Ga direct naar de content

Jrg. 3, editie 136

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 7 1918

van
Java
naar
San Francisco
Vice versa, in 1
BALTIIeORE (Hou. Amer. Lifn) elke 1014 dagen
CARDIFF (en Birmingham District) wekelijks
vereeniging met de Java-China-Japan
Lijn.
‘Ml DDLESBROUGH . . .

. eiken Zaterdag
‘STOCKTON ON TEES . . . . eiken Zaterdag
SUNDERLANI)
…….
eiken Zaterdag
JAVANEW YORK LIJN.

‘ALEXAN DRIE
…….
elke 213 weken
Geregelde vrachtbootendienst van
New York
CANADA (via Londen) . . .

elke 10 dagen
naar
Nederlandsch-Indië
Vice versa. via het
AUSTRALIE (via Londen) . .

elke 14 dagen
‘ZUID AMERIKA (via Antwerpen) eike23weken
Panama-Kanaal in samenwerking met
‘MAROKKO (via Antwerpen). elke 14 dagen
andere Maatschappijen.

CUBA (via Liverpool). . . .

elke 10 dagen
Doorvrachten naar en van alle deelen der wereld.
Levering van Engelsche Stoomkolen en Gaskolen.
JAVA—BENGALEN LIJN.

Diensten tijdens den oorlog gestaakt.
Geregelde dienst van
Nederlandsch-Indl

naar
Rangoon
en
C’alcalia vice
versa.

Accountantskantoor

James Polak

7 AUGUSTUS 1918

1

.1.

S

1

Economisch

Statistische

Berl
*
chten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NJJVERHEID. FINANCIËN EN VERKEER

3E JAARGANG

WOENSDAG 7 ÂUGUSTUS
1918

No. 136

Stooinvaart-Maatschappij
I
N1V.Furness’ Scheepvaart-
1110 T T E R BAN S C IIE

NEDERLAND
en Agentuur Maatschappij
BANKVEREENIGING
AMSTERDAM.
ROTTERDAM—AMSTERDAM.

Rotterdam ‘s-Gravenhage

Sto

Telegram.Adres: ,,FURNESS”
Boompjes

Mauritskade
oinvaart-Maatschappij
Telefoon
Nos.
ROTTERDAM
774447
AMSTERDAM N
5866, N 1267
Delfshaven

Bezuidenhout

ROT’l’ERDAMSCIIE LLOTD
Feijenoord

Kneuterdijk
Reeders, Cargadoors, Exediteurs, Kolen-
Glashaven

Naaldwijk

ROTTERDAM.
handelaren, Stuwadoors, Assuradeurs etc.
Schiedam

Rijswijk
Vlaardingen

Scheveningei

TIJDELIJKE MAILDIENS1
Speciale afdeeing voor h et bevrachten
Amsterdam

JAVA

SAN FRANCISCO
Vice
versa
van scheepslaclingen per stoomende en

Rokin

via

Singapore, Hongkong, Manilla.
zeilende ruimte.
Zaandam

KAPITAAL
EN
RESERVEN

Nagasaki en Honolulu
AAN- EN VERKOOP VAN SCHEPEN
1
66.000.000,—


VRACHTBOOTENDIENST

1
GEREGELDE LIJNEN VAN EN NAAR:

(Lid Ned. Acc. Verg)
POSTHOORNSTEEG
713

ROTTERDAM.

F. & W. VAN DAM

Makelaars in Assurantin

Wijnhaven 63 – Rotterdam

belasten zich met het

plaatsen van

alle Assurantiën,

onverschillig
van wel-

ken aard, geene uit-

gezonderd.

Nationale

Levensverzekering

Bank

OPGERICHT
1863

TE

ROTTERDAM.

NATIONALE

BANK VEREENIGING

Hoofddirectie en Centrale

Administratie te Utrecht

Alkmaar, Alphen a. d. R., Amersfoort, Apeldoorn, Arnhem, Asen, Barneveld,
Bodegraven, Borculo, Boskoop, Den Burg
(Texel), Coevorden, Culemborg, Delft,
Devénter, Doetinchem, Dokkum, Dordrecht,
Drachten, . Ede, Franeker, Ge!dermalsen,
Goes, Gorinchem, Gouda, Groenlo, Gronin-
gen, Haarlem, Harlingen, Heerenveen, Den
Helder, Hengelo (0.), Hoogeveen, Hooge-
zand, Hulst, Katwijk, Leeuwarden, Leiden,
Lociem, Meppel, Middelburg, Nijmegen, Oostburg, Purmerend, Schagen, Schoon-
hoven, Sliedrecht, Sneek, Stadskauaal,
Terneuzen, Tholen, Tiel, Uithoorn, Utrecht, Veendam, Veenendaal, Vlissingen, Wilder-
vank, Woerden, Ijmuiden, Zeist, Zierikzee,
Zutfen, Zwijndrecht.

KAPITAAL EN RESERVEN

/7.200.000
9

De aandacht wordt gevestigd op de afgifte
van
Binnenlandsche
Credietbrieven,
waajdoor in ruim 80 plaatsen in Nederland geldèn franco kunnen worden opgenomen.

ZUID-NEDERLANDSCHE

HANDELSBANK

Kapitaal
f
3.000.000,-

EINDHOVEN – TILBURG – ‘s-HERTOGENBOSCH

BREDA – MAASTRICHT – SITTARD – VENLO

Belast zich met

de biiandeling van alle bankzaken

SAFE DEPOSIT

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

Rotterdamsche Scheepshypotheekbank
g

Commissarissen: Mr. J. B. VAN BERCKEL, Directeur der ‘s-Gravenhaagsche Crediet-Vereeniging en
Deposito-Kas; D. G. VAN BEUNINGEN, Directeur der Steenkolen-Handeisvereeniging;

Mr. J. COERT,
Advocaat; Z. W. C. DEKKERS, Lid der firma Erhardt
&
Dekkers; Mr.
THÖA.
FRUIN, Advocaat; J. VAN
DER GIESSEN, Directeur der N.V. C. van der Giessen
&
Zonen’s Scheepswerven;

A. GLEICHMAN, Lid
der firma M. van Marie; J. B. A. JONCKHEER, Directeur der Stoomvaart-Maatschappij ,,Nederland”;
Mr. K. P. VAN DER MANDELE, Directeur der Rotterdamsche Bankvereeniging;

MEES Mzn., Lid der firma Bonn
&
Mees;
PHS. VAN OMMEREN Jr., Lid der firma Phs. van Ommeren; J. RYPPERDA WIERDSMA, Directeur der Holland-
Amerika-Lijn, te Rotterdam.
Raad van Toezicht.

Directeur: Mr. W. C. MEES.

(Uitgifte van. 5 pCt. PANDBRIE VEN

NEDERLANDSCHE HANDEL- MAATSCHAPPIJ

GESTORT
KAPITAAL
f
70.000.000,—

STATUTAIRE RESERVE
f
12.760.286,-

Hoofdkantoor: AMSTERDAM

Ageutschappen te ROTTERDAM en ‘s-RAYENHAGE.

Vestigingen in de voornaamste plaatsen van NEDERLANDSCH-INDIË,

in de
STRAITS-SETTLEMENTS,
in
BRITSCH-INDIË en
in
CHINA.

In- en Verkoop van Wissels en Telegrafische Transferten,

Incasseeringen en Financieeringen, .Schriftelijke of Telegrafische Credieten,

Reiscredietbrieven, Deposito’s, Rekeningen-Courant,

Administratie van Effect.èn en allé andere Bankzaken.

CIO

IW(J

)42

@nissocd

2trMesm
c

9empe.rlz 784′ es t’13’,-ede/t
,
ereeni,sn,
78%3.

Reeders en Cargadoors

GEBR.VAN
UDEN
Bevrachtingsagenten

Expediteurs

KOOP en VERKOOP VAN SCHEPEN

ROTTERDAM

AMSTERDAM

ZAANDAM

Telegram-Adrea: ,VANUDEN”

R. MEES
&
ZOONEN
.

ANNO 1720

BANKIERS

ASSURANTIE-MAKELAARS

SCHIEDAM

ROTTERDAM

VLAARDINGEN

ROTTERDAM

AMSTERDAM

Behandeling van alle Bankzaken

Bezorging van alle Assurantiën

7 AUGusTUS !9h9

AUTEURSRECHT VOORBEI4OUbEÏI

Economischm,Statistische

Beri*chten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRiFTEN

3E JAARGANG

WOENSDAG 7 AUGUSTUS 1918

No. 136

INHOUD

BIz.
ORGANISATIE VAN DEN SUIKERHANDEL
OP
JAVA door
A. T. 689
De eerste daad van Economische Voorlichting aangaande
het Buitenland door
G. E. 112iffnagel …………….690
Ricardo en Prof. Verrijn Stuart door G.
H.
Boissevoin .. 695
Het nieuwe Octrooi der Banque de France door
Mr. L. F.
A. M. van Ogtrop …………………………..697
AANTEEKENINGEN:
China in
1917 …………………………….700
Industrie in Zuid-Afrika …………………….
.
701
BOEKAANK0NDIGING:
Dr. C. A. Verrijn Stuart: De Goudkwestie, bespr. door
Mr. 0. W. J. Brîsins ……………………..701
Mr. R. Bijlsma: Rotterdam’s Welvaren
155011850,
bespr. door
J. [lstdig ……………………..703
REGEERINGSMAATREGELEN OP HANDELSCEBIED …………
703
MAANDCIJFERS:
Emissies…………………. . ……………..

704
Postcheque en Girodienst ……………………
704
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN ………………
705-712
Geldkoersen.

Effectenbeurzen.
W1isse Ikoersen.

Goederen handel.
Bankstaten.

Verkeerswezen.

5 AUGUSTUS 1918.

Ook voor
deze
week valt een verdere verruiming

van de geldrnarkt te constateeren. Particulier-disconto
noteerde 2
1
/
2
pOt., met zeer geringe omzetten. Geld

op prolongatie onveranderd 2
1
/
2
p.Ot.

Op de wisselmarkt waren de omzetten eveneens

gering. Marken vaster op de berichten, in zake de

kolenleverantie’s uit Duitschiand. De koers steeg tot

32.70. In het laatst ging het avans weder geheel

verloren; slot iets beter 32.20.

De in het vorig overzicht vermelde daling van de

Entcnte deviezen is deze week verder gegaan.

T-let is vooral Londen, dat hierbij den toon aan-
geeft; de geruchten over de schadevergoeding van

den getorpedeerden Statendam dedei eveneens hun

invloed gelden. Slot 9.0e’ brief.

ORGANISATIE VAN DEN SUIKER-

HANDEL OP JAVA.
*)

Bij dc besprekingen in de maand Juni te Londen
gevoerd tusschen eene commissie van de Java Suiker-
vereeniging en den. grootsten exporteur van Javasui-
ker ter beraming van dc beste wijze van huipverleening
aan dc noodlijdende suikercultuur,’werd het zeer juiste
standpunt ingenomen, dat alleen eene tijdelijke veree-
nigling der belangen van verkoopers en koopers op
Java m.a.w. van fabrikanten en exporteurs afdoende
verbetering van den toestand kan brengen. Genoemde
cômmissic keerde in liet begin van Juli naar Neder-
]and terug met een ontwerp voor eene overeenkomst,
waarbij de voornaamste exporteurs in het vervolg als
verkoopagenten zouden optreden van de gecombineer-
de fabrikanten tegen eerie vaste commissie, terwijl
exporteurs geheel zouden moeten afzien van het doen

) Vervolg op liet artikel
in No. 132.

van zaken voor eigen rekening. Zij zouden dan telkens

niet toestemming van een vertegenwoordiger der pro-
ducenten de prijzen vaststellen, waartoe naar de ver-
scliillende landen verkocht mag worden, waarbij liet
ccve land vaak hoogere prijzen kan aanleggen dan het

andere. De bedoeling was om op deze wijze vooi dat
gedeelte van den suikeroogst, waarvoor seheepsruimte

verkrijgbaar was, goede winstgevende prijzen te be-
dingen en daarvan alle producenten in verhouding tot
hunne productie te laten profiteeren.

Gedurende de maand Juli volgden daarop met tijde-
1 ijke onderbrekingen langdurige onderhandelingen
tussehen producenten en exporteurs onderling en ook
tusschen producenten en exporteurs. Deze onderhan-
dcliiigen werden niet vergemakkelijkt door zich tel-
kens voordoende misverstanden en door een gebrek

aan vertrouwen bij enkele producenten in de bedoehu-
gen der exporteurs, zoodat de besprekingen herhaal-
delijk dreigden geheel te worden afgebroken. Bij eenc
gioote combinatie als de hier gedachte is het volle
wederzijdsehe vertrouwen toch een der voornaamste vereischten. Bestaat dit vertrouwen, dan kan het ook
niet moeilijk zijn. over enkele punten van het Lon-
densche concept-contract, die hier bij sommige par-
tijen aanstoot gegeven hebben, overeenstemming te
verkrijgen. De verschillende exporteurs op Java waren
reeds spoedig tot volkomen overeenstemming gekomen

ten opzichte van de wijze van werking der combinatie,
alhoewel het voor hen – vooral bij de tegenwoordigé
lage prijzen voor Javasuiker. – bepaald voordeeliger
zoude zijn om onafhankelijk te blijven tegenover onaf-

hankelijk optredende verkoopers. Zij werden echter
bereid gevonden concessies te dpen aan het groote alge-
meen belang van Java in deze abnormale tijden. Anders
zou de toestand voor exporteurs worden, wanneer zich
de producenten alleen zouden willen aaneensluiten en
dus onafhankelijk werkende koopers komen te staan
tegenover de groote vereiiiging van verloopers. Afge-
zien
iran
de ongunstige ervaringen, die men verleden
jaar heeft opgedaan met eene vereeniging van uitslui-
texid fabrikanten, zou het onmiddellijk gevolg eener
dergelijke nieuwe, alleen fabrikanten omvattende, vér-
eeniging zijn, dat zich ook de exporteurs onderling aan-
eensluitert ter beveiliging hunner belangen. Uct resul-
taat daarvan zou dus zijn een beiangenstr.ijd tus-
schen de gecombineerde verkoopers tegenover dc ver-
eeni,gde koopers, hetgeen allerminst in liet belang der
suikercul tuu 1 geacht mag worden.

Ten einde een verder rekken der besprekingen en
eventueele algeheele mislukking te voorkomen, heeft de Ned. md. Regeering gemeend te moeten ingrijpen.
Op 29Juli heeft de GouverneurGenci’aal eene door
hem bijeengeroepen vergadering van belanghebbenden gcpres.i.deercl, waarbij hij op een dadelijk gezamenlijk

optrecl en van su ikercultu u i en Ii and eI aanci long onder
bedreiging van weigering van uitvoer-vergunningen
aan alle niet bij een dergelijke combinatie aangesloten
fabrieken. Tegelijkertijd werd eene kleine commissie
benoemd, bestaande uit twee fabrikanten en een cxpor
teur – de heeren Gentis, Bennink en Ballingal – om een werkplan vast te stellen. 1-let resultaat is reeds
geweest, dat de verkoopprijzen, die gedaald waren tot

II
690

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7
Âugustus
1918
11

f 51%
voor witte suiker en
f 41%
voor No. 16 en h. uit

oogst 1918 en
f 5
voor witte suiker oogst 1917, ver-

hoogd werden tot
f
71% voor witte suiker,
f
61% voor

No. 16 en h. en
f
6 voor No. 12/14 Öogst 1918 en
f
1%

lager voor.00gst 1917.
Daar echter tot de eerstgenoemde lage prijzen groote
partijen gedurende de laatste dagen van Juli verkocht
werden, is het aan te xemen, dat de vraag voorloopig
gedekt is, zoodat fabrikanten niet zoo spoedig van de
prijsverhooging zullen kunnen profiteeren als wan-
neer zij met hunne verkoopen niet zoo overhaast te

werk gegaan waren, waardoor eenige millioenen meer
in de kassen der suikerfabrikanten gevloeid zouden
zijn. – __________ A. V.

DE EERSTE DAAD VAN ECONOMISCHE
VOORLICHTING AANGAANDE HET

BUITENLAND.

Een land ken op verschillende wijzen economische
betrekkingen met het buitenland aanknoopen. De

meest voorkomende vorm is die door den export van
goederen. Daarnaast valt te noemen het verrichten

van maritieme vrachtvaart voor buitenlandsche reke-
ning, het verstrekken van leeningen aan andere lan-
den, hetzij aan staatsrechtelijke, hetzij aan privaat-

rechtelijke organen, terwijl tenslotte, om secundaire
mogelijkheden buiten beschouwing te laten, voor een

land relaties met den vreemde kunnen ontstaan, door-

dat primo burgers van dit land hun arbeidsdiensten
buiten de grenzen gaan aanbieden, secundo doordat

een land uit het buitenland de personen ontvangt, die
men in het algemeen kan samenvatten onder het be-

grip: toeristen. Afzonderlijk zij dan nog genoemd de

betrekkingen voortvloeiende uit transito, een bedrijf,
dat, voor zoover het eigendom van het behandelde
object niet verkregen wordt in het land waar de door-
voer plaats vindt en degenen, die hun zorgen daaraan
wijden dus slechts betaalde lasthebbers zijn, te onder-

scheiden is van den export. Transito komt voort uit

een geografische omstandigheid. Uit al deze betrek-
kingen ontstaan verplichtingen van het land, dat be-
voordeeld wordt aan het land dat de diensten bewijst.

