Ga direct naar de content

Jrg. 30, editie 1479

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 12 1945

00

*

0

0

0
0

0
0

_ SllSI

D’

I1LflN

0

0

00
0
0
4
0

0

0

30e JJ
/,:;)uJG
No.
1479

WOENSI)AG 12 SEPTErV:BER 1945

Ook in de jaren’

1940-1945

Koninklijke”

Nederl. Boekilrukkerij

II. A. Al. Roelauts

Schiedam

!JÎSpen
.rnr.Iiiig
culemborg
amsterdam
rotterdam

Naamt. Venn.

Hou
andsche

Belegging- en

Beheer-Mij.

Anno 1930
Heerengracht 320 – A’dam

Beoordeeling en Beheer
van vermogens, pensioen-
en spaarfondsen, belegde
reserves, effectenportefeuil-
les ten behoeve van onder-
nemingen, stichtingen, ver-
eenigingen, particulieren.

Commissai issen:
Prof. Ir. 1. P. de Vooys;
Drs. J. H. Gispen;
Mr. J. E. Scholtens.

Directk:
Gerlof Vcrwey;
Dr. F. Pit. Groeneveld;
A. C. Leeuwenburgh.

Zie voor deze rubriek ook
pag. 107

RAADGEVEND. BUREAU VOOR BEDRIJFSORGA
NISATIE, Ir. P. H. Bosboom en F. C. M. Hegener, Munt-
plein 6, Amsterdam, vraagt voor één van haar relaties in
N.-Holland

een administratieve kracht

bekend met de moderne bedrijfsadministratie. Sollicitaties
met uitvoerige inlichtingen te richten aan de afdeeling Per-
soneelbeheer.

Groote Bankinstelling voor den Landbouw in het Noorden
des lands vraagt terstond een
Juridisch Adviseur

voor het verrichten van juridische werkzaamheden voor de
Bank en de bij haar aangesloten landbouworganisaties.
Sollicitaties met uitvoerige inlichtingen onder no. 220
Bureau van dit blad, postbus 42, Schiedam.
Bij den Bon1 van Coöperatiev Zuivelverkoopvereenigin-
gen is vacant de betrekking van

Secretaris

Sollicitaties met uitvoerige inlichtingen te richten aan het
kantoor van den Bond, Willemstraat 26, Den Haag,
Op Bureau Vakgroep gevraagd
Econ. Drs.,

als Adjunct-Secretaris en Economisch Actviseur, tevens
Secretaris van één der Ondervakgroepen. Eenige jaren
practijk noodzakelijk. Brieven met uitvoerige gegevens en
opgave van verlangd salaris onder no. 221, Bureau van dit
,

blad, postbus 42, Schiedam.

Groot concern van Onroerende Goederen vraagt voor
haar bijkantoor te Rotterdam een

Directeur.

Vereischt wordt: Ruime algeméene ontwikkeling, grondige
kennis op het gebied van Onroerende Zaken en het Bouw-
wezen. Ervaring op het gebied van het Hypotheek- en
Assurantiewezen strekt tot aanbeveling.
Brieven met foto en uitvoerige inlichtingen omtrent ge-
noten opleiding, leeftijd, levensloop, vroegere en hudie
functies en met opgave van referenties en verlangd salaris
te richten onder no. 228, Bureau van dit blad, postbus 42,
Schiedam.

Metaalwarenfabriek in het Zuiden des land roept acade-
misch gevormde (ec. dri.) sollicitanten op naar dç betrek-
king van

Secretaris der Directie.

Gegadigdn, die bereid moeten zijn zich aan. een psycho-
technisch onderzoek te onderwerpen, dienen er rekening
mede te houden dat zij, na enkele jare inwerken, de difectie
zullen moeten kunnen vertegenwoordigen, c.q. vervangen.
Uitvoerige inlichtingen met pasfoto te richten onder no. 225
Bureau van dit blad, postbus 42, Schiedam.

Vrijwillig Filiaal Bedrijf zoekt voor haar hoofdkantoor

All-round leider.

Alleen zij, die ervaring hebben b’p dit terrein, komen in
aanmerking. Brieven met uitvoerige inlichtingen, liefst met
bijsluiting van een scherpe recente foto, te zenden onder no.
222, Bureau van dit blad, postbus 42, Schiedam.

Contact met personen of instanties op sociaal-; sociaal-
economisch of bedrijfsecon. gebied gezocht doof

Jur. en fisc. onderlegd Jongmensch,

2/3 cand. not. (ook prakt.). Belemmerd door eenz, rel, langs
çlezen weg. Uitst. referenties. Br. onder P 6 Alg. Adv. Bur.
Bourna E, Co., Heerengracht 226, Amsterdam-C.

R. MEES & ZOONEN
Ao.17O

BANKIERS EN ASSURANTIE-MAKELAARS

Rotterdam, Amsterdam (Ass.), ‘s-Graven.
hage, Delft, Schiedam, Vlaardingen

S

Behandeling van alle
Bankzaken

Bezorging van
alle Assurantiëfl

VOORDEELEN EENER BANKRELATIE

DUIDELIJK OVERZICHT
VAN DE REKENING
DOOR
DAGAFSCHRIFTEN

ROTTERDAMSCHE BÂNKVEPEENIGING

ROTTERDAM

AMSTERDAM

-‘

EERST.E NEDERLANDSCHE

Verzekering Mij. op het Leven en tegen Invaliditeit N.V.
Gevestigd te ‘s.Gravenhage

ADMINISTRATIIKANTOOR DORDRECHT- BELLEVUESTRAAT 2, TELEFOON 5346

Pers one eis-Pen sioenverzekering
verschaft directe fiscale besparing

eischrijving van
fbe-
kcmstlge tasten – blijvende sociale voldoening

Vraa
g
t U eens welgedocumenteerd advies aan ons
BUREAU VOOR COLLECTIEVE CONTRACTEN

in Hernieuwd Nederland

neemt de

Amsterdamsche Bank N.V.

haar taak in vollen omvang weder op

Haar diensten staan ook te Uwr beschikking

131 Bijkantoien en Zitdagen in Nederland

Alle corresondentie betreffende advertenties gelieve U te richten aan Koninklijke Ned’erlandsche Boekdrukkerij H. A. M. Roelants’

Lange Haven 141. Schiedam (Te!, 69300, toestel 6) – ‘.

A
ÉJTE
URSRECHT VOORBEHOUDEN

E

Berichten
“•

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL: NIJVERHEID, FINANCIËN E4 VERKEER

UITAVE VAN HET NEDERLANÖSCH ECONOMISCH INSTITUUT

30E
IAARGANG,

.

WOENSQAG 12 SEPTEMBER 1.945
I

Nd. 1479

r~

COMMISSIE VAN REDACTIE:

J. F. ten Doesschate; N. J. ‘Folak;
J. Tinbergen; H. M. H. A. van der Valk; F. de Vries;’
M. F. J. riool (Redacteur-Secretaris).

H. W. Lambers

Adjunct-Secretaris.

Abonnementen kunnen ingaan met elk’ nummer en slechts

worden beëindigd per uit imo van het kalenderjaar.

Donateurs en leden van het Nederlandch Economisch
Instituut ontvangen het blad gratis en genieten een reductie
op de verdere publicaties.
Adreswijzigin gen op te geven aan de administratie:

Adminitratie: Nieuye Binnenweg
175a, R
otterdam (C.).
Telefoon
38340.
Giro
8408.

-.

Aan geteekende stukken aan het Bijkantoor Museum park,
Rotterdam (C.).

Alle correspondentie betreffende advertenties te richten

aan de Fa. H. A. M. Roelants, Lange Haven
141,
Schiedarn. (Tel.
69300,
‘toestel 6).

INHOUD:

Blz.

Over de bepaling van ,,prioriteiten” door
Prof. Dr. J.

Tinbergen ……………………………….

96

Frisse lucht door
Prof. Dr. N. J. Polak ……….
98

Heeft het .Belgisch-Nederlandsch financieel accoord

kans op succes? door
B. J. de Leeuw …………
100

Arbeidsmarktpolitiek in verband met nood- en herstel-

plan door Ir. A. N. van Mill ……………….
101

Schadevergoeding aan natuurlijke personen door

S. Posthuma ……………………………
102

Aanteekeningen:

Het jaarverslag 1944 van

de Incasso-Bank N.V. .105

Britsch-Nederlandsche monetaiie-overeenkomst’..
io(

Geld- en kapitaalmarkt ……………………106

DEZER DAGEN

kon de redactie besluiten, de ,,Econmisch-Statistische
Berichten” wederom wekelijks te laten verschijnen, hoe-
wel in wat kleineren omvang. Om redactioneele ruimte te
winnen zal den omslag moeten vervallen. Voortaan kn’
de E.-S.B. dus slechts de naakte waarheid bieden.
Wij zullen dan tevens trachten op tijd te zijn. Niet
op tijd te zijn is trouwens een, hdpelijk tijdelijk, tijds-
verschijnsel. Zij, die verantwoordelijk waren voor het
thuisbrengen van den Gouverneur-Generaal, deden zelfs
vorstelijke personen wachten. En de voorbereiding van
de overgave van het circuleerend medium begint te gelijken
op de overgave van Japan. Elken dag een rescript, terwijl
iedereen zich afvraagt, wanneer het nu eigenlijk zal
gebeuren. Om de gelijkenis
,
te vergrooten, is thans be-
kend gemaakt, dat de datum van overgave tevoren zal

worden aangekondigd. Waarschijnlijk gaat de analogie niet zoo ver, dat het ook een overgave in termijnen zal worden,

hoewel iedereen begrijpelijkerwijs gaarne geffiakkelijke

betalingsvoorwaarden zou,, zien. Maar wij zullen

het
spoedig weten.

Zoo zeer is men aan het niet nakomen van af-

spraken gewend geraakt, dat een stipte nakoming

verbazing wekt. Uit onzë pers- van destijds hadden we
begrepen, dat President Roosevelt met de,,lend-lease act”
•had bedoeld: ,,Wij zullen éénen buidel hebben”. Reeds
Koning Salomo heeft tegenover een dergelijke uitnoodiging
tot voorzichtigheid gemaand. President
!fruman
heeft
deze waarschuwing bevâarheid; de promptheid, waarmee
hij de cônsequentie van het, einde van den oorlog trok,
heeft de bondgenooten een oogenblik. verbijsterd. Vooral
Groot-Brittannië heeft hij den schrik op het lijf gejaagd,
hetgeen te begrijpen is, als men ziet, dat dit land iekende
in het komende jaar ongeveer een milliar’d pond sterling

noodig te hebben voor noodzakelijke betalingen aan
Amerika, wanneer ,,lend-lease” ophield. Nader is echter
gebleken, dat President Truman niet alleen het oog op
den Ainerikaanschen Senaat heeft bij zijn redevoeriflgen,
doch ook de hand op het hart. In zijn kwartaalrapport
aan het congres van 80 Augustus suggereerde hij, dat ,,the
overwhelming portion” van de Amerikaansche bijdrage
ten bedrage van $ 42 milliard zou worden geschrapt.
Nederland is bij dit alles direct betrokken, mede door
het zoojuist met Engeland gesloten accoord, dat ons land
nauw aan het £ verbindt. De Nederlandsche guldên is vastgezet op f 10,691 in het pond, terwijl de Indische
gulden op f 7,60 blijft’ gehandhaafd.
j
Dit laatste kan
in elk geval eerfige verlichting beteekenen voor hen, die
naar Indië gaan, terwijl zij in Holland een gezin te onder-
houden hebben, en’ die kennis hebben genomen van het
krasse tarief, dat Luitenant Gouverneur-Generaal van

Mook in zijn eerste verordening, betreffende de inkomsten-
belasting, heeftr neergelegd.

Niet alleen wat betreft de verrekening van odrlogs-credieten is ,er nog onzekerheid. Met spanning wordt
gewacht op hét zeer noodigewerk van de UNRR4, wil
deze winter in vele deelen
van
Europa niet tot rarpspoed
leiden. Volgens. ,,The Econoriist” zou Mr. Lehman hebben
gezegd, dat, als de Amerikanen minder ijs aten en één
halve liter melk per hoofd per maand minder dronken,
de taak 9m. de moeders en baby’s van Europa te redden,
zou zijn opgelost. Bewonderenswaardig is dan ook de
houding van Canada, waar deze week opnieuw een vleesch-
rantsoeneeri1g werd ingevoerd, met het vooropgezette
doel voorraden vrij te maken voor hulpverleening aan
Europa.’
.
In elk geval kunnen we zelf beginnen met den weder-

opbouw. De vaderlijke overheid van Rotterdam heeft
zijn

vetmoeide burgerij verder ontheven van de plicht

feest te vieren door na 1 September straatfeesten te
verbieden. Een comité, dat prompt hierop de volgende
feestweek organiseerde, heeft deze met-veel inzicht op-bouwweek genoemd. Zoo komen we er ,wel.

96

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 ‘September
1945

OVER DE BEPALING VAN ,,PRI0RITEITEN”,
Het wederopbouwproces.

Het woord ,,prioriteit” is bezig een modewoord te wor-

den. Het Engelse regeringsprogram sjreekt van woning-
bouw als ,,priority No. 1″; meer dan één commissie in

ons land heeft tot taak prioriteitskwesties te regelen. In

verband met het grote belang, dat de met dit woord aan-
geduide vraagstukken bij de wederopbouw van ons land

zullen moeten hebben, is het gewenst, dat daarover zoveel
mogelijk klaarheid bestaat en dat zoveel mogelijk deskun-

digen er hun licht over laten schijnen. Om dit laatste uit

te lokken, wordt in het onderstaande gepoogd het terrein
te verkennen en enige practische voorstellen tot bepaling’
van ,,prioriteiten” te formuleren.

Als uitgangspunt moge worden gekozen een beschouwing

over het doel van het wederopbouwproces. Als elk econo-

misch proces heeft dit tot doel de bevrediging van de be-

hoeften der Nederlandse bevolking op de best denkbare

wijze. Het bijzôndere – en daarmee ook moeilijke – van

het wederopbouwproces is, in vergelijking tot de gewoon-

lijk in de economische wetenschap behandelde statische
processen, dat het hierbij gaat om een essentiëel dynamisch

proces. Daarmee bedoel ik,’.4at bij voorbaat vaststaat, dat grootte en samenstelling der’.productie zich gedurende de

wederopbouwperiode zullen wijzigen en dat aanpassing

van de door de oorlog geraduceercie kapitaalgoederenvoor-

raad aan de met ons kunnen en de in de buitenwereld aan-

wezige voorraden overeenkomende, moet plaats hebben. Dit aanpassingsproces moet aldus geschieden, dat de be-

hoeftenbevrediging van het Nederlandse volk, gezien over

het geheel der periode, een optimale is. Dit klinkt misschien
indrukwekkend, maar is zonder nadere toelichting verre
yan duidelijk en zonder nadere uitwerking practisch on-

bruikbaar. Nu is het hier de plaats niet, om op de vragen

van theoretische aard, die rijzen, diep in te gaan. Die vra-
gen zijn elders behandeld en daarheen moge worden ver-
wezen
1).
Als practische oplossing van de vraag, hoe ,,de

behoeftenbevrediging van ons volk als geheel” het beste
kan gschieden, poneer ik daarom maar aanstonds, dat de
beste bevrediging die is, die door de meerderheid van een

tot oordelen bevoegde groep vertegenwoordigers van het
volk,’ als zodanig wordt aanvaard. In concreto dus de meer-
•derheid
van
de Ministerraad, van de Raad van State, van
het parlement of van een’aantgl technische deskundigen
– al naar de aard der problemen; soms ook wellicht de
meerderheid van de persorganen.

