doel, nl. den meikveehouder een prijs te ver-
zekeren, welke in overeenstemming ‘,as met den kostprijs
van de op zijn bedrijf geproduceerde melk – of wel, iets

ruimer en in vooroorlogsche (en wederom na-oorlogsche)
verhoudingen gezien, de instandhouding van het.veehou-
derijbedrijf, tot dit weer in staat zou zijn met het buiten-
land te concurreeren – bleef daarom ook gedurende de
bezettingsjaren de algemeene richtlijn voor de zuivelprijs-
politiek. Hoe men heeft getracht dit doel te verwezenlijken,
zal thans nader worden bezien.

De Qoorbereidende phase.

Vrijwel onmiddellijk na het uitbreken van den oorlog vertoonden de prijzen van zuivelproducten, ondanks de
Prijsstop van .10 Mei 1940 en de Prijzenbeschikking 1940,
No. 1 van 11 Juli 1940, welke alle prijsverhoogingen boven

het peil van 9 Mei1940 verboden, een stijgende tendens

zoowel als gevolg van de vraag voor export naar Duitsch-
land als door den grooten omvang, welke het hamsteren in

het binnenland aannam (de rantsoeneering werd eerst eenige

maanden later ingevoerd). Hoe is dit verschijnsel, het
oploopen van de prijzen bij een bestaande prijsstop te

verklaren? Afgezien van de moeilijkheid om prijsstijgingen

te voorkomen op vrije markten, waar de tot stand-
koming van de prijzen geheel was overgelaten aan

vraag en aanbod, moet de voornaamste verklaring worden

gezocht in de overtuiging van de Nederlandsche overheids-

instanties, dat de prijsstop niet van toepassing was op
gesteunde landbouwproducten, met name niet op zuivel-
producten. Men was bereid deprïjzen te laten oploopen

tot een niveau, dat steun overbodig maakte.

De gevolgen voor den consument w’aren van verschillen-

den aard. Deze heeft van de prijsstijging van
boter
aanvan-

kelijk, niets gemerkt. De consumentenprijs van boter, welke

in Januari 1940 varieerde van f 1,80 tot f 1,85 per kg, is

tot 3 October 1940 op hetzelfde peil gebleven. Dit was
mogelijk, doordat voor de boter in het binnenland een

marktprijs bestond, welke op. den wereldmarktprijs was

afgestemd, die— oia een theoretisch voorbeeld te geven –

f 0,80 per kg bedroeg. hierop legde de Overheid een heffing
van f 0,60, zoodat de binnenlandsche groothandelsprijs
f1,40 per kg werd. De heffing werd bij export gerestitueerd;

het resteerende bedrag van de door de Overheid geïncas-
seerde heffing werd aan de melkveehouders uitgekeerd,
teneinde den melkprijs op het gewenschte peil te brengen.
Nu is het duidelijk, dat, zoolang de marktprijs steeg, maar
nog niet het bedrag van f 1,40 per kg bereikte, de Overheid

op vrij eenvoudige wijze de prijsstijging kon compenseeren
en wel door een verlaging van de heffing. Zoo is het dan

ook geschied, en geheel terecht. Immers, wanneer de markt-
prijzen van de producten stijgen en de zuivelfabrieken dus
uit dien hoofde een hoogeren melkprïjs aan hun veehouders-
melkleveranciers kunnen uitbetalen, wordt de noodzaak
voor de Overheid om een toeslag op den melkprijs te geven
overeenkomstig geringer.
Voor
kaas
was de situatie anders dan voor boter. De
kaasproducenten verkochten hun product tegen de markt-

prijzen, zooals deze uit de verhoudingen van vraag en
aanbod resulteerden. Daarnaast ontvingen zij een recht-
streekschen toeslag over de hoeveelheid geproduceerde

kaas. Deze toeslag was (evenals de heffing op boter) af-
hankelijk van den marktprijs; steeg deze laatste, dan daalde
de toeslag en omgekeerd. De handelaren (en uiteindelijk

de consumenten) kochteti de kaas dus niet, zooals met
boter het geval was, tegen een marktprijs + heffing, maar
tegen den marktprijs alleen, en toen deze begon te stijgen,
beteekende dit dus voot de consumenten een directe
prijsverhooging.
De volgende cijfers geven een indruk van de prijsstij-
gingen op de voornaamste kaasmarkten:

P.

kg. p.

kg.
Oouda
2/5/40
25/7/40
Gouda volvet le kwaliteit

. .
t 0,47—t 0,44
t 0,88-1 0,84
Alkmaar

.
3/5/40 26/7/40
Edam 40+

le kwaliteit

. . . .
0,38
t 0,76
Leeuwarden
3/5/40
26/7/40
Gouda 40+

le kwaliteit

. . • .
t 0,37—t 0,36
t 0,57
Edam 40+ le kwaliteit

. . .
t 0,37—t 0,36
f 0,57
Gouda 20+

le kwaliteit

. . . .
t 0,21—t 0,20 t 0,40

Hiermede waren de kaasprijzen in feite uit den band
gesprongen. 0p grond van den toentertijd, in Juli 1940,
geldenden richtprijs voor de melk, hadden de marktprijzen
ten hoogste mogen bedragen voor:

Gouda volvet
……….
± t 0,67 p. kg.
N.-Holl. Edam 40+
….
± t 0,571
Friesche 40+ kaas . . . . ± 10,55

Het is niet gelukt’de marktprijzen tot dit niveau terug
te brengen, al heeft men daartoe wel pogingen aangewend.

‘146
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

19 Februari 1947

• Hei Prijzenbesl.uit 1940.

Ten slotte-is op 19 October 1940 tot stand gekomen het
Prijzenbesluit 1940 (Zuivelproducten), waarin de volgende

prijzen voor-boter en kaas waren opgenomen:

Iloter.


Verkoopprijs van den fabrikant

….
.f 1,95 p. k

g.
I’rijs voor den consument

……….
f 2,30
‘iaas .

Producen ten-

Consumen ten-

prijS’

prijs
Gouda voIe.t.f 0,89 p. kg:

9 Mei 1940 prijs
+
max.

f
0,45
N.-HoIl.
40-j-
,, 0,705 ,, ,,

9

,,

1940

,,,,,,,,
0,38
•Friesche 40+’,, 0,075 ,, ,,

9

1940

,,,,

0,38
— ,, 0,44

,, ,,

9

,,

1940

,,

,,

,,

,, 0,28

flieuit blijkt, dat men zich, wat kaas betreft, tenslotte

heeft neergelegd bij de stijging der marktprijzen en dat men

de boter, waarvan de consumentenprijs tot begin October

.slechts-f 1,85 per kg had bedragen, dienovereenkomstig

in j5rijs’heeft verhoogd, opdat de boterfabrieken eenzeifden

‘-melkprijs aan hûn veehouders zouden kunnen uitbetalen

,als de kaasproducenten.

Men. ishier, hoewel van een exacte calculatie nog geen

sprake was, bij de vaststelling van de boter- en kaasprijzen

uitgegaan van een richtprijs voor’de melk, welke waar-
.schijnlijk in de buurt van f 0,075 per kg melk lag en niet

‘onbelangrijk hooger was dan die, welke nog in Mei 1940

had gegolden, nI: f 0,06 per kg.

Het Prijzenbesluit 1940 (Zuivelproducten) vormde-in


zekeren zin zoowel een einde als een begin. Hiermede•

w’erd de eerste stap gezet op het pad van de straf geregle-

‘menteerde prijsvoorschriften. Het zou nog ruim een half
‘jaar duren, voordat het aanvnkelijlc nogal wankele prijs-

‘politieke
,
gebouw hecht werd gefundeerd.

.1 ndust,’iernelkers en consunzptiemelhers.
Bij de voorbereidingen’voor de definitieve prijsregelingen

in den zuivelsector was in de’ eerste plaats gewenscht de

vaststelling van den kostprijs van de melk; een probleem,
dat-ook voor, den oorlog bestond, maar thans op breedere

-schaal werd aangevat en wel door liet Landbduw-Econo-

•.misch- Instituut, dat bij zijn ‘geboorte de opdracht had

medegekregen, blind voor het doel, kostprijscalculaties op
iagrarisch gebied te maken.

– Reeds v56 den oorlog bestond er een verschil in kost:

prijs tusschende zgn. consumptiemelkers en de industrie-
melkers. De eerstgenoemden waren gevestigd-in het Westen
-vanhet land, in het gebied van de grooe steden, en lever-
– den,—zooals de naam reeds aangeeft, hun melk practisch

geheel af voor consumptiedoeleinden, terwijl de melk, op

de bedrijven van laatstgenoemden voortgebracht, voor het overgroote deel, voor de vervaardiging van boter, kaas en

andere zuivelproducten werd gebruikt.
DaL er een verschil in kostprijs tusschen beide catego-
‘neOn aanwezig was, is ook niet verwonderlijk, gezien de
geheel verschillende wijze van bedrijfsvoering. De industrie’
-melkers streefden naar een zoo hoog môgelijk vetgehalte;
immers, hoe meer vet de melk bevat, des te meer boter
‘of kaas kan er uit worden bereid. Voorts was de productie
van deze bedrijven in de zomermaanden het grootst; ge-
‘durende den winter werd naar verhouding slechts een ge-
ring kwantum melk geproduceerd. De consumptiemelkers
daarentegen hebben er zich, in overeenstemming met de
vrijwel constante behoefte aan c6nsumptiemelk, op toe-
• gelegd dO melkproductie o’er liet geheele jaar zoo gelijk-
matig mogelijk te verdeelen, terwijl zij met behulp van
– grootehoeveelheden krachtvoer trachten, de productie per
koe, tot een maximum op te voeren, waârbij op het vet-
,gèhalte van de melk minder word.t gelet.
Aan de bovenstaande tegenstelling lg mede ten grond-
• slag de opvatting, welke destijds bij velen heerschtè, dat
‘een hooge productie en een hoog vetgehalte niet met elkaar
waren te vereenigen en dat men dus had te kiezen tusschen
het een of het ander.
Het kostprijsverschil tusschen indijstrie- en consumptie-
melk bedroeg in het jaar 1938/’39 1 cent perkg melk. Dit
-vond zijn uitdrukking in een verschil in melkprijs. De

consumptiemelker ontving een hoogeren prijs yoor de melk

dan de industriemelker en wel zooveel meer, dat bij be
nadering het verschil in kostprijs werd gedekt. Economisch

was dit ook goed te motiveeren. Indien men de melk, be-

noodigd voor de consumptie in de groote steden, van elders
had moetçn aanvoeren, zou deze, inclusief de vrachtkosten
ongeveer het bedrag hèbben gekost, dat men den cônsump-

tiemelker betaalde. ‘ . –

Daar de consumptiemelkers in veel grootere n’tate dan

de overige bedrijven op liet gebruik van krachtvoei’ waren

aangewezen, werden zij door liet stopzetten van dien

invoer veel ernstiger getroffen dan de industriemelkers.

Dit is de voornaamste oorzaak van het feit, dat het kost-

prijsverschil van 1 cent in 1938/’39 is opgeloopen tot 5 cent

-in 1946/’47. Niettemin werd het verschil in uitbetalings-
prijs voor den veehouder onveranderd op A cent per kg

gehandhaafd. In Mei 1946 kwam deze regéling zelfs geheel

te vervallen, om vervangen te worden door -een andere,

waarbij den veehouder, die melk aflevert voor rechtstreek-

sche consumptiedoeleinden, een richtprijs wordt gegaran-
deerd, welke
I
cent per kg hooger ligt dan de richtpnijs,

welke hij voor zijn overige melk ontvangt, en wel onver-

schillig of hij industrie: dan wel consumptiemelker is.

Hierbij is dus het vroeger bestaande verband tusschen

verschil in uitbetalingsprijs en verschil in bednijfsvorrn
van het veehouderijbedrijf verdwenen. Waarom is dit

geschied? Velen zijn steeds .van meening geweest, dat het

bedrijfstype, dat o.a. via kwaliteitsverbetening van den

rundveestapel naar een hooger vetgehalte streefde, op
een veel hoogere trap van ontwikkeling stond dan het
anders ingestelde consumptmelkersbedrijf; bijgevolg
werd de lioogere uitbetalingsprijs, welke de consumptie-

melkers ontvingen, als een ernstige onbillijkheid aange-

voeld.,Na jarenlange strijd heeft dit inzicht thans in prin-

cipe gezegevierd.

De definitieve prijsregeling.

lIet uitgangspunt voor de vaststelling van de boeren-
melkprijs werd in 1941 gevormd dooi’ een rapport van het

Landbouw-Economisch Instituut
;
dat ten deele steunde
op gegevens van den Accountantsdienst van het Departe-

ment van Landbouw en Vïsscherij. In dit, op vrij smalle
basis opgebouwde, rapport was uitsluitend een kostprijs-
berekening gemaakt voor een aantal industriemelkbedrij-
ven; cijfers over de consumptiemelkbedrijven waren hierin

niet opgenomen.

Floewel meil aanvankelijk had gedacht aan een melkprijs
van 9,8 â. 9,9 cent per kg van 3,3 pCt. vet, is zij, op grond
van bovengenoemd rapport, in Juni 1941 vastgesteld op
11 cent per kg van 3,3 pCt. vet franco fabriek (d.wz.
vrachtkosten van boerderij naar zuivelfabriek warenvoor
rekening van den veehouder); naderhand ‘gewijzigd in
10,70 cent per kg af boerderij. Het groote verschil met

den prijs van ± 71 cent per kg, welke nog in October 1940
had gegolden, moet bijna geheel op rekening worden gesteld
van de onderbezetting. De geringere boeveelheid beschik-baar voeder en de hiermede verband houdende inkrimping
van den rundveestapel, -benevens de verwachte daling
van het vetgehalte, wâren tezamen verantwoordelijk voor
de geschatte daling van de productie. Teneinde dus toch
den veehouder een inkomen te kunnen verzekeren, gelijk aan
hetgeen- hij voor den oorlog genoot, werd deze onderbe-
zetting volledig ingecalculeerd. Dit maakte in den kost-
prijs van den melk een bedrag uit van ±- 3j cent per- kg.
Desondanks was de prijs van 11 cent per kg, zuiver-kost-
prijstechnisch gezien, toch nog eenigszins aan’ den hoogen
kant. – –

Op deze boerenmelkpnijs waren alle prijzen van melk-
en zuivelproducten van Juni 1941 gebaseerd. Bij de be-
paling van deze prijzen moest rekening worden gehouden
met-de opvatting van den bezetter, dat de Nederlandsche
prijzen in geen gevalhooger (liefst lager) moesten zijn dan
de correspondeerende Duitsche prijzen. Zonder deze -bë-