Nederland bewijst zoodanige diensten aan andere
landen en het is voor ons land een levensnoodzaak

zulks te doen. Wij vinden op onzen eigen bodem niet
alle middelen, of de gewenschte middelen niet in vol-
doende mate, om de levensbehoefte van onze natie
volledig voort te brengen. Wij zijn niet wat met den
modernen term genoemd wordt: self-suffising. In

zekere mate zullen wij ons dus tot het buitenland
moeten wenden, willen wij in leven blijven, of minder
drastisch uitgedrukt, om een zoo rijk mogelijk leven
te kunnen geiieten, waarbij onder rijk verstaan wordt
een leven, dat het grootste materieele gemak verschaft

bij de kleinste inspanning.
Om van het buitenland te ontvangen, wat hier te
kort komt, zal het noodig zijn dat wij zorgen dat
aldaar verplichtingen aan ons bestaan ter vereffening
waarvan wij levering van het ons ontbrekende kun-
nen verlangen. Deze verplichtingen kunnen wij

scheppen door het tot stand brengen vtn, of door het
medewerken één, de betrekkingen waarvan hiervoren
de belangrijkste genoemd zijn. ‘Wij mogen met de
mogelijkheid rekenen, dat er personen in den vreemde

zijh,
die dergelijke betrekkingen met ons zullen willen
aanknoopen, ten deele zelfs hunnerzijds daartoe het
initiatief zullen nemen, want er is geen cultuurstaat

ter wereld en er zal geen combinatie van landen te

organiseeren zijn,
waarvoor het woord self-suffising,

inzonderheid dan met de veriuiming hiervoren ge-
maakt, wel toepasselijk is.
Hebben wij ons eenmaal het recht van vragen ver-
zekerd dan is ons door arbitrage, d.w.z.: ruilen met
eenige tusschenstations, de gelegenheid geboden van
eenige plek ter wereld de goederen of de diensten te

betrekken, die daar beschikbaar zijn en voor ons
economisch volksbestaan in een behoefte voorzien.
De behoefte aan economische betrekkingen met het

buitenland uit materieele motieven is hiermede nog slechts van één zijde bekeken, want anderzijds doet
zich de omstandigheid voor, dat wij door de econo-

misch-geographische toestanden van land en bevol-
king in ander opzicht een overschot hebben, waarvan,

hetzij hier te lande geen gebruik gemaakt kan wor-
den, of waarvan elders een vruchtbaarder gebruik ge-

maakt zou kunnen worden. De noodzakelijkheid en
gelegenheid van de betrekking met den vreemde staat
dus hiermede reeds vast. Alles wat daarvoor pleit,

is echter nog geenszins gezegd. Er geldt voor Neder-
land nog een zeer beteekenend belang uit anderen
hoofde en ik zou dit ter onderscheiding, het ideëele

belang willen noemen.
Het commercieele verkeer met andere staten maakt
het handelend land bekend, doet belangen ontstaan in
den vreemde bij het land in kwestie, werkt in de hand

dat onderdanen van een land ter uitoefenening van
den buitenlandschen handel, of van buitenlandsche

bezigheid in een anderen vorm, zich gaan vertoonen,

veelal zelfs vestigen, in andere staten. De kring van

belangstellenden voor een staat wordt hierdoor in
hooge mate uitgebreid. Voor een klein land als Neder-

land, dat zich niet onbeperkt zal kunnen verweren
tegen een vreemde mogendheid, die zijn positie zou
willen belagen, is het zeker van uitermate beteeke-

nis, dat landen met onderling, afwijkende economische
belangen met hem in betrekking staan. Immers de

oogen van velen
zijn
dan steeds op Nederland gericht
en zal hetgeen een bepaald land, of de associatie van

bepaalde landen, door geweld tracht te winnen, naast
schade aan ons eigen bezit deze ook toebrengen aan
de belangen van andere landen. Alen kan het dus als

een waarborg voor dc onafhankelijkheid van Neder-
land beschouwen, indien handelsbetrekkingen met het
buitenland in de ruimste uitgebreidheid gezocht wor-

den en
Nederla.ndsche onderdanen
voor de expansie

van de moederlandsche handelsbetrekkingen
zich over

de wereld verspreiden.

Sedert eenigen tijd wordt zeer veel’ aandacht ge-

schonken aan het onderwerp, dat men den naam geeft
van economische voorlichting aangaande het buiten-
land. Van particuliere zijde verneemt men uitingen
van wenschelijkheden ten aanzien hiervan en het is

gebleken, dat onze Regeering aan de aangelegenheid
aandacht schenkt. Men heeft onder de werkzaamheid,
die men, den hiervoren genoemden naam geeft, te ver-

staan, het verstrekken Van inlichtingen of aanwijzin-
gen over vreemde plaatsen of gebieden, waar gega-
digden zijn, of vermoed worden, voor zaken die ons

land voortbrengt, ten behoeve van degenen die de bui-

tenlandsche commercieele betrekkingen aanknoopen
1).

De economische voorlichting aangaande het buiten-
land is dus te typeeren als een
vorm van bijstand
bij

de economische ondernemingen van landgenooten met
buitenlanders, bij welken bijstand echter indirect ook’
zulke burgers van een land betrokken zijn, die geen
verkeer hebben met den vreemde en dus vermoedelijk geen gebruik kunnen maken van deze voorlichting als
zoodanig, maar voor de voorlichting, indien deze in
een behoefte voorziet, niet onverschillig kunnen zijn,
om reden dat hun bestaan niet zou zijn gelijk het is,
indien niet een deel der landgenooten hun beroep

1)
Ik ben er mij van bewust mij aan de eenzijdigheid
schuldig te maken den buitenlandschen handel schijnbaar
met export te vereenzelvigen en het importbedrijf over het
hoofd te zien. Import is echter het complement van den export; terwille van beperking is daarom de import niet
afzonderlijk in beschouwing genomen. Zooals opgemerkt is
wordt de Nederlandsche export voor een aanzienlijk deel be-
dreven terwille van noodzakelijken import.
Nu
zal er one-
twijfeld door de oorlogsgebeurtenissen
ook
verandering moe-
ten komen in de landen van waaruit wij voor ons levens-
onderhoud onontbeerlijk goed importeeren. Als richtsnoer zal een hierna te overwegen beschrijving van de economi-
sche verschuivingen in de wereld ook ten behoeve van den
import hare diensten bewijzen; het opsporen der import-
goederen zal spoedig eischen stellen, die het best den onder-
nemer zelve toevertrouvd’zijn.

7 Augustus 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

691

waren gaan uitoefenen in betrekking met het buiten-
land. Do voorlichting, gelijk gezegd werd, is één der
vormen van bijstand; er bestaan zooals ieder zich kan
realiseeren nog meerdere middelen bm den onderda-
nen van een land het handelsverkeer met het buiten-
land te vergemakkelijken.

Uit den aandrang tot de hulp zou men gevoegelijk
reeds mogen opmaken, dat zoodanige voorlichfing in
een behoefte voorziet en betoog behoeft het ook wel
niet dat voor iemand, die betrekkingen zoekt met den

vreemde, van belang is gegevens verschaft te krijgen

over de economische positie van het land waar hij

zal optreden en hulp te genieten bij zijne handelingen
in contact met dit land, een en ander natuurlijk in de
verwachting dat het materiaal, hetwelk hem toege-
deeld wordt, goed en actueel is en zoodanige huipmid-
(leien hem niet reeds zonder opoffering ten dienste
staan. Een onderzoek, waarom de voorlichtingsdienst
het leven zag, kan dus achterwege blijven; de aan-
dacht trekt nu nog, waarom thans met zooveel aan-

drang aan het onderwerp belangstelling geschonken
wordt.

Om hiervoor de verklaring te vinden, zoekt men
natuurlijk naar een verband tusschen de door den
oorlog gewijzigde economische constellatie en deze
hernieuwde belangstelling.

Allereerst kan men zich voôrsteflon dat door het-
geen in den oorlog plaats greep voor ons de noodzaak
grooter zal geworden zijn een deel van ons levenson-
derhoud to zoeken uit diensten aan, of in den vreem-
de bewezen. Ware dit zoo, dan zouden dus hier te
lande de middelen, die ons een bestaan geven, ver-
minderd moeten zijn, want dat door de verschuivin-
gen, die door den oorlog teweeggebracht werden,
hier een vergrooting der productie van die goederen
zou plaats gevonden hebben, waarvoor in hun geheel
niet binnen de grenzen de meest winstgevende afzet
te vinden is, behoeft wel niet als een tweede mogelijke
verklaring aangenomen te worden. Het
lijdt
geen
twijfel, dat in zekere mate ons land verarmd is door
cle maatregelen met on-economische gevolgen, die
getroffen moesten worden ter aanpassing bij de toe-
standen die in het strijdend Europa ontstaan waren,
en daarnaast is stilstand gekomen in den aanwas van
menig vermogen door gebrek aan emplooi, wat boven-
dien nog oorzaak kan geweest zijn, dat de bezitter het
noodzakelijk levensonderhoud op zijn kapitaal moest
interen. Aan den anderen kant had weliswaar de
toedracht in de landen, die in sterker mate dan wij
de ontwrichting van den oorlog gevoelen, voor ons
land de mogelijkheid geopend do baten uit diensten
aan den vreemde opvordcrbaar, te vergrooteh, evenwel
hebben spoedig bezwaren gegolden, die verder vrijwel
onmogelijk deden
zijn,
deze gunstige positie tot pro-
ductiviteit te brengen.
Wanneer wij met den vrede een nieuwe periode in
de wereldgeschiedenis ingaan, zal ons economisch
bezit dus kleiner zijn, hetgeen wil zeggen, dat bij een
zelfde verhouding van de volkswerkzaamheid, die hare
directe productie afdraagt aan het binnenland en die,
welke zulks doet aan het buitenland, bij gelijke mate
van bedrijvigheid, althans reeds de voortbrenging met
de eerste bestemming niet het peil zal kunnen berei-
ken, waarop zij vroeger wist te komen en dus onder deze omstandigheid ons volk een mindere mate van
welvaart zal genieten. Het is wel goed er zich hier al
rekenschap van te geven, dat deze toestand ook nu al
geldt en met den dag ongunstiger wordt.

Aannemende, dat de productieve capaciteit van
Nederland zich in een korte periode herstelt, moet
het oog inzonderheid gericht worden op de wensdie-lijkheid ons nationaal vermogen weder op te voeren.
De noodzaak bestaat bovendien hiertoe willen wij we-
derom 6nze productiemiddelen ten volle tot hun recht
laten komen. Waar voorloopig de bodem van ons land
niet rijkdommen zal gaan opleveren die plotseling de
inspanning voor het levensbestaan aanzienlijk verlich-
ten zullen, moeten wij trachten het nieuwe kapitaal
buiten de landsgrenzen te -verdienen en het middel

hiertoe is naar
wij
weten verplichtingen te verkrij-
gen van den vreemdeling aan den Nederlandschen
ondernemer.

Willen wij dit bereiken dan zal in de eerste plaats noodig zijn dat
wij,
hetzij door intcnser werken de
vrucht der productie vergrooten, hetzij ons een deel
onthouden van wat wij vroeger ons zelven voor het
levensondèrhoud gunden, zoodat dit deel beschikbaar
komt voor huitenlanclschen afzet, en in de tweede
plaats, dat-wij meerdere toewijding besteden aan corn-

mercieele daden buiten onze grenzen. Bevestigend is

hiermede beantwoord, dat hier eene aanleiding be-
staat om meer aandacht te schenken aan de cconomi-
sche voorlichting.

Heb ik in het voorgaande de aanleiding gezocht in
het vaderland, dan dient nu overwogen te worden of hetgeen buiten Nederland’s grenzen plaats vond, dat
wil dus zeggen: hetgeen den Nederlandschen expor-
teur in het volgend tijdperk op de vereldmarkt te

wachten staat, 66k
bijdraagt
tot de noodzaak der her-
ziening.

Er zouden wat dit betreft twee toestanden kunnen

blijken. In de eerste plaats dat afzetgebieden, waar
wij vroeger geïntroduceerd waren, voor ons verloren
zijn gegaan of een andere beteekenis voor ons hebben
verkregen; in de tweede plaats is mogelijk dat andere
landen, die in den wereldhandel reeds al of niet onze concurrenten waren, tijdens den oorlog in een betere
positie gekomen zijn en hierdoor de plaats, die wij in
eenig afzetgebied tot nu toe wisten in te nemen, in
gevaar brengen.
Wat de eerste vraag nu betreft, mogen wij ons
niet met de hoop vleien, dat de oorlogsgebeurtenis-

sen uitgewerkt hebben, dat bepaalde markten in
aanzienlijke mate voor onzen buitenlandschen han-
del belangrijker zijn geworden. Dit zon wellicht
anders geweest zijn, wanneei onze handel zich in de
oorlogsjaren vrijer had kunnen bewegen (volledig-
heidshalve moet hier de opmerking gemaakt worden,
dat ik bij deze bespreking bepaaldeljk het oog gericht
heb op het moederland). Daarentegen is het wel zeker,
dat wij met name in de landen, die in sterker mate
dan. wij betrokken waren in den wereldoorlog, in zekere
mate de kans verloren aldaar commercieele betrekkin-

gen aan te knooperi, behalve op dit oogenblik, ook voor
de toekomst. Inzonderheid denkt men hierbij natuur-
lijk aan de oorlogvoerende mogendheden van Europa.
immers in hoe sterke mate geldt niet de verarming
aan economische bezittingen, die zooeven voor Neder-
land ter sprake werd gebracht, voor deze landen. Na-
dat een periode van koortsachtige hevoorradingsdri.ft
van het zeer vele, dat volstrekt uitgeput is, zal voorbij
gegaan zijn, waarbij reeds -in het oog te houden is,
dat de Staatsbemoeiing in het koopverlangend land
ook deze activiteit wel in hooge mate zal beperken,
moet er rekening mede gehouden worden, dat de
koop-capaciteit van den Europeeschen .eojurnent,
waarmede wij ons tekort van levensonderhoud willen
goedmaken, aanzienlijk verkleind zal blijken.
Behalve dat het gros der koopers aldaar dc mid-
delen hebben verloren om in de mate van voorheen
onze afnemers te blijven, werkt nog tegengesteld met
onze afzetpogingen het streven dat ook in die landen
zich zal uiten, en waarvoor de prikkel zich nog sterker
doet gevoelen dan bij ons, door grooter inspanning een
grootere hoeveelheid goederen of diensten tot stand
te brengen, hetgeen voor de landen in quaestie nog te meer in mindere mate in aanmerking laat komen
buitenlandsehe producten te aanvaarden.
Wij zullen er dus mede rekening te houden hebben,
dat voor zoover de voornoemde staten betreft, de
goederenexport, het belangrijkste middel, waarmede
wij konden betalen wat wij noodzakelijk van daar moes-
ten betrekken, in aanzienlijke mate geremd zal zijn.
Transito zal van gelijke oorzaken invloed ondervinden.
Er blijft nog over het middel van vrachtvaren en van
geldieenen; met het eerste dezer twee zal, voor zoover

692

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7 Augustus
1918

de diensten die de’ nationale’ vloot het moederland

moet bewijzen zulks toelaat, naar het voorkomt, resul-

taat bereikt kunnen worden. Het andere middel zal
cehter, gelet onze finaneieele positie en daarenboven
de noodzaak van intenser werkzaamheid in Nederland,

haast niet in aanmerking kunnen komen. Van onze
arbeidskrachten, die echter anderzijds voor dit laatste
,doeleinde juist veer in grooter getale in het vader-

land onmisbaar zullen zijn, kan een deel ongetwijfeld
in de landen die hier bedoeld zijn, met vrucht te werk

gaan.

Wat blijkt bij de beschouwing van den eersten toe-
stand, die als hestaanbaar verondersteld werd, is dus
dat, moge ook in zekere mate bizondere mogelijkheden

verbeterd zijn om in Europa relaties met den vreemde

aan te knoopen, overigens aldaar veel verloren gaat.

Ten overvloede gelden naast de positieve verande-

ringen in de landen, die hiervoren bedoeld waren,
mogelijke wijzigingen omtrent welker verwezenlijking

nog geen volstrekte zekerheid bestaat ofwaarvan de
mate van toepassing nog niet beoordeeld kan worden.

Men heeft vernomen, dat aan beide zijden der strijd-
voerenden eventueelc onderlinge toenadering in de
economische betrekkingen overwogen wordt. Naar ge-

lang de oogmerken een vaster gedaante zullen aanne-

men, ligt het voor’ dc hand, dat zich terugslag zal
openbaren op de levensvatbaarheid der betrekkingen
met de liiervoren bedoelde landen, van de staten,
welke niet inbegrepen zijn bij de verleende voorkeur.

Nederland zal in de positie verkeeren der laatstge-

noemde landen.

Verklaard is dus, dat alle aanleiding bestaat onder
oogen te zien of gebied voorhanden is alwaar het ver-

lies uit de verschillende hiervoren ontwikkelde om-
standigheden geleden, zal kunnen gcbetcrd worden.

Ecuerzijds kan men nagaan of er gewestcu zijn, die
nog niet in de sfeer lagen van onze handelsactiviteit,
anderzijds zal meer kennis over bekende gebieden wel-
licht aantoonen dat ter plaatse, waar wij ons reeds be-
wogen, nog meerdere betrekkingen kunnen aange-
knoopt worden. Afgescheiden van de mogelijkheid

hiervoren gesteld en die in het navolgende uitvoeri-

ger tdelichting zal vinden,
t.w.
of andere landen, die

in den wercldhandel reeds al of niet one coneurren-
ten waren tijdens den oorlog in een betere positie ge-
komen zijn en hierdoor de plaats, die wij in eenig
afzetgebied tot nu toe wisten in te nemen of hadden
kunnen innemen, in gevaar brengen, behoeft het geen
twijfel te lijden en verdient het onze volle opmerk-
zaamheid, dat wij de. hierboven bedoelde landen, di,e
nog sterker dan ons eigen land in hun economisch be-
staan door den oorlog getroffen werden, in de gewes-
ten waar koopkracht bestaat voor onze diensten, naast
ons zullen aantreffen in het streven betrekkingen aan
te knoopen. Ook daar zullen alle geïnteresseerden aan
hun zijde tot inspanning gedrongen worden door nog’

grooter nooden clan over Nederland gekomen zijn.

Men kah verwachten, dat in vele van de gebieden,
clie hier bedoeld zijn, inderdaad de mogelijkheid be-
staat winstgevende betrekkingen aan te knoopen, want
liet algemeen economisch resultaat van den oorlogs-
coujunctuur is aldaar tot op heden haatgevend ge-
weest, althans heeft een verarming niet plaats gegre-
pen gelijk bij Europa. Daarentegen doet zich wel voor,

dat zoodanige landen door de oorlogstoestanden, die
dc vroegere bevoorradigsrouten afbraken, de zelf-
standige voortbrenging van het levensonderhoud op een hooger peil van volmaaktheid hebben gebracht,
waaidoor dat gebied minder gretig in het aantrek-
ken van vreemde diensten is geworden dan voor den
spoorslag van dc oorlogsnoodzaak het geval was.
Exploiteerbaar terrein zal echter zeer zeker nog in
aanzienlijke mate overgebleven zijn.
Bij do omstandigheid, hiervorert genoemd, dat wij cle landen, die de hardste slagen van den oorlog kre-
gen, zullen ontmoeten in onze pogingen van handels-
expansie in de landen, die daarvoor nog kans van
slagen bieden, is het echter bemoedigend, dat de

krachtsinspanning of andere toedracht van het oor-

logsbedrijf, in het algemeen gesproken, den eerstge-

noemde staten geen gelegenheid gobodon heeft noc-

menswaard aldaar directe handelingen to volbrengen,
zoodat althans op dit oogenbhik van ecn voorsprong,
die ons te hunnen opzichte al dadehijk
01)
onoverko-

melijke wijze achterstelt, niet gesproken ican worden.