De aard van de keuze, die voor ons ligt, ten aanzien van
de wijze, waarop de. bshoeftenbvrediging kan worden bereikt, wordt het duidelijkst, als wij enkele der voor-naamste alternatieveii opsommen, die daarbij gevolgd
kunneh worden. Keuze van de medewerkenden: wie zullen vrijwillig
of onvrijwillig niet meewerken2 Zullen er werklozen moe-
ten of mogen zijn; zullen er veel vrouwen in het bedrijfs-

leven meewerken; zullen er veel jongere en oudere personen
meeweken?

Keuze van de werktijd: acht uur perdag, korter of
langer?

Keuze van de productiemethode: hoeveel kapitaal-
goederen per arbeider, in’ verschillende (edrijfstakken?
Keuze van debuitenlandse credietverlening: moeten
wij proberen veel te lenen – waardoor wij later veel zullen
moeten terugbetalen – of weinig; zijn er soms grenzen
gesteld aan wat wij moeten lenen, omdat wij anders later

in de onmogelijkheid zullen zijn, rente en aflossing te be-
talen?
Keuze van het prijsniveau, het loonniveau, e.d.
Keuze van de besteding onzer inkomens:, veel of

weinig sparen; dat wil dus zeggen een snelle of een lang-
zame wederopbouw.

‘) Schrijver dezes heeft gepoogd ze kort samen te vatten in
hoofdstuk
12
van zijn, zo juist veschenen, werk: ,,De les van dertig
jaar” (Elsevier
1944). –

Keuze van de volgorde van de wederopbuw en het
herstel: wat eerst, wat dan?

De lijst dezer vragen kan verder worden uitgebreid. Hoe

nauwkeuriger men het, proces beziet, des te meer vragen

vindt men, waarvoor een keuze moet wôrden gedaan.

Het is voor ons doel niet nodig, daarvan vexdere voorbeel-

den te geven. Zij liggen trouwens voor het opscheppen.

Voor het ogenblik willen wij in ‘t bijzonder aandacht vra-

gen voor de twee laatste vragen in onze reeks. Deze

kunnen worden aangeduid als de vraag naar het tempo

van de wederopbouw en die naar de volgorde. In eerste
instantie zijn tempo en volgorde van elkaar onafhankelijk.
Men kan in dezelfde volgorde werken en niettemin de ene

maal in tien, de andere maal in vijf jaren klaar zijn. De
vraag naar de zgn. prioriteiten is naar ‘zijn aard een vraag

van volgorde. Tempokwesti,es kunnen daarbij in eerste

aanleg buiten beschouwing blijven. Daarmee is d& plaats

van onze problemen bepaald. Wij zullen ons nu verder
daarop concentreren.

Een enkele opmerking nog over het woord ,,prioriteit”.
Het is geen erg gemakkelijk woord. Wat ,,de prioriteit”

heeft, moet het eerst geschieden. Is dat eenmaal gebeurd,

dan heeft weer iets anders ,,de prioriteit”. Iets dergelijks geldt voor het woord urgentie, ofschoon dit woord reeds

iets geschikter is; men kan graden van urgentie onderschei-

den. De meest urgente zaken moeten het eerst, minder

urgente zaken daarna worden afgewikkeld. Doelmatiger
is het, naar onze smaak,te spreken over de volgorde waar-

in de wederopbouw, de productie in ‘t algemeen, de invoer

enz. moet worden aangevat. De vraag, die wij dus nader
willen gaan bezien is: wat bepaalt de volgorde van de

wederopbouw, van het herstel der productie, enz.

VerzorgingsniQeau’s.

Het is duidelijk, dat het eerst moet geschieden wat het
meest dringend is. Dit begrip krijgt practisch bruikbare

inhoud, wanneer wij het begrip ,,verzorgingsniveau” in-voeren. •Een gezin, en onder bepaalde voorwaarden ook
een gehele bevolking, kan zich bevinden op een lager of

een t)oper verzorgingsniveau. Men kan zich een reeks op-
eenvolgende niveau’s denken, geplaatst in de volgorde

van de daarmee corresponderende bevrediging, en deze

nummeren: 1, II, III enz. Wanneer men een gezin een be-
paald inkomen toekent, dan zal dat gezin bij dat gegeven
inkomen een bepaald ,,goederenpakket” (in de ruimste
zin) kopen; wordt het inkomen hoger, dan een ander
pakket. Ieder dezer pakketten vertoont een zekere bas’-
monie; een’ zekere onderlinge verhouding tussen de ver-
schillende goederen en diensten. Voor complementaire

goederen geldt dit zeer rigoüreus iemand zonder scheer$
mes begeert geen scheerkwast. Doch ook voor andere
goederen en diensten geldt het binnen zekere grenzen. Wie
niet te eten heeft, interesseert zich niet voor een tweede
overjas; wie geen jas heeft zal, alvorens zich te overeten,

ijn vraag richten op textiel. Op de uitzonderingen op deze
iegel komen wij terug. Met de verschillende verzorgings-
niveau’s corresponderen – dus harmonisch samengestelde
goederenpakketten, die we ook kunnen nummeren 1, II
enz. De samenstelling wordt anders, naarmate de welvaart
hoger wordt. Op eén laag niveau is er reeds evenveel brood
in begrepen als op veel hogere niveau’s; doch minder
groente en minder kleding.

De kern van het vraagstuk der volgorde is opgelost door
te stellen, dat het eerst moeten worden verkregen de goe-
derenvan pakket 1; vervolgens de goederen, die in pakket
II aanwezig zijn boven die in pakket 1; dan hetgeen III

meer bevat dan II, enz. Daarmee zijn voor de consumptie
de urgentieklassen T, II, III, enz. gedef.inieerd. Reeds dade-
lijk blijkt daaruit, dat men niet kan zeggen, dat een ‘be-
paalde goederensoort in een b’hpaalde urgentieklsse

thuis b,hoort. Het probleem is een quantitatief probleem:
een bepaalde hoeveelheid van een soort behoort in klasse
T, een bepaalde hoeveelheid in klasse II, erz. In klase
1

12 September 1945

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

97

O
F
I

behoort misschien alle brood; maar de helft van de textiél-

productie, die in een norniaal jaar werd verbruikt.

Lopende productie en aanoulling Qan voorraden; uiwoer.

Tot een bepaalde urgentieklasse, aldus gezin, behoort,

nu niet alleen de productie der lopend noodzakelijke goe-

deren :ton brood, y ton zeep, enz., doch tevens de aan-

vulling der voor het genieten daarvan noodzakelijke voor-

raden. Deze voorraden bestaan uit:

voorraden grondstoffen
en
halffabrikaten,
nodig om

de productieve machine te laten lopen op het toerental,.

dat met niveau 1 correspondeert;

voorraden
duurzame kap itaalgoederen,
die daartoe
nodig zijn; en –

voorraden
afgecverkte consumptie1oederen,
correspon-

derend met de ,,dienstenstroom” -van die goederen, opge-

nomen in niveau 1.
De onder
a.
en
b.
genoemde goederen zij.n onderwerp
van de wederopbouw in de eigenlijke zin, de;onder
c.
ge-
noemde van alle ,,relief” aan geteisterde gebieden en van

de algemene aanvulling van de verbruiksvoorraad; in ‘t
bijzonder aan txtielgoederen,. schoeisel en sommige vor-

men van huisraad en – laat not least – van woningen.

Het is een kwestie van smaak, of men deze hij
b.
of
c.

wil indelen, doch tot de hier bedoelde ,,voorraden” moeten
ook gerekend worden de gebouwen voor culturele en
sociale doeleinden, voor de uitoefening van de openbare
dienst en alleonderdelen van het vaste vrkeersapparaat,

behorende hij een bepaald verzorgingsniveau.
Bij een gegeven niveau 1 béhQort eveneens een zekere
hoeveelheid invoer van allerlei goederen en dienste’n.. Deze
invoer zal, in beinsel, door uitvoer moeten worden be-
taald. Van dezelfde urgentieklasse, als de bij niveau 1
behorende reeds genoemde goederen, zijn dan ook de uit-
voergoederen, nodig voor het betalen van dezeinvoer.
Naar waarde worden deze gegeven door de waarde van de
noodzakelijke invoergoederen. Naar soort worden zij be-
paald door de ,,deviezen-efficiëncy”, die hen kenmerkt
De beschikbare ressourCeS zullen het eerst moeten worden

aangewend in die exportindustrieën, die, per eenheid op
;

geofferde productiefactoren, de meeste buitenlandse be-

taalmiddelen beloven op’ te leveren. –

Vaststelling der ,,pakketten”.

Hoe kan de bovenstaande gedachtengang nu omgezet
worden in practisch hanteerbare richtlijnen? Alvorens Wij
daaromtrent voorstellen formuleren, een enkele algemene
opmerking. Meei’dan een benadering zal men nooit kuîsen

bereiken. Een zekere mate van sne1hid is hier boveiien
meer waard dan volkomen onaanvechtbaarheid. Dit is
geen wetenschappelijk vraagstuk alleen, het is ook een
kwestie van doen en van ,,rnaking the best of it”. Daarbij komt nog, dat binnen zekere grenzen alle producten wel-
kom zijn in tijden van schaarste, waardoor in den beginne
afwijkingen van het ideale program niet al te tragisch
behoeven te worden genomen. Tenslotte komt er nog bij,
dat een subjectief element – men denke aan het cultu-
rele element bijv.

t

niet kan worden gemist. Men zie
het onderstaande in’ het licht van deze beginselen.
• Uitgangspunt voor een’ practische ‘bepaling der ver-schillende pakketten kan onzes inziens het best zijn de
budgetstatistiek.
Deze toch vertoont ons de hoeveelheden
goedren en diensten, die hij verschillènd welstandsniveau
worden verbruikt. Deze statistiek doet zien, op welke
Wijze het gemkjdelde Nederlandse gezin zijn verbruik
verdeelt over de goederensoorten, indien zijn welstand
langzaam toeneemt. Er moeten ongetwijfeld correcties worden aangebracht; een deel daarvan is practisch uit-,
voerbaar door vergelijkingen met andere consumptie-
statistieken. Zo kan men corrigeren voor het feit, dat ‘er
onder de onderzochte gezinnen minder rokers zijn dan in
het Nederlandse volk als geheel; men kan corrigeren voor
een veranderde samenstelling der gezinnen, enz.’ Levert

ons de bucgetstatistiek de gegevens over de stroori van

goederen en diensten, daarnaast leveren enkele inventaris-
onderzoekingen ons een denkbeeld over wat bij’elke stroom

het normale bezit aan duurzame goederen is, daarbij be-
horend. Een groot aantal verdere statistische gegevens

karl ons – in eerste ruwe benadering – inlichten omtrent

de noodzakelijke productiemiddelen en voorraden. Hier
zal echter reeds veel voorlichting van deskundigen uit af-

zonderlijke bedrijfstakken moeten worden gebruikt, naast
de algemeene statistische gegevens. Hetzelfde geldt, voor

de bij elk niveau behorende ,,insta]Jaties” voor het verkeer,

voor het uitoefenen van de overheidstaak en van culturele
en sociale functies. Bij het

vaststellen daarvan zal veel
ruimte zijn voor de scheppende fantd.sie van den ingenieur,

den bestuursdeskundige en vele andere specialisten. Een
grondslag kan worden gegeven, – vooral voor een zekere

financiële omraming – van reeds bestaande gegevens.
Doch hier zal minder dan in de sfeer der gewone consump-
tiegoederen resultaat kunnen worden verkregen door
alleen m’tar te rekenen.
In beginsel stelleri wij ons echter ‘voor, dat op grond
der bovengenoemde gegevens, ‘een reeds Vrij concrete be-
schrijving, in cijfers, kan worden verkreg
.
en van de voor
bepaalde verzorginigsniveau’s nodige goederen; zeggen wij,

om de gedachten te bepalen,’ van niveau’s behorende bij
een gemiddeld gezinsinkomen van – in de koopkracht

van 1938 —f1400, f1600, f1800, enz. In,1938 was het
gemiddelde gezinsinkomen te stellen op ongeveer f 2200.—;

als voorlopig einddoel van de wederopbouw kunnen wij stellen- het wederom bereiken ‘van deze wefstand. In de
urgentieklasse 1 kunnen wij ons nu geplaatst denken élle –

productie, wederopbouw, invoer, enz. nodig voor het niveaü
van.f 1400; in klasse II de productie nodig om het niveau
te verhogen tot dat van f 1600, enz. Wederopbouwwerk-zaamheden en invoerbehoeften, die met klasse II corres-
ponderen zullen moeten worden achtergesteld bij overeen-

komstige behoeften behorende tcit klasse 1, enz. –
Tot klasse 1 behoen vele goederen nodig voor gezinnen,
die alles verloren hebben; voor jonggehuwden, die zich nog
niet hebben kunnen inrichten. Behalve met in gezinnen

levende personen moet uiteraard rekening gehouden wor-
den met niet in gezinnen levendè personen. Ook moet
rekening gehouden worden met het feit, dat in werkelijk-
heid niet één inkomensniveau, doch verschille’nde naast
elkaar moeten voorkomen. Wij gaan op al deze zakèn
niet verder in, om de aandacht van de hoofdzaken niet af
te leiden.

Kap itaalschaarste.