1

19 Februari 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

147

perking zou bijv. de boterprijs hooger zijn vastgesteld
dan in feite is gebeurd. Tevens moest er op worden toege-

zien, dat een voorwaarde werd vervuld, waarvoor véér

den oorlog de vrije mededinging zorgde, nI. dat de fabrieken

in staat zouden zijn om uit de opbrengst van hun producten

‘èn na aftrek van hun kosten den veehouder den hem toe-

gedachten prijs van 11 cent te betalen, ongeacht of het

betrokken bedrijf uit de melk boter of kaas bereidde, dan
wel de bestemming een andere was. Hiervoor was noodig

bekendheid met de verwerkingskosten van de zuivelbe-

drijven. Dit is van den aanvang af een zwak punt van de

regeling geweest en gebleven. Daarbij lomt nog, dat men,
ook al waren eenige gegevens over de verwerkingskosten
beschikbaar, slechts met gemiddelden kon werken (waarbij

de onderbezetting, evenals voor de veehouders, geheel

werd ingecalculeerd). Er werd dus één verwerkingskosten-
cijfer voor alle kaasfabrieken •va’stgesteld, één voor alle
boterfabrieken enz. Wanneer nu kaas- en boterfabrieken

bij elkaar in de buurt liggen, waarvan de eersten lagere productiekosten hebben dan het gemiddelde, terwijl de

laatsten boven het gemiddelde uitkomen, dan kunnen

de kaasproducenten een hoogeren melkprijs aan hun vee-

houders betalen dan de boterfabrikanijn. Op deze en nog
vele andere wijzen kunnen (en zijn ook) spanningen ont-
staan, waarvoor in het kader van een geordende economie
geen oplossing is te vinden. Deze moeilijkheden behoeven
dus niet steeds te worden toegeschreven aan fouten in de

prijsstelling; zij vormen in vele gevallen slechts een illus-
tratie van het feit, dat het voor de ‘Overheid vrijwel
onmogelijk is de fijne nuanceeringen van de vrije mede-
dinging met succes te benaderen, laat staan na te bootsen.
De prijs van de melk voor den consument, opgenomen
in de prjsregeling van 29 Juni 1941, is ongewijzigd gebleven
tot November 1945; toen is zij verhoogd met 1 cent en in
October 1946 nogmaals met 1 cent per liter. De eerste ver-

hooging hield verl)and met diverse kostenstijgingen van de melkinrichtingen, terwijl de tweede verhooging van 1 cent,
in overeenstemming met deRegeeringsverklaring over de

loon- en prijspolitiek van 4 October 1946, ton doel had de
lasten van den Schatkist te verlichten (een stijging van de
consumentenprijs met 1 cent brengt ± f 13 millioen per
jaar op). De prijzen van boter en kaas zijn heden ten dage
nog steeds dezelfde als in Juni 1941.
Anderzijds vertoonde de kostprijs van de boerenmelk

in den loop der jaren een geleidelijke stijging.
Teneinde den veehouder nu bij gelijkblijvende producten-
prijzen toch een hoogeren melkprijs te kunnen uitkeeren,
werd de melkprijstoeslag ingesteld. De melkveehouder
ontving uit overheidsmiddelen sedert Januari 1943 ovei’
de door hem afgeleverde melk een rechtstreeksche toeslag
van Ij cent pr kg. Het heeft heel wat voeten in de aarde gehad voor het zoover was, aangezien. de bezetter zich
met ‘kracht tegen iedere verhooging verzette. Toen dan

ook in Maart 1945 de toeslag werd gebracht op 4 cent per
kg, was dit o.a. een aanwijzing van den tanenden invloed

van de bezettencie macht. 1-let lijdt geen twijfel, dat ge-durende de laatste oorlogsjaren in vele gebieden van ons
land de kostprijs van de melk hooger was dap den offîcieelen
grondprijs + den overheidstoeslag.
Op het oogenblik bedraagt het kostprijsverschil tusschen

de consumptie- en industriemelk, zooals reeds werd op!
gemerkt, 5 cent per kg. De prijs, welke de veehouder thans
ontvangt, nl. gerekend over het geheele jaar 16 cent per
kg (d.i. ongeveer 21 maal zooveel als in Mei 1940), is een
eenvoudig gemiddelde van de beide kostprijzen. Dit is

zeker geen fraaie oplossing; op deze wijze ontvangt de in-
dustriemelker enkele centen meer en de consumptiemelker
enkele centen minder dan zijn kostprijs bedraagt. Ook het
vaststellen van regionale prijzen stuit zoowel op principieele
als practische bezwaren. Degene, die hier den steen der
wijzen weet te vinden, zal ongetwijfeld, en niet alleen bij
de Overheid, op een aandachtig gehoor kunnen rekenen.

L.. ELLENS.

HET DUITSCHE ACHTËRLAND VAN DE

NEDERLANDSCHE VISSCHERIJ.

Inleiding.

Zooals het Westland de hoop koestert, dat het, vroegere

Duitsche afzetgebied toch ééns wel weer in staat zal zijn

den invoer van de Westlandsche tuinbouwproducten te

hervatten, zoo zou de Neder’andsche visscherij wellicht
kunnen hopen, dat ditzelfde &chterland ook weer als voor-

heen voor den Nederlandschen uitvoer van visch beschik-
baar zou komen. Temeer, omdat om defensieve redenen
Duitschland vooralsnog geen gelegenheid krijgt wederom
een groote visshersvloot te bouwen, welke, zooals de
oorlog voldoende h’eeft geleerd, als een potentieele oorlogs-

vloot kan worden beschouwd.

TVestfalen en het Rijnland als natteurljk achterland van

IJmuiden.

Op het Westeuropeesche continent zijn – behalve de.

Noorsche havens – Wesermünde, IJmuiden en Boulogne

sur Mei’ de belangrijkste aanvoerhavens van vei’sche zee-

visch.
Véér den opkomst der moderne trarisportmiddelen en
de toepassing van de betere koelmethoden lag, tengevolge
van de snelle bederfelijkheid van in ijs gekoelde versche
zeevisch, het afzetgebied van elk dezer aanvoerhavens.

betrekkelijk dichtbij. Men deed elkaar geen concurrentie

aan.
Het in gebruik nemen van- speciale koelwagons voor visch heeft in het bijzonder hetachterland van IJmuiden
en dat van Wesermünde elkaar doen raken. De thans
verder gaande ontwikkeling in de richting van het als

merkartikel te verhandelen snelgevroren vischvleesch, dat tengevolge van de maandenlange houdbaarheid tot
diep in het continent kan worden verkocht, heeft tot ge-
volg, dat de afzetgebieden van de continentale aanvoer-

havens grootendeels gaan samenvallen.

Om tot
100
laag mogelijke productiekosten te komen,

zal nu het achterland de visch willen betrekken uit de
gunstigst gelegen aanvoerhaven. In Midden-Europa, waar
het verschil in ‘transportkosten van de verschillende aan-
voerhavens af geen rol meer speelt, zal men op den duur
tot een mai’ktverdeeling moeten komen.
Het is echter duidelijk, dat he.t Rijnland en Westfalen
zoowel per raïl als over den weg tot het natuurlijk afzet-
gebied van IJmuiden moeten worden gerekend. liet be-
hoeft dan ook niet te verwonderen, dat West-Duitschiand
voorheen een belangrijk afzetgebied der Nederlandsche

visscherij s’as.

De uiWoe,’ naai’ Duitschland vÔö, 1940.

Van het verloop van den uitvoer van vei’sche zeevisch
en haring naar Duitschland gedurende de laatste decennia geeft onderstaande tabel een duidelijk beeld.

Aan en uityoer van Qersche zeevisch.

1

aanvoer
I

uitvoer
uitvoer naar JJuitsClii.
gemiddelde

lioeveelh.
iioeveeiii.
bedrag
hoeveeih.

I
bij
per jaar
in miii. in miii.
in dula.
in miii.
in duiz.
*
kg. netto
kg. netto
guldens
kg. netto
guldens
1912-14
34,3
17,4
2.985
9,3
1.550
9928—’30
39,4
20,2
7.027
3,9
1.668
1936—’38
37,6
5,5
2.206
0,5
220
Aon- en uitvoer van
pekel- en sleterharin.q.

1912-14
77,6
61,3
8.300
45,2
6.100
19-18—’30
69,7
50,5
12.039
28,3
7.074
1936-38
75,8


50,8
5.985
6,9
1.134

– Uit deze gegevens blijkt, dat in de periode vôôr 1914,
toen de afzetgebieden vrij waren en er nog geen handels-1
belemmeringen in den weg werden gelegd, de export voor onze visscherij van groot belang was. I’n belangrijke mate
was deze uitvoer destijds op Duitschland, ons natuurlijk

afzetgebied, gericht.
Ten aanzien van de versche zeevisch waren het vooral

148

.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

19 Februari 1947

de dure vischsoorten, welke nar Duitschiand werden uit-

gevoerd.
Na den eersten wereldoorlog is Duitschiand echter zeer
verarmd en werden in plaats van de dure vischsoorten de

goedkoopste soorten gevraagd. Hieraan kon het Nederland-

sche visscherijbedrijf echter niet voldoen, omdat het nief

de conclusie trok, waartoe een, na-oorlogstoestand in het

algemeen aanleiding geeft.

: Een dergelijke toestand wordt immers gekenmerkt door

armoede. Het is dan gewenscht een goedkoop massaproduct

te verkoopen. De Duitsch&.reeders hebben dit bereikt, door

in zeer korten tijd de Duitsche trawivloot, door den bouw

van moderne trawlers, weer op vor-oorlogsch peil, te

brengen en de visscherij bij
,
IJsland en verder Noordelijk

te gaan uitoefenen, waar zeer groote vangsten van volks-.

visch worden gemaakt. ‘

De Nederlandsche reeders daarentegen bleven op de

Noordzee visschen, waar naar verhouding geringe vangsten

worden gemaakt van uitstekende kwaliteitsvisch, welke
echter duur is. De Nederlandsche export naar Duitschland

moest dus wel terugloopen. –
Bedroeg de Duitsche aanvoer van zeevisch v65r P1914

160 millioen kilo per jaar, omstreeks 1930 was dat al

gestegen tot 300 millioen kilo per jaar en in 1938 tot meer
dan 600 millioen kilo. Daarbij kwam, dat het vischverbruik
ift,Duitschland ook van overheidswege werd bevorderd, en

wel in het bijzonder ten gunste van het. Duitsche bedrijf

door instelling van bijzondere lage spoorwegtarieven voor
ijischyervoer en, na 1933, door verhooging van invoer-

rechten.
De wederopbouw van de Duitsche trawlvloot heeft
eveneens repercussies gehad op onzen uitvoer van pekel-
en steurharing naar Duitschland, door de opkomst van de

Duitsche trawlharingvisscherij. Met moderne groote
trawlers is het mogelijk in de zomermaanden haring te

trawlenf, hetgeen de Duitsche trawlvloot op groote schaal
aardoor in belangrijke mate in eigen behoefte aan
deed,,
haring kdn wbrdén v’borzien.

Na 1933 werd uit den aard der zaak de invoer van visch

door Duitschland belemmerd en de Duitsche trawlvloot

nog aanzienlijk vergroot.

Duitschiand als mogelijk afzetgebied voor visch.

Duitschland oefent thans met ongeveer 125 trawlers de
visscherij uit, terwijl toestemming is verleend voor den

bouw van 100 nieuwe moderne trawlers dit jaar. In eigen behoefte zal men met de dan beschikbare vloot
echter niet kunnen voorzien, temeer omdat de geallieerden

niet hebben toegestaan, dat trawlers van het grootste type
– worden gebouwd. Zou voorts aan Duitschland niet worden toegestaan met
extra lage spoorwegtarieven en op andere wijze de Duitsche
visscherij kunstmatig te bevoordeelen, dan zou Ijmuiden een kans krijgen het oude natuurlijke afzetgebied te her-
overen, mits het Nederlandsche visscherijbedrijf thans

wél de conclusie zou trekken, waartoe de na-oorlogsjaren
aanleiding geven.
Immers, de ontzaglijke ‘ernietiging van welvaart,
welke plaatsvond, zal vele jaren de koopkracht belangrijk
verminderen, waardoor de vraag in het bijzonder zal zijn
gericht op de goedkoopste vischsoorten der verafgelegen
vischgronden. Alleen door deze consequentie ‘te aanvaarden
zou IJmuidén, als de kuntmatige belemmeringen weg-
vallen, een kans hebben het oude afzetgebied te heroveren.

A.. G U. HILDEBRANDT.

DE TANKVRACHTENMARKT;

Terugblik.

Evenals de algemeene vrachtenmarkt
1)
biiod ook de

tankvrachtenmarkt gedurende het afgeloopen – jaar eei

voor de reeders alleszins gunstig beeld. De wereldtankvloot

leed aanzienlijke verliezen tengevolge van ôorigsgeweld
– men herinnert zibh de uitspraak tijdens den dorlog, dat
een getorpedeede tanker voor de oorlogvoerin een wel-

haast even belangrijk wapenfeit was als het ‘tot zinken

brengen van een, kruiser – en de levendige vraag, mede

als gevolg van het op steeds grooter schaal overgaan van

kolen op het stoken van olie voor industrieele doeleinden

(zelfs in Engeland, bakermat der mijnindustrie) alsmede

het tijdelijk onttrekken aan de markt van een •aanzienlijk

aantal schepen, dat dringend herstelwerkzaamheden be-

hoefde, leidde tot een bij voortduring vaste stemming. In
feite was het aanbod van ,,vrije “tankers, d.w.z, schepen,

welke door de Regeering der betrokken landen voor het

maken van een of meer reizen voor rekening van particu-
liere hevrachters ‘werden vrijgegeven, onvoldoende. Toe-,

stemming voor het bevrachte,n van Engelsche tankers

naar liet vastelan van Europa werd practisch niet ver-

leend. Een aanzienlijk aantal der beschikbare Noorsche

en Zweedsche tankers werd na het einde van den oorlog

op ,,timecharter” voor een aantal jaren bevracht. De

resteerendeschepen moesten als regel voor rekening der

betrokken Regeeringen hdingen naar Scandinavië vervoe-

ren. Zoodoende bleef slechts een zeer beperkt aantal

tankers voor bevrachting op, de open markt beschikbaar.
Amerjkaansche tankers vroegen, en vragen, zonder uit
zondering betaling der vracht in dollars en daar do meeste

Europeesche landen een nijpend tekort aan ,,hard money”

hebben en de Regeeringen voor dit doel als regel geen
valuta ter beschikking stellen, was men verplicht ‘zich
zon goed mogelijk op andere wijze te redden.

1-let meerendeel der in 1946 geëffectueerde reisbevrach-

tingen kwam op basis der Engelsche en Amerikaansche

,,gecontroleerde” vrachten tot stand. Onafhankelijke be-
vrachters, waaronder grosso modo allen, die niet behooren

tot de groote maatschappijen (Shell, Standard, Anglo
Iranian), moesten . echter als regel hooger vrachtprijzn
betalen, indien en voorzoover ruimte beschikbaar was.
Niet slechts de tankvloot der groote maatschappijen,

maar ook de tankers der particuliere reederijenwaren

zoodoende steeds van loonend emplooi verzekerd. De’ op-
gelegde tonnage beperkte zich tot enkele niet langer voor
de vaart geschikte tankers, alsmede tot enkele honderden
Amerikaansche T-2 tankers, die deel Uitmaken ,van ‘de

,,reservevloot” der Vereenigde Staten. Einçl 1946 besloot
de ,,United States Maritime Commission” twee en vijftig
tankers der ,,reservevloot” in de vaart te brengen. Deze
e*tra tonnage, alsmede het geleidelijk wederom ter
beschikking komen van gerepareerde schepen, verruimt het
aanbod. Bovendien waren op 1 October jI. in de ver-
schillende landen in totaal 155 tanke’s met een draagver-
mogen van 1.947.000 tons in aanbouw; de levertijd

varieert
en loopt van 1947 tôt 1950. Vermeldenswaard is in dit:
verband dë stijgende tonnenmaat en voortdurënd grooter
snelheid. ‘Terschillende Noorsche reederijen hebben met name gedurende de laatsle maanden opdrachten ‘geplaatst
voor -den bouw van tankschepen met een draavérmogen
van ruim 24.000 tons. In feite werden sedert het najaar

1946 voor Noorsche rekening zeven tankers van meer
dan 20.000 tons (totaal draagvermogen 169.450 tons)

besteld. hield tot voor kort de Noorsche reederij ,,Anders
Jahre” het record met een bestelling voor een tanker van
26.000 tons, in November jl. hebben Amerikansche

reeders, t.w. de ,,National Bulk Carriers”, dit record
wederom verbeterd door het plaatsen van een opdracht
voor ‘den bouw van een tanker van niet minder dan 27.000

‘) Zie: ,,De algemeene vrachtvaart in
1946″
in
,,E.-SB.”
van
29
J’anuari
1946.