Maar behalve deze landen zijn er de andere staten, die,
ofschoon deelnemend, in den oorlog, hetzij omdat zij

het strijdperk niet binnen de landsgrenzen zagen, of
overigens de deelneming aan dan strijd door locale
en politieke oorzaken niet cle economische organisatie

dusdanig ontwrichtte als, bij andere strijdende mo-

gendheden het geval is geweest, in de oorlogsjaren ge-
legenheid gevonden hebben hun positie op markten,

die ten dccle reeds bctcekenis voor ons hebben, te ver-

sterken.

Deze
mogelijkheid
heeft zich inderdaad in zeer aan-
zienlijke mate verwezenlijkt, al zal de piting daarvan

zich eerst na den oorlog ten volle vertoonen. Naar-
mate de toestand nog lnger zoo blijven zal, dat de
aan het oorlogsterrein grenzende landen geen Vrij ver-

keer kunnen beoefenen met de gebieden waarheen dc
oogen moeten worden gericht en voor de landen, die
daar ter plaatse reeds wel aanmerkelijk hun positie

verbeterden de economische positie zich niet ten
kwade keert, zal de voor onze toekomstige werkzaam-heid nadeelige toedracht zich nog verergeren.

Reeds vele omstandigheden kennen wij dus nu, die

het voor ons noodzakelijk maken ons ernstig reken-
sqiap te geven van veranderingen, die in de landen,
waar wij betrekkingen aanknoopten of zullen kunnen

aanknoopen, om de gelegenheid te hebben in het deel
van onze levensbehoefte te voorzien, dat wij niet in
staat zijn binnen de grenzen van ons vaderland zonder

verlies voor dc volkswelvaart voort te brengen, hebben
plaats gevonden.

Behalve de locale gebeurtenissen
01)
liet teircin

waar wij onze werkzaamheid zouden willen uitoefe-

nen, moet men nog een overweging van ander karak-
ter maken. Er valt zich nu nog mede bezig te houden
of misschien voor de toekomst er reeds rekening mede gehouden moet worden dat, afgescheiden van den toe-

stand der materieele productiemiddelen in de wereld,
ons succes in het buitcniandseh bedrijf nog moeilijker
gemaakt zal zijn, doordat de hulpmiddelen aan het
aanknoopen van buitenlandsehe betrekkingen gegeven,
welke men vindt in goede organisatie van deze werk-
zaamhcid en in waardevolle ondersteuning daarvan
door economische voorlichting,

0
1
)
den bijstand
in anderen vorm, die ook hiervoren aangeroerd is, zal
nu maar niet ingegaan worden – bij andere landen
reeds zoodanig is ontwikkeld, dat de enkeling van
Nedrlandschc nationaliteit, die den concurrentie-
strijd zal hebben te voeren met handeldrijvenden van
andere staten, in dit opzicht slechter uitgerust blijkt
te zijn dan gene.

In de laatste jaren heeft, wat deze factoren betreft,
menige verandering plaats gegrepen. Het ligt niet in dc bedoeling in deze verhandeling de feiten met na-
men te noemen, – vele zijn in dc E.-S. B. besproken
geworden – bekend is, dat in verschillende landen –
waarvan enicele reeds door de laatst behandelde mogc
hijkheid hun kansen hebben verbeterd – dc strijd-
vaardigheid van nijverheidstakken, die aldaar van be-teekenis zijn, in groote mate nog verhoogd werd door
nieuwe bedrijfsconcentraties die tot stand kwamen. Indien niet dé betere uitrusting van de bepaalde be-
drijven, die voortbrengen wat bestemd is tot het aan-
knoopen van buitenlandsehe betrekkingen, plaats
vond door nieuwe structuur van deze organen zelve,
dan deed in menig geval de versterking die bewerk-
stelligd is door nieuwe groepeering der verschillende
verkeersbedrijven – de transport- en inzonderheid de financierings-instellingen – die ter uitvoering noodig
zijn op den weg van producent naar çonsument, voor
degenen die relaties zoeken met den vreemde, nieuwe
kansen ontstaan.

7 Augustus 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

693

Wat dit betreft was het dus een versterking aange-
bracht bij de ondeinemers; men heeft echter ook kun-

nen waarnemen, dat in het buitenland aandacht ge-

schonken is aan de organen, welke slechts voorlichten
en voorthelpen bij het commercieele proces. Neder-
land heèft niet het initiatief genomen om de economi-

sche voorlichting op een hooger peil te brengen. In
vele landen werd reeds in verband met dë wijzigingen

door den oorlog plaats gevonden ten deze belangrijk
werk verricht, door de’ overheid of door particulieren.
Van enkele landen hebben wij al resultaten te zien
gekregen, die zich aan ons voordoen door een nieuw
systeem hetwelk aanvaard is, en/of zich uiten door

een merkbare grootere toewijding bij de werkzaam-
heden die verricht worden. Uit andere landen verne-

men wij, dat voorbereidende maatregelen getroffen
werden om met de z.g. economische voorlichting betere
diensten te kunnen verrichten.
Al hetgeen hiervoren gezegd is moet ons dus hier-
van doordringen, dat 1° door den oorlog als zoodanig
economische wijziging heeft plaats gevonden op het

terrein waar wij afzet vonden voor de diensten die
hot buitenland van ons aanvaardde, en die wij wilden
bewijzen om er voor te kunnen terugverlangen andere
diensten, die wij niet, of niet goed, ons zelf konden
bewijzen, dat 2°. liet gezelschap waarin wij daar ons

zullen bevinden, anders samengesteld zal zijn naar de
landen die niet ons mededingen in den voornoemden

afzet, en naar de positie die deze landen innemen en
dat
30•
behalve dat een deel van hen een gunstiger
plaats zal innemen, nog er mede rekening gehouden
moet worden, dat verscheidene met betere hulpmidde-

len.hun bedrijf aldaar zullen uitoefenen dan zij vroe-
ger hebben kunnen doen.

Het, is nu. niet eens meer noodig er zich lans mede
bezit te houden of wellicht ook een aanleiding is waar-
om men thans in Nederland zooveel aandacht schenkt
aan economische voorlichting aangaande het buiten-

land, dat deze dienst hier te lande tot op heden niet
aan de behoefte beantwoord heeft. Al zou de organisa-
lie doarvan zoo geweest zijn, dat herziening van derge-
lijke diensten inconcurreerende landen niet maakt dat
wij daardoor nu bij deze ten achter gesteld zijn, dan
zou
er toch reeds aanleiding zijn om intense aandacht
eraan te schenken wat in andere landen tot stand ge-
bracht werd, omdat er dan hoogstwaarschijnlijk nog
altijd wel wat van, te onzen profijte, in onze Organi-
satie zou kunnen, worden toegepast. Maar afgeschei-
den daarvan moge liet vorengaande aangetoond heb-
ben, dat hoedanig de economische voorlichting aan-
gaande het buitenland in Nederland ook gefunctio-
neerd heeft, dc volkomen gewijzigde omstandigheden
liet noodzakelijk maken de organisatie die hiervoor
aangewezen is aan ernstige inspectie te onderwerpen.

Het werd reeds opgemerkt, alom is er helangs’tel-
li,ng, van onderscheidene zijden wordt op verlevendi-
ging van de economische voorlichting aangaande het
buitenland aangedrongen en de ijver heeft een terrein
zoo groot als de werelden zoo ruim als het huidige
tijdperk vrijwel braak liggen om daadwerkelijk aan de
behoefte te voldoen.

De bovenstaande uiteenzetting trachtte zoo breed en
zoo volledig als een tijdschriftopstel toelaat te memo-reeren, welke verschuivingen zich in het beeld van de
wereldmarkt voorgedaan hebben of aan het voordoen
zijn; een ieder, die met eenige attentie oplette wat in
de oorlogsjaren plaats greep, heeft voor zich een zoo-
danige voorstelling van het economisch aspect kunnen
realiseeren. Maar het is niet voor het eerst, dat de
opmerking gemaakt wordt, dat legio geïnteresseerden
– en goed beschouwd zijn dat alle bewoners van Ne-
derlând – nog niet doordrongen zijn van het econo-
mische wereldverband waarin Nederland vervat is. Er
is wel gezegd, dat gevoel voor dit verband iets is wat
de Nederlander mist en de groote menigte zijn bui-
tenlandsche belangstelling geheel richt op het kolo-

niaal bezit. De historische verklaring hiervan kan mis-

schien gevonden worden, al is het anderzijds verwon-

derlijk van de nazaten der 17-eeuwsche vrachtvaar-
ders, maar niet zonder beduiding is, dat voor eene
anders gekenmer]cte belangstelling de leiding en aan-
nioediging schaarsch geweest is. De hoop is gewet-
tigd, dat de herleefde aandacht, aan de voorlichting
ten behoeve der bu itenlandsche handelsbetrekkingen

gegeven, verandering zal teweegbrengen in de gesigna-
leerde omstandigheid, terwijl’ omgekeerd niet uit-
gesloten is, dat de aandrang tot nieuwe gestie, thans

voortkomende uit zoo breeden kring, doet blijken, dat

de vermeende lacune in de buitenlandsche belangstel-
ling van den Nèderlander zich reeds aan het eorrigce-
rèn is.

Kan dus de verhoogde aandrang misschien reeds
gevolg zijn van besef der gewijzigde constellatie van
de economische wereld en begrip dat zulks ons niet
onverschillig kan laten, dan ligt voor de hand, dat de
aandrang zèlf de consequentie is van het inzicht, dat

de voorstelling die wij ons van de economische ver-
schuivingen kunnen maken slechts is een onnauwkeu-rig schema, dat’ geen houvast biedt bij het waardeeren
van plaatselijke details. Er zal dus tot stand gebracht
moeten worden een leidraad die met naam en toenaam.
van de groote gebeurtenissen, hiervoren in abstracto geresumeerd, oriënteert. Een uitvoerig onderzoek en diepgaande studie zal noodig zijn om een zoodanige
opname van ‘den toestand te kunnen vastleggen. De
belanghebbenden of belangstellenden zullen daarin
vinden, de onontbeerlijke basis, die voor alle gemeen
is, waarvan de practische onderzoekingen naar den
stand van zaken in den buitenlandschen afzet kun-
nen uitgaan, tevens overwegingspunten die hun veel.
al
eerst door kennisneming van dit kernmateriaal ge-
openbaard zullen worden.

De speciale uitbouw van de waarneming naar wat
plaats grijpt van locale en technische bijzonderheid,
is beter aan de opereerende ondernemers overgelaten

elie noodzaak hebben deze kennis te bezitten. Zij zijn
de eenigen die met de details medeleven, die dus dage-
lijks geschoold worden in de tecliniek van liet bedrijf
en inzicht nemen van de behoefte van liet oogenblik
(vergelijk liet slot der noot op pag. 690). Een hulp-
dienst die ook voor al deze vragen van secundaire ver-
breidheid geoutilleerd en competent wil zijn, moet een
breedte en diepte bezitten die practisch niet de kosten
van instandhouding rechtvaardigt, daargelaten of het
ideaal ooit bereikbaar zou zijn. Zoodra aan den dienst niet de eisch van yolmaaktheid gesteld wordt vermin-dert de geheele prestatie proportioneel in kwaliteit, of
is de hulp eenzijdig.

Bij al wat men zich voorstelt van het werk van con-
sulaire ambtenaren, handelsattachés en andere func-
tionarissen, waaraan men wil opdragen bijstand to
geven bij het aanbrengen van relaties tussehen han-
deldrijvenden van Nederland met consumentefl en
producenten in den vreemde, zal het eerste vereischte
zijn, dat de organisatie uitgerust is met het boven-
bedoelde materiaal, toen in dit tijdschrift de Organi-
satie van onzen economischen voorlichtingsdienst be-
handeld werd – No. 102, 12 December 1917 – is
daarop reeds gewezen. Evenzeer is aan onze lezers
bekend, dat anderzijds de onderzoekingen in kwestie
niet achterwege mogen blijven, wil men voor de ge-
beurtenissen waaraan de
bi7en,landsche
markt bloot
staat voorbereid kunnen zijn; in No. 68, 18 April 1917.
is er in deze kolommen op gewezen.

Er is niets waarop het aanvangen van het noodig
bevonden werk behoeft te wachten, het kan een vol-
strekt neutraal karakter dragen, het is noch agressief,
noch geverfd met politieke tendensen. Het kan onder-
homen in afwachting van verdere reorganisatie van
öns consulaire corps en de inlichting-verstrekkende
bureaux, waarvoor naar blijkt aandrang is; afgeschei-
den blijven van principieele beslissingen of de operee-
rende koopman al of niet behoefte heeft aan een
consul die meer dan passief werk verricht, immers in

/

694

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7 Augustus 1918

het bovenstaande vond het terrein van onderzoek

principieele beperking. Ook de opmerking, dat alvo-
rens iets te kunnen aanvangen, eerst het einde van

den oorlog zal moeten afgewacht worden, om gewaar
te worden hoe, naar men zich uitdrukt, het er dan zal

uitzien, is wat, het gewensehte onderzoek betreft, niet

steekhoudend. Na den oorlog zal de toestand zoo zijn

als hij zich nu vormt en men laat dus tijd verzuimen door met de geordende beschrijving van het nu zich

rormende te wachten tot een later oogenblik, waarop

men gereed moet staan en niet nog een begin heeft

te maken, wil men inderdaad de economische voorlich-
ting kunnen verleenen. Bespiegelingen over een even-

tueel naderend perspectief worden niet gevraagd, het
onderzoekkan zich houden aan het concrete. Ook is

het niet ondienstig met de kans te rekenen, dat de

toestand van het oogenblik in zijn
eigen
abnormale

gestalte nog geruimen tijd gehandhaafd zal blijven en
de behoefte zal bestaan zich te recht te vinden in

deze structuur, in plaats dat men wacht op den toe-

stand der vredesmaatschappij.

Met de beperkte werkkracht, belangstelling en mid-,
delen van een aantal onafhankelijk werkende personen
en instellingen van verscheidën karakter kan men aan-
nemen dat de organieke structuur van de economische

wereld, in Nederland bestudeerd wordt; op systemati-

schen grondslag wordt dit werk
nog niet gedaan.
En

toch ligt het materiaal opgestapeld en vloeit dage-
lijks toe, om op slag het werk te kunnen beginnen.

Daar is in de eerste plaats wat in het buitenland ge-
publiceerd wordt aan economische lectuur, waarin men de feitelijke gebeurtenissen vermeld vindt, de
gedachtenstroomingen in vindt afgespiegeld. Het zijn

dc buitenlandsche couranten (ter eere van enkele

Nederlandsche dagbladen kan gezegd worden, dat zij
zorgvuldig uit deze bron de economische berichten
weergeven); redevoeringen van toonaangevende per-
sonen vindt men in de couranten opgenomen, even-
zeer communiqué’s en dergelijke uitingen. Naast de
couranten verschaffen do handels-economische, tech-

nisch-economische, landbouw-economische, econo-

misch-geografische,
ec
o
n
omischwetenschappeljke, so-

ciaal-economische, scheepvaart en tijdschriften van

nog ander karakter, week- en maandbiaden, materiaal dat al veel toewijding zal kunnen absorbeeren. Overi-

gens komen jaarverslagen, resp. jaarboeken van open-
baie lichamen en particuliere ondernemingen in aan-
merking, voor zoover hunne bezigheid op de economi-
sche wereldverzorging gericht is. Ook boekwerken van
recenten datum over vraagstukken van moderne econo-

mische structuur, waarvan in het buitenland meer-dere het licht zagen, behooren tot wat niet onopge-
merkt mag blijven, evenzeer een deel der monogra-
phieën en hiochures verschenen in oorlogs-economi-
sche series. Een zeer gewichtig stuk van de stof vindt
men in consulaire verslagen en de publiceerende orga-nen der economische voorlichtingsdiensten van andere
landen, vooral ook in de rapporten van parlementaire
of andere door de overheid ingestelde, of van parti-
culiere zijde uitgaande, commissies, benoemd ter be-‘studeering van economische vraagstukken.
Het meeste wat onder de voornoemde hoofden valt
wordt hier te lande al reeds ontvangen, echter niet
gecentraliseerd in één punt of met onderlinge weten-
schap van de aanwezigheid, waardoor van de grond-
stof op eenvoudige wijze het noodzakelijk gebruik te
maken ware. Het verkrijgen van het materiaal zal dus
wat de aanwijzing daarvan met juisten titel betreft,

weinig moeite verschaffen en de kosten zullen voor
een lichaam, dat reeds hiervoor middelen besteedde,
niet een onmatigen aanwas behoeven te ondergaan.
Voor de Overheid kan bij de versehaffing van deze
bronnen het consulaire corps ook in zijn tegenwoor
dige organisatie afdoende bemiddeling verleenen, ge-
lijk zulks, voor zoover het materiaal al hier ont-
vangen wordt, de consulaire ambtenaren reeds doen.