Het bepalen der pakketten uit de budetstatistiek is in
zeker één opzicht principieel onjuist. De levenswijze, be-
horende bij een inkomen vn bijv. f 1400.—is daarin afge-
beeld voor een systeem van prijzen, zoals het toenmlals
was. Het tegenwoordie prijzensysteem is anders. Wij be-
doelen niet, dat de prijzen nu hoger zijn. Voorzover zij alle
evenredig hoger. zijn, is er geen moeilijkheid. Wij bedoelen
echter vooral, dat er wijzigingen in de verhoudingen moeten
worden gebracht, wil mh de huidige aanbodsverhoudingen tot uitdrukking brengen.. Verreweg het belangrijkste voor-
beeld hiervan is dat, naar voren gebracht door Mr. J. G.
Koopmans in een recent artikel in dit tijdschrift
2).
Er
is op ‘t ogenblik een grote schaarste aan kapitaal. Dien-
overeenkomstig – moeten ,,kapitaalintensieve” goederen
relatief minder worden benut dah ,arbeidsintensieve”.
De samenstelling van pakket 1, behorende bij bijv. een
inkomen van f 1400.—, zal, afgelezen uit de budgetstatis-
tiek, relatief meer woonruimte te zien geven dan de. aan
de huidige omstandigheden aangepaste samenstelling. De
reeks van niveau’s, die wij’ ons voorstellen te passeren
gedurende de wederopbouwperiode zal, zij het in afnemende
mate, deze sporen van kapitaalarmoede – moeten dragen.

‘) J. G. Koopmans,
,,Kabiaa1schaarsc1ite
en- wederopbouw” in
,,E.-S. B.” van 18 Juli en 1 Augustus
1945.

98

/

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 September 1945

1

Even;o zal de productiewijze ‘Voor een’aantal goederen
daarvan de sporen moeten dragen. Er zullen in de weverij

wellicht minder getouwen door één wever moeten worden
bediend. Wij zullen kleinere voorraden moeten aanhouden,

in noodwoningen moeten wonen, hulpbruggen moeten

slaan en autobussen in plaats van trams moeten laten rij-

den. De bij niveau 1 behorende productie van veel kapitaal
vereisende goederen, zal daarom geringer moeten zijn dan

uit ons eerste recept zou volgen. Wij zullen het kapitaal-

goederentekort geleidelijk moetèn inhalen en• eerst tegen

het bereiken van het niveau van f 2200.— dit tekort onge-

veer kunnen hebben ingehaald.

Dynamische complicaties.

De redeneringen in het bovenstaande gevolgd en de

daarop gebaseerde richtlijnen voor het bepalen van de

urgentieklassn moeten in yele andere opzichten aan de

werkelijkheid worden aangepast. In algemene
zin
zal dat

practisch steeds zo kunnen worden bereikt, dat men zich

nooit alleen laat leiden door wat becijferingen uitwijze.

In elk orgaan, dat bij de uitvoering wordt ingeschakeld, zal

de kritiek van het gezonde verstand moeten kunnen worden

gehoord. Enkele belangrijke afwijkingen van het boven-

staande ontleneh hun betekenis aan de omstandigheid,

dat het wederopbouwproces een betrekkelijk snel proces

I
zijn, waardoor binnen vijf a tien jaar toestanden van

aanmerkelijk uiteenlopende welvaart en kapitaalschaarste

elkaar zullen opvolgen. Dit heeft al dadelijk gevolgen voor

bijv. ondeelbare goederen met een lange leensdçur,
bijv. een

brug. Men kan niet eerst een ‘brug voor een verkeer van

70 % v’an normaal bouwen en er,later eeii stuk aanzetten

voor de minder urgente 30 %. Hij zal als eenheid direct
moeten worden gebouwd. Wel zal men misschien enkele,
verwoeste secundaire wegen en bruggen voorlopig geheel

ongebruikt laten. Men zal een electrische centrale, die er

‘nog staat in bedrijf brengen, ook al is hij te groot voor
de lagere activiteit der beginperiode.. Misschien kan men

zolang ‘een kleine centrale in de buurt bnopgebouwd laten.

Afgezien van de kwestie van noodwoningen – ‘waar-
over de deskundigen zich nog verder zullen moeten laten

horen— kan men niet eerst voor heel Nederland vierkamer-

en daarna vijfkamerwoninge,ri bouwen. Maar wel kan men

st vierkâmerwoningen voor de grotere gezinnen bouwen,
terwijl de kleinere gezinnen nog samenwonen en daarna
vijfkamerwoningen zetten, waarheen de grotere gezinnen

dan kunnen verhuizen.
• Ook in ander opzicht zal men reeds nu moeten zorgen
voor de tpekomst, dié op een hoger peil ligt. Zou men zich

tlans beperken tot de uitvoer,nodig voor het vooide eerste

tijd te verwachteii lage welstandsniveau en afzemarkten voor, later daardoor ioorgoed kunnen verliezen, dan zou
men verkeerd handelen. De uitvoer kan dus reeds thans
over de gehele linie als urgent beschouwd worden, of al-
thans voor een groter deel dan in het voorgaande besloten

lag.
Het wedei’opbouwproces zal voorts een’zekere geleide-
lijkheid moeten hebben. Het is niet goed wanneer er in

enkele jaren ,bijv. een buitengewoon hoge bouwbedrijvig-
heid zou zijn en daarna een plotselinge terügval tot een

veel lager peil. De veranderingen moeten zijn aangepast

aan de mogelijkhe4en tot scholing en herscholing.

Regionale oeschillen als gevolg oan onoolkomen mobiliteit.

Evenzo worden aan het proces eisen gesteld door de
moeilijkheden verbonden aan de ruimtelijke .verplatsing
van arbeiders en kapitaal. Het is duidelijk, dat de meest

geteisterde streken in den beginne een veel grotere productie

vergen dan
deanclere. Voor producten,die zich gemakkelijk
laten verplaatsen is dat geen moeilijkheid. Anders staat
het met gebouwen. Deze moeten ter plaatse worden ge-
produceerd. Daartoe is aanvoer van arbeiders nodig.

Zij

zullen ‘in die streken echter veelal niet kunnen ‘vionen.
Behalve voor jonge mensen zal men hun de onaangenaanii-

heden van een barakkenleven niet willen opleggen. Zij

zullen per spoor of autobus moeten worden vervoerd;

maar over niet al te lange afstanden. Zo zal het onvermij-
delijk zijn, dat de herbouw van deze streken niet zb snel

gaat als men op grond van het voorgaande zou berékenen.

Ook in dit opzicht zal men dus van de theoretisch bereken-

de urgentieschema’s moeten afwijken

Bij deze uiteenzettingen willen wij het in eerste aanleg

laten .Al naar maté de voorbereidingen tot de wederopbouw

v.order&n, zullen zich ‘de concrete problemen scherper af
;

tekenen en zal er aanleiding zijn, sommige hunner afzon-

derlijk te beschouwen. Om de hier gegeven principes als

uitgangspunt zal zich echter reeds een discussie’kunnen

groeperen,die van nut kan zijn voor de werkzaamheden in

een later stadium. Zoals gezegd, is het naastbij liggende

doel van dit artikel de opwekking tot een zodanige dis-

cussie.
J.T.

FRISSE LUCHT.

I’een, deze titel is niet ovei’drachtelijk bedoeld. ‘Dan
zou er frisse wind hebben gestaan. Het is niet onze be-

doeling te cônstateren, dat er een frisse wind waait over

een aantal sectoren van de samenleving, noch ook om het

verlangen te uiten, dat ook andere sectoren door zulk
een frisse wind ,,zullen worden gezuiverd en geactiveerd.

Het onderwerp van dit artikel is frisse lucht als artikel

van noodzakelijk levensonderhoud.

Is lucht een artikel, hetwelk in een economisch tijdschrift
belangstelling vindt? In vele leerboeken vbor de economie
is lucht juist het voorbeeld bij uitstek van het niet-econo-

mische goed, in zo overvloedige mate beschikbaar, dat

het grensnut nihil is. Lucht is daardoor geen voorwerp

van rtiilverkeer, er wordt voor de verkrijging ervan geen
offer gebracht,’ het genot ervan is niet alternatief met

ander genot, kortom, lucht vormt geen object van econo-

misch handelen. Zou dat anders worden, als het woordje

fris er als versierend, maar overbodig .djectief aan wordt

toegevoegd?
Inderdaad verandert dat kleine woordje de gehele

situatie. Het is ook geen epitheton ornans, althans niet voor den stedeling. In de stad toch is de lucht – en zijn
de luchtjes – wellicht in voldoende mate aanwezig, de

frisse lucht is er schaars. Ze is er altijd enigermate schaars
geweest, maar ze is in de afgelopen winter veel schaarser

geworden na de achtereenvolgende aanvalfn, op de straat-
en parkbomeni gedaaii, eerst ,door de Duitse bevelhebbers,

die hinderpalen tegen luchtlandingen
.
oprichtten, daarna

door stakkers, die hun kachel moesten stoken. Met het
verdwijnen van een groot gedeelte van het stadsgroen
werd de frisse lucht in de stad schaarser ‘en schaarser.
Ze is er geworden tot een noodzakelijke levensbehoefte,

in zo schaarse mate aanwezig,’ dat men offers over heeft
voor de verwerving ervan.
Re&is vÔÔr deze oorlog zocht de stedeling recreatie
in de frisse lucht. Hij bracht daârvoor tweëerlei offer:
hij getroostte zich de moeite en de kosten van reizen

naar en verblijven in een buitenplaats en hij droeg, in
de vorm van belasting, bij in aanleg en onderhoud van

plantsoenen, pnirken en stadsbossen. De lange rijen fietsers, die op Zaterdagmiddag en Zon-
dagochtend de steden verlieten in de richting van de
zee of van bosrijke buitengemeenten, de overvolle treinen

en reiswagens in de zomer en op Zon- en feestdagen in
het voorjaar, de talrijke buitenhuizen, van hutjes en

schuurtjes tot landhuizen en kastelen, ze tonen alle de

behoefte van dentedeling aan frisse lucht. Deze behoefte
is thans des te groter, naarmate de steden van haar eigen
groen zijn beroofd. En deze behoefte is geen weeldever-

langen, maar een noodzakelijk levenselement: gezondheid.
De bevrediging van deze behoefte zal ‘echter in ons land

12 September 1945

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

99

moeilijker zijn dan v66r de oorlog, toen de behoefte,

gezien de ruimare voorziening met groen in de steden zelf,

niet zo neep

Zelfs, als wij een ogenblik aannemen, dat de recreatie-

oorden van ons eigen land niet aan capaciteit hebben

ingeboet, is de vergrôting van de behoefte aan opfrissing

al bedenkelijk. Immers, als het in een verpozingsoord

te vol wordt, vindt men er geen verpozing meer. En het
was op menig punt reeds te vol. Daar komt bij, dat de

duizenden, die vÔér de oorlog hun rust en ontspanning

veelal
fi
het buitenland zochten en daartoe thans geen

valuta rijgen toegewezen, de vraag op de binnenlandse
markt komen versterken, Ons dichtbevolkte land telt
betrekkelijk weinig oorden van recreatie en zeer veel
mensen en kinderen, die de verpozing niet slechts begeren,

maar er behoefte aan hebben. Dat die behoefte bevredigd

wordt is niet slechts een veraangenarning van hun leven,

het is een sociale noodzaak, opdat de volksgezondheid,
de vQlkskracht, het menselijk productievermogen in stand

worden gehouden.

Wij hebben zoëven aangenomen, dat de recreatieoorden
‘in Nederland niet aan capaciteit zouden hebben ingeboet.

helaas strookt deze hypothese geenszins met de werkelijk-

heid. Aan de kust, aan de Veluwezoom, in de Achterhoek,
in Zeeland, in Zuid-Limburg en wellicht op nog tal van
andere plaatsen hebben oorlogsgeweld en bezettingswille-
keur danig huisgehouden. De natuur moge door haar over-

vloedige reserven nog veel verfrissing kunnen bieden, de

behuizingscapaciteit is zwaar geteisterd. Hotels en huizen,
vernield of leeggeplunderd, zijn vooralsnog niet in staat, den rustbehoevende behoorlijk onderdak te verschaffen.
Het surrogaat, materiaal voor tenten en slaapzakken, is
nog niet te koop. Zou er sprake kunnen zijn van recreatie

bij strand en bos, als men zijn nachtrust ervoor moet

inboeten?

Is er in Nederland tekort aan capaciteit, in Duitsland
is er vermoedelijk een overschôt. Duitsland was veel meer
t6ëstenland dan Nederland, het heeft vele en velerlei

reatiegebieden, sommige met weidse hotelacconmodatie.

De
ii?iternationale
toeristeiiischaren zoeken niet hij voor-
keur het Duitse gebied, de Duitsers zelve hebben voorlopig
andere zorgen dan zomerreizen. In Duitsland zijn dus
goed geoutilleerde recreatiegebieden beschikbaar. Het ligt
voor de hand, in de dringende behoeften van de Neder-

landse bevolking te voorzien door het daarvoor geschikte
Duitse apparaat ter dispositie te stellen. De Ideale vorm

van afbetaling op de schadevergoeding is het beschikbaar
stellen van iets, dat de schuldeiser broodnodig heeft en
de schuldenaar overvloedig bezit.

Moeten de Nedelanders dan in het door Amerikanen en
Engelsen geschuwde Duitsland hun verstrooiing zoeken

in Duitse hotels, bediend door Duits perspneel, opgevrolijkt
door Duitse musici, tonelisten en cabaretiers en op deze
wijze niets dan Duitse ,,cultuur” inademend, tegelijk met
1

de frisse lucht, die zij behoefden? Geenszins. Men kan Ne-
derland het recht verlenen, gedurende vijfentwintig of
dertig jaar enige enclaves Duits natuurschoon te beheren

en te exploiteren. Die enclaves worden dan voor een aantal
jaren als het ware geannexeerd, maar de annexatie is van
tijdelijke aard. De hotels, schouwburgen, natuurmonu-
menten e.d. zijn gedurende de exploitatietijd ter beschik-

king van de Staat der Nederlanden, die ze verpacht, bij
voorkeur aan Nederlandse expJoitanten. Dezevoeren hun
bedrijven aldaar met Nederlands personeel. Ook de winkels,
verhuurgarages, reparatie-inrichtingen, enz. worden zoveel
mogelijk aan Nederlandse gegadigden uitgegeven. Daar,
waai de door de natuur voorgeschreven techniek geen on-
overkomelijke moeilijkheden baart.; kan ook het boerenbe-
drijf,da%de toeristen van levensmiddelen moet voorzien,
door Nederlanders worden uitgoefend. Zodoende wordt
voor hçt Nederlandse volk de mogelijkheid geopend, frisse
lucht en recreatie te vinden zonder te grote ophoping op

‘enkele plaatsen en zonder valutamoeilijkheden; zodoende

vinden de Nederlandse nijveren uit de sfeer van Horeca en
tal van Nederlandse artisten, boeren en kooplieden lonend

emplooi. Met vermijding van sommige bezwaren, die aan

annexatie van grote landbouwgebiedeti zijn verbonden,

worden op deze wijze, op bescheiden schaal, overeenkorri-

stige baten verkregen.