19 Februari 1947

ECONOMISCH- STATISTISCHE BERICHTEN

149

tons draagvermogen. Laatstgenoemde tanker wordt uit-

gerust nt turbines ‘an 13.300 pk, die het te bouwen schip
een snelheid van 16/17 mijlen zullen geven. Deze laatste

vaarsnq1lid vindt trouwens steeds meer ingang. Waar

een tanker slechts zeer korten tijd in laad- en. loshavens

vertoeft
:
en het grootste gedeelte van den reisduur op zee

wordt
.
p
9
jgebracht, komt de grootere snelheid bij den
tankerderhah’e volkomen tot haar recht. Toch zal men

ook hier .nauwkeurig de grenzen, welke dë rentabiliteit

bepaâltin acht dienen te nemen.

Toeko,ns1pe,.speciel)cn.

‘-

De zeer bevredigende vrachten, welke
oo
reisbasis

kunhen worde

n bedongen – in tal van gevallen wordén

• volle W.S.A. vrachten, ja, zelfs een premie van 20 â

30 pCt. betaald – zijn oozaak, dat reeders aan deze
– soort bevrachtingen veeleer dan aan ,,tirne-charter”
dc voorkeur geven. 1-let lijkt niet waarschijnlijk, dat

hierin op korten termijn een wijiging komt. Niette-

min moet op langer zicht met de mogelijkheid eener ken-
tering van het thans wel zeer gunstig getij rçkening wor-

den gehouden. Een factor van beteekenis is hierbij het

grootscheepsch houwprogram ma der groote maatschappij –
en, dat, wanneer dit is afgewerkt, dezen maatschappijen de
bechikking zal geven over een grootere, modernere en
snellere vloot dan waarover hij het uitbreken van den
oorlog werd beschikt. T.z.t. zal
dan
ook de behoefte

dezer hevrachters aan extra tonnage minder groot zijn
dan thans het geval is el’t zal een aantal particuliere tankers
voor bevrachting op de open markt beschikbaar komen.
In hoever zulks een teugslag op het vrachtenpeil zal
hebben, valt vooralsnog niet met zekerheid te voorspellen.
De ‘toénemende vraag naar olie voor industrieele doel-
einden, het op steeds grooter schaal aanwenden van olie
als brandstof voor de zeescheepvaart – per ultimo 1946
waren in de verschillende landen 2.038.225 B.R.T. m’otor-
schepen tegen 1.632.051 B.R.T.stoomschepen in aanbouw
– de groote uitbreiding van het burgerluchtverkeer, en.
last not least de noodzakelijkheid, waarin de Vereenigde

Staten verkeeren, om de eigen oliereserves niet al td zeer
uit te putten en van elders – Midden Oosten – minerale
oliën te betrekken, kunnen het beeld zoo zeer wijzigen, dat
de behoefte aan transport’gelegenheid nog jaren groot ge-

hoeg blijft om stabiele marktverhoudingen te verzekeren.
Le’erzaam is in dit verband de navolgende tabel der

wereldproductie en consumptie:

Product ie en verbruik van ruweolie
en producten daarvan (Inclusief
Rusland). Barrels van 42 gallons.
dagelijks

1938
1946 ‘) 1947 ‘)
Productie van ruwe Olie

. .
5.456.000
7.537.900 7.604.900
Natuurlijke

en

synthetische
benzine

dc
…………..
237.200
399.300
430.000
Totale productie

. . . .
5.693.200 7.937.200
8.034.900
Totaal verbruik

…..
5.632.300
7.728.200 7.946.900
Verndering in voorraden :

+ 60.900
1
+209.000
1+
88.000

‘) Schatting

,;.n.e. cijfers voor ‘1946 en 1947 zijn schattingeu defini-
tievé.c&jfers voor 1946 werden nog niet gepubliceerd, zoo-
dat eeiinauwkeurige schattingsbasis voor 1947 ontbreekt.
nitandigheid, dat 1946 het eerste volle vredesjaar is,
teviji,zichonge1vijfeld aanzienlijke wijzigingengedurende

de ac)terliggende oorlogsjaren hebben voltrokken, omtrent’ w;lker tard juiste gegevens overigens nog niet bekend zijn,
maakt een zuivere schatting moeilijk. Niettemin blijkt uit
lovstaande tabel de belangrijke stijging zoowel van pro-
ductie als gebruik vergeleken met 1938.
liet totale draagvermogen der op 1 October 1946 in de
vaart zijnde .tankvloot — tankers van 500 B.R.T. en groo-
ter. – bedroeg glôhaal .25 millioen tons, waarin begrepen rnnd 600.000 tons in den loop van 1946 gereedgbkQmen
nieuw gebouwde tankers. Rond 527.00Q tons draagver-
mogen n’ioesten tengevolge van het sloopen en verloren
gaan van schepen gedurende 1946 worden afgevoerd. Van de

totale wereldtankvloot controleert Amerika rond 40 pCt.

De Am.erikaansche taniwloot.

Ondanks het in de vaart brengin van 52 in Amerika-

opgelegde tankers is er nog steeds een acuut tekort aan
ruimte, als gevolg van een accumulatie van uitgestelde

verschepingen eenerzijds en het onvermijdelijk tijdverlies,

gepaard gaande met het in dienst stellen der door parti-

culiere reeders van de ,,United States Maritime Commis-

sion” aangekochte tankers anderzijds; gemiddeld zijn hier
“tenminste zes weken mede gemoeid. Het tekort aan Ame-rikaansche tankers oefent uiteraard invloed uit op de tank-

vrachtenmarkt, waardoor, zooals reeds gereleveerd, reeders
er vaak in slagen hoogere vrachten te bedingen. De’,,United

States Maritime Commission” overweegt de wenschelijk-

heid ‘om nog meer, thans nog opgelegde tankers in de vaart

te brengen. Zelfs indien hiertoe wordt besloten, zal een der-
gelijke maatregel nochtans geen onmiddellijk effect sor-

teererr, daar het Congres allereerst voortzetting van de

werkzaamheden der ,,United States Maritime Commissiôn”
na 28 Februari a.s. moet goedkeuren. Naar schatting zal

de behoefte aan tonnage in het zgn. kustverkeer van
Amerika gedurende Februari/Maart voor .90 k 95 pCt.

kunnen worden gedekt, de behoeften van Frankrijk,
Engeland, Italië etc. slechts voor 70 75 pC
.
. Nu de
UNRRA, die na de Amerikaansche marine prioriteit

genoot met betrekking tot de U.S.M.C. tankvloot, wordt
geliquideerd, verwacht men, dat niet-Amerikaansche be-

vrachters tot a.s. zomer, zoo niet lnger, hooger vrachten
moeten betalen, teneinde ruimte te secureeren. Een recente vrachtverhooging van 15 pCt. voor Amerikaansche tankers

tusschen 9.000 en 14.000 tons draagvermogen zal er on-
getwijfeld toe leiden, dat particuliere reederijen eveneens
zullen trachten hooger vrachten te Isedingen. De voorkeur der reeders voor reischarters leidt automa-
tisch tot hooger vrachten voor ,,timecharter” en achter-

eenvolgende reizen, hetgeen blijkt uit de bevrachting van
enkele tankers voor een duur van 2 tot 3 jaren op basis
van 30/— per ton Aruba/London/Aruba, achtereenvolgen-

de reizen, d.w.z. een avans van 5/—. Amerikaansche be-
vrachters betaalden $ 2,10 â $ 2,20 (per ton deadweight
per maand) voor twaalf jaren met optie der reeders om

t.z.t. de thans ter beschikking gestelde tonnage te vervan-
gen, door in aanbouw zijnde tankers van 22.000/ 24.000
tons draagvermogen.
In tegenstelling met Noorwegen en, ‘zij het op minder
groote schaal, Z*eden en Dénemarken, waar tal van par-
ticuliere reederijen de groote tankvaart uitoefenen, kennen
wij hier te lande – dus los van de tankvloot onder Neder-
landsche vlag der Shell- en Standardgroepen – slechts
één tankvaart-reederij voor de groote vaart, t.w. de
Stoomvaart Maatschappij ,,de Maas”, diè blijkens de on-
langs gepubliceerde cijfers, ondanks geleden vlotverliezen tijdens de 6chterliggende jarei zeer gunstig heeft gewerkt.

Samen’alting.

Vatten Wij het bovenstaande samen, dan blijkt, dat de vooruitzichten’ voor de •tankvaart in de naaste toekomst

alleszins gunstig zijn. 0p langeren termijn, d.w.z. wanneer
de invloed der thans in aanbouw zijnde aanzienlijke tonnen-
maat zich zal doen gelden en de aanbouwprograrnma’s der
groote maatschappijen zijn afgewerkt, zal de tendens op de vrachtenmarkt worden bepaald door den groei van wereld-
productie en v•erbruik, ten aanzien waarvan een getemperd
optimisme niet misplaatst lijkt.
C. •VERMEY.

150

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

19 Februari 1947

DE METHODIEK VAN HET CENTRAAL

ECONOMISCH -PLAN.

De artikelen van Prof. Goudriaan in ,,E.-S.B.” van 23

en 30 Octöber en 6 November 1946 o’vèr de eerste nota

van het Centraal Edonomisch Plan-1947 hebben, voor-

zoover zij betreffen den inhoud van het plan, een reactie
uitgelokt van Drs. H. J. Witteveen
1).

Daarnaast heeft Prof. Goudriaan enkele punten aan-
geroerd, die betrekking hebben op den
vorm
van het plan –
er de bij de opstelling gevolgde
methode.
Volgens Prof.
Goudriaan moet het plan in de eerste plaats in kwanti-

teiten worden opgezet (reëel) en pas daarna financieel

in prijzen). Voorts heeft hij bezwaar tegen het globale

karakter van, de plancijfers.

Wanneer we op deze beide punten dieper willen ingaan,

zal in groote trekken, een uiteenzetting moeten volgen over

de door het C.F.B. bij de opstelling van het plan gelgde

methode. Daarbij wordt deze dan eerst gezien vanuit

het gezichtspunt: globale planning versus, detailpianning

en vervolgens onder het gezichtspunt: redele (of physieke) planning versus planning in prijzen (financieele planning).

Globale planning QersUs detailplanning.

De eersté nota Over het Ceiitraal Economisch Plan-1947

bevat’een raamlan 194-1952, dat vodr 1947 iets verder

is uitgewerkt tot een globaal plan-1947. Dit globaal plan
is langs
macro-economischen
weg tot stand gekomen,
d.w.z. de gegevens zijn in hoofdzaak ontleend aan totaal-

schattingen, die op bepaalde punten wel gedetailleerd

zijn uitgewerkt (met name voor de wenschelijke consumptie
in de straks te publiceeren consumptienota), maar waarbij
de weg toch steeds is van totaal naar,detail.
Het doel van dit globaal plan-1947 is tweëerlei.

Ir de eerste plaats *as het gewenscht om, ondanks het
ontbreken van gedetailleerde gegevens over de sectoren,

reeds betrekkelijk vroeg met een vdorloopig plan voor den • dag te ‘komen, dat in groote lijnen een basis kon geven aan
• het rêgeeringsbeleid en voor het Nederlandsche volk

een globaal overzicht van de situatie van onze volkshuis-

• houding; met name wat betreft de strategische punten
• arbeidsproductiviteit en export.

Dit eerste doel van het globaal plan is misschien ,,tijd-
gebonden”, omdat de reden van liet zelfstandig aan de
orde stellen van dit plan immers ligt bij de betrekkelijk

laat binnénkomeiide gegevens (vnl. deelplannen van
Rijksbureaux en Bedrijfschappen) en de wenschelijkheid,

om bij de huidige onoverzichtelijke situatie reeds vroeg eenig houvast te hebben.

In de tweede plaats vervult liet globaal plan echter een

functie, die bij de huidige opzet der planniig van blijvenden
aard is, nl. liet verschaffen van een kader voor de detail-

plannen (deelpiannen)’, d.w.z., meer concreet gezien, het
leveren va’n een uitgangspunt in de behoefterarning van

onze volkshuishouding (vnl. consumptie èn investeeringen),
waaraan de gedetailleerde productie-, in- en uitvoermoge-
lijkheden zooveel mogelijk moeten, worden aangepast
.en waarmee zij
ih
ieder geval moeten worden geconfron-
teerd.

Wanneer (wat voor de toekomst denkbaar is) het globaal
plan alleen dit laatte doel zou hebben, zou publicatie
wellicht achterwege kunnen blijven. 1-let zou dan in hoofd-
zaak een interne functie te vervullen hebben, waarbij dit
,,interne” zich niet verder zou behoeven uit te strekken
• dan tot de instanties, die d& deelplannen moeten leveren.

Deze laatste, de gedetailleerde productie-, in- en uit-
voerplannen, zullen viâ het Ministerie van Economische
Zaken en het Ministerie van Landbouw, Visscherij en
• Voedsehoorziening aan het C.P.B. worden verstrekt

door de Rijksbureaux resp. door de Bedrijfschappen.
De andere sectoren (verkeer, wederopbouw enz.) zullen
eveneens hun plannen aan het C.P.B. bekend maken.

1)
Zie: ‘,,E.-S.B.” van 11 December 1946.

Zij zullen worden verwerkt in de tweede nota-1947,

die in het voorbericht van de eerste nota reeds werd aan-

gekondigd en aan de voorbereiding waarvan het C.P.B.
thans werkt. In deze nota vindt dus de bedoelde confron-

tatie’ plaats. Deze tweede nota is daarom te beschouwen

als het eigenlijke plan-1947. Het globaal plan vormt

daartoe het uitgangspunt, wat betreft de consumptie en

de investeeringen, en de eerste aanloop wat betreft de

productie-, in- en uitvoerschattingen.

De door Prof. Goudriaan verlangde gedetailleerde ge-

gevens over de sectoren komen dus in de tweede nota,

terwijl ook de te publiceeren consumptienota (een verdere

uitwerking van liet in de eerste nota vervatte globale

consumptieplan). een detailleering geeft naar artikelen

en bedrijfsklassen.

Reëele planning versus financieele planning.

Het bezwaar; dat tegen het gebrek aan kwantitatieve

gegevens in het globaal plan wordt ingebracht, kan be-

trekking hebben op den vorm of ook op de methode.
In het eerste geval kan ik Prof. Goudriaan geruststellen:

de tweede nota brengt straks cijfers in kwantiteiten en in

prijzen. Wil men de kwantitatieve gegevens uit psyçholo-

gische overwegingen meer geprononceerd doen uitkomen,

dan is het in beginsel mogelijk, dit te bereiken door de

publicatie van een populair gestelde samenvatting van het /

plan.1947, waarvoor,de gegevens kunnen worden ontleend

aan de tweede nota, of wel aan de basisplannen van deze,

nota. Bovendien, al is er steeds sprake van geldbedragen,
de plancijfers hebben in den grond betrekking op de

reëele zijde van de volkshuishouding, zooals bijv. is vermeld
in de eerste nota’1946.