Blijkt
bij
de bewerking van de bovengenoemde grond-

stof, dat, ook al blijft de studie beperkt tot de kern-

vormende gebeurtenissen van algegieene strekking, de

behoefte zich openbaart plaatselijk aanvullende infor-

maties van onverdachte objectiviteit in te winnen,
dan kan daarvoor gebruik gemaakt worden, indien de

consulaire ambtenaren in de positie welke zij thans

nog innemen niet geschikt, worden geacht, van de

mogelijkheid speciale opdrachten te laten uitvoeren, reeds geopend bij de begrooting van Buitenlandsche

Zaken voor 1917 en 1918.
Er is dus niets wat verklaart of rechtvaardigt

waarom nog eendag langer gewacht wordt het reeds

achterstallige werk aan te vangen. Voor het oogenblik

kan nog onbeslist blijven in welken vorm de vrucht
van het onderzoek verbreid zal worden. De werkzaam-
heden zullen hiervoor de gezichtspunten eerst ten
volle naar voren brengen en de uitvoerbaarheid van
denkbeelden toetsen. Aan twijfel is wel niet onder-

hevig, dat men met de leering van het materiaal naar
buiten moet, omdat de groote menigte die wel niet in

cle dossiers zal komen zoeken.
Men kan zich voor publicatie denken den vorm van

monographieën over de economische wijziging van het

internationale marktbeeld, bevattelijke geschriften,
wier inhoud zich niet behoeft te ‘verdiepen in weten-
schappelijke problemen, die wij in de conjunctuur van

het oogenblik zien liggen, of in bedrjfstechnische bij-
zonderheden, maar waarvoor de eischen zijn volledig-
heid, juistheid, nationale objectiviteit en zakelijkheid.
De verbreiding van den inhoud van dergelijke boekjes

zou dan op alle denkbare wijzen bevorderdmoeten wor-
den, hoedanig is een onderzoek op zich zelf waarvoor
mij thans hier de plaats ontbreekt.
Indien het moest zijn, dat van overheidswege er

nog niet toe overgegaan wordt het verzuimde werk ter hand te nemen, dan zal met particulier initiatief

wel reeds iets ondernomen kunnen worden. Particu-
liere instellingen, die hiervoor in aanmerking komen,
hebben beschikking noch over de organisatie, noch
over de middelen om de taak van de Overheid te kun-
nen overnemen, van hen mag dus niet hetzelfde effect
verwacht worden. Maar ook zonder zich een groot-
• scheepsch doeF te stellen en het gevaar geboorte te ge-
ven, het vertrouwen in de. economische voorlichting
in discrediet te brengen – in het buitenland zijn
daarvan voorbeelden aan te wijzen – kan door parti-culiere deelneming voorzien worden in de behoefte
van gezichtsverruiming in de economische constellatie
_van de wereidmarkten welke; naar in het eerste ge-
deelte van dit artikel nog eens gerevideerd werd, reden van bestaan heeft. Het zou bijv. m.i. geen kwaad denk-
beeld zijn als van die zijde een prijsvraag werd uitge-
schreven voor een populaii boekje over ‘de wereld-
economische maatschappij (Weltwirtschaft), geen leer-

boekje e1i niet uitsluitend gografisch gevoeld, maar
inzonderheid commercieel, geen catalogus van grond-
stoffen en industrieën in den vreemde, maar een
schets van het redelijk verband tusschen behoefte en

voorziening daarvan in de wereld.

Is het werk verricht, waarvan dit artikel een süm-
miere beschrijving heeft willen zijn, dan is de grootste

verplichting reeds vervuld. De enkeling zal zelf. het
inzicht, dat wij niet alles in moeders pappot voor het
opseheppen. hebben, moeten omzetteil in daden, die

daardoor noodzakelijk zijn. Deze noodzaak is thans nog
klmmender dan véôrdat Europa naar de wapens
greep. Voor zoover door O.W. zijn rekenschap niet
werd vertroebeld, zal de juistheid daarvan zich spoe-
dig aan hem openbaren. Het effect van zijn daden in

het algemeen zal beïnvloed kunnen worden door de
sociaal-economische en politiek-economische actie,

wrelke de Overheid hier te lande zal voeren. Een
hulp-

niddel
bij de daden van den particulier is de economi-

sche voorlichting aangaande het buitenland en te gre-
tiger zal de handelaar, die betrekkingen met den
vreemde aanknoopt, het hulpmiddel aanvaarden, naar-
mate hij de ervaring maakt, dat meer veranderd is in
de structuur van de buitenlandsche markt dan hij
reeds zelf met den beperkten tijd en gelegenheid, die

10

01

7 Augustus 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

695

hem ten dienste staan en door het isoment van de
buitenlandsche markt, heeft kunnen constateeren en

daarnaast naarmate hem blijkt, dat het oriënteerend
materiaal dat andere landen verspreiden voor hem
niet de juiste voorlichting is. G. E. H.

RICARDO EN PROF. VERRIJN STUART.
Aan het slot der brochure ,,De Goudkwestie”, door
Prof. Verrijn Stuart, geschreven ter beantwoording

der bestrijders van de denkbeelden door hem uiteen-
gezet in zijne inaugurale redevoering over ,,De Toe-

komst van het Goud”, verwijst Prof. Verrijn Stuart

naar het bekende geschrift van Ricardo ,,Proposais
for an economical and secure currency”. Hij ziet in
Ricardo een voorlooper van de thans door hem aan-

bevolen regeling van het geidwezen en verheugt er
zich in, dat eindelijk, zooals hij verwacht, de wereld-
oorlog van 1914 aan dc door Ricardo gewensch.te
regeling van zaken algemeene toepassing verzekeren
zal.

De opmerking mag niet achterwege
blijven,
dat
dit beroep van Prof. Verrijn Stuart op Ricardo een

vreemden indruk maakt. Wat toch verlangt Prof.
Verrijn Stuart? Hij wenscht (bi. 39) een regeling van het circulatiewezen los van een standaardmetaal, een
regeling van het ruilverkeer zonder den ruggesteun van

een standaardmetaai. En wat was het, dat Ricardo in
zijn genoemd geschrift verlangde? Ziehier de resumtie
van dat geschrift, zooals die door Mr. N. G. Pierson
geformuleerd werd in een ,,overzicht van de hoofd-trekken der leer van David Ricardo”, door hem tij-dens zijn professoraat voor zijn leerlingen geschre-
ven, en aldaar voorkomende onder het hoofd ,,Geld
en Kredietpapier”: ,,Het ruilmiddel, welks standaard
onveranderlijk in waarde is, dat zich altijd naar den
standaard richt, en op het gebruik waarvan het meest
wordt bezuinigd, verkeert in een volmaakten toe-
stand”; en verder: ,,De bankbiljetten moeten inwis-
selbaar zijn tegen een wettelijk vastgestelde hoeveel-
heid ongemunt edel metaal; daarentegen moet de
Bank worden verplicht, voor al het ongemunte me-
taal, dat men haar aanbiedt, een wettelijk vastgestel-
den prijs in biljetten te geven.”

Alleen zij hieraan toegevoegd, dat Ricardo niet na-
laat op te merken, dat de edele metalen in zoover
geen volihaakten standaard voor de waarde van het
geld uitmaken als hun eigen waarde geen volkomen
standvastige is. ,,While the preceous metals – schrijft

hij – continue to be the standard of our currency,
money must necessarily undergo the same variations
in value as these metals.” Maar hij herinnert aan de
redenen, waarom de edele metalen tot standaard van het geld geschikt zijn geacht, en hij komt er herhaal-
delijk op terug, dat een vaste standaard tot grond-
slag moet dienen aan het geldwezen. En gewag ma-
kende van hen, die voorstanders waren van een
,,currency without a specific standard,” schreef hij
als volgt: ,,Those who supported this opinion did
not see, that such a currency, instead of being in-
variable, was subject to the greatest variations, –
that the only use of a standard is to regulate the
quantity, and by the quantity the value of the cur-
rency – and that without a standard it would be
exposed to all the flectuations to which the ignorance
or the interests of the issuers might subject it.”

Prof. Verrjn Stuart houde het mij ten goede, dat
ik het ronduit uitspreek, maar het is inderdaad voor
geen tegenspraak vatbaar, dat hij niet gerechtigd was,
ter verdediging zijner stellingen, zich op Ricardo te
beroepen; op diens leer is door hem
vet voortge-
bouwd,
maar daarmee is door hem
gebroken,.

Onjuist is ook zijne bewering, dat Ricardo’s leer
nog altijd op hare toepassing zou wachten; geheel de
geschiedenis der ontwikkeling van het bankwezen ge-
durende de 19de eeuw en het begin der 20ste, is
tevens die der voortdurend nieuwe vorderingen ma-
kende toepassing van die leer.

Ik zal intussehen nu verder Ricardo laten rusten

om mij uitsluitend bezig te houden met hetgeen door
Prof. Verrijn Stuart in zijne nieuwe brochure wordt
aangevoerd tei verdediging zijner denkbeelden. En

dan meen ik, dat het algemeen moet treffen, hoe het

standpunt, waarvan hij uitgaat, zich min of meer ge-
wij’zigd heeft. In zijn inaugurale redevoering was het

punt van uitgang zijner aanbeveling tot wijziging
van ons munt- en bankwezen, Zijne meening betref-

fende eene reeds plaats gevonden hebbende en verder
dreigende waardevermindering van het goud; thans

is dit motief nauwelijks meer genoemd en wordt een

nominalistische regeling van het geld- en bankwezen,
ter vervanging der bestaande metallistische regeling,

om haar eigen mérites aanbevolen. Zijn voorstel is,
gelijk (bl. 45) door hem in herinnering wordt ge-
bracht,
10.
sluiting van de Munt voor het goud; 2°.
intrekking van de zilvebons ten einde de uitgifte van
het papiergeld geheel in handen der circulatiebank te
doen blijven (een punt van betrekkelijk ondergeschikte
beteekenis, dat, op zich zelf zeer juist, geen bespre-
king vereischt); 3
0
. wijziging van de dekkingsvoor-
schriften ten opzichte van de Nederlandsche Bank in
dezen zin, dat in plaats van den thans geldenden
eisch eener minimum-verhouding tusschen metaal-

voorraad en opeischbare schuld, haar de handhaving.
eener zoodanige verhouding tussehen haar buiten-

landsche portefeuille en de opeischbare schuld wordt
opgelegd; en eindelijk 4°. het stellen van de circu-
latiebank onder de verpl.chting om bij stijging der
wisselprjzen boven zekere grenzen, zorg te dragen,
dat deze op korten termijn weder daaronder worden
teruggebracht.

De strekking dezer bepalingen – wordt door den

schrijver bijgevoegd – was om het goud ten opzichte
van het internationaal verkeer voortaan uit te scha-
kelen, onder zoodanige waarborgefi als noodig zijn,
om onze valuta tegen eene depreciatie te beschermen.
Daarbij wordt nog gezegd, dat het goud in het bin-
nenlandsche betalingsverkeer hier te lande sedert de
invoering van den gouden standaard nooit een rol
van eenige beteekenis zou hebben gespeeld; wat m.i.
eene zeer onjuiste bewering is. Al was het goudgeld

zelf weinig of niet in omloop, zoo had het feit, dat
de wel in omloop zijnde betaalniiddelen ten allen tijde
beschikking konden geven over het voor het interna-tionaal handelsverkeer vereischte goud, wel degelijk
de allergrootste beteekenis.

Prof. Verrijn Stuart verdedigt zijn voorstel, in de
eerste plaats, op grond dat, naar hij van oordeel is,
het gebleken zou zijn, dat een niet tegen metaal in-
visseibaar ruilmiddel zich in het verkeer handhaven
kan op zijn volle waarde. Bij deze gelegenheid verwijt

hij mij (bl. 40), daaraan intusschen eenige zeer vrien-
delijke woorden ten mijnen aanzien bijvoegende, dat
door mij aanbevolen zou zijn, bij de behandeling van geldtheoretische vragen, buiten beschouwing te laten
hetgeen wij thans zien gebeuren – intussehen later
(bl. 45) zelf de opmerking makende, dat wat in oor-

logstijden voorvalt geen maatstaf is voor wat onder
normale omstandigheden voorkomt – en zegt hij, dat
men veeleer moet trachten door kritische waardeering der verschijnselen, ook van die van den tegenwoordi-
gen tijd, er de lessen uit te putten welke er in liggen
besloten.

Op zich zelf is tegen dergelijk streven zeker niets
in te brengen, doch liet dient dan wel te geschieden
met zeer kritischen geest en het blijft een gevaarlijk
procédé. De conclusie, waartoe Prof. Verriju Stuart
komt aangaande de mogelijkheid der handhaving op
zijn volle waarde in het verkeer van niet tegen metaal
inwisselbaar ruilmiddel, is hiervan al dadelijk een
bewijs. Zeker, het thans in Duitschiand, in Frankrijk,
in Engeland, enz., uitsluitend circuleerende niet in-
visselbare betaalmiddel handhaaft zich daar, immers
tot nog toe, in de circulatie. Maar op de volle waarde?
Immers allerminst; integendeel op een waarde steeds
afwisselende in verband met de voortdurende scho-

696

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7 Augustus 1918

melingen der wisselkoersen in die landen, en men

verzet zich daar voor het oogenblik niet tegen het

gebruik van een zoo slecht betaalmiddel, alleen we-
gens den oorlogstoestand waarin het land verkeert.

Om maar
1
6n voorbeeld te noemen, in Engeland, waar

niet eens de inwisseling der bankbiljetten officiee1
geschorst is en het nieuw uitgegeven staatspapier-
geld mede inwisselbaar heet te zijn, denkt niemand

er aan die beide biljetten inderdaad ter inwisselirig
aan te bieden en zulks niettegenstaande de aanzien-

lijke depreciatie dier biljetten tegenoyer hunne gouda

waarde, alleen omdat dit beschouwd zou wbrden als
zeer onpatriotisch. De geschiedenis leert voort, dat

overal waar oninwisselbaar papirgeld met gedwongen

koers in de wandeling is gebracht, dit op den duur

tot groote verwarring in het geldverkeer en schrome-
lijke verliezen heeft geleid en dan ook nooit zulk een

betaalmiddel zich blijvend in het vrkeer heeft kun-

nen handhaven. –

Toch verwerpt Prof. Verrijn Stuart (hl. 43/44) niet

geheel het denkbeeld, dat zulk een betaalmiddel, niet

alleen in het dagelijksch geldverkeer, maar zelfs als

waardemeter en waardestandaard dienst kan doen. Mij dunkt, als waardemter dan toch slechts in zeer
betrekkelijken zin. En als waardestandaard?. Hier

spreken de lessen der geschiedenis toch waarlijk zeer
duidelijk. Toen in de Vereenigde Staten van Ame-
rika de Greenbaeks begonnen te deprecieeren, ging

men eenvoudig over tot het sluiten van contracten

en leeningen in goud-dollars. Ook in Oostenrijk-Hon-
garije vond iets dergelijks plaats. Wij behoeven boven-

dien niet eens het verleden te raadplegen om te zien

wat hiervan is. Reeds nu heeft de Engelsche regee-
ring bare schatkistbiljetten in den vreemde niet an-

ders kunnen plaatsen dan onder garantie van een
vasten wisselkoers in de valuta van den geldgever, en
is immers met de kredieten aan Duitschland verleend
op soortgelijke wijze gehandeld.

Intussehen mag hier niet onopgemerkt blijven, dat,

al spreekt Prof. Verrijn Stuart (bl. 40) in het alge-
meen van een zich op zijn volle waarde_in het ver-
keer handhaven van niet tegen metaal inwisselbaar
iiiilmiddel, waarom’trent de feiten moeten spreken, hij
zich niet beroept op de feiten waarop ik wees. Hij

zegt integendeel ,,laat mij – ten aanzien van wat de
ervaring in dezen leert – thans maar hij ons land
blijven”. En dan wijst hij, ter verdediging zijner bewe-
ring, op onze bankbiljetten, op de zilverbons en op
de vroegere munthiljetten. Doch deze verwijzing is
toch waarlijk al bijzonder onjuist. De biljetten der .Nederl. Bank zouden als voorbeeld

vaja oninwisselbaar ruilmiddel genoemd mogen wor-
den! En waarom? Omdat, zegt Prof. Verrijn Stuart,
(bl. 41) zelfs thans nog niet voor het geheele bedrag,
dat het verkeer er van heeft opgenomen, metaal bij de Bank aanwezig is. Doch de eisch van dergelijke
volledige dekking van bankbiljetten om ze als in-
wisselbaar te beschouwen, is nooit en nergens gesteld
gewol’den. Dergelijke eisch zou ook volkomen in strijd
zijn met het karakter van bankbiljetten. Het bank-
biljet is een kredietpapier en het gebruik daarvan is
een der middelen welke, in overeenstemming met de leer van Ricardo, aangewend worden ter bezuiniging
van het gebruik van het metallieke geld. Voor hunne
inwisselbaarheid wordt ook waarlijk geen volledige
dekking vereischt, doch alleen zoodanige dekking als
waardoor verzekerd wordt, dat, voorzooveel de inwis-scibaarheid vereiscjat kan. worden ter handhaving der
landsvaluta op hare goudwaarde, die inwisselbaar-
liid verzekerd wordt. Om dit doel te bereiken dienen
de wettelijke voorschriften van minimum-dekking en
betreffende de algemeene werkzaamheid der bank, en
moet verder dienen een zaakkundig en goed beheer

dor bank.
En wat de zilverbons betreft, zoo vallen deze in de
categorie der pas- of teekenmunt, een betaalmiddel
dat, in tegenstelling met de standaardmunt, ook bij
het best geregelcj -metallieke muntwezen, altijd zijn

waarde heeft ontleend aan de verplichtingen dienaan-
gaande van den Staat. Voorts behoort de uitgifte de-

zer bons, ter vervanging der metallieke pasmunt, on-

der de gevolgen der tijdsomstandigheden en wordt als
zoodanig vrede genomen met wat onder normale om-

standigheden zeker slechts afkeuring zou vinden.
De oude muntbiljetten van
f
10 eindelijk (die van

f
50 zijn nooit tot noemenswaard bedrag in den geld-

omloop opgenomu), welke trouwens bij de Neder].

Bank inwisselbaar waren, dankten hunne populariteit

aan dc destijds bestaande behoefte van een betaal-
middel van dat bedrag, de Nederlandsche Bank des-

tijds niet gerechtigd zijnde tot uitgifte van biljetten

van minder dan
f
25.

Datgene waar het op aankomt ter beoordeeling van

hetgene door Prof. Verrijn Stuart wordt voorgesteld,

is, schreef hij (bl. 40), behalve de vraag of een niet
tegen metaal inwisselbaar ruilmiddel zich in het ver-

keer handhaven kan op zijn volle waarde, die waar-

door deze waarde dan wordt bepaald. Op deze vraag nu geeft hij (bi. 42/43) het volgende antwoord: ,,Het geld is waardevol wijl het nuttig is, en zijn eigenaar-

dige nuttigheid bestaat hierin, dat het, op grond van
zijn kwijtingskracht tegenover den staat, eenmaal door
het verkeer als ruilmiddel aanvaard, naar welgeval-

len kan worden omgezet in alle goederen en diensten,

welke in verhouding tot de waarde van hetgeen in het
geld zijn aanvankelijke betaling vond, vOor. den eige-
naar van het geld beschikbaar zijn.” Prof. Verrijn

Stuart blijkt dus een volkomen aanhanger te zijn van
de nominalistisehe geldleer. Ter bestrijding van die

leer ,zou ik voor mij slechts in herhaling kunnen tre-

den van al wat ik reeds in verschillende geschriften,
beginnende met mijn Economist-artkel van Novem-
ber 1914, waarin ik Mr. Frijda’s geschrift ,,De

theorie van het geld” behandelde, over dit onderwerp
geschreven heb, en de plaatsruimte, welke mij hier ten
dienste staat, gedoogt zulke uitweiding niet. Boven-

dien, de argumenten pro en contra de nominalistische

geldleer mogen tegenwoordig wel als voldoende be-
kend aangenomen worden.