Vraagt men naar gebieden, welke voor dit regiem in

aanmerking komen? Men kan een keur van gebieden vin-

de, elk wat wils. Voor liefhebbersvan de zee zijn er Duitse

WaddeTTlaen, voor hen, die heuvelland verkiezen, zijn

er de Lüneburgerheide en het Sauerland, voor toerisme in
laag bjjnd het Teutoburger Woud, Thüringen, de
Taunus, het Zevengebergte en de Eifel (de laatste twee,
wellicht te zeerbeschdigd om te voldoen), voor klimmers

in middel- of hooggebergte resp. het Zwarte Woud en de

Beierse Alpen. Voor hen, die werelds verkeer zoeken, zijn

er Wiesbaden en Baden Baden. Uit al die gebieden zal
wel een keuze te maken zijn.

Wie weet, of één of meer van deze gebieden, onder
Nederlands regiem gebracht, niet zÔ in trek geraken bij

buitenlandse toeristen, dat zij uitgroeien tot internationale
centra, welke voor de daarheen reizende Nederlanders

culturele voordelen en voor de valuta-arme Nederlandse
,samenleving materiele baten opleveren!

De frisse lucht, op deze wijze beschikbaar komend, zal

menig Nederlander slechts een enkel weekje per jaar kun-

nen inademen. De enclaves liggen te ver voor dag- of week-
eindreisjes, zij zijn enkel voor vacanties geschikt. Al zullen spoorwegen en reiswagenexploitanten, reisbureaux en reis-
verenigingen zich beijveren, het vervoer zo snel mogelijk
te doen plaatsvinden, er is en blijft zoveel tijd voor nodig,
dat een verblijf van ten minste enige dagen achtereen
noodzakelijk zal zijn.

Wil men den stedeling voldoende frisse lucht bieden, dan
zal men hem ook gelegenheid moeten geven, die dichtbij
of in zijn eigen stad in te ademen. Die gelegenheid kan men bieden in die steden, welke zwaar hebben geleden

van het oorlogsgeweld. In Rotterdam mde eerste plaats,
maar ook in verscheidene andere steden is een groot stuk
van de bebouwde kom verwoest. Wanneer men de grond
aldaar geheel of ten dele bestemt voor parkaanleg, dan heft
men het gebrek aan frisse lucht, dat door de toenemende

huizenagglomeratie is ontstaan, goeddeels op. De aanleg
van parken en bossen aan de buitenste grenzen der be-

bouwing was in de afgelopen decennia een noodoplossing:
aanleg binnen de kom was te kostbaar, wegens de aanwe-
zige panden, die men daarvoor zou moeten slopen. The
Commons in de New England steden, het Stadtpark te

Wenen, Hyde Park en Kensington Gardens te Londen en
•Centrah Park te New-York bewijzen duidelijk de betekenis
van ruime plekken groen middeflin de bebouwing der ste-
dnn. In Rotterdam zou een park, begrensd door het Oost-
plein, de Goudsche Singeh, de Meent, de Delftse Vaart, de
Blaak en de Nieuwe Haven, met de ruïne van de Sint
Laurens als (excentrisch) pièce de milieu en de molen, als
sluitstuk van een speelweide aan de Oostelijke punt, een
weldaad voor de stad zijn. De kosten? Sociaal gezien kost het niets meer als men.
hier
dan
wel ginds bouwt, mits mexï niet door sloping de
te bouwen ruimte vergroot. Dat doet men ergens, waar
het oude al lang tegen de grond ligt, niet! Op individuele
basis bekeken, offert men de duurste grond aan de parl-
aanleg op, maar enerzijds verhoogt die parkaanleg de
waarde van de belendende percelen, anderzijds verschuift men het dure centrum naar elders, waar men compensatie
vindt voor de gebrachte offers.
– Zeker, de kostenberekening kan tegenvallen. Dan moet

de aanleg wellicht wat kleiner worden. Er zullen ook heel
wat technische bezwaren rijzen tegen dit idee van een
leek op het gebi&dvanstedenbouw. Maar men overwege

‘t

100

ECONbMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 September 1945

in ieder geval het denkbeeld. Want de komende. generatie
va,n ons volk, dat het laagste sterftecijfer toonde van alle

landeh in de Oude wereld, zalna de beruchte winter
1944/’45 meer dan wie ook voortdurend behoefte hebben
aan frisse lucht, die tengevolge van de oorlogs- en bezet-

tingshandelingen al schaarser en schaarser is geworden

en niet ad libitum kan worden geproduceerd.

P.

HEEFT HET BELGISCH-NEDERLANDSCH

FINANCIEEL ACCOORD KANS OP SUCCES?

Vanneer twee buurlanden van oordeel zijn, dat zij
elkander tot wederzijdschen steun kunnen zijn bij het
oplossen van hun problemen op economisch gebied, zullen

zij streven naar een amenwerking, ten doel hebbende

over en weer de uitwisseling van goederen en diensten

te vergemakkelijken. Zij leggen zichzelf beperkingen in
eigen bewegingsvrijheid op bij het treffen van economische

maatregelen, ten einde de onderlinge samenwerking der
buurlanden tot haar recht te doen komen.
De wederzijdsche steun, die uithet treffen van gemeen-

schappelijke maatregelen moet voortvloeien, ligt in de

sfeer van productie en consumptie. Het eene land stelt

zich open voor den afzet van het andere land en omgekeerd.

Het goederenverkeer, het personenverkeer, het diensten-
verkeer worden van belemmeringen ontheven, en de over-

last, die een gienslijn, die dat verkeer moet overschrijden,

aan dat verkeer oplegt, wordt tot een minimum beperkt.

Zullen afspraken op dit gebied vruchtdragend zijn,

dan moeten zij ervan
uitgaan,
dat beide landen er baat
bij vinden, dat geen banden worden gelegd, die de ont-wikkeling van het economisch leven tegenhouden of in

een onjuiste richting sturen, en dat de te treffen regelingen

zoo soepel zijn, 1at de beperkingen, die men zich vrijwillig
oplegt, niet als knellende banden worden gevoeld, maar

integendeel als vanzelfsprekende maatregelen ter bevor-

dering van onderlinge samenwerking worden aanvaard.
Voldoet de, op 21 October 1943 tusschen Nederland

eenerzijds en de Belgisch-Luxemburgsche economische

Unie anderzijds, tot stand gekomen financieele (mone-

taire) afspraak, die er van uitgaat, dat door het fixeeren

van een vasten wisselkoers tusschen den Belgischen franc en
den gulden het belang van beide landen bevorderd wordt, aan de zoo juist gestelde criteria, noodig, wil de getroffen

afspraak tegen de stormen des tijds, die er stellig overheen
zullen gaan bestand blijken?

Een vaste wisselkoers is voor de regeling yan de econo-
mische betrekkingen tusschen’ twee landen van primair
belang. .Tot dit inzicht schijnen de economen overal ter
wereld gekomen te zijn, nadat zij meer dan tien jaar lang,
zoowel in theorie als practijk, zwaar gçzondigd hadden

tegen dit beginsel, gepreocupeerd als ze waren in het
najagen van andere economische doeleinden, die als fata
morgana oprezen boven een heet en zandig woestijnland-
schap.
Maar als we als vaststaand mogen vooropstellen, dat
een vaste wisselkoers tusschen Nederland en België voor hun onderlinge samenwerking een begeerenswaardig iets
is, dan volgt daar nog geenszins uit, dat een samenkop-
peling van Nederland en België op monetair terrein tot
heil van beide landen zal strekken. ‘ –
• Juist op monetair terrein moet een land, dat prijs stelt

op een gezond geldwezen, zich hoeden voor afspraken,

die het aan één bepaald land binden. De taak der mo-netaire autoriteiten van een land, welke bestaat in het
op het juiste petthouden van de ruilwaarde van de lands-
munt in het verkeer met alle andere landen ter wereld,
wosdt niet verlicht, maar veeleer verzwaard door een
afspraak, met eei bepaald land getroffen over de onder-
linge valutaverhouding.
Men verlieze toch niet uit het oog, dat de valutaverhou-

dingen der landen onderling niet het resultaat zijn van

onderlinge afspraken, maar integendeel voortvloeien uit het

geheel van den economischen en socialen koers, die gevaren
wordt, dat niet de goede wil, maar de daad beslisend is

voor de wraag, of een landsvaluta zich tegenover andere
valuta’s kan handhaven.-

Daarom moet -een land bp monetair terrein zooveel
mogelijk autonoom en zelfstandig blijven, en moet het

Vrij zijn die maatregelen te treffen, die het noodig acht
om zijn valuta te handhaven.

Afspraken met andere landen op monetair terrein zijn

wel denkbaar, maar zullen alleen dan tot het beoogde

succes ieiden, als ze zoo soepel worden opgesteld, dat zij de

bewegingsvrijheid bij het treffen van maatregelen op eco-

nomisch en sociaal gebied, bestemd om de valuta te ver-

dedigen, niet belemmeren. Een afspraak tot önderlinge

steunverleening bij die verdediging der valuta, bijv. door

het verleenen van credieten over en weer, kan zeer nuttig

werken. Maar koppelt men de valuta’s van twee landen
vaster aan elkaar, zonder
Qooraf
het economisch leven en de sociale toestanden in beide landen gelijk gericht te

hebben, dan heeft men het aanzien gegeven aan een. Sia-
meesche tweeling, die zich nimmer gelukkig kan gevoelen

met deze onnatuurlijke ve.rbinding van twee wezens, de

elk hun eigen leven leiden en elk hun eigen weg wenschen
te gaan.

Nog eens: niet door een simpele afspraak kn men de

valuta’s van twee landen op een gelijk peil houden, maar

slechts door de bereidheid tot en de verwezflijking van

zoodanige verhoudingen in de volkshushouding, dat em-

stige torsies tusschen de beide valuta’s door een tijdigen

tegendruk worden opgeheven. Men komt er niet met den
goeden wil alleen tot handhaving van. de wisselpariteit.
Men moet ook de economische en sociale v’oorzieningen,

willen, die voor de hndhavingnoodig zijn.

Heeft men vroeger de fout gemaakt het handhaven van de internationale’ pariteit der valuta als een
quantié negli-
geable te beschouwen, nu men die fout heeft ingezien,

vervalle men niët in de andere, te meenen, dat men door een
laissez /aire, taissez aller
politiek, gepaard aan internatio-
nale monetaire afspraken, het valutavraagstuk tot een
bevredigende oplossing zou kunnen brengen, zonder

zoo noodig in eigen binnenlandsche verhoudingen in te
grijpen.

Een
laissez faire
politiek moge in een vroeger en reeds
lang vervlogen tijdperk kans op succes hebben gehad,
toen bonen en prijzen zich, nog plachten aan te passen

aan de voortdurend aan wijziging onderhevige economische
omstandigheden, sedert organisatie van het bedrijfsleven
en overheidsbemoeienis
p
sociaal terrein -daarin ingrij-
pende verandering hebben aangebracht, is aan de conse-
quentie, dat de. Overheid ook regelend moet optreden bij

de handhaving der valutaverhoudingen en niet kan vol-
staan met een werkeloos toezien, in welke richting de
economische winden het schip der volkshuisvesting doen
afdrijven, niet te ontkomen – helaas 1

Stelt men voorop – en dezç gedachte is in de na-oorlog-
sche omstandigheden stellig Met sympathie te begroçten

-, dat België en Nederland beide bij een samenwerking
gebaat zullen zijn, dan vatte men dit vraagstuk aan, daar
waar zijn kern ligt, te weten bij den economischen iuil van
goederen en diensten. Anders gezegd: men toone zich over
en weer bereid als afzetgebied Voor den buurstaat en in

het bijzonder van die producten, die voor de economische
ontwikkeling van het land van groote beteekenis zijn en
moeilijker elders in het buitenland geplaatst kunnen
worden; te fungeeren.
‘Kunstmatige belemmeringen van dien afzet dienen uit
den weg geruimd; door een vlotte regeling van het Vervoer
der producten van het eene land naar het andere, gepaard
aan een gematigde tarievenpolitiek, dinen de voorwaar-
den te worden geschapen voor een uitwisseling van pro-

12 September 1945

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

101

1, .L

ducten, die producenten en consumenten in beide landen
weten te waardeeren.

Dergelijke afspraken op praktisch-economisch terrein
zijn voor een ‘goede verhouding tusschen Nederland en

België na den oorlog van oneindig grooter belang dan af-
spraken op monetair terrein, die, met illusies begonnen,

het gevaar van ernstige desillusies met zich brengen.
En na zulk een ernstige desillusie – en wie kan garan-

deeren, dat deze onder de moeilijke en stormachtige ver-
houdingen, welke onmiddellijk na den oorlog dreigen in te

treden, zullen uitblijven – zal het veel moeilijker blijken

te zijn een economische samenwerking tusschen de beide
buurlanden tot stand te brengen. En het is en blijft deze
samenwerking op economisch terrein, die de kern vormt
van het vraagstuk, dat men door het tot stand brengen

van het Belgisch-Nederlandsch financieel accoord heeft

aangesneden.
B. J. DE LEEUW.

ARBEIDSMARKTPOLITIEK IN VERBAND

MET NOOD- EN HERSTELPLAN.

In de radiorede van Zijne Excellentie Prof. Ir. W.
Schermerhorn op 27 Juni jl., welke ten doel had een in-

zicht te geven in het door de optredende Regeering te voeren
beleid, is ten opzichte van het economisch herstel medege-
deeld, dat voor de eerste phase van het regeeringsoptreden nood,ig is een noodplan 1945, waarbij speciaal de urgentie
van de verschil]ende voorzieningen ten opzichte van elkaar

wordt overwogen en dat daarnaast een begin moet worden gemaakt met een herstelplan 1946-1948 ‘). Als essentieele
onderdeelen van zulk een plan werden genoemd: de
belastingpolitiek, de prijs- en loonpolitiek en de sociale politiek, zoo god als de analyse van de arbeidsmarkt en
materiaalpolitiek. Voorts werd nog aangegeven, dat het herstel van het Nederlandsche bedrijfsleven, zal moeten
worden gezocht in opvoering van de productie, van de
productiviteit vaii haar arbeid en van de werkgelegenheid,
speciaal in die takken van bedrijf, welke de eerste levens-
benoodigd heden voeding, wonng, kleeding en schoeisel
vervaardigen en in die industrieën, welke voor de energie-
voorziening en het transport van primair belang zijn. Uit
het vorenstaande, alsook uit de overige beschouwingen,

welke te dezer zake door den Minister-President zijn ge-
houden, blijkt wel duidelijk, dat het beeld van het be-
drijfsleven van de eerstkomende jaren zal zijn dat eener
geleide economie en wel van een tamelijk straf geleide
economie in dien zin, dat duidelijk zal worden aangegeven,
aan welke soorten van productie voorrang zal -worden

gegeven en in welken omvang de daaronder ressorteerende
ondernemingen mogen produceeren.