Dieper gaat het verschilpunt, wanneer het zich ook’uit-

‘strekt tot de methode. In dat geval is het Prof. Goudriaan
niet voldoende, wanneer naast prijzen ook kwantiteiten

worden vermeld. Zijn voorstel behelst dan een verlegging
van liet
uitgangspunt
naar reëele planning.
Ik meen te mogen aannemen, dat de controverse inder-

daad meer is dan een vormkwestie. Prof. Goudriaan zegt
ni. in iijn artikel van 30 October 1946 enkele malen uit-

drukkelijk, dat het plan eerst kwantitatief moet worden

opgesteld en eerst daarna financieel. Ik zal trachten de
consequenties aan te geven, die deze methode heeft voor de opzet van de planning.
Voor het C.P.B vormt, naast dè noodzakelijk geachte

investeeringen,’ de consumptie het uitgangspunt van het
globaal plan-1947. Ik meen, dat Prof. Goudriaan’hiermee
accoord gaat, waar hij immers opmerkt (blz. 639), dat

de structuur van het economisch plan moet worden ge- –
modelleerd op de reeks der n’enschelijke behoeften.
Wanneer we nu, volgens de rhethode-Goudriaan, de
consumptie in physieke kwantiteiten hebben vastgesteld,
kunnen we daaraan prijzen hechten, dus een samenvatting
geven in geld, ,,om te zien wat er voor investeering over-
blijft’ (Prof. Goudriaan). Ook voor de investeeringen
moet dan in het systeem-Goudriaan een vaste reeks van

prioriteiten worden aangehouden. Wanneer ook deze op
den gemeenschappelijken noemer zijn gebracht, kunnen we
de behoeften in één totaalcijfer samenvatten en confron-
teeren met de voorzieningsmogelijkheden.
In ieder geval is het, willen we een sluitend plan hebben,
dat de economische grootheden van onze volkshuishouding
in onderling verband bexiet en op elkaar afstemt, nood-
zakelijk, dat ook bij de methode-Goudriaan alle betrokken

posten in geld worden uitgedrukt.
Alleen wanneer men één afzonderlijk aspect van de

volkshuishouding wil plannen, bijv. alleen de consumptie,
of alleen de productie, is het mogelijk, bij de physieke

kwantiteiten te blijven staan.
De consequentie van het kiezen van een physiek uit-
• gangspunt is ‘evenwel, dat een autoritaire vorm van plan-
ning wordt geïntroduceerd. Ik zal dit demonstreeren aan
de hand van het consumptieplan, dat, .zoowel voor Prof.

T1

19 Februari 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

151

Goudriaan als voor het C.P.B., naast de investeeringen,
de basis dient te vormen van het totaalplan.

Ook het C.P.B. acht het, in overeenstemming met Prof.

Goudriaan, vanzelfsprekénd, dat juist de physieke om-

vang en samenstelling van de consumptie van primair

belang zijn
2).
In feite moet het ierbruik echter reeds aan-

stonds in geld worden uitgedrukt, omdat, het wordt.bepaald

door inkomens en prijzen. Wel is het natuurlijk mogelijk
om hij de.. huidige schaarschte, waar vrijwel geen enkel

artikel reeds voor 100 pCt. (van–.1938) beschikbaar is,

zich van de geschatte geldvraag los te maken en rechtstreeks
te plannen in kwantiteiten, omdat iedere hoeveelheid toch
altijd wordt afgenomen
3).
In dat geval zou men, wat be-

treft het voedingspakket, eenig houvast hebben aan de

door de voedingsdeskundigen geschatte minimale en
optimale samenstellingen. Voor de overige ‘niet-duurzame
consumptiegoederen en de duurzame consumptiegoederen
hebben ve reeds veel minder houvast, terwijl we met onze
.physieke planning vooral vasttoopen, wanneer het er om

gaat, de verhouding tusschen deze categorieën te bepalen.

De wenschen der consumenten zouden allèen kunnen
worden ontdekt door moeizame enquêtes, die dan nog,

zooals bijv ‘de voorkeurenenquête van het C.B.S. begin
1946,.slechts partieel kunnen zijn en.dus niet zonder meer
kunnen worden ingepast in de totale consumptieve vraag,

lIet C.P.B. heeft daarom rechtstreeks de geschatte geld-
0

vraa(‘van de consumenten als uitgangspunt genomen.

In beginsel wordt de consument dus als autonoom..be-
schouwd, d.w.z. men gaat uit van de waargenomen resp.
•geschatte vraag van de consunienten bij een systeem van
vrije consumptie. Dit beteekent, dht men – waar immers
de gevraagde. kwantiteiten. vooral worden bepaald door


inkomens en prijzen -. deze beide als uitgangspunt moe ten
nemei, hetgeen een rechtstreèksclie financieele planning
inhoudt. Het probleem is nu, een schatting te makenvan
de consumptie, zooals bepaald door de juiste prijs- en
inkomensverhoudingen voor 1947. Daartoe moet worden
teruggegrepen op het laatste normale jaar, 1938.
• De basis van het consumptieplan vormt dus de geschatte
consumptie van 1938, zooals deze is afgeleid uit het budget-
onderzoek van’het C.B.S. in 1935/36. Om deze consumptie
te herleiden tot de waarschijnlijk door de consumenten
meest gew’enschte consumptie van 1947 waren een aantal

correcties noodig. Deze hebben betrekking op de volgende
punten:

a. Het gedaalde reëele inkomen-. 1-let ‘gemiddelde peil
ligt lager dan in 1938. Om voor dit peil de bijbehoorende
consumptie ‘te weten te komen, heeft men het verbruik bij
dat inkomen bezien, dat in 1938 met het huidige gemiddelde

peil correspondeert (vergelijkingsiiikomen).

.b.
Wat.voedings-‘en genotmiddelen betreft, is de bij dat
vergelijkingsinkomen hehoorende consumptie, in hoofdzaak
met het oog op een optimale calorische waarde van het
voedingspakket, gecorrigeerd,. zoodat ten minste een
minimum aan calorische waarde is gewaarborgd.
De post overige niet-duurzame consumptiegoederen

is gecorrigeerci aan de hand van

gebleken recente wijzi-
gingen in de consumptiegewoonten.
De post ,duurzame ,consumptiegoederen is gecorri-geerd wegens de extra-vraag in verband met den achter-
stand in de inventarisse,n. Wat de samenstelling van de
vraa naar deze goederen betreft, is uitgegaan van de
voorkeurenenqu6te
4
) van het C.B.S. en van een berekening,

1)
Achter de geidbedragen liggen dan ook onmiddellijk kwanti-
teiten. 1-let consuinptieplan is
fl1.
eerst opgesteld in prijzen, en dus
in kwantiteiten, van 1938 en pas daarna met een prijsindex ver-
menigvuldigd, om tot ivaarden voor,1947 te komen.
‘) Zoo was hetin Rusland bij het eerste 5-jarenplan, toen alleen
maar artikelen met een zeer onelastisehe vraag werden gedistri-
bueerd. Zle.het artikel van A. C. Razoux Schultz over ,,Het prijs-
systeem in Rusland” in ,,De Economist” van September 1946,
blz. 531
4)
Zie: ,,Maandschrift van het CBS.” van Februari/Maart 1946.
Bij deze enquête is door de deelnemers den aantal (400 en 800) puil-
ten verdeeld over een groot aaotal met name genoemde duurzame
consuinptiegoederen, waarvan de, resp. puntenwaarde was bepaald
overeenkomstig de rijsverhoudingen van 1938.

door het C.P.B., van den achterstand in de inventarissen.
Kort samengevat komt de methode van de consumptie-

planning hierop neer, dat de consumptie van 1938 het

uitgangspunt vormt,’ welk uitgangspunt is gecorrigeerd

aan de hand van verschillende nadere schattingen. Het

uitgangspunt bewijst-vooral diensten, wat betreft-de
per-

houdingern
tusschen de verschillende categorieën.
Het consumptieplan knoopt dus zooveel mogelijk aan
bij ‘de
veronderstelde
wenschen van de consumenten,

die in beginsel zijn afgeleid uit de geschatte inkomens en

prijzen, behoorende bij de werkelijke economische ver-

houdingen. Omdatechter die wenschen bij het gemanipu-
leerde prijs- en inkomenssysteem van’thans sterkzouden
worden scheefgetrokken, is rantsoeneei’ing noodig.

Zouden wij, volgens de methode-Goudriaan, de con-

sumptie primair in kwantiteiten plannen, dan komen de
‘wenschen van de consumenten nietvolledig tothun recht, om-
S

dat deze nu eenmaal afhankelijk zijn van de prijs- en inko-

mensverhoudingen. Deze laatste doorkruisen daarom ge-.

makkelijk een dergelijk consumptieplan. Om dit plan te
i’ealiseeren; moet dus de invloed van prijzen en inkomens

worden uitgeschakold. Dit kan geschieden èf dooi’ l’ant-

soeneering, wat alleen effectief is in een tijd van abnormale
schaai’schte, wanneer er latente vraag -is, êf door de
prijzen en inkomens aan het kwantitatieve consumptie-
plan aan te passen. Deze laatste consequentie aanvaardt

Prof. Goudriaan, Hij zegt ni, in dit, verband (blz. 700)
,,Of de industrie-arbeider§ de agrarische producten van

eigen bodem kunnen betalen, is een kwestie vap prijs”.
Dit wil zeggen, dat we den prijs als regulator van het
ecônomisch proces loslaten en verlagen tot uitvoerings-
middelvan een los daarvan’opgesteld plan.

Zooals gezegd, is ook thans rantsoeneering en dus con-.
sumptiedwang noodig, maar’ deze is er juist op gericht om

den consumenten te verhinderen het valsche licht te volgen,
dat de gemanipuleerde prijzen en inkomens hun voorhou-
den (dat wil practisch zeggen: -om ieder een zekere mini-
‘mumconsumptie te waarborgen). Naarmate de prijzen
en inkomens meer gan overeenkomén met de werkelijke

economische verhoudingen, valt bij deze methode de
dwang vanzelfveg.

En nu moge uit den uiterlijken vorm van de i’antsoenee-
i’ingsmaatregelen en de prijs-, en inkomensreguleeringen

niet blijken, welke methode is gevolgd, het sti’even van het

C.P.B. is ei’ ook thans.op gericht, om te zoeken naar een
optimale hevrediging en dus zooveel mogelijk, aan te
knoopen hij de wénschn der consumenten.
Een, mutatis inutandis, soortgelijk.betoog ware te ver-

binden aan het investeeringsplan, doch het principe van –
de zaak meen ik aan de hand van het consumptievoorheeld

voldoende duidelijk te hebben uiteengezet.

Conclusies.

De tegnstelling globale planning—detailplanning

heft zichzelf op bij de confrontatie, die het C.P.B. straks.

geeft in de tweede nota-1947.
De tegenstelling reëele planning – financieele planning
kan zijn een controverse van vorm of ooe van methode.
In het laatste geval is het meest te zeggen voor het tweede

als uitgangspunt.
F. HARTOG.

INGEZONDEN STUK.
LINOOADJA’U.

Di’. J. M.. E. M A., Zonnenberg schrijft ons dd. 15

December 1946:
1-Jet. in vele opzichten tot nadenken stemmende artikel
van den heer Th. Ligthart over ,,Linggadjati” in ,,E.-S.B.”

van 11 Decembee 1946, noopt mij toch tot een enkeleop-
merking en tot eenige concrete vragen.
De opmerking is deze.
Naar mij in dé.na-oorlogsche practijk is gebleken en ik
derhalve ook formuleerde in het voorwoord van mijn dezer

r
T

152.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

19 Februari 1947

dagen verschenen brochure ,,In Terra Pax”, moet ,,het

vaststellen der buitenlandsche politiek in deze zoo bij uit-
stek internationaal geworden wereld”,
,,aoorafgaan
aan
de regeling der sociaal-economische problemen- en tegen-
stellingen”.

Men gelieve dit aldus te verstaan: landen, die hun bui-

tenlandsche politiek niet hebben vastgesteld, blijven

modderen met hun welvaartsherstel, w’ant liet eerste over-
heerscht
nu
in de practijk het laatste. De na-oorlogsche
tijd heeft dit, meen ik, toch wel afdoende bewezen. Bijv.
vrijwej geheel West-Europa (uitgezonderd Scandinavië)
heeft al 11 jaar in dit opzicht moeilijkheden, daar de

buitenlandsche politiek aldaar over het algemeen nog on
duidelijk ‘blijft.

Nu mag ik voorshands, gezien de Regeeringsverklaring,

de overeenkomst van Linggadjati niet anders dan als
uiting beschouwen van
veloaeraogenNederlandsche
buiten-
landsche politiek, waarmede wij vol moed den vrede” –

ik citeer den heer Ligthart hier en voeg er aan toe—: in
Azië, ingaan.

Hiervan uitgaande zijn’ de vragen, die ik, gezien zijn
artikel, gaarne door den heer Ligthart zag beantwoord,,
de volgende:

Waarom
is er nog géen actie tot of onmiddellijk vooruit-
zicht op een
wisselkoers
tusschen.den Nederlandschen
gulden en den Republikeinschen gulden, vooral omdat,

naar de N.R.C. van 3 December 1946 ontleent aan
het Indonesische blad Soeara Rajat, wisselkoersen reeds

best&an met het Britsche en Australische pond, de

Amerikaansche en. de Straits-dollar en de Britsch-In-
dische rupee?

Berust het bericht in de NR.C. van 13 December 1946
(via de Nieuwsgier ontleend aan het Indonesische blad

Merdeka), waarin ontegenzeggelijk de zeer intensieve
belangstelling van Ford, Bethiehem Steel en Pennsyl-
vania Railroad voör Indonesië tot uitdrukking komt op
(bijv. in Java gebleken)
feiten?

Indiën de sub 1 en 2 genoemde berichten juist zijn, spre-
ken deze dan het artikel van den heer Ligthart niet

ietwat tegen?

Ervan uitgaande, dat Linggadjati voor den héer Ligt-
hart onaanvaardbaar is, mag ik hem dan vn’agen of
voor het welvaartsherstèl inons ,,hopeloos verarmde”
Nederland het jaar 1947 niet beter zal inzetten:
via een duidelijke
Nederlandsche militaire politiek
(bijv. tot uiting komende in het

in overleg met de
Republiek liquideeren’ van de extremisten) en
ecçnomi-
sche ‘politiek,
(bijv. blijkende uit het zeer snel vaststellen
-van een wisselkoers tusschen den Nederlandschen en
Republikeinschen gulden) aldaar op basis van Ling- –
‘gadjati, dan, –

via liet continueeren aldaar gedurende 1947 (en
– wellicht nog langer) van een onduidelijke, oorlogsachtige,
toestand tusschen Indonesië en Nederland
;
schril af teè-
henend bij de
1
goede handelsrelaties tusschen de Republiek
.eenerzijds en Amerika, 4ustralië, Malakka (Singapore),
Britsch-Indië en Engeland – excusez du peu– ander-
zijds, die blijlnbaar aolgens de ïub 1 en
2
genoemde berich-
ten reeds bestaan?

Naschrift.

Bôvenstaand artikel bleef tot mijn spijt vele .weken
onbeantwoord liggen; ongesteidheid ‘verhinderde mij ere,
noodige aandacht aan te wijden: –

Tegenover de opmerking van den schrijver plaats ik nogmaals mijn opvatting, die uit het geschrevene over
Linggadjati in het nummer van 11 Dcember 1946 naar
voren koit, dat het verkeerd zou zijn eenige overeenkomst –

met de Republiek aan te gaan, waarbij niet allereerst dé –
mogelijkheid werd geschapen Indonesië economisch weer
op te bouwen. Hierbij denk ik niet aan de mogelijkheid
om er weer handel te drijven, maar wel aan de te schèppen
gelegenheid, om de wegen, spoorwegen, havens, fabrieken

bevloeiingen etc., en
aooral de ‘cultures
te herstellen.
Men kan handel drijven met den meest primitieven staat,
maar die handel kan slechts beperkt zijn, zoolang die staat

niet tot ontwikkeling is gekomen en die handel zal, wat

Indonesië betreft, aanmerkelijk beperkter worden dan hij

thans is, als de nog aanezige producten zijn uitverkocht
en de
productie
intusschen niet wordt opgevoerd.
De gestelde vragen zou ik als volgt willen beantwoorden:

Ik kan den Republikeinschen gulden niet, ernstig
nemen en ik ben ervan overtuigd, dat deze munt in het

buitenland zeer moeilijk of in het geheel niet verhandelbaar

is. M.i. zal het noodig zijn in Indonesië w’eei’ als vanouds

tot één muntsoort te komen, waarvoor overleg tusschen de Nederlandsch-Inaische Regeering en de Republiek noodig

zal zijn. 1-let is niet uitgesloten, dat de Republikeinsche

gulden van-zelf weer verdwijnt. 1-let zal dan nog een zware

taak blijven de thans circuleerende Nederlandsch-Indische
– muntbiljetten op peil te houden.