Op 66n punt slechts moet hier de aandacht geves-tigd worden. Prof. Verrijn Stuart erkent (bi. 44), dat

bij het nominalistische geldsysteem het . gevaar voor
een depreciatie door overmatige geldvermeerdering
grooter is dan bij een metallistische regeling. Waarin

nu zoekt hij den waarborg tegen dergelijke overmatige
geldvermeerdering bij een nominalistische regeling
van het geldwezen? Niet, zooals Prof. Bordewijk deed,
in eene internationale overeenkomst betreffende de

vaststelling en handhaving der wisselkoersen, een
dnkbeeld trouwens dat m. i. niet voor verwezenlij-
king vatbaar ware (zie E.-S. B. No. 113). Prof Verrijn.
Stuart verwacht (bl.
51/52)
dat, natuurlijk niet in

eens maar geleidelijk, in alle landen en althans in die,
welke een voorname plaats in- het internationale han-
deisver keer innemen, de wisselkoersen weder op het
oude niveau hersteld zullen worden dn dat dan het
eigenbelang er voor zal doen zorgen, dat die koersen
gehandhaafd worden.

Mij . dunkt, dat deze waarborg tegen de bedoelde
mogelijkheid al een zeer zwakke en onzekere zou zijn.
Alles zou afhangen van de individueele meening van
hen, die met de regeling van de uitgifte van het
nominalistische geld werden belast, over de oorzaken
der schommelingen in de wisselkoersen, welke zij zou-
den moeten voorkomen, over de vraag of die oorzaken
aan den loop van zaken in het eigen land of elders
gezocht moesten worden. Hoe weinig vaststaand nu
zijn de begrippen over inflatie en over depreciatie of
appreciatie van het geld; welk een gelegenhei& bij
uitnemendheid dus voor verschil van meening. Men

herinnere zich dienaangaande den strijd der mee-
ningen een eeuw geleden in Engeland, toen daar
door overmatige uitgifte van bankbiljetten deze ge-deprecieerd waren; neen, zeiden de directeuren der
Engelsche Bank, niet dit is het geval, maar door
verschillende oorzaken is het goud geapprecieerd. De

7 Augustus 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

MA

waarborg, welken Prof. Verrijn Stuart zoekt, zou op

de door hem aangewezen wijze niet gevonden worden,

en – om nog eens aan de woorden van Ricardo te her-
inneren – ,,the currency would be exposed to all the
fhictuations to whieh the ignorance or the interests
of the issuers might subject it.”

Op de bezwaren van verschillende zijden, ook door

mij, ingebracht tegen Prof. Verrijn Stuart’s voorstel
betreffende vervanging van de gouddekking der Ne-

derl. Bank door wissels op het buitenland en cle
eisehen door hem dienaangaande gesteld – dit een eii

ander op zich zelf beschouwd – kom ik thans niet
terug. Alleen zij opgemerkt, dat hij bij de bespreking
dier bezwaren het zich wel wat al te gemakkelijk

maakt door te zeggen (bl. 49), dat hij het een taak
acht, welke voor een bekwaam bankbestuur geenszins
te zwaar geacht behoeft te worden, zijne buitenland-
sche portefeuille een zoodanige samenstelling te ge.
ven, dat het ten allen tijde in staat is depreciatie onzer

valuta tegenover die van het buitenland te verhin-
deren. Mijns inziens zijn Prof. Verrijn Stuart’s voor-
stellen in dezen onjuist en is het voldoen aan zijn daar-
aan toegevoegde eischén onmogelijk.
Op de kwestiën betreffende inflatie en depreciatie in het algemeen, waarover door Prof. Verrijn Stu art

zeer uitvoerig wordt geschreven, ga ik thans ook niet
in bijzonderheden in. Ik zou dienaangaande ook
slechts in herhaling kunnen treden van vroeger ge-maakte opmerkingen. Alleen dit: dat thans gespro-
ken kan worden van betrckkelijken overvloed van
vlottend kapitaal in zijn meest liquiden vorm, t. w.
dien van ruilmiddel, en dit niet alleen in de landen
met papiergeld als gevolg der overmatige uitgifte
daarvan, maar ook in het algemeen daar dit vlottend
kapitaal thans zijn gewoon emplooi mist; dit acht
ik vel aannemelijk. Maar dit zou zeker geen depre-
eiatie van het niilmiddel beteekenen, welke in oor-
zaken, het geld zelf betreffende, zijn oorzaak zou
vinden.

Ten slotte alleen nog de volgende opmerking. Prof.
errijji Stuart is niet spaarzaam in zijn critiek be-
treffende den ten onzent bestaanden stafld van zaken.
Dat deze te wenschen overlaat zal wel door niemand
tegengesproken worden; maar de vraag is, waaraan
daarvan de schuld ligt. En dat dit hoofdzakelijk, zoo-
al niet geheel, zijn de tijdsomstandigheden, waarover
wij geen macht hebben, en de belemmeringen in onze
vrijheid van handelen, ons van buiten opgelegd, dit
schijnt door Prof. Verrijn Stuart geheel over het
hoofd gezien te worden. Bovendien in vergelijking
niet andere landen zijn wij er zeker nog niet het
slechtst aan toe, en althans niet wat betreft onzen
goudvoorraad, die ons later het middel zal kunnen
verschaffen gewenschte goederen te verkrijgen; beter
zeker dan het papiergeld van andere landen, en beter
ook dan vorderingen op het buitenland, waarvan de
invordering allicht niet gemakkelijk en spoedig zal
kunnen plaatsvinden.
G. M.
BoIssEvAlN.
25-7-
1
1 8.

HET NIEUWE OCTROOI DER BAN QUE DE

F.RANCE.

De Banque cle France ,,couverte d’honneur”, zooals
Thiers haar in den oorlog van ’70 betitelde, is door
het jongste parlementaire offensief van wel drie we-
ken heengekomen met een nieuw octrooi van vijf-en-
twintig jaar.

Dat zij ook in dezen oorlog voortdurend eervol ver-
meld werd, zal er wel toe hebben bijgedragen, dat het aanwassend staatssocialisme geen vat op de Franschc
circulatiebank heeft gekregen en zij voorloopig zal
blijven wat zij is.
01)
haar terrein is zij van het begin van den oorlog af een machine de guerre bij uitne-
mendheid geweest. Indien men kan afgaan op de mee-
ningen, welke in de laatste tijden tot uiting zijn geko-
men, dan is zij echter niet een willoos werktuig in
handen van de Regeering geweest, maar veeleer een
onafhn ukel ijk Ii eb aani, dat doelbewust in de ruimste

mate den Staat hare middelen ter beschikking stelt

voor de verdediging van het vaderland. De waarde en
kracht van hare onafhankelijkheid, nu zij geen staats-

bank is, moet liggen in het weerstand bieden, indien
de Staat op den duur ook voor andere doeleinden de
machtige voorschotten zou gaan vragen; zij moet zich

niet op sleeptouw laten nemen door staatssocialisme.
Het wetsontwerp, waarvan een vertaling aan het

einde van dit artikel volgt, houdt in de verlenging van

het aan de Banque de France verleende monopolie

(privi.lège exclusif) om bankbiljetten uit te geven en
verder de bekraehtiging van een tweetal overeenkom-
sten tussehen den Minister van Financiën, Klotz, in

naam van de Regeering en den Gouverneur dci’
Banque de France, Georges Pallain.
In dit opzicht doet zich bij het verleenen of ver-
nieuwen van een Bankoctrooi steeds min of meer de
kwestie voor, in hoeverre de voorwaarden, waarover
de Minister als onderhandelaar voor de Regeering het

met het Bestuur der Bank vooi’loopig eens is geworden
en welke daarna belichaama in een wetsontwerp aan
liet Parlement zijn aangeboden, een geheel van over-
eenkomst vormen, als zoodanig niet amendabel zijn en
slechts zijn aan te nemen of te verwerpen.
In denzelfden gedachtengang rijst vervolgens de

vraag of de aangenomen wet inderdaad inhoudt eene
overeenkomst, welke gedurende den duur van hel;
octi’ooi niet eenzijdig mag gewijzigd worden, dan vel
of de Bankwet evenals andere ivetten steeds aan ver-
andering of afschaffing bloot staat. Opmerkelijk is nu,
dat voor de erste maal sedert de oprichting van de
Banque de France, cle bepalingen van het octrooi, voor
zoover die wijziging hebben ondergaan, geheel het
karakter dragen van eene overeenkomst tusschen den
Staat en de Bank.
1)

Tot nog toe was de vernieuwing van het octrooi
evenals hier te landebelichaamd in een wijziging van
de Bankwet. Wei wordt algemeen aangenomen, dat d,e

J3ankwet, wat cle octrooivoorwaarden betreft, inhoudt
eene tweezijdige verbintenis tussehen den Staat en de
circulatiebank, welke buiten den wil van partijen ook niet bij een wet tusschentijds mag verbroken worden,
maar toch is hetin deze materie niet zonder belang,
dat men in Frankrijk thans een anderen vorm heeft
gekozen, zuiver weergevende het karakter eener over-
eenkomst.

Wat ditzelfde punt betreft is het van niet gering
gewicht voor de Bank, dat thans in de Bankwet ont-
breekt eenzelfde bepaling, als voorkwam in het octrooi
van 1897, waarbij uitdrukkelijk werd voorbehouden,
dat een wet, door de beide kamers aangenomen in den
loop van 1911, het bankmonopolie kon doen eindigen
op 31 December 1912 in plaats van op 31 December
1920. Een recht dus uitsluitend den Staat toekomend,
‘een maehtsmiddel om de Bank tusschentijds tot con-
cessies te dwingen. Het scheppen van een dergelijk
onzeker moment in de periode der nieuwe concesssie is in elk geval een fout in het systeem en de Bank zal
zich in deze ernstige tijden do herhaling dier restrictie
niet hebben laten welgevallen. Van haar kant zal de
Bank zich aan belangrijke heffingen moeten onderwer-
pen en van de winsten aan den Staat een grooter deel
moeten afstaan; dit geldt vooral voor de rente, welke
de voorschotten aan den Franschen Staat en zijn geal-
lieerden opbrengen. Zelfs heeft de Bank er in toege-
stemd om deze bepalingen met het boekjaar 1918 te
doen ingaan, ofschoon het huidige octrooi eerst
eindigt op 81 December 1920:
De Fransche Bank heeft in de laatste jaren reus-
achtige winsten behaald, zooals uit het bijgaande
staatje uitgedrukt in duizenden francs blijkt:
De bedragen, welke de Bank volgens de bepalingen
van het octrooi van 1897 verplicht was aan den Staat
af te staan, waren niet belangrijk en bedroegen gemid-

1)
Intusscheu schijnt toch tijdens cie behandeling van het
wetsontwerp in
het
Fransche parlement nog verandering
in
de overeenkomst te
zijn
gebracht, wat betreft (le winstijit-
keering aan den Staat.

698

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7 Augustus 1918

deld pog geen 20 pOt. van de netto-winst. Vergelijken

wij hiermede de wiustverdeeling tusschen de Neder-

landsche Bank en den Staat, dan zien wij dat de Bank

in de laatste tien boekjaren gemiddeld 55,7 pOt. van
hare winst aan den Staat had af te dragen.
Door het vormen van groote reserves heeft de

Banque de France het dividend weten te drukken, zoo-

dat het 24 pOt. niet, te boven is gegaan. Van die
reserves zullen nu in de eerste plaats, volgens de be-
palingen van het nieuwe octrooi Frs. 200.000.000 aan

den Staat ten goede komen in plaats van oorlogswinst-
belasting.

Boek-
Jaar.
l3ruto
winst

Onkosten
en
Afschrijv.

1

Netto
1
Winst
tlitkee-
ring aan
Staat
Reserves
voor div.
belangen
Dividend

bedrag
0/0

1908
67.730
1

20.700
47.030
9.121
8.709 29.200
16
1909
62.567
20.489 42.078
8.229 8.299
25.550
14
1910
67.209
22.344
44.865
9.298 10.017
25.550
14
1911
80.675
32.506
48.169
10.937 11.682
25.550
14
1912
94.826
38.894
56.132
12.734
14.198 29.200
16
1913
123.506
36.648 86.858 18.127 32.231
36.500r
20
1914
132.938
39.437 93.501 20.581
38.245
34.675
19
1915
194.031 78.270
115.761
23.010
56.251 36.500
20
1916
292.023
103.425
188.598
39.752
105.046
43.800
24
1917
392.508
56.964
335.544 58.328
233.046
43.800
24

Tot nog toe kon bij de Banque de Frauce niet ge-
sproken worden van een verdeeling van de winst met
den Staat.’ Veeleer was het eene bepaalde heffing op

(Ie z.g.n. productieve bankbiljettencirculatie, waardoor
de Bank geen onmiddellijk belang had
bij
de afschrij-
vingen en reserveeringen van de Bank. Dit systeem,

waaraan in het wetsontwerp ook vastgehouden werd,
zal thans verlaten worden, indien de Bankwinsten een
zeker bedrag bereiken. Zooals wij in de dagbladen heb-
ben kunnen lezen, zal de Bank haar netto-winst boven
een bedrag voldoende voor eene uitkeering van 24 pOt.
met den Staat moeten deelen. Hoewel vooral
bij
het
ingewikkelde systeem van heffing
moeilijk
valt te

becijferen, hoe de winstresultaten onder de nieuwe

voorwaarden zullen zijn, is deze regeling voor de aan-
deelhouders zeker gunstig te achten. Zij kunnen meer reden tot voldoening over het nieuwe octrooi hebben,
dan de aandeelhouders van De Nederlandsche Bank,

die op 7 pOt.
vrijwel
kunnen rekenen en de overige
winsten voor naar den Staat zullen zien gaan.
1)

Landry, afgevaardigde van Oorsica, die aan de

Fransche Kamer een rapport uitbracht over het wets-
ontwerp, heeft er op gewezen, dat de Bank gewaar-
schuwd door de offensieve financieele maatregelen der iteichsbank in 1913, terstond hare defensieve middelen
daartegenover gesteld had. Daartoe behoorde in de
eerste plaats de vermeerdering van den goudvoorraad
met bijna Frs. 1 milliard, namelijk van 3,194 milliard
op 1 Januari 1913 tot 4,14 milliard op 30 Juli 1914.
Dan de aanmaak
2)
van eene aanzienlijke hoeveelheid
biljetten van frs. 20 en van frs. 5, die over het geheele
land
bij
de bankkantoren gedeponeerd werden om deze
terstond in circulatie te brengen ter vervanging van
metalen geld, waarvan de Bank de vasthouding en op-

1)
In verband hiermede is het niet onvermakelijk om te
herinneren aan het amendement van den Heer Domela
Nieuwenhuis bij de behandeling van het octrooi van
1889
in de Tweede Kamer. De Heer Nieuwenhuis trad in zijn
isolement bij die gelegenheid op als verwoed vijand van
De Nederlandsche Bank.
Als
ultimum remedium stelde hij
voor als eene eenvoudige e1i billijke regeling om de winsten
der Bank gelijkelijk tusschen den Staat en de Bank te
deelen. De voorstanders van de Bank hebben haar thans al
aardig over die schreef heen geholpen. ‘) Uit den oorlog van
1870
had daarenboven de Bank leering
kunnen trekken. Bij den aanvang van dezen oorlog had de
Bank een dergelijke voorraad niet. In allerijl ‘moest een
fabriek te Clermont worden ingericht om de kleine coupures
aan te maken. In afwachting daarvan hadden in verschillende
steden particuliere, lichamen fiduciair papier uitgegeven ter
waarde van
1 – 10
franco, gedekt door een d6p6t bankpapier
tot het uitgegeven bedrag. De autoriteiten stonden deze
uitgifte oogluikend toe, doch aanvaardden daarvoor geen
veranwoordeljkheid.

potting in tijd van oorlog voorzag. Vervolgens hadden

d& directeuren der Succursalen en de chefs van de
bureaux auxiliaires tot in
bijzonderheden
instructie
ontvangen, hoe
zij
in geval van mobilisatie hadden te
handelen, met name wat betreft de voortzetting van

de bankzaken, de recruteering ter ‘vervanging van het
personeel, dat onder de wapenen moest komen en de

mogelijke ontruiming van de bankkantoren in de oor-

logszône gelegen en bedreigd door
vijandelijke
bezet-
ting. Eindelijk de hulp te verleenen aan den dienst

van ‘s Rijks Schatkist volgens hetgeen daaromtrent

met den Staat was overeengekomen.
Zooals van zelf sprak was het in de eerste plaats
de schatkist zelve
j
die op de hulp van de Bank zou zijn

aangewezen en volgens de niet gepubliceerde overeen-
komst van 11 November 1911 had de Bank zich ver-
plicht om in geval van mobilisatie een crediet van 2900

millioen ter beschikking van den Staat te stellen,

waarvan 500 millioen terstond verdeeld over de ver-
schillende succursales en bureaux auxiliaires den
Minister van Financiën ten dienste stonden en de

rest naar gelang der behoefte van de schatkist werden
gestort. Tegen deze voorschotten ontving de Bank
driemaands schatkistbiljetten, rentende 1 pOt. p. jaar;

op deze rente werd nog
Y8
ten bate van den Staat in
mindering gebracht. Aldus toegerust kon de Bank bij
het uitbreken van den oorlog onmiddellijk have zware taak aanvaarden. Welken geweldigen omvang deze in

den loop der oorlogsjaren heeft genomen,
blijkt
wel
uit het laatste jaarverslag van de Bank, waaruit ik

vroeger reeds gelegenheid had in dit blad eenige bij-
zonderheden mede te deelen.
1)