De vraag, welk beeld de arbeidsvoorziening bij een tame-
lijk straf geleide economie zal moeten vertoonen, is nog

weinig besproken en toch is deze niet minder belangrijk
dan de vraag, hoe de grondstoffen- en kapitaalgoederen-
voorziening zal worden geregeld. Vandaar dan ook, dat in
de vorenbedoelde rede de sociale politiek, alsmede de
analyse van de arbeidsmarkt, als een der essentieele onder-
deelen van het te maken plan zullen zijn genoemd. Der-
halve zal in de eiu,volgende beschouwingen worden
getracht de hoofdvoorwaarden aan te geven, waaraan de
personeelsvoorziening zal dienen te voldoen, om een
nood- en herstelplan als bovenbedoeld te kunnen ver-
wezenlijken
2
).
V,Ta
nneer
op grond van de urgentie van de verschillende
levensbehoeften en van de achterstanden in de bevrediging
daarvan is vastgesteld, ôf en in welke mate, in deuiteen-

loopende bedrijfstakken zal moeten worden geproduceerd,
dient te worden nagegaan, of de verschillende daarvoor
benoodigde soorten van arbeiders wel in voldoende
mate beschikbaar zijn. Dit is geenszins zeker, omdat

‘)
Vgl. het artikel van Prof. Dr. J. Tinbergen: ,Over de be-
paling van_,,prioriteiten”, in dit nummer.
‘) Vgl. M. F. J. Gooi: Het Arbeidsvraagstuk”

.
in ,/E.B.” 4
Ilili 1945.
in verschillende bedrijfstakken aanvankelijk wellicht

aanmerkelijk meer geproduceerd zal moeten worden, dan

voor den oorlog het geval was, terwijl tijdens den dorlog

niet alleen vrijwel geen vaklieden zijn gevormd, doch boven-
dien de rijen van de arbeiders zijn gedund. Weliswaar

bestond voor den oorlog in de meeste bedrijfstakken een
aanmerkelijk overschot aan arbeiders, hetgeen zich uitte
in een omvangrijke werkloosheid, doch of hierdoor de

vereischte hoogere productie kan worden opgevangen is
zeer- onzeker.

Schattingen te dezen aanzien kunnen moeilijk worden
gemaakt, daar de laatst bekende betrouwbare cijfers om-

trent de aantallen in de verschillende beroepen en bedrijfs-
takken werkzame arbeiders dateeren van 1930, toen de
laatste beroepstelling is gehoudei. Sindsdien is ons land
geteisterd door een zware crisis, welke verschuivingen in

het bedrijfsleven en daarmede in de aantallen daarin

arbeidende werknemers heeft veroorzaakt, terwijl vervol-
gens gedurende de oorlogsjaren wederom belangrijke ver-

anderingen in den opbouw en geleding van het arbeids-

leger hebben plaats gehad. Dientengev9lge kan, zelfs als
correcties, in verband met den bevolkingsaanwas, worden

toegepast, een eenigszins betrouwbare schatting van de
totale beschikbare arbeidskrachten en van de verdeeling
ervan over de verschillende beroepen en bedrijfstakken,
niet worden gemaakt. De opstelling van een nood-
en herstelplan brengt derhalve als onvermijdelijke conse-
quentie met zich mede, dat zoo spoedig mogelijk wordt

overgegaan tot een arbeidsregistratie, d.i. tot een telling

van het aantal beschikbare arbeidskrachten en tot een
waarneming van de spreiding dier arbeiders over de ver.
schillende beroepen en bedrijfstakken. Of en in hoeverre de bij die arbeidsregistratie verkregen gegevens te zijner tijd dienen te worden gebruikt voor de invoering van een
arbeidsboekje, waartoe voor den oorlog door de Neder-
landsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel een

voortel is gedaan, is een vraagstuk van later orde.
Is een dusdanige arbeidsregistratie eenmaal verkregen,
dan kan worden nagegaan, in hoeverre de aantallen be-
schikbare arbeidskrachten worden gedekt door de aantal-
len vereischte arbeiders volgens de gemaakte plannen.

De verschillen, welke dn blijken te bestaan, kunnen
door tweeërlei maatregelen worden weggewerkt en wel

in de eerste plaats door veranderingen te brengen in, de ge-
maakte plannen en in de tweede plaats door wijziging te
brengen in de verdeeling van de aantallen beschikbare
arbeiders over de verschillende beroepen, waarbij scholings-
maatregelen een rol kunnen spelen.

Wanneer op deze wijze de totale bestaande arbeids-
stroom is gericht op de tot ontwikkeling te brengen pro-
ductiemogelijkheden, dan is daarmede nog niet verzekerd,
dat deze daarop ook in de toekomst gericht blijft. Naar-
mate de uitvoering van het plan voortschrijdt, zal de pro-
ductie in sommige bedrijfstakken kunnen verminderen

en in andere worden aangevat of vermeerderd, waardoor
in de verhouding van de benoodigde aantallen arbeiders
in de verschillende beroepen e j
n bedrijfstakken een wi
ziging zal moeten komen. Teneinde te kunnen beoerdeelen,

of een dergelijke wijziging zonder al te grooté moeilijk-
heden kan worden verwezenlijkt, is het noodzakelijk, dat
het door de arbeidsregistratie verkregen beeld van het
aantal beschikbare arbeidskrachten en van de spreiding
daarvan over de diverse beroepen en bedrijfstakken, wordt
bijgehouden. 1-let oorspronkelijk verkregen beeld zal nI.,
na verloop van eenigen tijd aanmerkelijk veranderd kun-

nen zijn, eensdeels door de zooeven genoemde aanpassing
van de beschikbare arbeiders aan de werkgelegenheid bij
den aanvang van de uitvoering van het plan, andersdeels
door het toevloeien van jonge en het afvloeien van oudere
arbeidskrachten, alsmede door de regelmatig optredende
veranderingen in het uïtgeoefende beroep, welke in de
practijk veelvuldiger zijn, dan bij oppervlakkige beschou-. wing veelal wordt aangenomen.

,,

.1

,.•.,

,.’_’.’;

102

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
/

12 September 1945

Een en ander beteekent dus, dat
een regelnati.g bijgehou-

den arbeidsregistratie
noodig is, om te kunnen bereiken, dat

een voortdurende aanpassing van de beschikbare arbeids-

krachten aan het zich dynamisch ontwikkelende economi-
sche nood- en herstelplan wordt verkregen. Bij deze aan-
passing is het niet voldoende, om alleen acht te slaan op

de in het geheele land beschikbare ‘drbeidskrachten en
op de voor het gëheele land bestaande behoefte, doch

evenzeer is het wenschelijk te letten op de in bepaalde ge-

bieden aanwezige arbeiders en de aldaar vereischte w,erk-

krachten. Niettemin zal bij het afstemmen van de aan-
tallen beschikbare werkkrachten op de werkgelegenheid,
welke in de verschillende’ achtereenvolgende phasen van
nood- en herstelplan in de diverse gebieden wordt opge-

roepen, meermalen voorkomen, dat in één of meer bedrijfs-

takken tekorten aan arbeiders voorkomen. Bij het optre-

den van dusdanige tekorten is het geenszins onverschillig,
•uit welke richting de ontbrekende arbeidskrachten worden

aangetrokken. Zoo zal het, omeen voorbeeld te noemen,
niet erg ianbevelenswaardig zijn,
Liat,
wanneer in eenig

gebied voor de werkzaamheden; verband houdende met

den wederopbouw, een tekort optreedt – hetgeen in ver

schillende gebieden geenszins onwaarschijnlijk is – dit
tekort, zooals ‘thans reeds hier en daar geschiedt,-wordt
aangevuld met arbeidèrs, afkomstig uit ‘dit gebied, die

eigenlijk elders niet kunnen worden gemist, ‘zooals bijv.

mijnwerkers, ‘landarbeiders, trnsportarbeiders ed., aan-
gezien hierdoor al of niet plaatselijke tekoiten kunnen

optreden in de energie-opvekking wegens gebrek aan

steenkool, in de voedselvoorziening of wel in de transport-
regeling. In een ‘zoodanig geval ligt het veel meer voor de

hand, dit tekort te dekken met. een eventueel overschot

van bouwvakarbeiders uit een ander gebied, of, als dit niet
bestaat, met arbeiders uit hetzelfde gebied, herkomstig
uit bé’roepen, welker vervulling ‘uit hoofde van het nood-

en herstelplan achterwege kan blijven, of minder, urgent
is, dan wel, als dergelijke arbeidskrachten in het bewuste
gebied niet voorhanden zijn, met soortgelijke arbeiders

van elders, bij voorkeur uiti aangrenzende gebieden.

Een dergelijke dirigeering van den arbeidsstroom kan alleen worden verkregen door
ket
aanstellen en ontslaan
oan werklieden te binden aan een toestemming,
welke toe-

stemming, afgezien van andere’ overwegingen, welke bij
het verleenen van toestemming tot aanstelling resp. ont-
slag int het geding kunnen komen, als regel wordt ver-
leend, indien de’anstelling of het ontslag in overeenstem-
ming is met den opzet van het nood- en herstelplan en welke,
wederom afgezien van evenbedoelde andere overwegingen,
wordt geweigerd, indien deze
daarmede
strijdig is. In het
zooeven genoemde, aan de practijk ontleende voorbeéld,
zou dit beteekenen, dat mijnwerkers, landarbeiders en
transportarbeiders, indien zij ontslag zouden willen heb-
ben, om voor den wederopbouw te gaan werken, de daarvoor
vereischte toestemming niet zouden kunnen krijgen en
dat zij, indien zij niettemin toch hun dienstverband zouden
verbreken,
in
de verwachting bij den wederopbouw te

werk gesteld te ktmnen worden, zouden ervaren, dat de
daarvoor vereischte toestemming niet zou worden verleend.
1-let biden van aanstellng en ontslag aan een toestemming
heeft ,bovendien het voordeel, dat automatisch het bij- –

houden van de arbeidsregistratie is verzekerd, zoodat
daarvoor geen afzonderlijke maatregelen behoeven te wor-
den getroffen.

Naar uit
het:
vorenstaande blijkt, zal het in sommige
gevallen voor kunnen komen, dat de behoefte aan arbei-
ders in een bepaald gebied niet wordt gedekt door het in

dat gebied, aanwezige aantal arbeiders. In dat gçval zullen
arbeiders van elders moeten worden aangetrokken,.hetgeen
naar de ervaring leert, meermalen moeilijkheden kan op-
leveren. Teneinde de uitvoering van het betrokken onder-
deel van het nood- resp. herstelplan in zulk een geval zeker
te stellen, kan het
in uiterste noodzaak
wenschelijk zijn,
dat
tot toepassing ean den arbeidsdienstplichn wordt o’erge-

gaan.
Dit’spieekt te meer, omdat een tekort van een be-

paalde groep van arbeiders oorzaak kan zijn, dat in daarop

afgestemde andere groepen niet of niet in vollen omvang

zal kunnen worden gewerkt, hetgeen, als in het betrokken

bedrijf een eindprodut wordt vervaardigd een geringere

behoeftenbevrediging beteekent, als anders mogelijk was
geweest en hetgeen, als in de bewuste onderneming een
tusschenproduct wordt gemaakt, eveneens een stagnatie

in de bedrijfstakken, alwaar van dit tusschenprod.uct wordt

gebruik gemaakt, zal veroorzken. Hierbij kan nog worden

aangeteekend, dat het middel van arbeidsdienstplicht voor
den oorlog reeds door’meerderen werd aanbevolen, teneinde

werkschuwe elementen onder de stuntrekkende werklooze

arbeiders er toe te brengen, in de werkverruiming te gaan
werken.

Resumeerende, is het voor het slagen van het nood-

respectievelijk twee-jarenplan noodig, dat:

Op korten termijn wordt overgegaan tot een algeheele

arbeidsregistratie en tot het bijhouden daarvan;

Het ontslaan en aanstellen van arbeiders wordt ge-bonden aan een toestemming; en

De mogelijkheid van de invoering ‘van de arbeids-

dienstplicht wordt geopend.

Het is duidelijk, dat de bovengenoemde drie maat-

regelen op het gebied der arbeidsmarktpolitiek in handen
moeten worden gelegd van één en hetzelfde orgaan, nl.

het orgaan, dat de ordening des arbeidsmarkt tot taak

heeft. Bij een . verspreiding van deze maatregelen over

meer prganen zou immers niet kunnen worden bereikt, dat

de (te voeren arbeidsmarktpolitiek soepel en snel ‘op de
gebleken behoeften der arbeidsmarkt, in , overeenstem-
ming met den stand van het nood- en herstelplan kan rea-
geeren.

Tevens zal het duidelijk zijn, dat in het samenstellen

van het nood- en herstelplan, het bovenbedoelde orgaan
nauw betrokken
zal
moeten worden, teneinde te bereiken

dat eenerzjjds bij de opstelling dier plannen rekening wordt
gehouden met de mogelijkheden en begrenzingen van de

arbeidsmarkt en dat anderzijds de te voeren arbeidsmarkt-

politiek voortdurend gericht kan blijven op het in dezen

tijd telkens varieerende aspect dezer plannen.
Na kennisneming van het vorenstaande zullen velen,

die met mij een groote waarde hechten aan de individueele

vrijheid van iedereen, om te gaan werken, daar, waar hij het
liefst wil endie derhalve deze vrijheid zooveel als maar
eenigszins mogelijk is, gewaarborgd wenschen’ te zien, zich

afvragen, of het, mede gelet op het groote aantal niet-wei’-

kende arbeiders in tal van beroepen en bedrijfstakken, niet
beter is, op de arbeidsmarkt dezelfde vrijheid te ,doen
ontstaan, als daarop v66r den orlog bestond, en dan doör
indirecte middelen te trachten,, de arbeidsstroom te leiden

in die richting, welke voor de uitvoering van een nood-
en herstelplan het meest aanbevelenswaardig is.

Deze vraag zal in een artikel in het volgend nummer
van dit blad nader onder de oogen worden gezien.

A. N. VAN MILL

SCHADEVERGOEDINQ.

AAN NATUURLIJKE PERSONEN.
1)

Bij schadevergoding aan natuurlijke personen valt er
in beginsel alles voor te zeggen om degenen, die aan be-
paalde’ objecten oorlogsschade hebben geleden ,of die in
beginsel voor een vergoeding voor immaterieele schade

in aanmerking komen, daarvan uit te sluiten, voorzoover
hun vermogens- respectievelijk inkomenspositie in het
algemeen genomen er tijdens den oorlog niet op achteruit
is gegaan.

Is het causaal verband tusschen oorlog en schade reeds
moeilijk te trekken ten aanzien’ van bepaalde concrete

1)
Men zie Ook: Vergoeding van oor1ogsschade” in ,,E.-S.B.”
van
29
Augustus 1945.