10
Ik hen ervan overtuigd, dat de fraaie berichten om-

trent Amerikaansche maatschappijen, die gelden dan de
Republiek villen verstrekken, niet op feiten berusten. ik –

kan niet zien, waar de winsten voor de genoemde concerns
vandaan zouden moeten komen, als de Republiek blijft,

wat ze is. Hoeveel auto’s-zou Ford bijv. kunnen verkoopen

in een straatarm_land, zooals Indonesië zonder cultures

zal worden? Wat zou de Pennsylvania Railroad willen ver-
dienen aan de exploitatie van spôorwegen in een lahd in

staat van verval? Men verlieze niet uit het opg, dat de aan-,

leg van spoorwegen in een bergland als Java zeer kostbaar

is. Ook het herstel van de bestaande lijnen zal stellig
enorme kapitalen eischen.


Ileeft Dr.’ Zonnenberg weleens ‘de vroegere import-

cijfers van Nederlandsch-Indië bezien om na te gaan,

wat de afzet van Bethlehem Steel in Indonesië zou kunnen

zijn? Hij zou dan hebben ‘bemerkt, dat het vroegere
bloeiende Nederlandsch-Indië als afzetgebied voor ijzer

en staal onbelangrijk was, voor een dergelijk groot concern.

Is met het bovenstaande beantwoord.

Ik ben van meening, dat de Linggadjati-overeen-
komst, zooals ij aanvankelijk werd opgesteld, ons geen
stap voorwaarts zal brengen. Dr. Zonnenherg is zeèr ‘onder

den indruk yan de goede handelsrelaties van de Repi.-
bliek met verschillende landen, doch ik geef hem in over-
weging de vele ‘g’r’uchten, die ‘worden. rondgestrooid;
niet critiekloos te aanvaarden.

Naarmate Indonesië verder verarmt, zal het ‘land ‘min-
der belangstelling in ‘het buitenland vekken en onder
Republikeinsche leiding zal het tot steeds dieper armoede
vervallen. Shahrir,begint dit te begrijpen. Hij heeft althans
in een interview medëgedeeld, dat de Republiek Neder-

landsche hulp noodig heeft, want het’ ééne jaar Republi-
keinsche ervaring heeft al geleerd, dat de Indonesiërs;;in
zelfstandigheid slechts tot 10 t 20 pCt. van de productie
komen, die onder Hollandsche leiding werd bereikt. – –

Th. LI&TIIA]tT.

AANTÈEKENINGEN.

INTERNATIONALE TRANSACTIES
VAN
DE VEREIIiNIOI)E STATEN, SEI’TEM BEEt
1945—AUOUSTUS 1946. –

In begrijpelijke zorg voor de toekomst van hun land,
na den vrede evenzeer afhankelijk van hulp uit de Veree-
nigde Staten als gedurende den oorlog, hebben velen zich
beziggehouden met het vraagstuk van de schaarschte aan
dollars. Niemand minder dan Lord Keynes heeft er een

beschouwing aan gewijd, die als posthume bijdrage in The –

Economic Journal” werd opgenomen
1
). En nog onlangs
waarschuwde ,,The Economist”, ,in verband met, de ge-

‘)
The balance of paynients of the United State’ door 1. ?,î.
Keynes in The Economic Journal” van Juni 1946. Zie ook: ,,Keynes
over de Amenikaansche betalingsbalans”- in .,E-S,B.” van 18 Sep-
tember
1946.

19′ Febru2ri 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
153

stegen Engelsche exporten, tegen al te groot optimisme
2).

Noch Keynes, noch anderen hadden uiteraard exacte

gegevens tot hun beschikking. Zij moesten volstaan met
schattingen, waaruit zij hun conclusies trokken. Ook thans

zijn gedetailleerde gegeven’s nog niet bekend, maar van

Amerikaansche zijde is getracht aan de hand van door het

,,Department of Commerce” gepubliceerde cijfers
3)
een

benadering te geven van de internationale transacties

van de Vereenigde Staten in het eerste jaar na den oorlog
4).

Niet minder dan S 14 milliard aan goederen en diensten
is door de Vereenigde Staten aan het buitenland geleverd.
Daartegenover staan importen, eveneens van goederen en
diensten, ten bèdrage van slechts $ 0,7 milliard, zoodat
een bedrag van $ 7,3 milliard aan de Vereenigde Staten

moest worden voldaan.
Op welke vijze is dit geschied?
Deels door middel van donaties ($3,2 milliard), deels
met behulp van leeningen ($ 2,7 milliard) en voor slechts,
een betrekkelijk klein deel met buitenlandsche goud- cie

dollarsaldi ($ 1 milliard).
IIieonder volgen de cijfers voor de beschouwde periode:

Export

Import

Saldo
(in inhiliardcn dollars)
Ooederoii en (lienSten
:
Export en import

8,8..
4,4
+
4,4
Andere goederen

2,0
0,3
+
1,7
Diensten

…………
3,2
2,0
+
1,2

Totaal

………………
i40
6,7
+7,3
Donaties:

UNRRA
…………………………….
— 1,5
Lend

lease

……..

…………………..
.,
-0,6
Bezette

gebieden

.

……………………
—0,5
Particuliere

giften

…………………….

0,6

Totaal

…………………………………….
-3;2
Loeningon
:

.
Export-Importbank en, Engeland

.

t
Lend-lease

……
…………….

….
…….

Surplus

verkoopen

.:
…………………
-0,6

Totaal
…………………………………..
.

Iluitonlandsche. good-
en
dollarsaidi

1,0
Di
versen

……..
…………… ………….
.
0,4

Export en import.

De goederenhandel heeft zi’ch riet ontwikkeld zooals men oorspronkelijk verw’achtte. In het 2e kwartaal van
1946 bewoog de export zich op een zoodaieig peil
(S
3,5
miljard), dat een bedrag van $ 10.milliard per jaar ge-

makkelijk zou kunnen worden gehaald. De zeeliedenstaking
in September 1946 echter heeft den export geremd. In de
periode 136—1939 bedroeg hij iS 3 milliard per jaar, of

op basis..van
:
de prijzen van 1946 ruim $ 5 milliard. Gedu-
rende den oorlog was het cijfer, in verband met de ver-

schepingeii van oorlogsmateriaal, veel hooger. Onder de
goederen, na den vrede uitgevoerd, namen voedingsmid-

delen een belangrijke plaats in. De import zou, op grond
.van., de iooroorlogsche verhouding tussciten nationaal
inkomen en import, tot $ 7,5 milliard hebben kunnen

oploopen. liet lagere werkelijke cijfer van S 4,4 milliard is
toe te schrijven aan het feit, dat het productie-apparaat
in Europa en Azië nog niet op peil is, zoodat het niet de
hoeveelheden kan opbrengen, die de Vereenigde Staten
zouden kunnen opnemen. Met name is verruiming van

den aanvoer van grondstoffen uit het Verre Oosten, die
thans reeds een belangrijk deel van den Amerikaanschen
import voor hun rekening nemen, gewenscht.

Diensten.

Een belangrijk deel van de door de Vereenigde Staten
aan het buitenland. bewezen diensten wordt verricht door
de scheepvaart. Voor het geheele jaar 1946 is het actief

saldo onder dit hoofd te schatten op $1,2 milliard. .VÔôr

)
,,Britain’s halance of payments” in The Economist” van
21 December 1946. Zie ook: ,,Dc Engelsclie betalingsbalans in
1946″ in ,,E.-S.B.” van 15 Jandari 1947. . –
)
,;Survey of current business” van December
1946.
) Samengesteld door liet ,,Federal Reserve Bulletin” van Decem-
ber 1946: jnternational transactions of the United States in the
first postwar year”. –

den oorlog leverde de scheepvaartrekening een passief

saldo op.

De inkomstei3 uit hoofde van investeëringen in het

buitenland worden vôoi’ het eerste na-oorlogsche jaar ge-

taxeerd op $ 400 milliard, hetgeen iets meer is dan vÔôr

den oorlog. Buitenlandsche vorderingen op de Vereenigde
Staten waren grooter dan de Amerikaansche investeeringen

in het buitenland, maar de eerste gaven mindér rendement,

omdat zij kortloopend, terwijl die der Vereenigde Staten
langloopend waren. Met het oog op ‘de groote leeningen

van de Vereenigde Staten zal de post interest in de toe-
komst een stijgende opbrengst vertoonen.
De uitgaven van Amerikaansche toeristen in het buitenland bedreen v63r den oorlog jaarlijks circa.

$ 300 millioen. Dit passief daalde gedurende den oorlog;

in het eerste vredesjaar vertoonde het nog geen stijging

van heteekenis
5
).

Leen ingen aan het buitenland.

Ongeveer een vijfde van de door de Vereenigde Staten
van het buitenland te vorderen bedragen is overbrugd

door Amei’ikaansche leeningen nI. $ 2,7 milliard op een

totaal van $ 14 milliai’d.
Buitenlandsche goud- en dollarsaldi.

Van de in de Veeenigde Staten aanwezige goud- en.dol-
larsaldi is door de betrokken landen, ter financiering van
de ontvangen goederen en dienstén, betrekkelijk weinig
gebi’uik gemaakt. $ 400 millioen aan goud is in het jaar,

volgend op V.J.-day, de Vereenigde Staten binnengekomen,
met’ inbegrip van het .vrijgegeven ,,earmarked” metaal.
Aan dollarsaldi en effecten zijn respectievelijk geliquideerd

$ 200 millioen en $ 350 millioen.
Wat de goudvoorraad van de Vereenigde Staten zelf
betreft, deze is van $ 22,8 milliard véér Pearl Flarbour
gedaald tot. $ 20 nilliard in November 1945. Deze export

was noodig voor de financiering van ‘Amerikaansche im-
porten gedurende den oorlog.

De- 000ruitzichten in 1947.

1-let herstel in de landen buiten de Vereenigde Staten
zal in 1947 nog w’el niet van dien aard zijn, dat zij het

zonder Amerikaansche hulp, zouden kunnen stellen.
Amerikaansche exporten zullen vermoedelijk alleen een
grens vinden in de eigen productiecapaciteit en de dollar-
saldi van de afnemencle landen. Aan den anderen ‘kant
,zal de Amerikaansche import waarschijnlijk eveneens toe-
nemen. De productie in het Verre Oosten zal meer op peil
komen en aan grondstoffen bestaat nog steeds behoefte.
De dienstenrekening zal in 1947 vermoedelijk meer in
evenwicht zijn. Ten eerste, omdat de buitenlandsche scheep-
vaart -belangrijkei zal worden, waardoor Amerikaansche
diensten in dit opzicht zullen afnemen, en ten tweede,
omdat een groote vermeerdering van uitgaven van Amen-
kaansche toeristen in het buitenland mag worden ver-
wacht. ‘
Wat de donaties aangaat, deze zullen-in 1947 uiteraard
een sti’ke daling vei’toonen. Met name de ,UNRRA
denkt immers medio 1947 haar steun te beëindigen.

Uitgaande van de verwachting, dat de dienstenrekening
in evenwicht zal zijn, kan het volgende overzicht worden
opesteld (zie blz. 154).

1-let dollartekort bedraagt in 1947 volgens deze schat-
ting derhalve $ 3,5 milliard.
liet buitenland heeft ter bestrijding van dit tekort nog

‘)
Keynes schatte destijds den Amerikaanschcn export en import
‘op resp. $ 10 milliarcl en S 5 S 8 milliard, zoodat hij op een saldo
kwam van circa $ 2 S 3 milliard. Dit
bedrag
vond hij nog tamelijk
hoog. In feite is het saldo $ 4,4 milliarcl. Zouden export en import
echter S 10 milliard en S 7,5 milliard hebben bedragen, zooals
blijkbaar ook in de Vereenigde Staten mogelijk werd geacht. dan
kwam het saldo dicht bij het cijfer van Keynes. De dienstenrekening
geeft een geheel afwijkend resultaat. Keynes achtte een bedrag van
$ 1 milliard aan toeristenuitgaven mogelijk, waardoor hij een
passief saldo verwachtte. De dienstenrekcning is echter actief.

Fr

154

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

19 Februari 1947

(i ri ii
iii iard en cl
011
ars)
Export ………..
II
Import:
Goederen …….
6,0
Goud

……..
0,5
6,5
Donaties

……..
.1
7,5

Saldi?

………….
35

de beschikking over de door de Vereenigde Staten ver-

strekte leeningen, die in totaal nog $ 5 milliard bedragen,

waaronder .echter de Engelsche.( S 3 milliard), die over een
reeks van jaren is verdeeld. Uiteraard zullen deze leeningen
4
niet in ‘haar geheel. worden aangewend voor uitgaven in

1947.Aangenomen mag worden, dat db.arvoor ruim $1
milliard zal worden gebruikt.

Het resteerende zal gemakkelijk te ‘financieren zijn door

het Ifiternationale Monetaire Fonds, dat vermoëdelijk in
.

1947 zijn werkzaamheden zal beginnen. In dit geval zullen

lïquidaties van huitenlandsche goud- en dollarsaldi binnen
gematigde proporties kunnen worden gehouden.

Alçlus lijkt, althans vooi 1947, het vraagstuk van de
clollarschaarschte voorshands nog niet zoo.acuut als men

vreesde, hetgeen dan ongeveeF samerivalt met de ziens-
wijze van Keynes in zijn posthuum artikel. Aan den ande-

ren kant beperkt het probleem zich niet alleen tot de finan-

iering van iniporten uit de Vereenigde Staten. Zoo moet
met name Engeland zijn dollarreserves mede aanwenden
voor de betaling van
suker
uit San Doriiingo, olie uit
Venezuela en ‘ten behoeve van de bezettingszône in

Duitschiand, terwijl het tenslotte de dollaruitgaven van
het geheele Britsche -gemeenehest moet financieren
6).

‘) ,,Spending the dollars” in ,,The Econornist” van
1
Februari
1947.

FISCALE ASPECTEN VAN
DK
ECONOMISCHE SAMENWERKING
TUSSCHEN NE1)ERLANI) EN ilELGI1:

‘liet Vlaamsch Economisch Verbond heeft een -bijzonder

nummer van zijn tijdschrift gewijd aan de economische
samenwerking tusschen Nederland en België
1).
Een zeven-

tal schrijvers belicht hierin de verschillende aspecten van

deze samenwerking. Ook de fiscale passoeren hierbij de
revue.

Vooreen ‘volledige Economisôlie Uniô tussehen de drie
landen is het volstrekt noodzakelijk tot minstens een rela-

tieve eenheid van de ,,fiscaliteit” in heide lançlen te komen,
aldus
Dr. iur. A. Tiberghei?s’in
zijn artikel ,,De Economische
Unie met Nederland fiscaal besdhouwd”. Vooral nu de be-
hoeften’an den Staat zoo groot zijn geworden: is dit punt

van heteekenis. Verslillen’ in’ de hoogte,, der belastingen
‘kuirnen aanleiding gaven tot een migratie van bedrijven of

van invloed zijn op de keuze van de vestigingsplaats van
nieuwe.bedrijven. Het fisale stelsel in Nederland vçrtoont
geen belangrijke verschillen met dat in België. D’ézelfde
grondwettelijke b’eginselen, dezelfde onderscheidingen’in in-
‘directe en directe belastingen, heffingen zoowel door de
provincies en de gemeenten’ als door den Staat enz., be-
staan ‘in beide landen.