Het schijnt, dat de Regeering geruimen tijd heeft
getalmd met de ‘indiening van het wetsontwerp uit

vrees voor de socialisten, die op een staatsbank aan-
sturen en ondertusschen ging zij ondanks den han-genden toestand voort met nieuwe credieten bij de
Bank aan te vragen en haar te machtigen de bankbil-
jettencirculatie uit te breiden. De behandeling, in de

Kamer heeft meer dan drie weken geduurd en in de
tweede week van Juli werd eindelijk het wetsontwerp met 336 tegen 147 stemmen aangenomen. Eenigszins
gedetailleerde mededeelingen over de debatten staan
mij niet ten dienste, maar uit de korte courantenbe-
richten is op te maken, dat dè oppositie zich verklaard

heeft vooreerst tegen de verlenging zelve van het
octrooi en tegen den duur van 25 jaar.
Er behoort eenige moed toe om in de tegenwoordige
moeilijke omstandigheden de Banque de France van
haar plaats te willen dringen. Wat zou thans een
Staatsbank meer dan de Fransche Bank hebben kun-
nen doen voor de financiën van het
Rijk,
om nog niet
te spreken van de credietbehoeften van handel en
nijverheid? –
Zooals van zelf spreekt benevelde ook het probleem
der bankpapier-inflatie, nu de uitstaande biljetten
reeds de 30 milliard naderen, de gemoederen en meen-

de men, dat ingrijpen
in dezen bedenkelijken toestand
slechts door den Staat kan geschieden en de krachten
van een particuliere instelling te boven gingen; alsof
niet juist in de wijze van financiering van de oorlogs-
kosten van den Staat de hoofdoorzaak van de inflatie
gelegen is. Hoeveel sneller zou de bankbiljettenpers
draaien ouder den onmiddellijken invloed van den
Staat, die onwillekeurig bij de immer aanzwellende
uitgaven,
zijn
behoefte aan geld vereenzelvigt met de
behoefte van het publiek aan ruilmiddelen. De poli-
tiek, om de circulatiebank, als staatsinstelling, zoo-
veel mogelijk ten behoeve van de schatkist uit te bui-
ten, zou weleens uit kunnen loopen op het slachten
van de kip met de gouden eieren.
Hoe het ook zij, de Fransche Bank is een particu-
liere instelling gebleven en staat
bij
hare nieuwe be-
staansperiode voor een reusachtige taak.
Het
alles
beheerschende element is de regeling van de staats-
schuld, waarmede de inkrimping van de bankbiljetten-
circulatie ten nauwste samenhangt. De Fransche Re-

0 Zie het nummer van
27
Maart j.l. pag.
263.

II
7 Augustus

1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

699
11

geering is in dit opzicht met de bestdbeÏingen

bezield. De Minister van Financiën schreef aan den
Gouverneur van de Bank, zooals Landry in zijn rap-
port mededeelt:
,,Rien •ne serait
plus
funeste, que de cder h la
tentation de diffrer ce remboursement pour se
dispenser de faire les emprunts nécessaires et profiter

dii taux réduit de la dette de l’Etat envers la Banque. Le crédit de la Banque ne pourrait que souffrir d’une
politique aussi imprévoyante.” Maar ook bij de stabi-

liseering van de vlottende schuld zal de medewerking
van de Bank niet gemist kunnen• worden en zal zij
door faciliteiten in andere richting de operaties moe-
ten leiden en doen slagen.

In elk geval houdt de Staat zich thans nog maar
aan de Bankvoorschotten. Deze stapelen zich gelei-
delijk op en daarmede gaan ook de
cijfers
der circu-
]atie steeds omhoog
1).
Volgens den Bankstaat van
25 Juli 1918 was het bedrag der uitstaande biljetten
Frs. 29,1 milliard, tegenover een metaalvoorraad van
Frs. 5,7 milliard (waarvan ruin 2 milliard in het
buitenland ligt) en een schuld aan den Staat vah
Frs. 18,9 milliard.
Als Thiers
2)
eens uit zijn graf kon opstaan, zouden
hem wellicht bij de cijfers van thans de haren te berge
rijzen en zou hij bij de tegeriwoordige, laten wij zeg-
gen ,,00rlogs”-dekking van de bankbiljettencirculatie
met zijn uitgezocht epitheton misschien spreken van
,,couverte par l’honneur.”
Mr. L. F. A. M. VAN OOTROP
1 Augustus 191.8.

0n t werp v en we t
houdende vernieuwing van het
octrooi van de Ban que de France. Artikel 1. Het octrooi verleend aan de Banque de France
bij de.wetten van 24 germinal van het jaar XI, 22 April
1806, 30 Juni 1840, 9 Juni 1857 en 17 November 1897,
‘ordt verlengd met 25 (vijf en twintig) jaar met ingang
van 1 Januari 1921 en zal eindigen 21 December 1945.
Artikel 2. ])e overeenkomst aangegaan 26 October 1917
en de adclitioneele overeenkomst aangegaan 11 Maart 1918
tusn hen den ?iinister van Financiën en den gouverneur
vau de BfIlhiLie de France zijn goedgekeurd.
Dczc overeenkomsten zijn vrijgesteld vau zegel- en re-
gistratierecht.
Artikel 3. De opbrengst van de heffing, vastgesteld hij
artikel
4.
van de overeenkomst van 26 October 1917, zd
worden gereserveerd en geboekt worden op eene speciale
rekening van ‘s Rijks Schatkist, zoolang totdat de wet de voorwaarden zal hebben vastgesteld, waaronder die op-
brengst voor creJiètdoeleinden zal worden aangewend.

0v e r e en k om s t
van den zes en twintigsten October
negentienhonderd zeventien..
:I’tissclien de ondergeteekenden:
Den Heer L. L. Klotz, ddputé, MinisteÉ van Financiën,
ten (leze handelende in naam van den Staat, ter ener
zijde, en den Heer Georges Pailain, Gouverneur van de
Bauque de Frauce, daartoe gemachtigd door een besluit
van de Commissaris-Vergadering der Bank dcl. 25 October
1917, ter anderer zijde,
zijn de navolgende bepalingen vastgesteld, welke in wer-
king zullen treden na bekrachtiging bij eene vet, waar-
door het octrooi van de Banque de France zal worden
verlengd voor een tijdvak van 25 jaar, te beginnen met
1 Januari 1921.

Artikel 1. De bevoegdheid om te disconteeren, zooals
voorzien in cle oorspronkelijke statuten der Bank (arti-
kel 9 van het besluit van 16 Januari 1808) wordt uitge-
strekt tot codperatieve vereenigingen voor den kleinen- en middenstands-handel en de kleine en middenstands-indus-
trie.
Artikel 2. Van het begin van het boekjaar 1918 af, zul-
len op de buitengewone inkomsten, welke het gevolg zijn
van het disconteeren voor buitenlandsche gouvernementen,
van Fransche Schatkistbons en van de rente, gekweekt op
tijdelijke voorschotten verleend aan den Staat, de navol-ende heffingen ten behoeve van den Staat in mindering
worden gebracht:

1) Tot nog toe bedroegen de verhoogingen telkens 3 mil-
hard; onlangs echter werd de maximum uitgifte bepaald
van 30 op 35 milliard.
) Gedurende den. oorlog van 1870 gaf de Bank in het
-geheel Frs. 1530 millioen voorschot aan den Staat.

85 pCt
kn
de rente der ten behoeve van buitenland-
sche gouvernementen gedisconteerde Fransche schatkistbons,
50 pCt. van de rente, ontvangen op de voorschotten aan den
Staat, na aftrek echter van de suppietoire rente van 2 pCt,
als bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de overeenkomst
van 21 September 1914, bekrachtigd door de wet van 26 December 1914, welke suppletoire rente zonder eenigen
aftrek zal gestort worden in de reserve- en amortisatiere-
kening, ingesteld bij artikel 5 der genoemde overeenkomst.
Deze heffingen omvatten de verplichte uitkeering aan
den Staat over inkomsten uit de hierboven genoemde dis-
conteeringen en voorschotten, welke niet opnieuw zullen
medetellen voor de productieve bankbiljettencirculatie.
Het bedrag van de aldus vastgestelde bijdrage zal naar
gelang de Bank de betreffende inkomsten ontvangt, gestort
worden in het credit der speciale reserve- en amortisatie-
rekening, als hierboven bedoeld.
Voor het tijdvak van 1 Augustus 1914 tot het einde van
het boekjaar 1917 zal de Bank, zoodra cle vet zal zijn afge
kondigd, waarbij de onderhavige overeenkomst. wordt goed-
gekeurd, op voormelde speciale rekening storten een bedrag
van Fr. 200.000.000, waaronder begrepen zal zijn het saldo
van de over het boekjaar 1917 verschuldigde verplichte uitkeering aan den Staat, ten aanzien Van de inkomsten bedoeld in paragraaf 1 van dit artikel.
])eze Fr.. 200.000000 zullen, wat het verleden betreft,
en de heffingen bedoeld in de eerste alinea van dit arti-
– kel zullen, wat – de toekomst betreft, in de plaats komen
van de door de Bank te betalen oorlogswinstbelasting.

I

Artikel 3. Artikel 5 van de overeenkomst van 21 Sep
tember 1914 wordt als volgt aangevuld: ,,De speciale reke-
ning zal belast worden voor de hoofclsom der onbetaalde
wissels, behoorende tot cle portefeuille, welke door de
opschorting der betalingstermijnen werd geïmmobiliseerd
en wel naar gelang de Bank, nadat die opschorting zal zijn
opgeheven, de wissels als onbetaald gebleven zal hebben
geboekt.”
,,Deze rekening zal eveneens gedebiteerd worden voor
de hoofdsommen der, vorderingen, die haar ontstaan dan-
1
keu aan stortingen bij geallieerde of neutrale corres-
pondenten ter vereffening, in Frankrijk, door bemiddeling
‘van de Bank, van incasseeringen of operaties dateerend
van vooi- 4 Augustus 1914, en wel naar gelang die voi-de-
ringen als dubieus zullen worden geboekt.” –
De Bank blijft belast met het beheer van de porte-
feuille der dubieuse wissels en vorderingen; zij zal cle
bovenvermelde rekening telkens crediteeren voor de afbe-
1
talingen ontvangen op rekening van de hoofdsom dier
‘wissels en vorderingen.”
,,In geen-geval echter mag het creditsaldo dier rekening
het totaal dér uitgestelde wissels en der bovengenoemde
vorderingen te boven gaan; het meerdere zal, evenals
hetgeen wellicht later op deze rekening nog gestort
mocht worden, – in mindering van de Staataschuld wor-
den gebracht, of – indien die schuld geheel gedelgd mocht
zijn – in ‘s Rijks Schatkist worden gestort.”
Artikel 4. Voor de berekening van de uitkeering, vast-
gesteld bij art. 5 van de Wet van 17 November 1897,
wordt bij de som die men verkrijgt door het gemiddeld
bedrag van de productieve biljettencirculatie te – vermenig-
vuldigen met het percentage der discontorente (eventueel na aftrek van de bedragen, welke overeenkomstig Art. 12
dier Wet tusschen de Bank en den Staat zullen zijn ge-
deeld) opgeteld het bedrag der rente, door de Bank bere-
kend op de uitgestelde wissels, en van het aldus vastge-
stelde totaal wordt 5 pct. berekend. Mocht gedurende
eenig tijdvak de chiscontorente hooger zijn dan 34, 4 of
pOt., dan wordt het te berekenen percentage voor het
overeenkomstig tijdvak, gebracht op 7, 10 of 12 pOt.
– Bovendien zal worden geheven, over het hierboven nader
4
omschreven provenu van de procluctieve operaties der Bank,
jaarljks na aftrek van de uitkeering, bedoeld in de voor-
gaande alinea, eeue verdere uitkeering van 20 pCt., waarbij

iYa
het gedeelte tot 50 M.m. slechts zal worden gerekend voor
van dit bedrag, van 50 tot 75 Mm. voor %, van 75 tot 100 M.m. voor van 100 tot 125 M.m. voor %, van
425 tot 150 Mm. voor
/8
en van 150 tot 175 Mm. voor 7/s.
De uitkeering en de supplementaire uitkeer.ing worden
geheven onafhankelijk van de belastingen door de Bank
verschuldigd krachtens de bestaande Wetten. Iedere, ver-
hooging dier belastingen en iedere nieuwe belasting, die
,
mochten drukken op de operaties die reeds met de beide
uitkeeringen zijn belast, worden met die uitkeeringen
gecompenseerd. – Mocht het bedrag aan belastingen dat aan
uitkeeringen overtreffen, dan is door cle Bank ook dit meer-
dere verschuldigd.
Deze bepalingen treden in werking met 1 Januari 1918.
– Artikel 5. De doorloopende voorschotten van de Bank

700

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7 Augustus 1918

aan den Staat, als gevolg van de overeenkomsten van 10
Juni 1857, 29 Maart 1878, 31 October 1896, 11 November
1911 en die totaal Fr. 200.000.000 bedragen, worden ver-
lengd tot aan het einde van het octrooi. Deze voorschotten
zijn renteloos. Tot zekerheid van hun terugbetaling wordt
aan de Bank een schatkistbiljet ter hand gesteld vervallende
per het einde der voorschotten.

Artikel 0. De Bank zal handhaven de Succursales, bu-
reaux auxiliaires en villes rattachées, door haar ingesteld boven en behalve die waartoe zij verplicht was krachtens
de Wet van 17 November 1897 en cle overeenkomst van 11
November 1911.

Binnen 10 jaren, na afkondiging van cle Wet, welke de
onderhavige overeenkomst hekrachtigt, zullen nog 12 suc-
eursale en 25 bureaux auxilinires moeten worden geves-
tigd.

De Bank verplicht zich bovendien om een incasspclienst
in te stellen
01)
50 villes rattaches, waaronder begrepen
zullen zijn cle hoofdplaatsen van arrondissementen en kan-
tons met 6000 inwoners of meer, en die niet onder cle bank-
plaatsen zijn opgenomen.

Artikel 7. De Bank zal voortgaan met het kosteloos be-
handelen van cheques eil giro’s, afgegeven door de reken-
plichtige ambtenaren van ‘s Rijks Schatkist op de rekening
van den Staat en om, op de voorwaarden, vastgesteld bij
de thans in kracht zijnde besluiten, haar.kostelooze mede-
werking aan deii Staat te verleenen om het gemakkelijk
te maken, dat, volgens de voorschriften, afgegeven en ge-
viseerde betalingsmandaten, luidende aan cle oider van zoo-
(lanige crediteuren van den Staat of de departementen, die
rekening houden hetzij bij de Banque de France, hetzij bij
andere banken, die op haar beurt met cie Banque (le France
iii rekening staan, door middel van giro kunnen worden
vei’effend.
Zij zal op dezelfde voorwaarden, hare kostelooze mede-
wei-king verleenen aan ‘s Rijks Schatkist, om de vereffe-
iming, door middel van giro tea laste van de rekening van
‘s Rijks Schatkist, te vergemakkelijken van de mandaten,
welke haar zullen worden ter hand gesteld door de reken.
plichtige ambtenaren van ‘s Rijks Schatkist, na te zijn
afgegeven door gemeenten en publiekrechterlijke lichamen
ten bate van schulcleischers, die rekening houden bij de
Banque de France of bij een andere bankinstelling, die op
haar beurt met de Banque de France in rekening staan.
Zij zal franco de chèques incasseeren, getrokken door of
gesteld aan de order van de rekenplichtige ambtenaren
van ‘s Rijks Schatkist of de regie’s. –

Artikel 8. De Bank verbindt zich om ten aanzien van
al hare rekeningen, vrij te stellen van provisie het incas-
seeren van ,,crossed” cheques getrokken op bankplaatsen
en clièq,ues,
getrokken
op banken, die aangesloten zijn bij
een cleariag-instituut of op hare correspondenten.
De Bank verbindt zich, om ten behoeve van al hare reke-
miughouders de faciliteit in stand te houden om kosteloos
hun wissels bij haar te domicilieeren en om, eveneens kos-
teloos, overschrijvingen te doen bewerkstelligen tusschen
rekeningen, gehoudefl op verschillende plaatsen.
Artikel 9. Deze overeeokonist is vrijgesteld van zegel-
en registratierecht.
In tweevoud opgemaakt te Parijs, den zes en twintigsten
October negentien honderd zeventien.

Gelezen en goedgekeurd,

Gele’zen en goedgekeurd,

(v.g.) L. L. Klotz.

(w.g) Georges Pallain.

Aanhangsel bekoorende bij de overeen-
k
0
in
.9
t.
aangegaan
01)
26 Octobej- 1917 tusschen den Mi-
iiister van Financiën en dan Gouverneur van de Banque de
France.

Artikel 1. Artikel 3 van cle overeenkomst van 26 Octo-
ber 1917 wordt aangevuld niet cle navolgende bepalingea:
De Bank zal, over het saldo van de amortisatierekening
eene rente vergoeden, berekend naar de netto-rente voor de
voorschotten aan den Staat, na aftrek van de zegeibelasting
en van de heffing, bedoeld in art. 2 van gezegde overeen-
komst.
Deze rente zal in het credit van eene afzonderlijke reke-
ning worden gebracht op den laatsten dag van elk halfjaar.
Op het oogenblik waarop de amortisatierekening geheel
wordt geliquideerd, zal er eene recapittilatie worden opge-
maakt van de bedragen, die successievelijk benoodigd zijn
geweest voor de amortisatie of die op rekening aan den
Staat zijn toebedeeld.
De Bank zal in ‘s Rijks Schatkist storten een gedeelte
van de afzonderlijk geboekte rente, evenredig aan het
totaal bedrag, dat, volgens bovenbedoelcle recapitulatie, aan
den Staat is toebedeeld.

Additioneele overeenkomst
van ii Maart
1918.

Artikel 1. Ter toepassing van het algemeen beginsel
volgens hetvelk cle Staat uitsluitend recht heeft op de
winst, voortspruitende uit de omstandigheid, dat een ge-
deelte van de bankbiljetten niet ter inwisseling wordt aan-
geboden, zal de Banque de France op cle hieronder vast-
gestelde tijdstippen in ‘s Rijks Schatkist storten een bedrag,
vertegenwoordigende liet saldo der in circulatie gebleven
biljetten van het oude type, blauw zonder rose ondem-grond,
en van de kleine coupures van 20 en 25 francs, uitgegeven
v(jbr 1888.
Terwijl cciie eerste storting van 5 niillioen francs ii fonds
pem-citi heeft plaats gevonden ter uitvoering van de over-
eenkomst van 28 November 1911, zal opnieuw een gelijk
bedrag in ‘s Rijks Schatkist moeten worden gestort in de maand volgende op liet in werking treden van de onder-
havige overeenkomst.
Het meerdere zal worden gestort op 2 Januari 1923.
Artikel 2. Van het oogenblik af, waarop de som der in
de circulatie gebleven bankbiljetten minder zal bedragen
dan de sommen die in ‘s Rijks Schatkist zijn gestort, neemt
de Staat voor zijne rekening het bedrag der biljetten, welke
daarna nog ter inwisseling mochten worden aangeboden;
zonder dat echter daardoor het eindbedrag van zijn winst
minder kan worden dan liet bedrag van 5 millioen, gestort
ter uitvoering van de overeenkomst van 21 November 1911.