12 September 1945

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

103

gevallen, bij vermogenseranderinge in hit algemeen is

dit in nog veel steikere mate het geval. M’aar zelfs al zouden

bepaaldevermogensvermeerderingen niet een direct aan-
wijsbar gevolg zijn van den oorlog, dan blijft toch hét

feit bestaan, dat diezelfde oorlogsjaren, die tot specifieke
verliezen hebben geleid, de mogelijkheid hebben geboden

tothet maken ,van algemeene winsten. Wanneer men den

oorlog wil zien ‘als een gmeenschappelijke zaak, waarvan

de lasten gemeenschappelijk môeten woraen gedragen,
dan kan men terecht volhouden,’ dat het hier niet gaat

om de bruto-,maar om de netto-lasten, m.a.w., dat men

alvorens een beroep te doen op de’gemeens’chap, eerst
moet kunnen bewijzen; dat men er tijdens den oorlog
in het algemeen gesproken economisch op is achteruit ge-

gaan.
Dit leidt al dadelijk tot een aanzienlijke béperking van
het aantalen den omvang van de voor ‘schadevergôeding
in aanmerking komende gevallen. Men kan deze beperking langs ‘tweërlei’ weg bereiken.

In de eerste plaats kan men bij materieele schade het recht

op schadevergoeding beperken tot de hoogte van het
vooroorlogsche vermogen. In de tweede plaats kan men
eenerzijds volledige shade vergoeden,’ doch anderzijds

alle vermog’ensaanwas gedurende den o’orlog wegbelasten.

Aangezien de vraag van de vermogensaanwasheffing ten
deele een zelfstandig vragstuk is, zal de belissing ten

aanzien van de schaderegeling dus in ieder geval afhanke-
lijk dienen te worden gesteld van de beslissing, die men
ten aanzien van het eerste punt neemt.’ Komt men tot de

conclusie, dat een vermogensaanwasheffing gewenscht is,,
dan is een beperking van de vergoeding voor materieele
oorlogsschade tot de hpogte van het vooroorlogsche ver-

mogenniet noodig. Dit is zelfs het geval, wanneer men de vermogensaanwas niet geheel, maar slechts voor een aan-
zienlijk deel, zou wegbelasten. Immers, een gedeeltelijk
wegbelasten van vermogensaanwas vindt zijn ‘motivering

o.a. in het feit, dat een vermogensaanwasheffing feitelijk
moet worden gezien als e,en vorm van’ oorlogswinstbelas-

ting; aangezien niet alle vermogensaanwas aan oorlogs-
winst kan .worden toegeschreven, zullen tal van vrijstel-
lingen en zelfs een beperking van het maximum geboden

zijn. In dienzeifden gedachtenang ware het evenmin
billijk de’ specifiek aanwijsbare molestschade geheel te
compenseeren met een eventueele vermogensvermeerde-
ring, voorzoover die evenmin als
S
een specifiek gevolg van
dn oorlog mag worden beschouwd. Alleen wanneer men

niet ot een vernogensaanwasheffing zou overgaan of deze
op grond van zekeré technische bezwaren zou willen be-
perken, *are een directe compensatie van schade-uitkee-
ring en ‘vermogensaanwas aangewezen
‘Bij schadevergoeding voor immaterieele schade, ware
daarentegen een zeker maximum
1
onder alle omtandighe-
d’en op zijn plaats.Bij immaterieele schade gaat men im’meré
uit van de fictie, dat bepaalde inkomsten, die door oorlogs-
omstandigheden zijn weggevallen, zonder deze verstoring
continu zouden zijn’geweest, hétgeen ‘alle aan het leven
inhaerenite onzekerheden als het ware negeert. Door het
vaststellen van een maximum wordt aan dit, bezwaar
althans gedeeltelijk tegemoet gekomen.
Een ‘tweede voor de hand liggende beperking oan het be-
ginsel de,’ integrale schade ergoedrng ware gelegen in een
beperking oan de sc/iadeoergoeding speciaal Qan onroerende
goéderen tot een nader te bepalen percentage e’an de werkelij1
geleden schade;
dit percentage ware bijv. te stellen op 80 %.
Wij hebben reeds gezien
2),
dat de door en in verband
met den oorlog geleden schade zich uitstrekt over een zoc
groot terrein en het causaal verband daarbij ih zoovele
gevallen niet of nauwelijks aanwijsbaar is, dat een beper-
king van de schaderegeling tot oorlogsmolest in engeren
zin eenerzijds practisch geboden is, maar anderzijds eer
,,bevoorrechting” beteekent van degenen aan wie aldut

‘)
Zie
noot
1).

een, schadevergoeding zou worden toegekend. Dit geldt

weer’zeer in het bijzonder voor de categorie van onroerende

goederen, omdat zooals wij ook reeds he,bben gezien, de
onroerende goederen -. eveneens door de noodzaak om
tot een practisch uitvoerbare regeling te komen – wel

nooit volledig zullen kunnen worden, vergoed. Dit laatste

geldt a fortiori voor immaterieele schaden, die bf in het

geheel niet voor een vergoeding in aanmerking komen bf

– zooals in gevallen van invaliditeit – als regelslechts

voor een klein gedeelte. Het ni’et toepassén-van een zekere

aftrek voor eigen risico bij schadevergoeding van onroe-
rende goe”deren, zou deze categorie derhalve in een moreel

niet te verantwoorden uitzonderingspositie plaatsen.
Een tweede, minder klèmmende, maar evenmin te ver-‘
waarloozen argument voor zulk een aftrek, ligt in het toch
niet zoo maar terzijde te stellen feit, dat zelfbescherming

door mlestvérzekering – ‘althans voorzoover het mate-
rieele schade. betreft – altijd mogelijk is geweest en in

belangrijke mate ookinderdaad heeft plaats gehad. Ook

hier geldt tot op zekere hoogte, dat de schade der 5-dagsche
oorlog achteraf ‘eigenlijk met ‘andere oogen zou moeten
worden bezien dan de schade van de daarop volgende. 5
jaren van bezetting. Kon men voor 10 Mei 1940 nog eenigs-
zins in twijfel verkeeren over de plicht tot zelfbescherming,

1omdat er toen nog slechts een enkele maatschappij was,
waarbij men zich tegen molest kon verzekeren; 2. omdat
de’ vèrkregen zekerheid (afrekening eerst na het einde van
den oorlog dOor een ‘schade-omslag over de deelnemers
tot een bepaaldpercentage

van het door hen verzekerde
bedrag) op zijn minst genomen dubieus was; 3. omdat nog slechts weinigen tbt een molestverzekering v’aren overge-
gaan; tijdens de leietting veranderde dit. Er kwamen meer
maatschappijen, Ide mogelijkheid werd geboden tot een
halfjaarlïjksche afrekening, het aantal verzekerden en het
totale veizekrde bedrag nam in sterke mate toe. Daar-
tegenover staat dan echter weer, dat, in verband met de
inschrijvingen van chade in het Grootboek voor den
Wederopbouw. deze latere verzekeringen het karakter
hebben gekregen van aanvullende verzekeringen. Hoe dit
zij, overwegingen van opportuniteit maken een scheiding
achteraf tusschen schdén voor en na een bepaalde datum,
welhaast onmogelijk zoodat aan deze ‘en dergelijke over-

wegingen meer een academische dan een practische ‘betee-
kenis kan worden toegekend.
Het argument, dat het hooge maximum van de moge-
lijke navordering voor velen misschien een te zware last

beteekende, moet als, argument in algemeenen zin tegen
een zekeren liçht tot zelfbescherming worden verworpen.

Als objectie tegen eén zekeren plicht tot molestverzekering
door de meer gegoeden heeft het geén ,waarde en t.a.v.
de minder gegoeden verliest het zijn kr’acht, zoodra men
bij het vaststellen vati een schaderegeling – zooals hier
de bedoeling is – ‘het behoefte-element mede ‘in aanmer-
king neemt. In concreto zou men één enander tot,uiting
kunnen brengen door in het algemeen bijv. niet meei dan

80% van de geleden schade te vergoeden, doch in gevalleh, waarin de getroffenen niet,in de vermogensbeli sting vallen,
deze beperking niet te doen gelden.
Een derde beperking oan het beginsel der integi’ale schade-

Qergoeding ware te baseeren op een inschakeling oan ”de in
onze samenlen’ing reeds diep gewortèlde draagkracht-gedachte.
Reeds
t ,
in het sub 2 besproken geval kwam dit element
naar voren maar nog slechts in een beperkt verband. Er
is ‘réden voor om het algemeen te doen gelden. Bij het
dekken van gemeenschappelijke lasten wordt een sterke

progressie op grond van het draagkrachtmotief algemeen
aanvaard. Het ware slechts consequent, dit beginsel eyen-
eens – maar dan uiteraard negatief – in te schakelen, nu
het er om gaat denomvang te bepalen van de lasten, die
de gemeenschap tegenover bepaalde categorieën van haar
leden op zich zal nemen.
Bij materieele schade zou dit leiden
tot een sterke degressie ,in het percentage oan de vergoedingen,
al naar het eierrnogen n’an de getroffenen grooter

1′

-t

104

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12September 1945

Ook hier kan men twee wegen volgen: in dé eerste

plaats kan men direct bij de uitkeering van de schadevr-

goeding een degressie tQjyassen afhankelijk van het ver-

mogen van den getroffene en ook hier kan men de cojn-

pensatie vinden in een algemeene vermogensheffing. Deze
algemeene vermogensheffing zou dan uiteraard een sterk

progressief karakter moeten dragen. Aangezien aan een

algemeene vermogensheffing, evenals aan een vermogens-

aanwasheffing echter.tal van kanten zitten, die met het

vraagstuk van de schadevergoeding niets of nauwelijks

iets te maken’ hebben, 7,al de vraag, of men bij de schade-
vergoeding al of niet tot een degressie zal moeten overgaan,

als het ware de slotsom zijn van een veel verder strekkende
belissing over de al of niet wenschelijkheid van een alge-

meene vermogensheffing en de modaliteiten daarvan.

Bij immaterieele schade vindt de degressiegedachte zijn

neerslag reeds dadelijk in de,vrijwel algemeen als billijk

aangenomen beperking van de uitkeeringen tot een zeker

maximum. Overigens zal menbij vërgoedin voorimma-

– terieele schade – ook al weer in hoofdzaak uit ovérwegin-

gen van opportuniteit – wel uitsluitend mo,eten denken

aan vergoeding in gevallen van tijdelijke en duurzame
invaliditeit en bij overlijden van kostwinners. ZOver de
hoogte van de maxima hebben wij nog niet gesproken.

Te denken ware aan een regeling overeenkomstig de uit-

keeringen volgens de ongevallen- en invaliditeitswet, met

dien verstande, dat als grondslag voo de hoogte van de
(in dit geval uiteraard premievrije uitkeering) zou moeten

woi-den genomen het gemiddelde inkomen van den ge-

troffene gedurende jJe laatste aan den oorlog voorafgaande

jaren met de in de ongevallen- en invaliditeitswetten gel-.

dende maxima. Toepassing van het beginsel: tegemoet-
koming naar behoefte zou bovendien moeten leiden tot
‘het stellen van een minimum, overeenkomstig de kosten

van een minimum levensonderhoud. Dit waie alleen reeds
hierom billijk, omdat de getroffenen intusschen 5 jaar

ouder zijn geworden en bovendien, omdat allerlei omstan-
digheden ten gevolge kunnen hebben gehad, dat het in-

komn in de aan den oorlog voorafgaande jaren abnormaal

laag is geweest: Men denke slechts aan de groote werk-

loosheid.
1

Ep is nog een pierde beperking.
c!i
wordt geboden door
de technische en economische noodzaak, geen geld in omloop
te brengen, zoolang daar tégenooer geen goederen beschik-
baar zijn.
Doet men dit wel, dan verwekt men een inflatie,
een verschijnsel, dat niet alleen het geheele economische

leven zou ontwrichten, doch zelfs voor degenen, die de
uitkeeringen zouden ontvangen, schadelijke gevolgen zou hebben. Terwijl in de eerste 3 gevallen een beperking van

het recht op schadevergoeding zelf gewenscht is, reikt deze
vierde overweging niet verder dan de noodzaak een zekere
rangorde te betrachten bij het beschikbaar’stellen van in
beginsel reeds-4astgestelde bedragen. Wanneer men de
schadevergoedingen in eerste instantie toekent- in den
vorm van inschrijvingen in het Grootboek voor den .Weder-
• opbouw kan men verder volstaan met de beschikbaarstel-
ling van deze bedragen voor een effectieven wederopbouw
te temporiseeren.

Het beginsel zelf is reeds lang aanvard. Toch is het niet
uitsluitend een zucht om volledig te zijn,dat er hier nog’

eens nadrukkelijk bij wordt stilgestaan. In de eerst&plaats is het goed, zich rekenschap te geven van de vraag, hoever
deze temporiseering zich moet uitstrekken, wil inderdad
de schaderegeling niet leiden tot infiatoire verschijnselen.
Dat geen bedragen beschikbaar rnogenworden gesteld,
zoolang de voor den vederopbouw bestemde materialen
niet aanwezig zijn, ligt voor de hand. Het gaat hier echter
niet om een technisch maar om een economisch pi-oNeem.
D.w.z., dat dé1schikbaarstelIing niet alleen afhankelijk

moet zijn van technische momenten, maar ook van econo-
mische: de beschikbaar te stellen bedragen moeten, if wel
overeenstemmen met door het buitenland aan de Regee-

ring
of
andere geldscheppende instanties betaalde

Duitsche vergoedingen of verleende credieten, ôf wel
met reëele binnenlandsche besparingen, die via belas-
tingheffing of credietaflossing glijk staan met een

vermindering van de ter markt komende geldstroom.

Eerst daarna komt de tweede iraag aan de orde: in welke volgorde dient de beschikbaarstell
j
ng te geschieden? Het
is duidelijk, dat daarbij het algemeene belang den doorslag
zal moeten geven. Hiertegen kan, ook wanneer men uit-
,gaat van het streven naar een integrale vergoeding, geen

bezwaar zijn, mits men op dè inschrijvingen in het Groot-
boek voor den Wederopbouw, zooals in feite ree’ds geschiedt,

rente vergoedt.’ De hoogte van deze rente zou in beginsel

moeten overeenstemmen met den rentevoet van staats-

fondsen met een looptijd, die gemiddeld ongeveer overeen-

komt met den waarschijnlijkgemiddelden duur van de

pericde van wederopbouw. Zij zou echter in feite nog wel

iets lager kunnen zijn, omdat de begunstigde, die tijdens
de wachtperiode ,,beleger” is geworden, de zekerheid

heeft, dat hij, op het oogenblik waarop de technische en

economische omstandigheden het mogelijk maken, tot
bouwen over te gaan, zijn,,belegging” terstond als ,,be-
taling” kan gebruiken, zonder gevaar voor koersverlies
of een discontö. Een rentevergoeding van 2f % ware dan
ook alleszins voldoende.