•In’ 1937 en 1938 bedroeg volgens een studie van P.
Kauch de bijdi’age per inwoner in het totaal der bela’stin-
gen ten’ behove vaii den S’taat, de provinciën en de ge-
inëenten in België 1.350 fr. en in Nederland 1.700 fr.

Vergelijken wij echter de belëstingopbrengsten met het
nationale inkomen, dan blijkt, dat in Bêlgië de belastingen
17 pGt. en ,in Nederland 18,9’pCt. van het nationale inko-
men bedroegen.

De’verdeeling der belastingen was als volgt:

*

België

‘Nederland
Belastingen op de prdductie

26,9

27
Belastingen op het inkomen ….

37,8

41
‘Belastingen op het verbruik . . . .

35,3

32

100 pCt.

100 pct.

) Zie ,,V.E.V.-bericljten”

van December
‘1946.

-De •grootste verschillen bestaan ten aanzien van de
accijnsrechten en belastingen op’ den omzet. In de jaren

1938 en 1939 samen brachten de accijnsrechten in België
± 15,7 pCt. van het totaal van de belastingen op; in Ne-
derland ongeveer 23,7 pCt. De omzet daarentegen wordt’
s

het zwaarst belast. in België. Het overbruggen van de

verschillen in de accijnzen zal, mede gezien de ervaringen
bij de tolunie België-Luxemburg, tot moeilijkheden aan-
leiding geven, volgens D. C. Renooy. Men vond’bij deze

tolunie ‘de ‘oplossing door voor gedistilleerd – over de

accijns waarvan men geen overeenstemming kon bereiken
– de tolgrens te laten bestaan. Het bezwaar is dac, ‘dat

men voor een klein onderdeel van. hét handeisverkeer de
douane-organistie in stand •moet houden.
2
).
Mr. van Antal heeft er op gewezen, dat’ er verschillen

bestaan in de houding van ‘dé bevolking ten opzichte van
de belastingen. In België is men meer geneigd tot ont-

duiken dan in Nederland. Dit is van inyloed op den belasting-

druk. Dr. Tiberghein vërklaart dit uit de bezettingen van
het Zuiden in het verleden, waardoor de houding van de

‘-bevolking tegenover den’ Staat eenigszins vijandig werd.

Mogelijk spelen hierbij de eenigszins luchthartiger levens-
opvattingen in het Zuiden ook een rol.

Blijken de verschillen op fiscaal gebied niet belangrijk

te zijn, toch legt deschrijver er den nadruk op, dat men de

wijzigingen niet ineens moet uitvoeren, daar rhen de

practische gevolgen van de wijzigingen niet kan voorzien.
Allereerst moet er naar worden gestreefd, .dat de tarieven

der belastingen, die rechtstreeks de prijzen beïnvloeden,
de accijnzen en omzetbe-lastingen, op hetzelfde niveau wor-
den gebracht. De andere belastingen zouden in den loop van
den tijd moeten worden bnngepast, waarbij echter een
termijn van 3 â5jaar niet zou mogen worden over-

schreden, in verband met de noodzakelijkheid rechtszeker-
heid aan de ondernemers te geven. –

‘) Beschouwingen over een tolunie tusselien Nederlanti en Bel-
gië-Luxemburg’ door D.
C.
Renooy, Haarlem
1943.
Publicatie
io.
3
van hel Nederlandsch Economisch Instituut. –

INTERNATIONALE NOTITIES.

DOLLARLEENING EN STEBLINGSALDI.

Een van de voorwaarden van de groote dollarleening

‘aan Engeland, door Lord Keynes zoo moeizaam verkregen

in December 1945, is de Enelsche verplichting alle
vrijkomende buitenlandsche pondensaldi beschikbaar të
stellen ,,in any currency area without discrimination”. De
bedoeling van deze bepaling is duidelijk. Pondensaldi van
vreemde mogendheden moeten te eeniger, tijd omgezet
kunnen worden in dollars, opdat daarmee inkoopen in de
Vercenigde Staten kunnen wordn gedaan.

Deze bepaling is, naar thans uit berichten in ,,The
Times Weekly” van 12 Februari, ,,’Phe Economist” van
8 Februari en ,,The Commercial and Financial Chronicle”
van 23 Januari jl. blijkt, door Engeland overtreden. Het
heeft nl. aah Argentinië toegestaan eventueele nadeehige

bet’a.hingsbalanssaldi ten opzichte van het sterhingblok
‘met behulp van Argentijnsche pondensaldi te vereffenen.
De ,,Secretary of the Treasury” van de Vereenigde Sta-
ten, Snyder, heeft in een brief aan zijn Engelschen collega

tegen deze discriminatie geprotesteerd. Deze verdedigde
zich met het argument, dat een ongunstig betalingsbalans-
saldo van Argentinië ten opzichte van het sterlingbiok
weinig waarschijnlijk is. Daarmede was Snycier echter niet
tevreden en uiteindelijk heeft Engeland moeten erkennen
een technische overtreding te hebben begaan, onder be-
lofte, dergelijke bepalingen nimmer ieer in eenig toekom-
stig verdrag op te nemen en met Argentinië regelingen te
treffen, voor het geval dit land de facto tegenover het
sterhingblok een nadeelig saldo mocht krijgen. –
Typeerend voor de situatie in beide’ landen is de ver-
zuchting van ,,The Economist”, dat iie Amerikaansche

19 Februari 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

155

1eeningsvoorwaaden wel ,,very hard” zijn, teivijl men zich

in de Vereenigde Staten, blijkens ,,The Commercial and
Financial Chronicle”, op het standpunt stelt ,,to have our
cake and eat it too”.

ZVEEDSC1IE V00J3UITZIO1LTEN VOOR 1947.

In het rapport, dat het Zweedsche conjunctuurinstituut.

heeft uitgebracht over den economis&hen toestand daar te
lande, komen enkele beschouwingen voor over de. voor-
uitzichten in 1947, die wij hier in het kort zullen herhalen

Vooropgesteld wordt, dat deze beschouwingen op. geen
nauwkeurigheid aanspraak kupnen maken, doch slechts
bedoeld zijn als een illustratie van de tendenties, die op het
oogenblik bestaan.

De bedoeling van de beschouwing is om te schatten, in

hoevêrre de spanning op de goederenmarkten zich zal
voortzetten. Op grond van de cijfers van 1945 en 1946

en rekening houdende met de tendenties bij de loononder-
handelingen, zoowel als met de te verwachten winsten,
stelt het Instituut, dat een algemene inkomensstijging
van S â 10 pCt. moet worden verwacht. Voorts wordt

aangevoerd, dat de ervaringen van de laatste jaren in de

richting wijzen van een dalende spaarquote. Op grond
daarvan verwacht mén, dat de verbruiksuitgaven wellicht
wel met 10 tot 12 pCt. zullen stijgen. Deze tendentie wordt
eenigszins tegengewerkt door de versterking van den

directen belastingdruk, tengevolge van de invoering van
betaling bij de bron voor sommige belastingen. Men meent
• echter, dat de invloed hiervan niet erg groot zal zijn.

Aangaande de investeeringsplannen weet men iets uit de
jaarlijks door het Ministerie van Handel ingestelde inves-
teeringsenquête. Deze doet, vermoeden, dat men in de

industrie mag rekenen met wellicht 50 pCt. hoogere in-
vesteeringsuitgaven. Ook de aanmëld ingen voor bouwver-
gunningen wijien op een neiging tot verhooging van de
bouwactiviteit, ofschoon hier het gebrek’ aan bouwmate-

rialen remmend’zal kunnen werken. Aangenomen wordt,
dat de contrôle, die de Overheid via de bouwvergunningen

kan uitoefenen, de totale vermeerdering van de inyestee-
ringsactiviteit tot 10 pCt. kan beperken.

Wat betreft de overheidsuitgaven, kan uit de nieuwe
begrooting en uit de tendenties in de gemeente-uitgaven
worden aangenomen, dat zij met 200 millioen kronen zullen
stijgen. –

Tenslotte wordt voor den uitvoer aangenomen, dat deze
op hetzelfde peil zal blijven als in 1946. Rekening houdende
met de groote verhoudingen van de verschillende posten kan
zoodoende worden verwacht, dat de totale vraag naar goe-
deren en diensten in 1947, in geld uitgedrukt, 10 pCt. hooger
zal liggen dan in 1946 of omstreeks 2 millioen kronen hooger
dan in 1946. Daartegenover zal het goederenaanbod
slechts zeer weinig kunnen stijgen. Weliswaar wordt op
/ grond van een stijging in de productiviteit een vermeer-
dering verwacht van ongeveer 500 millioen kronen, doch

daartegenover wordt met een vermindering van den im-port van omstreeks 300 millioen rekening gehouden.
Ook wanneer men verschillende van deze cijfers anders

zou schatten dan in het voorgaande geschiedt – en op
de onzekerheden in deze berekening wordt door het
Instituut uitdrukkelijk gewezen – moet men toch tot de
conclusie komen, dat de neiging tot inflatie in 1947 ver-
deren voortgang zal maken.

• 1-let Instituut acht het echter gewenscht, dat zoowel
door particulieren als door de Overheid het mogelijke zal
worden gedaan om dezen infiationairen druk te verminde-
ren. Het is echter ook mogelijk, dat de verwachting eener verdere prijsstijging dien druk nog zal doen toenemen.

xArITAALscJIAARscIITE IN FRANKRIJK.

De ,,Statistique générale de la France” meldt, dat de
rentevoet in Frankrijk sinds 1946 4,37 pCt. bedroeg, tegen
3,63 aan het begin van dat jaar. Ondanks het feit, dat
,,L’Economie” van 13 Februari ji. het rentepeil, verge-

leken bij de situatie naden eersten wereldoorlog,niet over-

matig hoog acht, rijst de vraag, waaraan dezestijging
is toe te schrijven. . . . -•

De Staat heeft in het afgeloopen jaar geen nieuwe

leeningen geplaatst. Aan aandeelen is een bedrag ge-
.emitteerd van frs,. 16.054mi1lioen (1945: frs. 4.195 millioen),

aan obligatie een bëdrg van fr. 71.837 niillioen (1945:

frs. 42.277 millioen). Vergeleken bij een bankbiljetten-
circulatie van frs. 142 milliard is een totaal .geëmitteercl
bedrag van frs. 87 milliard niet groot te noemen. De stij-

ging van den rentevoet kan dan ook niet worden verklaard uit een overmatige -vraag naar kapitaal.

De oorzaak moet-elders worden-gezocht. De prijsstijging

maakt, dat de bevolking minder neiging tot -sparen- -ver-

toont. -Zij heeft haar koopkracht noodig voor consuptieve

doeleinden. Dit geldt voor een deel van de bevolking, in
het bijzonder de arbdiders. Wat de landbouwers en zWarte
handelaren betreft, deien beleggen hun overtollig geldbezit

in goud of in bankpapier, uit vrees voor den fiscus en voor
een deprecialie van het geld.

Dit beteekent, dat het aanbod van kapita1 . relatief

kleiner is geworden, hetgeen een ongunstigen invloed heeft
op het herstelwerk in Frankrijk, dat immers, gelijk uit.het
plan-Monnet ten duidelijkste blijkt, behoefte heeft aan
zeer groote kapitalen. . …

PRIJZEN EN KOSTEN VAN. LEVENSONI)ER}IOIJI) IN POLEN.

Uit berekeningen van het Poolsche Centraal – Bureau
voor de Statistiek blijkt, dat van April 1945 tot September
1940 alle goederen in de steden goedkooper zijn geworden;

de levensmiddelenprijzen op de vrije markt iijn gedurende
deze periode naar schatting met ongeveer 25 pC gedaald.

Deze prijsdaling heeft vnl. plaatsgevonden gedurende 1945;
nadien vertoonden de prijzen weer een stijgende tendens.

In welke mate zijn echter de levensmiddelenprijzen in
verhouding tot vôér den oorlog gestegen? Dit blijkt uit de
volgende cijfers, die betrekking hebben op de twee grootste
steden Warschau en Lodz. –

Indexc/fers uoo, cle kosten 1/un leç’ensonde,houd (1938 .

1)

.

Exclusicf

Inclusief
gerantsoeneercie artikelen

Warschau

Lodz
schau
Lodz


Jan.
Fe7
Jan.
Sept.
Jan.
Jan.
1946
1946
9946 1946
1946

Voedingsmiddelen
121
128
106
130
36 37
Alcohol, tabak
42
39
39
45
42
39
29
1
1
/
1’/
23
1)/,
Verwarming, ver-
29
67:
47 43
42
Kleed ing,

schoei
.

Huur

………..23

227 336 209
245
227
2.09

lichting

…….46

hygiëne,

gezond-
.
sel

……….

hein!

………
115
140
59
70
48 24 24 29
18
21
24
-18
Diversen

……..
Totaal

……….
99
.
T!)
92
x08
57-
49

De kosten van levensonderhciud in Januari 1946 ijn,
vergeleken met véér den oorlog, met bijna het honderd-

voudige gestegen. Voorzoover men het indexcijfer van de
kosten van levensonderhoud als indicator voor het alge-
meene prijsniveau wil aannemen, blijkt hieruit, dat de
koopkracht van de Zioty
0
de vrije markt begin 1946 een honderdste van die van 1938 bedroeg. Van Januari

tot September 1946 zijn de vrije prijzen met rond 15 pCt.
gestegen, waardoor de koopkracht van de Zloty in verhou-

ding tot 1938 nog slechts ongeveer 1/110 bedroeg. Hierbij
is uitgegaan van de kosten van levensonderhoud op grond
van vrije prijzen, afgezien yan huren. De stedelijke consu
;

ment is echter niet uitsluitend op de vrije markt aangewe-
zen. De rechter helft van de tabel omvat- dan ook de ge-
rantsoeneerde artikelen. –

De ,,Neue Zürcher Zeitung” van 8 Februari ji., waaraan
deze gegevens zijn ontleend, wijst .er evenwel op,, dat de

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1
19 Februari 1947

rantsoeneering onvolledig en eenzijdig is en tot op zekere

hoogte een theoretisch karakter draagt, waardoor de stand
dezer laatste indexcijfers waarschijnlijlç is geflatteerd.
ONTVANGEN BOEKEN EN BROCHURES.

BOEKEN.

De distribueerende tusschenhandel der Chineezen op Jaoa

door Dr. Liem Twan Djie. Martinus Nijhoff, ‘s-Gra-

• venhage 1947, 104 blz., f 3,80.

Tijdstudies
door F. C. M. Hegen’er. Richtlijnen voor ar-

beidsstudies. Deel 1. Stenfert Kroese, ‘Leiden 1947,

175 blz., ingen. f 6., geb. f 7,50.

Psychotechniek
onder redactie van Dr. Ph. M. v. d. Heij-

den. No. 1, Mens en levensmilieu; No. 2, Het arbeids-

veld der psychotechniek. J. B. Wolters, Groningen

1947, 245 blz. Deel 1 (4 nrs) f15,75; met losse linnen

band f18,35. /

De vei’eldhuishouding. Hoe de ruiken economisch leven
door

Dr. W. Sleumer Tzn., 3e herziene en uitgebreide druk.

H. J. Paris, Amsterdam 1946, 214 blz., geb. f 4,75.

Ver9oer en 9erkeer in de Nederlandsche stad.
Een econo-
misch-stedebouwkundige studie. Holdert & Co. N.V.,

Amsterdam 1946, 176 blz., geb. f 5,25.
Economie
door Dr. P. de Bruin S.J. Berchmanianum-serie.