AANTEEKENINGEN.

0 Is i n a i n 19 17.

In het verslag omtrent den

toestand der Nedeilandsche Handel –

M a a t s c h a p p ij en hare handelingen in het boek-
jaar 1917 leest men aangaande China:

Het afgeloopen jaar is op politiek gebied een der

meest bewogen tijdperken in de nog jonge geschiede-nis der Chineesche Republiek geweest.
Op
het voor-

beeld der Vereenigde Staten verbrak zij in Maart de
diplomatieke betrekkingen met Duitschland, welke
stap in Augustus door een oorlogsverklaring aan. de
beide Centrale Mogendheden werd gevolgd. Behalve

een opschorting gedurende vijf jaren van de betalin-
gen op rekening der Boxer Indemniteit, bej-eikte
China hierdoor, dat de verdragsmogendheden einde-
lijk toestemden in een herziening van het tarief van

invoerrechten, ten einde dit op een effectief van

5 pCt. ad
valorem te brengen. Een daarvoor inge-
stelde Commissie ving in Januari 1918 haar werk-
zaamheden aan.
Het terugkeeren van de binnenlandsche rust tegen het
einde van 191.6 was slechts schijnbaat en niet voor
langen duur. De gespannen betrekkingen tusschen
Regeering en Volksvertegenwoordiging leidden er toe,
dat President Li Yuan Hung in Juni het Parlement
ontbond. Van de politieke verwarring trachtte Gene-
raal Chang Heun gebruik te maken, om den jeugdigen Mantsjoe-Keizer Heuan Tung op den troon te herstel-
len, doch de staatsgreep gelukte niet. Li Yuan Hung,
de voortdurende partijtwisten moede, deed kort daarna
afstand van zijn waardigheid, waarop het President-
schap op den Vice-President Feng Kuo Chang over-
ging. Onder leiding van Dr. Sun Yat Sen was een ge-
deelte van het ontbonden Parlement intusschen naar
Oanton getrokken, waar een tegenregeering werd ge-
vormd, die de provinciën Kuantung, Kuangai en
Yunnan omvatte. Een burgerkrijg was hiermede los-
gebarsten en verschillende gewesten werden het too-
neel van hevige gevechten.
Ook voor natuurrampen bleef het land niet gespaard.
In October richtten reusachtige overstroomingen in
de nabijheid van Tientsin voor millioenen schade aan,
terwijl tienduizende menschen van hun dak werden
beroofd. Tegen het einde van het jaar, kwam het be-
richt van het weer uitbreiden in Mongolië van de
longenpest.
De onrustige binnenlandsche toestand met als gevolg
daarvan een leege schatkist is oorzaak geweest, dat er
weinig is gekomen van de beraamde hervormingen.
Omtrent de aangekondigde invöering van het metrieke
stelsel, als voorloopster van een uniform systeem van
maten en gewichten, werd niets meer vernomen. Aan

7 Augustus 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

701

de verbetering van het muutstelsel werd echter gere-
geld doorgewerkt. De munten gingen voort met het

slaan van z.g. ,,Yuan Shi Kai” dollars, terwijl ook
nieuwe pasmunt in omloop werd gebracht. Wat het

verkeer betreft, verdient vermelding, dat de Post- en
Telegraafdienst dit jaar voor het eerst geen deficit
opleverde. Plannen werden gemaakt voor de verbete-

ring van het Groote Kanaal en daarmede in verband staande irrigatiewerken. De ontvangsten der douane

bedroegen H $ 35.177.000 tegen 11$ 37.750.000 in
1916. Dank zij den hoogen zilverprijs kon de Regee-
ring uit deze bron over £ 2.000.000 meer beschikken, hetgeen haar te stade kwam bij het nakomen van haar
internationale verplichtingen. De zoutverkoop bracht

$ 70.600.000 op, tegen $ 72.400.000 in het voorafgaan-
de jaar. Het aan de Regeering uitbetaalde surplus be-
liep $ 68.600.000. Toch moest zij nog haar toevlucht nemen tot verschillende nieuwe leeningen met Japan
en Amerika. Het is opmerkelijk, hoe de invloed van

eerstgenoemd land op het economisch leven van China
toeneemt, hetgeen zich ook openbaart in de vestiging
van talrijke nieuwe Japansche banken en firma’s.

i)e zilvermarkt werd in 1917 voornamelijk beheerscht door de vraag voor nieuwren muntslag, waarmede het
aanbod niet in verhouding stond. De loop van den
prijs geeft dan ook opnieuw een belangrijke stijging
te zien. De laagste noteering was 35″i16 d. in Maart,

de hoogste 55 d. in September, een cijfer, dat sedert
1878 niet meer is bereikt. Londen heeft als gevolg
van de tijdsomstandigheden veel van zijn belangrijk-
heid als wereldmarkt verloren; het zwaartepunt van

den handel wordt meer en meer naar het grootste
productieland, de Vereenigde Staten, verplaatst.
:De geldmarkt te Shanghai bleef gedurende het ver-
slagjaar uiterst krap. De zilververschepingen naar
Rusland en Japan, doch voornamelijk naar Britsch-
[ndië, bedroegen liet aanzienlijke
cijfer
van
$ 40.000.000. Daarentegen werd slechts voor een be-
drag van $ 20.000.000 aan zilverbaren uit Amerika
aangevoerd. De Regeering nam dan ook zelfs een
oogenblik de uitvaardiging van een uitvoerverbod in
overweging.

Industrie in Zuid-Afrika. –
In ons
nummer van 6 Maart namen wij iets over uit een
verslag van den Nederiandschen Consul-Generaal te Pretoria, waarin werd uiteengezet hoe de duurte van
liet leven, de geografische omstandigheden en het
ge-
brek aan kapitaal in weerwil van rechten, waaraan
een beschermende werking niet kan ontzegd worden, de
ontwikkeling van de industrie in Zuid-Afrika tegen-
houden. Het dezer dagen h.t.l. verschenen 10e Jaarver-
slag der Nederlandsche Kamer van Koophandel te
Johannisburg bericht aangaande de ontwikkeling
van de industrie hetgeen hier verkort volgt.

,,Tot betrekkelijk korten tijd geleden was er over het
geheel eerder tegenkanting dan medewerking bij de
pogingen van fabrikanten in de Unie om hunne be-
langen meer op den voorgrond te brengen. Zij vonden

steun bij lichamen als de ,,South African National
Union”, maar bij gebrek aan meer algemeene mede-
werking konden ook die lichamen zich niet voldoende
ontwikkelen om groote kracht te ontplooien.

,,Een groot deel van den invoerhandel achtte zijne
belangen bedreigd door de plaatselijke beweging ten
gunste van de ontwikkeling van de natuurlijke hulp-
bronnen van Zuid-Afrika. Men zag niet in, dat alleen
een land, dat zich ijverig toelegt op de exploitatie
van de rijkdommen van zijn bodem, op den duur en in steeds toenemende mate belang biedt voor den handel
met het buitenland, de buitenlandsche industrie en
het wereldverkeer.

,,Wat niet voldoende begrepen werd, is, dat eene zich
ontwikkelende industrie in den ruimsten zin vraag
doet ontstaan naar zoovele andere artikelen, waarvoor
liet land tevoren geen of slechts een klein afzetgebied
bood. De belangen van den overzeeschen handel in
machinerieën, werktuigen en gereedschappen; in half-

fabrikaten, benoodigd voor de locale industrie; in

grondstoffen, voor zoover zij niet plaatselijk gewon-
nen worden; in tallooze artikelen, gebezigd bij de
afwerking van het plaatselijk vervaardigde product,
de verpakking daarvan, enz., enz., – die belangen
werden over het hoofd gezien.

,,Er werd ook geen voldoende aandacht aan geschon-

ken, dat een zich ontwikkelende industrie voortdu-

rend aan zooveel meer handen werk. geeft en ook
overigens inkomsten dQet vloeien, welke er toe bijdra-
gen de koopkracht van de bevolking te verhoogen en
de daarmede in den regel gepaard gaande behoefte
aan meer weelde-artikelen, welke veelal uit het bui-

tenland ingevoerd moeten worden, te doen toenemen.

,,De oorlog heeft de oogen geopend. Zuid-Afrika, waar
de industrie, ook zonder oorlogsdrang en in spijt van
tegenwerking, reeds in een eerste stadium van ont-
wikkeling was getreden, zag zich op eenmaal als
voortbrengend land van groote toekomst in het volle

licht geplaatst. De tegenstanders van gisteren werden nu voorstanders van de locale nijverheid. In de eerste
plaats werd alle aandacht gewijd aan de productie

van voedingsstoffen ter voorziening in de behoeften
van een deel der oorlogvoerenden, maar daarbij bleef
liet niet. Verschillende andere handelsartikelen, waar-
aan Zuid-Afrika behoefte heeft, en welke tot dusver
in hoofdzaak van over zee werden aangevoerd, konden
slechts in onvoldoende hoeveelheid of in het geheel
niet uit het buitenland ingevoerd worden.

,,Er werd van regeeringswege in het laatst van het

vorige jaar een Raad van Advies voor de Nijverheid
en eene Wetensehappelijke en Technische Commissie

ingesteld, welke laatste tot taak heeft gegevens te
verzamelen betreffende de grondstoffen, welke Zuid-
Afrika oplevert, en wetenschappelijk onderzoek aan
te moedigen.

,,In samenwerking met de Nijverheidsafdeeling van
het Departement van Mijnwezen en Nijverheid in de
Unie, zal getracht worden de ontwikkeling van de
industrie in den ruimsten zin en langs wetenschap-
pelijken weg verder te bevorderen. De resultaten van
het werk der Commissie zullen uit den aard van de zaak eerst in de toekomst blijken en het is dan ook

te meer teekenend voor de zelfstandige ontwikkeling
van de Zuid-Afrikaansehe nijverheid, dat deze nu
reeds, zooveel mogelijk gesteund door de regeering
der Unie, een vrij belangrijk hoogtepunt heeft bereikt.
,,Het is waar, dat ook gebrekkige aanvoer van goe-

deren uit het buitenland, buitengewoon hooge prijzen
van ingevoerde artikelen en andere omstandigheden,
uit den oorlog voortgevloeid, het streven der plaatse-
lijke nijverheid sterk hebben bevorderd.”

Mcii leze in het artikel B e h o u d e n ve i in ee r-
dering van Arbeidskrachten op pag, 671:
,,Het eenige middel daartegen zal zijn eene wettelijke
regeling van regeeringstoezicht op de propaganda, bijvoorbeeld een verbod om te propageeren, tenzij
na voorafgaande beoordeeling en goedkeuring door
de Regeering.”

BOEKAANKONDIQING.

Dr. C. A. Verrijn Stuart: De Goud-
kwestie,
Haarlem, F. Bohn, 1918, 50 blz.

i)e hoogleeraar Verrijn Stuart heeft in de discussie
waartoe zijn ten vorigen jare gehouden inaugureele
rede. ,,De toekomst van het Goud”, geleid heeft, aan-
leiding gevonden opnieuw in het openbaar rekenschap
te geven van zijn standpunt in de Goudkwestie.
De denkbeelden van dan schrijver blijken door de
van vele zijden ingebrachte critiek niet of slechts in
geringe mate gewijzigd te zijn. Den grooten goud
invoer hier te lande blijft de heer Verrijn Stuart in
dubbel opzicht onjuist achten, voor het heden als een

van de oorzaken – de schrijver drukt zich thans op
dit gebied zeer voorzichtig uit – van de hier te lande

702

1
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7 Augustus 1918

bestaande depreciatie van het geld, voor de toekomst

als zijnde een bezit, dat uit hoofde van de volgens den

schrijver waarschijnlijk te achten waardedaling van

het goud, een niet onbelangrijk verlies zal kunnen

opleveren.

Beide stellingen worden aan de hand van de gele-
verde critiek uitvoerig nagegaan. Vooral bij de eerste

het deprecatie- en infiatieprobleem komt zuiverheid
van uitdrukking den schrijver niet ten onrechte voor

een eerste eisch te zijn, waaraan in de binnen- en bui-

tenlandsche litteratuur – de schrijver
verwijst
terecht

naar de opmerkingen dienaangaande van professor
Pig.ou in het Economie Journal van September 1917
niet steeds de hand is gehouden. Is echter het

nieuwe geschrift van den heer Verrijn Stuart in dit

opzicht vlekkeloos? Depreciatie van het geld wordt

m.i. terecht gedefinieerd als een verschuiving van de
waardeverhouding tussôhen goederen en geld, waarvan

de oorzaak gelegen is bij het geld. Past hierin de uit-

lating in den noot op blz. 9, waarin met een beroep

op Pierson’s Handboek depreciatie van het geld en

stijging
van
prijzen twee uitdrukkingen voor dezelfde
zaak worden genoemd? De ter plaatse gewraakte uit-
drukking van Mr. Vissering verdient m.i. juist in de
terminologie van den heer Verrijn Stuart allerminst

afkeuring.

Belangrijker echter dan vragen van terminologi-

schen aard is de vraag zelf, of inderdaad depreciatie

van het geld en daarnaast depreciatie van het goud
aanwezig is. Gelijk in zijn inaugureele rede behan-
delt professor Verrjn Stuart deze beide vragen af-

zonderlijk. Wat het geld betreft, luidt
zijn
antwoord;

gelijk thans wel moeilijk anders te verwachten is, be-vestigend, wat het goud betreft, acht de schrijver zoo-

danige depreciatie aanwezig ,,in die neutrale Staten,
waar, zooals in Nederland, in de regeling van het
gcldwezen tot dusver geen principieele wijziging werd gebracht”, doch niet in de oorlogvoerende staten, waar

men op het oogenblik door wettelijk
ingrijpen
z’ij het

met handhaving in naam van den gouden standaard
metterdaad den band tusschen het ruilniiddel en het
goud heeft losgemaakt. 1-let betoog, dat tot steun van
deze wellicht eenigszins onverwachte conclusie strek-
ken moet, is mij niet geheel duidelijk willen worden.
Dat hier te lande noch in de bepalingen der muntwet
noch in de wettelijke regeling van den inwisselings-
plicht der Bank
wijziging
is gebracht, doet niet af aan
het feit, dat practisch hier te lande evenzeer als in
de oorlogvoerende landen, zij het langs anderen weg,
dc band tusschen g1d en goud verbroken is. Immers
het in de eerste oorlogsdagen stammend gouduitvoer-
verbod kwam de Bank ontheffen van de door haar aan-
vaarde verplichting goud voor uitvoer tegen zekeren
prijs beschikbaar te stellen, zoodat zij bij den hier te
lande bestaande hinkenden standaard alle bevoegd-
heid had goud te weigeren, een bevoegdheid, waarvan
de Bank, wanneer het derden betrof, consequent ge-
bruik heeft gemaakt. Ware dit trouwens niet het geval
geweest, het enkele bladzijden verder, ook door den
heer Verrjn Stuart besproken agioverschijnsel, dat
zich thans .hier te lande op goud en gouden munt
voordoet, zou niet hebben kunnen ontstaan. Ook door
ons land schijnt dan ook de vraag, of het goud thans al dan niet gedeprecieerd is, een louter academische
vraag te zijn, voor welker beantwoording geen gege-
vens ter beschikking staan.

Het reeds genoemde thans hier te lande zich voor-
doende goudagio, wordt door den heer Verrjn Stuart
– en mi. zij h?t op andere gronden terecht – van
deze beschouwingen losgemaakt. Het agio wordt door
hem verklaard uit de terughoudendheid der Bank in
het beschikbaar stellen van goud voor industrieel ver-
bruik hier te lande, een verklaring die hem weder
leidt tot de uitspraak, dat, indien de Bank haar goud
niet zoo krampachtig had vastgehouden, dit agiover-
schijnsel te vermijden ware geweest. De schrijver
vreest dan ook, dat ,,het later, in kalmer tijden, der
Ned. Bank tot een ernstige grief zal worden gemaakt,

dat zij dit niet heeft weten te verhinderen”. Welk oor-
deel de toekomst over de goud politiek der Bank zal

uitspreken, valt thans moeilijk te zeggen. Wel echter

kan met stelligheid geconstateerd worden, dat het
huidig goudagiovraagstuk belangrijk minder eenvou-
dig is dan
prof.
Vèrrijn Stuart schijnt te meenen.
Niet toch de vraag der Nederlandsche goudindustrie,

doch in de eerste plaats de voor een deel over deze
industrie gaande goudvraag voor buitenlandsche reke-

ning kan als de
eigenlijke
oorzaak van dit agio worden

aangemerkt. Wat van deze merkwaardige goudvraag,

die alle ongunstige wisselkoersen doorbreekt, de oor-
zaak is, kan op het oogenblik onbesproken blijven.

Vermoedelijk is
zij
gevolg van een complex van om-
standigheden – afsluiting gedurende 4 jaar van de
centrale mogendheden van de markten van nieuw
goud, vraag in het Oosten naar volwaatdige munt,

toenemende luxevraag e.d. – die de uitspraak van Mr.
Vissering, die er een specialen vorm van goudappre-

ciatie in wil zien, rechtvaardigen en mitsdien het
beroep in dit verband van prof. Verrijn Stuart op
Ricardo onjuist maken. Wat hiervan evenwel moge
zijn, het spreekt van zelf, dat onder deze omstandig-

heden, vooral, waar bij het bestaand gouduitvoerverbod
de buitenlandsche goucivraag slechts langs claudestie-
nen weg bevredigd kon worden, de vraag voor de Ne-

derlandsche Bank minder eenvoudig was dan uit den

woorden van den beer Verrijn Stuart valt op te ma-
ken. Men behoeft zich slechts het standpunt te herin-neren, dat reeds veel vroeger van Ententezi.jde tegen
gouddoorvoer en -uitvoer is ingenomen, om te gevoe-
len dat ook wellicht overwegingen van anderen aard
door de Nederlandsche Bank bij de keuze van haar

standpunt beslissend zijn geweest. De verhooging van

den prijs van het voor binnenlandsche industrieele
doeleinden beschikbaar te stellen goud, past geheel in
deze overwegingen.