Binnen het kader van den wederopbouw zouden dege-

nen, die eigenaar zijn van den grond, waarop’wordt ge-

bouwd, een recht van voorkeur dienen te verkrijgen voor

de percetlen, die daarop zullen verrijzen. In het algemeen
zou dit voorkeursrecht ook dieneri te worden verleend aan
degenen, clie vroeger eigenair.zijn geweest van grond in

de sta.dswijk, waarin nieuw wordt gebouwd, ook al is hun
specifiek grondstukje in verband met het ontwerpen van
nieuwe stratenplannen e.d. onteigend. Eerst wanneer
degenen, die een dergelijk moreel voorkeursrecht zouden

‘doen gelden, geen belangstelling blijken te hebben voor
den nieuwen bouw, zooals die door de Overheid is ontwor-
pen of goedgekeurd, of niet in staat zouden blijken zelf

een voor de Overheid acceptabelen kooper van hun hchten

te substitueeren, zou de Overheid tot aanbieding van
anderen kunnen overgaan. De inschrijving in het Groot-
boek voor den Wederopbquw zou dan in een gewone 2f %

Grootboek inschrijving, kunnen worden omgezet.

• Een vijfde beperking van het recht op een integrale uit-
keering, die eigenlijk evenmin als een aantasting van hçt
beginsel mag worden beschouwd, is het vaststellen van
zekere minimumschaden, waar beneden misschien wel in feite tot zekere tegemoetköming zal moeten worden

overgegaan, maar waar beneden geen
recht
op vergoeding
wordt erkend. Deze kleine schaden zijn nu eenmrial niet
geschikt voor een streng formeele behandeling, zooals
deze aan het verzekeringsbeginsel ten grondslag ligt.
Zoowel de sub .2 voorgestelde beperking van de uitkee-
ringen tot een zeker percentage van de waarde, die ver-

loren is gegaan, alsmede de reeds eerder genoemde alge-
meen aanvaarde schematiseering zou hier tot zeer onwen-
scheJijle onbillijkheden leiden. Zoo ergens, dan is het hier,
dat de verzekeringsgedachte principieel zalmoeten plaats

maken voor een meer soepele, direct op de behoeften van

de getroffenén, ingestelde regeling. M. a. w.
alle schade-

gevallen beneden een zeker’ bedrag, bij.,/ 500,—, Qoorzooyer
zij oerigèns in beginsel yoor uit/ceering in aanmerking
zouden komen, zoitden moeten worden perwezen naar Volks-
herstel. Schaderegeling en Volksherstel zouden hier in elkaar
moeten opersaan. -Natuurlijk zou Volksherstel bij zijn be-

slissing zoowel de vermogens- als inkomenspositie pan
getrof lenen sterk in aanmerking mèeten nemen; een beperksng
pan de tegenoetkoming tot een zeher%
ran
de geleden schade

(tweede beperking) zou hierralthans als algemeen begtnselj

echter niet moeten worden toegepast. Een laatste voorschrift, dat in wezen al evenmin als een
beperking mag worden geiien, maar waarvan het misschien

li

r-
t

12 September, 1945

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

105

toch goed is, dat het volledigheidshalve wordt ter sprake
gebracht, is de keuze van den datum van waardeering der

betrokken objecten. Deze datum kan slechts zijn 10 Mei
1940. Ook al zou de waar&e van het geld tijdens de bezetting

of na de bevrijding aan veranderingen zijn onderworpen,
dan ware dit nog geen motief om bij het vaststellen van

de schadevergoedingen met deze veranderingen rekening
te houden. Dit zou alleen dan met recht kunnen worden

bepleit, wanneer een dergelijke maatregel voor alle ver-
plichtingen (dus ook contractueele) zou worden genomen.

Een aanpassing aan mogelijke . veranderingen van de

geidswaarde, uitsluitend voor vergoedingen van ooriogs-
schade, is niet te verddigen.

Een uitzondering zou onder bepaalde omstandigheden
alleen kunnen worden bepleit in die gevallen, waarin een

eventueele verandering in de algemeene waarde van het

geld de uitkeering zoozeer van haar effect zou berooven,

dat daardoor de noodtoestand van den getroffene niet zou worden weggenomen. In zoo’n geval zou de inschakeling
van het element behoefte niet een beperking, doch, evenals

in het sub 5 besproken geval, een uitbreiding beteekenen
van ,het beginsel van rechtsherstel. Voor zoover wij nog
Met te maken hebben met

een inflatie, die den geheelen
grondslag van de schaderegeling zelf aantast, komen wij

dan echter weer op het terrein van hat Volksherstel. Als
algemeene
maatregel zou zij alleen kunnen worden aan-
vaard, wanneer zij ook buiten het terrein van de shade-
vergoeding toepassing zou vinden.

lntusschen vloeit uit het voorafgaande voort, dat
inschrijvingen in het Grootboek voor den Wederopbouw,
die zijn gebaseerd. op
taxaties, waaraan niet de waarde pan
10
Mei
1940
ten grondslag hee/t gelegen, zouden moeten
worden herzien.
Een verstrekkende, maar niettemin nood-
zakelijke, consequentie.

S. POSTHTJMA.

AANTEEKENINGEN.

HET JAARVERSLAG 1944 VAN
DE INCASSO BANK
N.V

Aan het verslag over het 54ste boekjaar van de Incasso
Bank N.V. ontieenen wij het volgende:

,,Er bestaat echter een onverbrekelijke band tusschen
de interne en de externe muntpolitiek. Het vraagstuk van
de wisselkoersen vraagt derhalve dringend om een afdoende
en snelle oplossing. De tot nu toe vastgestelde koersen,
neerkomende op een handhaving van de vooroorlogsche
pariteit voor den Belgischen franc en een depreciatie met

rond 30% t.a.v. de overige valuta’s, lijken, in dit licht
bezien, niet bevredigend.— – – –
,,De monetaire overeenkomst met België gaat – naar

aan te nemen valt – uit van de veronderstelling, dat beide
landen de interne muntzuivering drastisch ter hand zullen
nemen. Wij vragen ons af, of het feit, dat thans in België de
bonen met circa 100% zijn verhoogd vergeleken bij 1940,
niet een aanwijzing is, dat de eerste stap op het hellend
vlak der inflatie daar te lande reeds is gezet. Mocht deze
tendens zich inderdaad manifesteeren, dan dient ons land
er voor te zorgen, dat tijdig een nieuwe basis voor onze
muntpariteit wordt gekozen. Men zal terzake uiterst dili-gent moeten zijn, zulks te meer, omdat de nakoming van
alle door onze Regeering in beginsel aanvaarde verplich-
fingen van grooten invloed za.J zijn op onze budgetaire
positie, waardoor het zaak zal zijn weerstand te bieden

aan de verleiding om het budgetaire probleem op te lossen
langs den weg van den minsten weerstand, die de monetaire
saneering ondergeschikt zou kunnen’ maken aan de budge-
taire ontwikkeling.

,,Een te lage – te laag in verhouding tot het huidige
prijs- en loonpeil – wisselkoers van den gulden is voor
ons land des te bezwaarlijker, omdat wij immers voor den komenden tijd in zoo hoöge mate aangewezen zijn op den
invoer van allerlei artikelen. Het doet daarom vreemd aan,

dat het £ voorloopig op f 10,691 is vastgesteld, terwijl
voor Nederlandsch-Indië, welk land toch ongetwijfeld

sneller tot exporteeren van beteekenis in staat zal zijn, de
vooroorlogsche wisselkoers ad £ =
f
7,60 schijnt te zijn
gehandhaafd”.

BRITSCH-NEDERLANDSCHE MONETAmE OVEREENKOMST.

De jervatting der financieele relaties met het sterling-

blok is ongetwijfeld een moment, waarnaar het geheele

Nederlandsche bedrijfsleven reikhalzend heeft uitgezien.

Van oudsher hebben de sterling-landen voor Nederland

en haar overzeesqhe gewesten tbt de belangrijkste handels-

partners behoord. Het is uitermate waarschijnlijk, dat
de relaties met het Britsche Rijk o5 economisch en finan-

cieel gebied in de toekomst nog veel rfauwer zullen worden

dan voorheen het geval was. De politieke en economische
ineenstorting van het Nederlandsche achterland in Europa

zal ongetwijfeld leiden tot een sterkere .oriënteering van
ons bedrijfsleven op het Westen, om nog te zwijgen over
emotioneele factoren.

Het is daarom alleszins de moeite waard, bij den inhoud
van,het eerste monetaire verdrag, dat met één der Big

Three wordt gesloten, stil te staan. Dit te meer, omdat

de tekst van de overeenkomst den lezer op bepaalde
punten ongetwijfeld moeilijkheden zal berokkenen
1).

Floudt men evenwel in het oog, dat de overeenkomst twee hoofdthema’s bevat, dan wordt de tekst reeds aan stonds veel duidelijker. Deze twee thema’s zijn:

de regeling van het normale betalingsverkeer;
de wijze, waarop de Nederlandsche sterlingsaldi,
zoowel die, welke in Mei 1940 bevroren geraakten, als de

sindsdien geaccumuleerde pondensaldi, kunnen worden
aangewend.

Wat de regeling van het normale betalingsverkeer aan-
gaat, wijkt het verdrag niet af van het thans in Wet-

Europa gangbare standaardtype. 1-let bevat daarvan alle
normale elementen, te weten:
Er wordt een officieele koers vastgesteld tusschen
het pond sterling en den Nederlandschen gulden, nl.
1 £ = f 10.691. Partijen verplichten zich, deze pariteit

niet te zullen wijzigen dan na onderling overleg. De
betrokken circulatiebanken zullen de maximum-afwijking
van deze pariteit op de door haar gecontroleerde markten
vaststellenç Zij verplichten zich bovendien, alle maat-

regelen-te nemen, opdat transacties tegen anderen dan den
officieelen koers met kracht worden tegengegaan.

De Bank of England en De Nederlandsch Bank,
verplichten zich, ponden, resp. guldens aan elkaar af te
geven tot een maximum van £ 5 millioen resp, f 53.450.000.
Voor de guldenbedragen, die de Bank of England opneemt,
wordt De Nederlandsche Bank in sterling gecrediteerd
in de boeken van de Bank of England. Omgekeerd wordt

de Bank of England gecrediteerd voor de tegenwaarde
in guldens voor de ponden, die De Nederlandsche Bank
opneemt.

Wordt de limiet van £ 5 milliöen resp. f 53.450.000
door een der partners overschreden, dan wordt het surplus
in goud betaald door den debiteur,

Te allen tijde heeft De Nederlandche Bank het recht,
het creditsaldo in guldens van de Bank of England in de
boeken van DeNederlandsche3ankltes7ervangen doorponden
of goud. De gankof England heeft het recht, het ponden-
saldo van De Nederlandsche Bank in de boeken yan de
Bank of England af te koopen door goud of guldens aan
De Nëaerlandsche Bank over te dragen.

De sterlingsaldi yan De Nederlandsche Bank zullen
worden aangehouden en belegd op een wijze, zooals
goedgekeurd door de Bank of England en de guldensaldi
‘van de Bank of England zullen worden aangehouden en
geïnvesteerd in overleg met De Nederlandsche Bank.

1)
WIJ hopen een vollecligen afdruk van dien tekst in een volgend
nummer te publiceeren. (Red.).

106

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 Septembei’ 1945

De Bank of England ‘z’al ponden afgeven voor alle

transacties, toegestaan door de Nederlandsche deviezen-

contrôle en?De Nederlandsche Bank zal guldens afgeven
voor alle transacties, welke de Britsche deviezencontri,le
goedkeurt.

*

Overigens zal de-vrije beschikkiiig over ponden door
Nederlandsche ingezetenen voor overdracht aan andere

Nederlandsche ingezetenen of voor betaling aan ingezetenen

.van het sterlingbiok niet door Britsche maatregelen

worden belemmerd. Dit houdt dus in, dat het Deviezen-
instituut zijn toezicht op de besteding
van
ponden door
1
Nederlanders handhaaft: Eventueele Engelsche belemme-

ringen worden voor Nederlanders opgeheven, -wan-

neer de Nederlandsche instantie goedkeuring heeft

verleend. De Nederlandsche Bank neemt de gelijke

verplichting op zich voor guldens, toebehoorende aan

Britsche ingezetenen. De Nederlandsche resp. Britsche
vergunning garandeert dus tevens de vergunning in het

andere land voor alle betalingen binnen de sterling resp.
de guldenarea. Voor btalingen in sterlg door Neder-.

landsche ingezetenen aan begunstigden buiten de sterling-

gulden-area bestaat deze automatische koppeling niet en
blijft het dus mogelijk, dat de Britsche deviezenautdriteiten

een andere houding zullen aannemen dan de Nederlandsche.

Voor betalingen in guldens door Britsche ingezetenen
buiten de sterling-gulden-area geldt het zelfde.

liet verdrag geldt voor de sterlingarea eenerzijds en
de guldenarea anderzijds. Onder de ‘sterlingarea wordt

vei’staan het gebied, zooals dat van tijd tot. tijd wordt
omschreven door de British Exchange Control. De Neder-

landsche monetaire areapmvat Nederland en Oost- en West-
Indië. 1-lierbij neemt Oost-Indië een bijzondere positie in.
Hoewel dit gebiedsdeel principieel toetreedt tot het ver-
drag, bepaalt artikel 10, dat,
zoolang voor Indië het
accoord van
14
Juni
1940
van kracht blijft,
voor Indië

niets verandert. Niettemin heeft het toetreden van Oost-

Indië tot het verdrag beteekenis in verband met de af-
wikkeling der opgeloopen sterlingvorderingei, daar de

Indische sterlingvorderingen worden gebracht onder de
in het algemeene verdrag getroffei regeling. Ter toelich-

ting diene, dat het verdrag van 14 Juni 1940 betreffende
Oost-Indië .in hoofdzaak op het volgende neerkomt.

DZ koers van den Ned.-lndischen gulden werd daarbij
vastgesteld op f 7.60 per pond; valuta wordt wederzijds
zonder beperking afgegeven. Het,verdrag looptf 6 maan-
denna het sluiten van het vredesverdrag.
Voor West-Indië wordt het verdrag van 25 Juni 1940

opgeheven. Hoewel ‘het thans afgesloten yerdrag geen
koers vermeldt van den Curaçaoschen en Surinaamschen

gulden, zal de afrekening geschieden op de basis van
f 7,60 per pond, zoowel voor Suriname als Curaçao.
De mogelijkheid, dat partijen toetreden tot een
internationaal monetair accoord, is voorzien. In dat geval

zullen in het verdrag die wijzigingen worden aangebracht,
die noodig blijken, te zijn.
9.’ Het verdrag ioopt, na drie jaar automatisch af, doch
kan van het moment van onderteekening af steeds met een
opzeggingstermijn van drie maanden worden beëindigd.
Ten aanzien v.n de beschikkingsmogelijkheden over de,

Nederlandsche vorderingen in sterling merken wij het
volgende op.