J. J. Romen & Zonen, Roermond-Maaseik 1946,

242 blz., f4,10 geb.
Jaarboek van het mijnwezen in .iVederlandsch-Indië.
68ste

jaargang, 1939. Algemeen Gedeelte. Landsdrukkerij,
Batavïa 1940, 174 blz. Jaarboek .Qan het mijnwezen in Nederlandsch:Indië,68s1.e
jaargang 1939. Verhandelingen. (met atlas). Lands-
drukkerij, Batavia 1939, 328 bIs:
Leens9erzekerin gen en toekomswoorzien in gen in de Ver-
mogensaannasbelasting
door H. G. Flagelen. Neder-

landsche ‘U.itgeversmaatschappij N.V., Leiden 1946,

102 blz., f. 3.

I3ROCIIURES.

-.

Het nationaal weiaartsplan.
Centrum voor Staatkundige

Vorming. Utrecht 1947, 32 blz.
Eenige beschourin gen oter den aard en het studie eid der

bedrijfseconomie
door Drs. J. A. Geertmafl. Openbare

les gegeven bij de aanvaarding van het ambt van
lector in de bedrijfseconomie aan de Katholieke

Economische Hoogeschool te Tilburg op 23 Januari

1947. Uitg. W. Bergmans, Tilburg 1947, 27 bis.,
ingen. f 1,20..

GELD- EN KAPITAALMARKT.


Blijkens7 den weekstaat per 10 Fébruari ji. waren de
banken in staat om op de beleeningen bij de centrale bank
ongeveer f 20 millioen af te lossen, hetgeen niet zoozeer

een blijk is van de ruimte op de geidmarkt als wel van den
wensch, om de relatief hooge rentekosten aan De Neder-
landsche Bank te vermijden. De geldmarkt was gedurende
de geheel’e week krap; bij zeer geringe omzetten werd

schatkistpapier van alle termijnen aan het einde’ der week
tegen 11 pCt. verhandeld. De callgeldrente noteerde,

veelszins nominaal,
4
pCt.
Het ziet er niet naar uit, dat in dezen toestand spoedig
een belangrijke verandering zal komen, daar in Februari
waarschijnlijk weinig schatkistpapier komt ‘te vervallen,
en de inning van belastingen en zekerheidsstellingen wel

voort zal gaan. Door den huidigen toestand is het geld-aanbod voor kasgeldieeningen geheel verdwenen, daar hiervoor slechts rentetarieven mogen gelden, welke
1
/
8

pCt. boven het tarief van den agent liggen. De marktrente
op schatkistpromessen behalve voor jaarpapier is thans

aanzienlijk grooter.
Per 3 Maart a.s. zal de beurshandel eenige wijzigingen

ondergaan, doordat voor de actieve fondsen een begin

wordt gemaakt met de noteering in meer tijdvakken. Nadat

een hoofdkoers is vastgesteld zal daarna nog in 3 tijdvak-

ken worden gehandeld. Wellicht zal deze overgangsregeling

niet lang duren en spoedig plaats maken voor den voor-

oorlbgschen toestand.
In de beurskoersen kwam in de afgeloopen week weinig

verandering. De 3-3k pCt. 1947 kwam op ’14 Februari

P.
op pCt. bij steeds geringer wordende omzetten.

De leening is dus, zooals te verwachten was, goed geklas-

seerd. Ook op de ‘aandeelenmarkt nemen de omzetten af.

Het ‘publiek neemt blijkbaar een afwachtende houding

aan t.o.v. de aanslagen V.A.B. en de nog in behandeling

zijnde Vermogensheffing ineens, ondanks het vrij hooge

koersniveau.
7 Febr. 14 Febr.

1947

1947

A.K.0…………………..143k

14

van Berkel’s Patent …………113

114 GB
Lever Bro. Unilever C. v. A…..235.

234

Philips G. b. v. A. ‘ ………….. 326

330

Koninklijke Petroleum ………., 364

366

I-I.A.L.

…………………… 156e

‘160

N.S.0.

…………………….. 145

144k

H.V.A. …………………… 201 G.B. 195k

Deli Maatschappij C. v. A…….132k

– 131 •

Amsterdam Rubber ………….140

133k

STATISTIEKEN.

DE NEDERLANDSCIIE
BANK.
(Voornaamste posten in
duizenden
guldens).

1

‘c
1

1

1
‘Ia
a&0
4)
55
1
1
zz.
.4
1
°
E
0)
.4
1
1
0)

8.0.0

30 Dec. ’46

700.876

4.434.786

100.816

5
153.109
6 Jan. ’46
700.879
4.434.786
125.126
5
152.235
13

,,

’47
700.880
4.434.786
174.970

5
154.095
20

,,

’47 700.875
4.459,991
147.657
5
153.178
27

,,

’47
700.909
4.459.991
140.115
5
151.700
3Febr.’47
647.705
4.465.174
135.299
5
185.428
10

,,

’47
647.738
4.470.574
88.450
5
164.879
17

,,

’47
‘647.916
‘4.462.320
65.753
5
156.047

Sa
di

in

rekening-courant

00
73
‘4
.4.00
.k
00,
04
0)
(b

cd

Pq

30Dec.’46
2.744.151
1.099.855
90.071
43.706
-590.158
6 Jan. ’46
2.736.834
1.071.526
115.467
46.490
623.780
13

’47 ,,
2.701.167 1.305.562
84.475 45 950

633.673
20

,,

’47
2.674.196
1.244.821 61.829
46.598
643.788
27’47
,,
2.681.281 1.276.605
55.488
50.103 598.065
3Febr.’47
2.718.430
1.260.428
.

35.396
44.165

617.466
10’47
,,
2.693.389
1.250.121
41.323 43.717 586.745
17

,,

’47
2.684.435
1.193.260
37.270
41.115
615.360

FEDERAL RESERVE BANKS.
(Voornaamste posten in millioenen dollars).

Metaalvoorraad

Data

Other

U.S.
Govt.

Totaal

&oudcer-

cah

securities
tificaten

19 Dec. 1946

18.382

17.589

250

23.210

24 Dec. 1946

18.381

17.587

237

23.722

31 Dec. 1946

18.381

17.587

268

23.350

8 Jan. 1947

‘ 18.378

17.565

304

23.733

Deposito’s

F.R.-bil-
______________________
Data
j’etten in
Member-
circulatie
Totaal
Govt.
banks

19 Dec.
1946
24.963


17.523
237
16.517
24 Dec.
1946
25.092
17.925
547
16.530
31 Dec.
1946
24.945 17.353
393
16.439
8 Jan.
1947


24.794 17.824
1

401
16.457

L

19 Februari 1947

ECONOMISCH-STAT ISTISCHE BERICHTEN

157′

DE NI1DERLANDSCHE BANK.

Verkorte balans op 17 Februari 1947:

Activa.
yissels, iro-
messen en

Hoofdbank
t.


schuld brieven

Bijbank

,,


in disconto

Agentsch.,,

5.000,-
5.000,-
2)

Wissels, schatkistpapicr en schuldbrieven, door
de Bank gekocht (art. II, te lid, sub 3 van de
Bankwet 1937 )° art. 4 van het Koninklijk
besluit van 1 October 1945, Staatsbiad No.
F 204)

…………………..
Beleeningen

1
Hoofdbank
t
I4
t
7.
3
I.17
8
73
2)


(mci. voor- schotten in re-

Bijbank

1.198.088,93
kening-courant /
oponderpand) ‘, Agentsch.,,

7.618.140,09
156.047.407,75
Op

effecten,

en
.
…………..
155.489.230,32
2
)
Op goederen en ceelen
558.177,43
1 56.047.407,75
2)
Voorschotten aan liet Rijk (art. 16
van de Bank- wet

1937)

…………………………
.

.
Munt en muntinateriaal:
Gouden

munt

en

gouden

muntmateriaal

t
646.660.044,29
Zilveren munt, enz.

……
1.255.648,59
647.915.692,88
Papier op het buittnlani

t
4.462.319.630,03
Tegoed bij correspondenten in
het

buitenland

…………
49.394.628,10
Buitenlandsche

betaalmid-
delen

………………

..
16.358.108,18
4.528.073.366,31
Belegging van

kapitaal,

reserves en pensioen-
fonds

………………………………
70.927.547,40 Gebouwen

en

inventaris

………………….
3.000.000,-
Diverse

rekeningen

…………………….
..
32.798.047,07
a.’as.ies.ob
1,41

Passlva.

1(apitaal

……………………………..
t
20.000.000,-
Reservefonds

……………………………
12.377.612,28
Bijzondere reserve (winst

herwaardeering goud-
voorraad

per

2

Juli

1945)

………………
209.277.096,67
Andere

bijzondere reserves

……………. ..
76.798.079,95
Pensioenfonds

……… . …………………..
15.504.093,42
Bankbiljetten in omloop:(oude uitgifte)

……..
236.709.995,-
Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgifte)

.
……
2.684.435.010,-
Bankassignaties

in

omloop

……………….
..
170.739,40
Rekening-courant saldo’s:
‘s Rijks Schatkist.

…… f

1.193.260.377,57
‘5
Rijks Schatkist
speciale rekening

……..110.564.000,-.
Geblokkeerde

saldo’s

van
banken……………….37.269.893,30
Geblokkeerde, saldo’s

van
anderen

…………

..41.11.4.867,95
Vrije

saldo’s

……….

..615.359.744,79
1.997.568.883,61
Diverse

rekeningen

……………………….
185.924.751,08

5.438.766.061,41

‘) Waarvan ichatkistpapier
rechtstreeks

door

de
.
Bank

in

disconto ge-
nomen

.

t


‘) Waarvan aan Nederlandsch-Indië
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsbiad no. 99) ,,
42.165.200,-
Circulatie der door de Bank namens den Staat in het verkeer gebrachte muntbiljetten

……
152.783.062,-
•1

ZWEEDSCHE RIJKSJIANK.
(Voornaamste posten in millioenen kroned)

Metaal
Staatsfondsen
b
D

c
Za
Data

0

a

0
(5

15 Jan. 1947
806
511
1
1.438
504
94
1

182
23 Jan. 1947
7731
4901
1.445
502
276
94
1

182
31

Jan. 1947
768
1
486
1.446
502

[
177
236
94
182
7 Febr. 1947.
.768
486
[
1.’&48
482.

228

94 j
182

Deposito’s

Direct opvraagbaar
__________
,
Data
3)
.

32
1

33

.33
1

..
3
0

15 Jan. 1947
2.642
929
654
189
230
1
170
4
23 Jan. 1947
2.556
916
643
190
230
1
177
4
31

Jan: 1947
2.693
731′
560
99
230
1
194
4
7 Fëbr.1947
2.599
794 563
453
230
197
4

NATIONALE BANK VAN BELGIË.
(Voornaamste posten in millioenen francs).

Data

03)0
i3’n

032

1

2.

Q0
2)
2)
E

Q,

3)
ben

IcId
‘O06
gin

2 Jan.

1947
32.241
5.633 5.559
213
795
49.888
9

,,

1947
32.256 6.320
5.303
177
“861
49.138
16

,,

1947
32.047
6.708
5.406
209
903′
48.473
23

,,

1947
31.677
7.542
4.561
211
777
48.318
30

,,

1947
31.684
7.578 4.613
229 760
48.823
6 Febr. 1947
31.172 7.802
4:788
234
716
49.648
13

,,

1947
31.035
7.833
5.007
237
738
49.228

Rekening-
courant
saldi

3Z
°
Data
.P’n
..

‘E
cl

cl

2 Jan.

1947

o

637

32

161:002

0
32
Pq

73.891

.Q
(32

4

cd

5.979
613
9

,,

1947
637
160.412
73.858
2
5.374

611
16

,,

1947
637
160.144
73.480
5
5.443
608
23

,

1947
637
159.543 73.077
3
5.219
604
30

,,

1947
637
160.179
73.334
5

5574
604
6 Febr. 1947
637
160.860
74.417
4
5.105
601
13

,,

1947
637
160.854
74.089
5
5.210 600

Waarvan 10.493 millioen frcs. onbeschikbaar goudsaldo na
herwaardeering van den goudvoorraad (Besluitwet no. 5 van
1-5-1944.
‘) Waaronder begrepen de post ,,Emissiebank te Brussel”, ten
bedrage van 64:597 millioen frcs.


Deze post omvat: oude biljetten over te boeken op tijdelijk
onbeschikbare of geblokkeerde rekeningen en niet aangegeven oude biljetten.

BANK VAN. ENGELAND.

(Voornaamste posten in millioenen ponden).

‘3)

.

‘3
.d
bo

32
O
0
.06)
.
t’
ç,
(50
_
Pq

22 Jan. ’47 29 Jan. ’47
5 Febr.’47
12 Febr.’47

.

0,2 0,2
0,2
0,2

1.449,2
1.449,3
1.449,2
1.449,2

1.450 1.450
1.450 1.450

1.371,5 1.364,5
1.371,1
1.374,6

78,7 85,8
79,2
75,6

Otliersecurities
Deposits


2)



32

O
P
032E
(53)
6)
.
.
a
o
a
Pq

22 Jan. ’47
1,0

1
261,7
23,4
17,8
364,3
17,5
288,5
29 Jan. ’47
1,0

t
242,7
25,4
28,3
364,9
16,0
288,4
5 Febr.’47 1,1
247,8
23,7
26,7
360,1
22,9
280,7
12 Febr.’47
1,1
259,7
21,3
19,2
358,5
26,2
274,1

BANK
VAN FRANKRIJK.
(Voornaamste posten in millioenen francs).

Voorschotten aan den Staat

Data

•-

.

El
•ij

0-

;.
Cn

16

Jan.

1947

94.817

118.89759.449

62.400

426.00
23

Jan.

1947

94.817

117.681

59.449

61.800

426.000
30

Jan.

1947

94.817

122.349

59.449

55.200

426.000
6 Febr.

1947

94.817

122.374

59.449

58.200

426.000.

Bankbil-

Deposito’s
Data

jetten in.
circulatie

Totaal

Staat

Diversen

16

Jan.

1947

724.866

59.895

. 864

59.031.
23

Jan.

1947

719.409

61.830

791

61.039
30 Jan.

1947

730.253

53.970

789

53.181
6 Febr.

1967

735.330

53.947

833

53.114

158

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

19 Februari 1947

NATIONALE BANK VAN ZWITSERLAND.
(Voornaamste posten in millioenen franes).

.!
.
)
••

Data

)0
4

4

P.
.

23 Jan.1947
31 Jan. 1947
7 Febr. 1947 15 Febr. 1947

4.932,2
4.936,5
4.924,9 4.924,7

158,8
165,5
171,7
166,7

102,3
82,1
.81,8
75,7

52,7 52,8 52,8 52,8

3.801,2
3.882,8
3.822,2
3.777,7

1.255,4
1.163,1
1.216,0
1.251 1

STAND VAN ‘ RIJKS KAS.

Vorde”ringen

7 Febr. 1947
1
31 Jan. 1947

Saldo van

s
Rijks Schatkist
bij De Nederlandsche Bank,
11262.378.335,97 11231.752.163,44
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
bij de Bank voor Neder-
landsche Gemeenten ……
333.281,89
40L642,401
Kasvorderingen wegens

ere-
dietverstrekking

aan

het

,,

16.012.028,-
Daggeldieening tegen

onder-
pand

……………….

Saldo der postrekeningen van

Rijkscomptabelen

……..

…….

407.386.226,23
414.305.555,71
Voorschotten

op ultimo De-
cember

1946

aan

de

ge-
meenten wegens aan haar

buitenland

…………………

uit te keeren belastingen
.

….



Vordering in rek-courant op:
Nederlandsch-Indië

……

……-

628.586.633,60
,

569.119.399,64
Suriname

…………..
5.444.580,07
4′.997401,69
Curaoao

…………….
7.460.419,47
7.460.419,47
Het Algemeen Burgerlijk Pen-

sioenfonds

……….


Het

staatsbedrijf der

.,

.

…. ….

‘enT.

………………
P
.

T
………..



Andere staatsbedrijven en in-
……..

stellingen

…………..


493.670.245,98
487.525.820,95

Verplichtingen

Voorschot

door

De

Neder-
landsche Bank verstrekt

Voorschot

door

De Neder-
landsche

Bank

in

rekening-
courant verstrekt
– –

Schuld

aan

de

Bank

voor
Nederlandsche Gemeenten


Schatkistbiljetten

in

omloop
1

603.364.800,-
f

511.174.800,-
Schatkistpromessen

in

om- loop

(rechtstreeks

hij

De

Nederlandsche Bank is ge-
plaatst nihil)

… ………
5649.400.000,-
5665.800.000,-
Daggeldieeningen

,


153.511.464,50
193.820.530,-
Schuld op ultimo

December
1946

aan

de

gemeenten
wegens

aan

haar

uit

te
keeren belastingen

……
14.859.053,78
,,

14.859.053,78
Schuld in rek-courant aan:

….

Nederlandsch-Indië


Muntbiljetten in omloop ……….

Cucaçao

……………..
Het Algemeen Burgerlijk Pen-
sioenfonds

…………..

…….

10.139.518,88
,,

3.418.942,65

Suriname

………… …………

Het

staatsbedrijf der P.,
T.
en

T.

………………

………

488.504.188,01
,,

471.526.404,18
Andere staatsbedrijven

….

…..

3.610.146,41
,,

3.612.004,86
Schuld aan diverse instellingen

….

in rekening met

‘s

Rijks

……

Schatkist

……………..
3206.538 353,11
,,3200.112706,52

DE KOLENPOSITIE
VAN NEDERLAND
1).

(in 1.000 kg).

1
Verzonden
1
Limburgsche
1
. voor

1

Invoer
Maand
mijnen

binnenland-

1
t sche behoefte

Mei
1945
326174
.

167.074
Sept.
1945
473.776
383.841
192.290
Dec.
1945
004.786
399.793
194.111
Juli
…. ….
602.112
366.272
Aug.
1946
658.189
506.398 303.837
Sept.
1946.. .
750.123
590.998
266.804
Oct.
1946

.768.671

808.145
605.977
169.087
Nov.
1946 .
. .
795.275 607.295

.
202.788
Dec..
1946
719,314
526.047
.i23.000)
Jan.
1946.

.
833.027
619.639
260.000′)

1)
Bron: ,,Statistisch Bulletin van het C.B.S.’.
‘) In Augustus vallen vacantiedagen.
‘) Voorloopige gegevens. * beteekent nIet beschikbaar
PRODIJIJTIE EN EXJ’ORT VAN NATUURRUBBER

Produciie

Export

In 1.000 long tons

natuurrubber

natuurrubber

Ned.-
1
Ma-

Ned.- Ma- Totaal
Indië

lakka
1

II

1
Totaal
Indië lakka

1941
650 600 1600 636
575
1510
1946 Januari

15
32,5
5
17,7 57,5
Februari
0,5 7,5
22,5
5
13,9
45
Maart
1
14

.
32,5
10
6,2
45
April
2,5
19,5
40
17,5
10.6
55
Mei
10
28,5
55
15
18,8
60
Juni
15
35
70
15
21
60
Juli
22,5
40
85 25
24,3
80
Augustus
25
47,2
90
25
55,7
110
September
25

.
44
95
22,5 38,7
100
October
25
48,4
100
20
60,1 120
November
20 53
100
22,5 57,5
100
December
53,
27,5
43,8
99

‘) Bron

,Rubber
,

statistical bulletin”
van
Januari
1947. De cijfers
zijn schattinged.

MEDEDEELING.

lIET N.
J.’ POLAK.FONDS

Het 25-jarig .ambtsjubileum van Professor Dr
V. J..

Polak ‘gaf het comité tot voorbereiding van de huldiging

van Z.H. Geleerde de gelegenheid een denkbeeld van Pro-

fessor Polak te verwezenlijken. De jubilaris heeft namelijk

reeds lang geleden den wensch geuit, dat op de een of

.andere manier een som gelds zou wdrden bijeengebracht

om daaruit de studie te bekostigen van oorlogsslachtoffers

of
kinderen – dan wel weezen – van oorlogsslachtoffers,
w’ier aanleg en karakter het gewenscht maken, dat zij in
de gelegenheid woi’den gesteld de studie aan de Neder-

landsche Economische Hoogeschool te volgen of te vol-

brengen, terwijl het dooi’ den oorlog op een
of
andere wijze

veroorzaakt gebrek aan geldmiddelen dit anders onmoge-
lijk zou maken. De bedoeling is uit deze gelden de studie

van dergelijke jongelui geheel te betalen, dan wel de eigen daarvoor beschikbare middelen te dien einde aan te vullen,

zoodanig, dat de betrokkenen niet slechts de colleges aan

de iloogeschool kunnen volgen en het vereischte studie-
materiaal kunnen aanschaffen, i’naai’ bovendien, ter vor-
ming van hun karakter, op normale wijze aan het studen-
tenleven kunnen deelnemen.
Het comité wekt gaarne een iegelijk, die op de een of

andere wijze den jubileerenden hoogleeraar van zijn waar-
deering wil doen blijken, op om een bedrag te storten op
een daartoe geopende rekening bij R. Mees & Zoonen

(postgiro No. 6400) te Rotterdam ondei’ den naam N.,
J.

Polak-fonds. –
1-let ligt in de ‘bedoeling deze rekening ôver circa een
half jaar af te sluiten en het saldo over te dragen aan het
Bestuur van het Hoogeschoolfonds, welk Bestuur zich
bereid verklaarde de hiervopr bijeengebrachte gelden
onder beheer te nemen en deze op de ,aangegeven wijze

te besteden..
Wij wekken gaarne alle oud-leerlingen van Professor
Polak, zoowel van de Nederlandsche Economische Flooge-
school als van, andere instellingen, en voorts een ieder,
die met deze gedachte kan instemmén, o, een bedrag

voor dit sympathieke doel te bestemmen.

Ch. GLASZ

Hypotheekbanken –

en woningmarkt In , Nederland

Publicatie’No.
15
van het N.E. 1.

Prijs f
1
9
55*

(Prijs voor donateurs en leden . van het Nederlandsch
Economisch Instituut f1,10; te ‘bestellen bij hét
N.E.l.)

Uitgave: De Erven F. Bohn N.V. -‘ Haarlem

Verliesposten Voorkomend Systeem

bestaande uit 4 Diensten

1-let V.V.S. is een onmisbaar hulpmiddel hij het
– gezondhouden van uitstaande credieten. Aan-
vaardals onderdeel der debiteuren-administra
tie,
zal
het van groote practische waarde blijken

te zijn.

Onze V.V.S.-brochure wordt op aanvrage kosteloos toegezonden

Van der Graaf & Co,’s hureaux voor den handel N.V.

Amstelstraat 14-18, Amsterdam-C, Telefoon 38631 (6 lijnen)

Rij belangrijke industrieele werkgeversorganisatie, ge-
vestigd te Amsterdam, vaceert de functie van

secretaris

Sollicitanten dienen een academische opleiding le heb-
ben genoten (bij voorkeur in de economie), terwijl er-
varing
Op
het gebied der bedrijfsorganiaatie zeer tot
aanbeveling strekt. De nieuwe functionaris zal door
de huidige kunnen worden ingewerkt. Brieven te zen-
den onder no. 831 bureau van dit blad, postbus 42,
Schiedam.

Abonneert U op

DE ECONOMIST

Maandblad onder redactie van .Prof. P. Hennip-

man, Prof. P. B. Kreukniet, Th. Ligthart, Prof.

N. J. Polak, Prof. J. Tinbergen, Prof.
H. M.
H.

A. van der Valk, Prof. C. A. Vérrijn Stuart, Prof.

G. M. Verrijn Stuart, Prof. Mr. F. de Vries.

Abonnementsprijs
f
22,50; franco p. post
f
23,30;

voor studenten
f
19.—; franco per post
f
19.80.

Abonnementen worden aangenomen door den

boekhandel en door de Uitgevers

DE ERVEN F.BOHN TE HAARLEM

Annonces voor het volgend nummer

dienen uiterlijk Maandag 24 Februari a.s. In het bezit

te zijn van de administratie, Lange Haven 141, Schiedam

POSTZEGELS

Met gebruikte Nederlandsche en/of Buitenlandsche postzegels
kunt t) een dooi ziekte reeds sedert jaren aan het bed ge-
kluisterden jongeman een groot plezier doen. S.v.p. opsturen aan:
J. Cerfontuinc, Ziekenhuis Calvariënherg, Zaal 4, Maastricht.

Bij den Bedrijfsvoorlichtingsdienst van dc Ondervak-
groep ,,Consumptieijsbereiding”, waaraan diverse spe-
cialisten-medewerkers verbonden zijn, is plaats voor
een

administratieve kracht

goed stylist. Bij voorkeur economisch geschoold en
gevoel voor de techniek van het consumptieijsbedrijf
of in staat hiermede spoedig vertrouwd te raken.

Aanbiedingen, alleen schriftelijk, onder opgave van
verlangd salaris, tijdstip van indiensttreding en ver-
dere inlichtingen aan het bureau van de Ondervak-
group Consumptieijsbereiding, Keizersgracht 331 te
Amsterdam.

OP HET BUREAU VOOR DE SIGARENINDUSTRIE

Keizersgracht 4 te Eindhoven, kan geplaatst worden

een medewerker van het secretariaat

De werkzaamheden zullen bestaan in het verzamelen en
bewerken van statistische gegevens en’ het zelfstandig voe-
ren van correspondentie. Absolute vereischten zijn: goed stylist, eenige ondervinding op organisatorisch gebied en
belangstelling voor de ontwikkeling der sociale en eco-
nomische problemen. Godsdienst R. K. Salaris nader -over-
een te komen. – Sollicitaties uitsluitend schriftelijk met
zoo uitvoerig mogelijke gegevens, liefst met photo, aan
Keizersgracht 4, Eindhoven.

Directeur eener groote Reederij te Amsterdam zoekt

secretaris

voor algemeene assistentie bij werkzaamheden in di-
verse commissies, rapporten.opatelling, researchwerk

en het voeren van dagelijksche correspondentie. Bij
voorkeur wordt gevraagd jeugdig econoom of jurist

(ca. 30 jaar), goed stylist, de moderne talen in woord

en schrift beheerschend. Ook niet aan een universiteit

gestudeerdcn met voldoende ervaring, ruime algemeene
ontwikkeling en talenkennis, die vermeenen over de

vereischte capaciteiten te beschikken, kunnen sollici-
teeren. Brieven met uitvoerige inlichtingen en opgave

van verlangd salaris onder no. 1097, Adv. Bureau

Aelen NV., Heerengracht 570, Amsterdam.

Groote Bankinstelling zoekt voor haar Juridische
Afdeeling te Amsterdam een

meester in, de rechten

met eenige jaren juridische practijk. Brieven met uit-
voerige inlichtingen onder no. 2747 C.N. aan AcIv.
kantoor de Bussy, Rokin 62, Amsterdam C.

Bedrijfsgroep heeft plaats voor:

jongeman

voor statistisch werk. Vereischten: leeftijd tot 25 jaar,
H.B.S. of Gymn., statistisch onderlegd en ervaren. Br.
onder no. 835 bureau van dit blad, postbus 42,
Schiedam.

Annonces, waarvan de tekst
‘s
Maandags iii ons bezit is,
kunnen, plaatsruimte voorbehouden, in het nummer van

dezelfde week worden opgenomen.

Véle wegen

leiden naar Rome!

Eén is de beste – . . – Véle wegen Leiden

naar bestaanszekerhejd. Eén is de beste:

.het Vrije verzekeringsbedrijf, dat alle ver-

zekeringen, die U noodig heeft, sluit op

de voor U voordeeligste. manier. De ver-

zekeraar Uwer keuze voegt zich gaarne

naar Uw individueele behoeften.

Vlot, coulant èn.

goedkoop /

*.
Wijl: U meer weten over het vrije verzekeringjbedrjjf,
– ‘

vraag dan gratis brochure aan de Studiecommiijle
uit hei Verzekeringibedrijf, Sportiaan 90, Den Haag

EEN VRIJ VER1EKERINCS8EORIJF VOOR [EN VRIJ VOLK! –

DE TWENTSCHE BANK
N.V.

MAANDSTAAT OP 31 JANUARI 1947

Kas,

Kassiers

en
1
Kapitisl

……..
f

40.000.000,-
Daggcldlecningen
f

9.867.496,21
1
Reserve

…………
11.200.000,—
Ned.schatk.papier
,, 592.150.666,66
1
2.000.000,—
Ander

Overheids-
.

1
Dcposito’s op

ter-
‘.
papier
..
641
.
130,90
1
mijn

…………..

50.747.379,08
Wissels

………….
1.716.591,29
Crediteuren
610.297.267,94
Bankiers

in

Bin-
Kassiers

en

geno-

nen

en

Buiten!.,,
28.061.045,83 t
men

Daggeldieen
,,

6.467.213,99
Eff.

en

Syndicat.
,,

1.414.984,62
Geaccepteerd door
Prof.

en

Voorsch
1
Derden

……….
..

188.330,01
tegen

Effecten

..
13.230.104,13
1
Ovel.

Saldi


en

Debiteuren

….
…..
81.572.596,11

1
and,

rekeningen

.
.,,

19.760.752,18
Deelnemingen

(mci.
1
Res.

v.

verleende
Voorschotten)

……
8.506.327,45
Pcnsienen
1.067.961,26
Gebouwen

……
..3.500.000,-
Bel,

reserve

voor
verleende

pens……
&.067.961,26


f741.728.904,46
t
f
741.728.904,46

,
J
HOLLANDIA”

HOLLANDSCHE FABRIEK VAN MELK-

PRODUCTEN4 EN VOEDINGSMIDDELEN N.V

HOOFDKANTOOR TE

VLAARDINGEN

Uw toekomst is veilig

met een polis van
de

Algem. Friesche Levensverzekering-Mij

of de

Groot-Noordhollandsche

LEEUWARDEN
van 1845 AMSTERDAM

Bumaniahuis

– v.
Brienenhuis

VAN DIJK & Co.

EENDRACHTSWEG 11. — ROTTERDAM

Makelaars en Cominissionnairs in Effecten

Effectén – Coupons – Vermogensbeheer

Tefefoon 20845 – 21889 – 40631

Beurs Nis 6

Telefoon 24178 – ‘-

24378

‘VAN GEND & LOOS

expedieerf van huis lot huis

van dorp naar stad —’van land naar land

HAV BÂNK – SCHIEDAM

Levensverzekering en Lij/rente

Nederlandsch Indische ilandeishank, NYI.

Amsterdam – Rotterdam – ‘s-Gravenhage

Alle Bank- en Effectenzaken

.N.V..” LANKHORST

TOUWFABRJEKEN

SNEEK TEL. 3041 – 3042

SPJNNERIJ—TOUWSLAGERIJ SEDERT 1803

Alle correspondentie betreffende advertenties, gelieve U te richten aan Koninklijke Nederlandsche Boekdrukkerij H. ‘A. M. Roei ants,

Lange Haven 141, Schiedam (Tel. 69300 toestel 6)

Druk Roelants. Schiedam

Auteur