De Nederlandsche vorderingen -in sterling vormen een
onderdeel van een totaal van ca. 4 milliard pond, die Groot-

Brittaiinië aan diverse Empire-landen en bevriende naties
‘verschuldigd is. De liquidatie dezer steriingschulçlen is
een der moeilijkste problemen, waarvoor de Britsihe

monetaire autiriteiten zich zien geplaatst. Het is annstonds
duidelijk, dat het uitgesloten is, dat dit bedrag in goud
wordt voldaan. De eenig mogelijke wijze van liquidatie
is in den vorm van goederen en diensten, in een dusdanig

tempo, dat daardoor ernstige schokken
voor,
de binnen-

landsche economie worden voorkomen. –
De oplossing, die voor ‘Nederland is gekozen., is een

tusschenoplossg. Voor den indii,Tidueelen houder komen

de bedragen vrij, maar Groot-Brittannië kiijgt de be-

voegdheid, haar aankoopen in de guldenarea in sterling voort te zetten boven de wederzijds vastgestelde limiet
tot het bedrag harer op het moment van het afsluiten

van het accoord b’staande schuld, met dien verstande,

dat voor’ het bedoelde bedrag door Nederland eén door-

loopend aanvullend crediet wordt verschaft.

Dit saldo wordt de ,,additional sum’ genoemd. Naar uit
Artikel 2 sub (ii) blijkt, wordt deze additional sum bij de

£ 5 millioen getrokken, die De Nederlandsche Bank bij

de Bank of England kan opnemen. Het gevolg hiervan is,

dat Nederland eerst goud kan ontbieden, indien de Britten

debetstaan voor een bedrag, grooter dan deadditional
sum
-4-
£ 5 millioen. Het goudpunt van invoer is dus

daardoor voor De Neder1andche Baiik zoo lang het ver-

verdrag geldt met het bedrag van de additional sum ver-
schoven. – –

1-let voordeel van Nederland is, dat de additional’ sum

Vrij binnen de sterlingarea kan worden gebruikt, terwijl, naarmate Groot-Brittannië meer in de guldenarea koopt,

ook voor Nederland nieuwe aankoopmogelijkheden in de

sterlingarea ontstaan. , –

GELD- EN KAPITAALMARKT.

De situatie op –
,
de geldmarkt werd i’n de laatste

dagen gekenmerkt door een ‘algemeenen drang om’

de korter loopende termijnen om te ruilen voor
jaarspapier, wellicht gestimuleerd door geruchten om-

trent een verlaging van de afgifte-prijzen van den Agent
zoodat alle termijnen, behalve voir jaarspapier zelf,
dat door
?
den Agent op ruimen schaal werd afgegeven,
dikwijls vrij belangrijk boven de officieele afgifteprijzen

hoteerden. Zoo werd driemaands papier tegen 2 pct

aangeboden en zesrnaands papier tegen pct, ter-
wijl de Agentsprijzeri resp.
15/8
pct en 1/
8
pct bedragen.
De omzetten waren ‘uit den aard der zaak tengevolge
van het bestaande ,,éénrichtingsverkeer” gering.

In de groote ruimte op de geldmarkt, ontstaan ten-.
gevolge van de voortgezette vrijwillige toestrooming van

bnkpapier naar banken en spaarbankën, – voorzag de
– Agent grootendeels door de afgifte van jaarspapier. De
positie van de Schatkist is dan ook zeer sterk geworden,
daar het creditsaldo .van het Rijk bij De Nederlandsche
Bank is gestegen tot f 521 millioen. De bankbiljetten-
circulatie is thans, zoowel doorIe gedwongen inlevering
der biljetten van f 100,—, als door de vrijwillige depo-

nering van biljetten bij banken en spaarbankeil door het
publiek, gedaald tot f 2.445 millioen, nadat zij, haar
maximumhoogte op .7 Mei j.l had bereikt met f5.518
millioen. De administratie van de in het binnenland ingeleverde biljetten van f 100,— is thans practisch
beëindigd, en het saldo der aldus ontstane geblokkeerde
rekening bfdraagt thans 1 1.332 millioen, Dit
sa
ldJT

i’eeft niet het tiaal der ingeleverde biljetten ten vuile
aln, daar inmiddels eenige -teugbetalingen en over-
b’kinen voor be Instingeti hebben plaatsgevonden;

vandaar de daling per saldo met 1 11 milioen ten op-
zichie van de vorige week.
Wanneer ook de in het buitenland ingeleverde biljetten
aan De Nederlandsche Bank zullen zijn aaigeboden kan pas het eindrésultaat van clezen maatregel worden vast-

gesteld.

Op de kapitaalmarkt zijn de beleggingsmogelijkheden

nog altijd gerir?g wegens’ het feit, dat de beufs nog steeds
is gesloten. Deze toestand
zal
ook nog wel eenigen tijd

bestendigd blijven, daar aan de effectenregistratie nog
geen uitvoering koh worden gegeven. De institutioneele
beleggers,bijv. zijn voor het beleggen van ter beschikking

komende – middelen vrijwel, uitsluitend aangewezen op
onderhandsche leeningen a-an publiekrechtelijke lichamen
De mogelijkheden zijn thans in zooverre verruimd, d

rt.

deze instellingen nu ook gelden aan de Schatkist kunnen

toevertrouwen tegen een rentevergoeding van 3 pct per

jaar. De bij de Schatkist gestorte bedragen kunnen even-

wel niet meer worden opgevraagd, maar zullen moeten
worden gebezigd voor inschrijving op een toekomstige

staatsleening, terwijl tevens een binnen redelijke grenzen
blijvende bijdrage zal worden ge,vorderd in de financieiing

van de op te• richten Maatschappij tot Jinanciering van
het Nationaal Herstel. De genoemde rentevergoeding van

3 pct per jaar, alsmede de dezer dagen afgekomen be-

paling, dat gemeenteleeningen met een looptijd van 20
jaren en langer een rente van ten hoogste 3 pct mogen

dragen, wijzen er waarschijnlijk op, dat de Overheid
den rentestand in Nederland voor langloopende leeningen
nog op een iets lager niveau wil brengen dan in de achter
ons liggende periode werd nagestreefd, toen voor lang-

loopende overheidsleeningen de rente op 31 pct per

jaarwerd gefixeerd.
9
Beschikbare krachten
9
1

Zie voor deze rubriek ook pag. 2 Omslag.

All-round
zakenman,
40 jaar, handeishoogeschool-opleiding, commercieel en ad-ministratief ervaren, bekend met reclme en marktonderzoek,
exportervaring, goed organisator, zoekt –

leidende funcfie,
van geheel of overwegend commercieelen aard. Brieven no.
227, Bureau van dit blad, postbus 42, Schiedam.

Sociaal-Econoom,
R. K., 24 jaar, opl. H.B:S.-B en acte M. 0. Economie en
Statistiek, met grondige bedrijfseconomische kennis en 6
jaar praktijk als s&iaal ambtenaar en als bedrijfs-statisticus
in industrieele onderneming, zoekt organisatie-talent ver-
eischende functie. Brieven no. 1613 ,Adv. Bur. de la Mar,
Mauritsweg 50, Rotterdam.
Commercieel en administratief goed onderlegd

Zakenman

belast met leiding in middngrootbedrijf, wenscht van positie
te veranderen. Gewend leiding te geven aan verkoop (merk-
artikelen), reclame, administratie, enz. Zou gaarne in
onderhandeling willen treden met Directie of Commissarissen
van fabriek, welke artikelen afzet in kruidniersbranche.
le Klas referenties uit bedrijfsleven. Brieven onder No. 229, aan het Bureau van dit blad, Postbus 42, Schiedam.

Binnenkort verschijnt:

,,Bedrijfs-examen”
een zeer bijzondere uitgave, omvattende een vernuftig systeem
van duidelijk gestelde, overzichtelijk, gerangschikte vragen,
met behulp waarvan een ieder, die leiding heeft te geven,
hetzij in den top of in het middenkader, in eenig bedrijt,
onverschillig welk, met zekerheid kan vaststellen
of
alle om-
derdeelen afzonderlijk en in coördinatie, werkelijk efficiënt
functionneeren en waar eventueel fouten schuilen. Uitgeefster
dezer publicatie is de
NEDERLANDSOFIE STICHTING VOOR ORGANISATIE
Nieuwe Gracht
4,
Utrecht, die het werk tegen kostprijs
(f
2.25)
verstrekt aan geïnteresseerden. Wilt U, in het be-
lang van een juiste oplage-bepaling, thans bestellen?

HET DIRECTORAAT-GENERAAL VAN DE PRIJZEN

Is
gevestIgd:
Bezuldonhonstsclieweg
97
te ‘-Gravenhage – Tel.
720060

Onder dit nummer zijn te bereiken: De Directeur-Generaal, Secretariaat, (waaronder Voorlichting ressorteert), Juridische
Zaken, Contrôle op Groothandel, Diverse Bedrijven, Verze-
keringen en Cred.-wezen en Algemeen Beheer met Documen-
tatie en Archief. DetPrijsvormingsafdeelingen Handel en Nijverheid, Land
bouw en Voedselvoorziening en Verkeer van de Directie van
de Prijzen zijn gevestigd: Zwartcweg
1
te ‘s-Gravenhage, Tel.
116289
en
116288,
terwijl de Opsporingsdienst is gevestigd.
Laan Copes van Cattenburgh
65,
Tel.
112357.

,,HOLLANDIA”

HOLLANDSCHE FABRIEK VAN MELK-
PRODUCTEN EN VO,EDINGSMIDDELEN N.V.

HOOFDKANTOOR TE

VLAARDIN GEN

HET

P

NANCIEEL
.
E DAGBLAD

voorheen Amsterdamsch Èffectenblad en Dagelijksche Beurscourant

geeft voorlichting over de nieuwe maatregelen

• het bedrcif. leven • efft cien en coupons
• geld en deviezen • uitlotinge n
• belastingen eec.

Abonnement per kwart.
f9.-. N.Z.
Vamrburgwal
289,
Adem C. ‘Tel.
30545-31113- 43598

VAN DIJK & Co.

EENDRACHTSWEG 11 – ROTTERDAM

Makelaars
en
Commissio’nnczirs
in
Effecten

Effecten – Coupons – Vermogensbeheer

Telefoon 20845 – 21889 – 40631

Beurs Nis 6

Telefoon
24178

24378

1.1 KT YA
SCHRIFTELIJkE CURSUS

VOOR
MODERNE

_

01DRINADMI HISTRATIE

Leidt op
voor het examen moderne bedrijfsadministratie –
Behandelt o.a.
administratieve organisatie, de rekeningstelsels,
voor- en nacalculatie, standaardkosten en budgetteering, loon-
stelsels en loonadministratie, bedrijfsstatistiek, toepassingen in
verschillende bedrijven

Biedt
uitstekend verzorgde lessen
en beschrijvingen, uitvoerige en, gedegen correctie van de
uitgewerkte vraagstukken, alle gewenschte voorlichting op
studiegebied

Beschikt
over talrijke medewerkers uit de
raktijk van het bedrijfsleven – Verzorf behlve den hoofd-

cursus ook voorbereidende, aanvullende en repetitiecursussen.
Prospectus op aanvraag

12 SEPTEMEER1945

HAV
BANK – SCHIEDAM

Levensverzekep ing en Lijfren/é

HERSTEL EN VERNIEUWING

NEDERLANDSCHÈ

HANDEL-MAATSCHAPPIJ,
N.V.

Uw RAADSMAN en BANKIER

DVIESBUREU
[jjij44

OOR ADMINISTRATIE EN BEDRUFSORGANISATIE

.

kan U goede diensten bewijzen

bij den opbouw van de administra-

.


tieve organisatie van Uw bedrijf.

Singel 194 Amsterdam (C) Tel. 45912

De ÂaouIIide 13ranclpolis

van

De
,,/4
1
ssunhij

oaii
1896

d-Qraoenlia
g
e

GRAANFACTORY

EXPEDITIE

BEVRACHTING

OP. EN OVERSLAG

LADING.CONTROLE

BEMONSTERING

plietchrioll

1AVENBDR
1
JF
1

ROTTERDAM,

TELEF, 72872

POS.TBUS 893

‘t Glas voor
/


BOUWVAKKEN

• SCHEEPVAART

• INDUSTRIE

• R E 0 L A M
E.

• KUNSTNIJVERHEID

leve(t

Olasindustrie

Pieter man
n/

Westvest 17 – Schiedam
R’dam: Schied. Singel 46
Nieuwe Binnenweg 309

UW TOEKOMST IS VEILIG met een polis vc de

ALGEMEENE FRIESCHE

LEVENSVERZEKERING MIJ.

of de

•GROOT-NOORDHOLLANDSCHE

VAN 1845

LEEUWARDEN (Burmaniahus) AMSTERDAM (v. Brienenhuis)

1%.V Loüis Dobbelman

Rotterdam

KOFFIE

THEEt
/

Nedetlandsch Indische Handelsbank, NV.

Amsterdam – Rotlerdam – ‘s•Gravenhage

Alle Bank-en Effectenzaken

J uist
fl
,
jbladan d. Watson michlnes. behoorende tot het
HoII.rltli-systeem, U de mogelijkheid op eHiciënta
en snelle wljz& dié •dminl,trstieve voorlichting te geven, welk* voor
den ‘wederopbouw van het Nederlandsche B.drijlsleven noodzakelijk t,.

Onze efdeeling Orgenhsetie is paraat om U •en alleszins deskund’g
advies omtrent do oplossing van Uw .dn’inistr.tievs en organisatorische
problemen voor te leggen.

Het is mogelijk, zij het in bep.rkte mate, op korten termijn weer
Watson machines (HoIl.rith-sysieem) to leveren.

;
,W A T S 0 N” Dedrilismachine Maatschappij N.Y.
Fredaribplein 34, Amsterdim .0 -Tel. ere: 33406, 33656,’ 31856

N.V. Gebr.’van Uden’s

Scheepvaart- en Agentuur-Mij.

Shipowners. – Brokers

Rotterdam – Amsterdam – Zaandam

Alle correspondentie betrelende advertenties, gelieve U t richten aan Koninklijke Neder!andsche Boekdrukkerij
H.
A.
N.
Roelants,

Lange Haven 141, Schiedam (Tel. 69300. toestel 6)

Druk Roelaats, Schiedam

S

Auteur