De uitvoerige beschouwingen, die prof. Verrjn
Stuart vervolgens
wijdt
aan het deel van zijn vroe-

ger betoog, waarin door hem de toekomst van het
goud in zeer donkere kleuren werd geteekend en mits-
dien het voorstel werd gedaan zoo spoedig mogelijk
met het goud als basis voor het muntstelsel en als
internationaal saldeeringsmiddel te breken – be-
schouwingen, die het meest principieele en belang-
rijkste deel van het goudvraagstuk betreffen, kunnen
bezwaarlijk op den voet worden gevolgd. Voor eene principieele bespreking van het vraagstuk, waarover
het laatste woord nog wel niet zal zijn gezegd, is deze aankondiging niet de plaats
1).
Medegedeeld zij slechts
dat prof. Verrijn Stuart, die vooral op dit deel van
zijn betoog de zwaarste aanvallen te verduren heeft

1) Een tweetal persoonlijke opmerkingen mogen in dit
verband geoorloofd zijn.
Met prof. Verrjn Stuart, blz.
37
noot, ben ik het geheel
eens, dat een eindoordeel over de Zweedsche goudpolitiek
ten opzichte van de volkswelvaart van het land thans nog
niet kan worden geveld. Wat ik evenwél
in
mijn artikel
in het nummer van
26
Juni j.l., in de eerste plaats heb
trachten aan te wijzen,
is
dat zelfs onder de exceptioneele
omstandigheden van thans Zweden zijn politiek niet heeft
kunnen handhaven, terwijl zijn wisselkoersen weder, tot wat
men zou kunnen noemen, het normale peil der neutralen zijn teruggevallen. Voor de vraag of de practische voor-stellen van prof. Verrjn Stuart doorvoerbaar zijn, is deze
ervaring van groote beteekenis.
In de tweede plaats het antwoord, dat de schrijver op
blz.
52
geeft op mijn vraag, op welke waarde de geldeenheid
zou moeten worden-gesteld, ingeval alle of vrijwel alle be-
schaafde staten het nominalistisch stelsel gingen aanvaarden.
Zôolang toch den of meer belangrijke staten den gouden
standaard blijven handhaven, komen alle senji-nominalistische
maatregelen van andere landen in hun wezen neer op een,
door buitenlandsch vertrouwen gesteund, vasthechten van de
waarde van de landsmunt aan het vreemde, practisch hoofd-
zakelijk het Londensche, goud. Hoe nu, als ook deze basis
ging ontbreken? De verwijzing van prof. Verrijn Stuart
naar de mogelijkheid de oude waardeverhouding tusschen de
verschillende muntstelsels onderling ook in
de
toekomst tot grondslag te nemen, laat de eigenlijke vraag onbeantwoord.

7
Augustus 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

703

gehad, zijn meening onverzwakt blijkt te handhaven.

Bij zijn betoog – deze enkele opmerking tot slot –

doet prof. Verrijn Stuart zich ook ditmaal kennen als
een voorstander van buitenlandsche credietverleening
boven het aanvaarden van vreemd goud. Het in dezen
geleverd betoog zal, dunkt mij, velen niet sterk schij-
nen. Ook in dit opzicht zijn de
tijden
veranderd en
zou ik mij kunnen voorstellen, dat velen, die wellicht
aanvankelijk de bezwaren aan de gestegen goudvoor-

raad verbonden, zwaar lieten vegen, allengs daarte-
genover de voordeelen steeds hooger zijn gaan
aan-
slaan. Oredietverleening heeft ongetwijfeld niet enkel

het voordeel rente af te werpen, maar komt boven-

dien, juist door deze rente, allerminst, gelijk het goud,
persé in handen der centrale bank en zal dus vermoe-
lijk in geringer mate tot toeneming van ruilmiddel
leiden.
Tegelijkertijd
zijn evenwel aan de buitenland-
sche credietverleening risico’s verbonden, die met den
duur van den oorlog steeds meer naar voren komen
en, naar het schrjvet dezes wil toeschijnen, voor tal

van landen heel wat ernstiger zijn dan de kans op een
tcekomstige depreciatie van het goud. B.

Mr. R. Bjjls?na: Rotterdam’s Welvaren
155011650, ‘s-Gravenhage, Mart. Nyhoff,
1918.

De trouwe lezers van het
Rotterdamsch Jaarboekje
hebben zeker met belangstelling kennis genomen van
de serie opstellen, in de jaargangen
1910117
door Mr.
R: Bijlsma
gewijd
aan de ontwikkeling van Rotterdam
in lang vervlogen jaren. Die opstellen, uitgebreid en
tot een geheel bewerkt, heeft hij nu in één deel het
licht doen zien.
Met duidelijke letter gedrukt op goed papier, ver-
sierd met een 20-tal afbeeldingen, maakt het boek een
aangenamen indruk. En de inhoud beantwoordt aan
het uiterlijk.
Op boeiende wijze wordt ons beschreven hoe het
,,stedeken” van 1550 met zijn 7000 inwoners reeds in
het begin der 17e eeuw ,,door Godes gratie van eene
kleyne en onbekende is geworden tot een groote en
vermaerde coopstadt”, die 26.000 zielen telde. De schrijver verdeelt zijn stof in drie hoofdstukken: 1. Landsheerlijk tijdperk 1550/1588; 2. Aanvangstijd-
perk der Republiek 1588/1609; 3. Zeventiende Eeuw
1609/1650.

Het eerste leidt ons binnen in het ,,stedeken” dat
toen reeds kon gelden voor ,,zoo welvarend als in
,
het
land maar liggen mag”. Men ziet, hoe dank
zij
de gun-
stige ligging en de
nabijheid
der Holland-Zeeuwsche
eilanden, Rotterdam meer en meer de marktplaats
wordt van zuivelproducten, granen en vee, hoe de
vischvangst, die zich vroeger tot de rivieren bepaalde,
uitgebreid wordt tot de Noordzee, hoe de haringvis-
scherj met de daaraan verwante bedrijven, scheeps-
bouw, nettentaanderj, zeilmakerij, kuiperij, enz.
gaandeweg in spijt van vele belemmeringen ,,een van
de beste goddelicxte neeringen” wordt en hoe door
het verkeer met het binnenland, met Vlaanderen en
het Rijngebied, later ook met de Oostzee, Frankrijk,
Spanje en Portugal, de koopvaardij een belangrijke
bron wordt van de welvaart.
De havenruimte werd uitgebreid; door de bemoeiin-
gen van Oldenbarnevelt kreeg Rotterdam ‘den rang
van zevende stad met recht op stem in de vergadering
der Staten-Generaal. Het werd de zetel van het Oollege
van Gecommitteerde Raden tot de Admiraliteit in het
Zuider-kwartier.

In het tweede hoofdstuk behandelt de schrijver de
verdere ontwikkeling van den koophandel en de nijver-
heid, mede tengevolge van de immigratie van Zuid-
Nederlandsche vluchtelingen. Steeds zorgde de over-
heid voor stadsuitbreiding en havenruimte, noodig ge-
worden voor het toenemende verkeer, niet alleen met
Europeesche havens, maar zelfs met Afrika, Amerika
en Oost-Indië.
Het derde hoofdstuk levert een uitvoerig overzicht
van de voornaamste bedrijfstakken gedurende de

periode 1609/1650. Een groote rol speelt daarbij de
bierbrouwerj. Men staat verwonderd hoe zooveel brou-
werijen in zulk een klein bestek niet alleen konden
bestaan, maar tot zoodanigen bloei konden komen, dat
vele regeeringsgeslachten er hun fortuin aan te dan-

ken hadden. Het bier moet dan ook
bijzonder
lekker
zijn geweest, zelfs Vondel heeft het bezongen: ,,men

dronk Oranjebier uit Rotterdamsche tonnen”, en het
doet een Rotterdamsch hart goed te lezen, dat de uit-muntende kwaliteit van dien drank werd toegeschre-

ven aan het zoo vaak miskende Maaswater.
Met zekere voorliefde wordt de koopvaardij behan-
deld: geen wonder, het varen zit den Rotterdammer

in het bloed. Kenschetsend is het dan ook, dat terwijl
vele takken van handel en nijverheid door vreemde-
lingen werden ingevoerd en gedreven, b.v. de textiel-
industrie door Zuid-Nederlanders, de lakenhandel
door Engelschen, ja zelfs de fabricatie van tabaks-

pijpen, waarvan men de bakermat eerder in Gouda
gezocht zou hebben, door een Engelschman, de echte Rotterdanamers zich van de oudste
tijden af voorna-
melijk toelegden op de scheepvaart en vischvangst met
de daaraan verbonden vakken. –

Met een kort overzicht van Rotterdamsche geslach-
ten en hun fortuin besluit de schrijver zijn werk:
gaarne hadden wij wat meer van hem gehoord over de maatschappelijke toestanden uit dien ouden tijd en het
karakter der mannen, wier flinke koppen den tekst
van het boek opluisteren. Wij zouden dan zeker hebben
vernomen, dat zij bij de ,,baatzucht en eigenzoekelijk-
heid”, waarvan Mr.
Bijlsma
ze niet Vrij ken pleiten,
ook betere eigenschappen hebben bezeten, die hen in
staat stelden om in weerwil van allerlei hindernissen
de schoone ligging onzer stad tot haar recht te doen
komen.
1 Veel van hetgeen zij hebben tot stand gebracht be-
staat hier niet meer: verdwenen is de haringvangst,
verdwenen de walvischvaart, verdwenen de draperie,
de weverj, de plateelbakkerj; maar wat niet verloren
is gegaan, is de grondslag dien zij hebben gelegd van
de welvaart onzer stad, waarop hun nakomelingen
hebben kunnen voortbouwen, steeds met de spreuk
voor oogen: ,,als het tij verloopt, verzet men de
bakens”.

Moge hun energie hun onçlernemingsgeest het
tegenwoordige geslacht aansporen daaraan te blijven
medewerken. J.
HUDIG.
Rotterdam, 1 Augustus 1918.

Van het verzamelwerk.,,Neerlands Welvaart”
ontvingen
wij
afl. 20 en 21, handelende over de
Pretoria Hypotheek-Maatschappij en de
Nederlandsche Bank voor Zuid-Afrika.

Beide afleveringen geven van den werkkring der
besproken instellingen een duidelijk beeld. Ook ditmaal
bevat de tekst een aantal illustraties.

Naast de Importer’s Directory, die wij onlangs aan-
kondigden, heeft nu ook van de Exporter’s Direc-
tory of the Netherlands East Indies, uit-

gave van de afdeeling Nijverheid en Handel van het
Departement van Lafidbouw, Nijverheid
en II a n de 1 te Buitenzorg, een tweede druk het
licht gezien.

REGEERINGSMAATREGELEN OP

HANDELSGEBIED.

A a r da p p e 1 e n. Nu de vroege aardappelen zoo
goed als op zijn, dienen voor de distributie aan de
beurt te komen de vervroegde Eigenheimers en Bor-
gers; het beschot daarvan valt echter tegen. In ver-
band hiermede wordt het aardappelenrantsoen voor-
loopig bepaald op 4 K.G. per hoofd per week.

Regeeringsbloem en meel. Met ‘ingang
van 15 Augustus zal regeeringsbioem bestaan uit een
mengsel van 20 K.G. gerstebloem, 20 K.G. rogge-

704

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7 Augustus 1918

bloem,
aO K.G.
Amerikaansch en/of La Platameel en

30 K.G.
bloem, verkregen door uitmalen op
85
pOt.

vn

32 K.G.
buitenlandsche tarwe,
18 K.G.
inlandsche

tarwe en
50 K.G.
inlandsche rogge.
De samenstelling van regeeringsmeel wordt:
15
pOt.

inlandsche tarwe,
15
pOt. buitenlandsche tarwe,
30

pOt. inlatidsehe rogge,
20 pOt.
mais en/of maïsmeel, 10

pOt. erwteh en/of boonen, 10 pOt. gedroogde aardap.

pelen/aardappelpoeder, of:
15
pOt. inlandsche en
15

pOt. buitenlandsche tarwe, 40 pOt. inlandsche rogge,

20
pOt. maïs en/of maïsmeel, 10 pOt. gedroogde aard-

appeïen/aardappelpoeder.

Eroodvoorziening. Volgens mededeeling

van het
B.M.V.
mag aangenomen worden, dat de te-

genwoordige voorraad broodmaterieel voldoende is om

den nieuwen oogst te kunnen halen.

Vetvoorraad, melkverbruik, enz.

In eene circulaire aan de gemeentebesturen wijst de
Minister er op, dat de huidige vetpositie maatregelen

noodig maken. Met ingang van
5
Augustus heeft de

Minister nu een algemeen
karnverbod
afgekondigd.

Voor het verleenen van ontheffing wordt de voor-
waarde gesteld, dat de geheele boterproductie wordt
ingeleverd. Ingesteld worden Rijksboterinzamelings-

kantoren (R.
B. 1.).
Vervoer en aflevering van room

is voortaan verboden, ongeacht welk vetgehalte deze

bezit.
1

let meikgebruik is aanzienlijk toegenomen, ten

nadeele van de boterproductie, die toch reeds kleiner
is dan het vorige jaar. Regeeringsmelk zal slechts wor-den geleverd aan die gemeenten, waar de melkaanvoer

kleiner is dan overeenkomt met een gebruik van
0,3

liter per hoofd per dag.
In plaats van de volle melk zal de Regeering aan de
daarvoor in aanmerking komende gemeente taptemelk

of karnemelk leveren.

Z a c h t e kaas. Onder den naam van zachte kaas
zal in de distributie worden gebracht een product,

bereid uit in de Centrale Pakhuizen opgeslagen kaas,
welke door beschadiging of anderszins niet geschikt
is voor de gewone distributie. Het artikel zachte kaas

is voorts toegevoegd aan de lijst
van artikelen, aange-

wezen ingevolge art. 1 der Distributiewet
1916
en

‘maxiwumprijzen zijn daarvoor bepaald; (in den klein-

handel
f 0,60
per
4
K.G.)..

Gec.ondenseerde melk enmeikpoe-
d e r. Aangezien
blijkbaar
verschillende soorten melk-
producten, doch voornamelijk melkpoeder, door ket-
tinghandelaren worden opgekocht, heeft de Minister
van Landbouw met ingang van
15
Juli verboden de
aflevering van gecondenseerde melk, gecondenseerde
taptemelk, melkpoeder en taptemeikpoeder, alsmede
het vervoer de2er artikelen in grooter hoeveelheden

dan
5 K.G.
Voorts hebben zij, die genoemde artikelen

in hoeveelheden van meer dan 10
K.G.
onder zich
hebben, daarvan opgave moeten doen naar den toe-
stand op
15
Juli des middags te
12
uur.

Electriciteit voor liehtlooze

g e z i
ii
ii
e n. In verband met de te wachten sc3aaarseh-
te aan verlichtingsmateriaal in de komende winter-
maanden, zal bij de uitbreiding van het aantal aan-
sluitingen op een gemeentelijk electrisch net in de
eerste plaats met die gezinnen rekening moeten wor-
den gehouden, die in den af.geloopen winter waren
aangewezen op petroleum. en thans kaarsen ontvangen.

Transport. .
f
20.521.250,-

Hypotheekbanken ……………..,
500.000,-
zijnde:
Wester Hypotheekbank
f
500.000,-
5
0/

pandbr.
it 100
O/.

Industrieele Ondernemingen ……

..
6.905,500-
zijnde:
Willem Smit & Oo’s Transforrnatoren-
fabriek

f
100.000,—

6
0/

oh]. f
100
0/o.

N. V. Koninkl. Nederi. Zoutindusti’ie

f
750.000,— aand. A 100
0/,

C. N. Teulings’ Drukkerijen

f
250.000,— 6
0
/0
cum. pref. zand.
a
101
0
/0.
f250.000,— 6
0
/0
cum. pi’ef. winstd.
zand.
ft
101
0/o

Matscbappij tot vervaardiging van
snij machines volgens ,,van Berkel’s
Patent” en van andere werktuigen

f
1.250.000,— zand. 5. 130
0/..

Maatschappij tot Exploitatie van Zeep-
fabrieken

f
1.100.000,— 6
0/
cum. pref. aand.
5.

100
0/.

f1.100.000,—
G °Io
cum. pr
. winstd.
aand.
5.
100
O
lo.

Ned. Groenten- en Vruchtendrogerij
f500.000,— aand.
5.
110
0/.

N. V. Eerste Ned. fabriek van Gereed-
schappen f238.000,— aand.5.
100°/u.
liengelo’s Electr. & Mechan. Appara-
teafabriek ,,lieemaf”
f
750.000,–
aand. A, 125
G
/o.

Oultuurondemnemingen, Handeisver-

eenigingen en Handeisvenu …..


3.65(1.000,

zijnde:
,Javasche Cultuur-Mij.
f
2.500.000,-
6
0
/o

obi.
5.
100
O
/o.

Borneo Sumatra Handel-Maatschappij

f
1.000.000,— aand.
A.
115 O/o.

Spoorwegleeningen

…………..

,,
19.027.500,-
zijnde:
Mij, tot Expi. van Staafsspoorwegen
f14.000.000,— 5 0/

01)1.5.100
0
/8
0
/0.

Dcli

Spoorweg

Mij.

f
5.000.000,-
5 0/

obl.

5.

99/2

O
/o.

Totaal.
. ;. f

50.604.250,

Totaal der emissies in Januari – .
f
536.940.910,

Februari

..

,,
12.202.250,-
Maart

– . – –

,,
58.044.025,-
April

,,
9.419.875,-

Mei

……,,
19.256.078,-

Juni

……,,
33.032.976,-

Juli

……

..
50.604.250,-

Algemeen Totaal
……f
717.500.364,

Bovendien:

f
24.680.000,— 3’ni. Schatkistpromessen
5.
f

993,33
10.630.000,— Gim.

,,

,, ,,

985,64
12.443.000,— 41/ 0/ Schatkistbiljetten ,, ,, 1.004,50

De uitgifte van Hengelo’s Electr. en Mechan. Apparaten-
fabriek ,,Heemaf” werd abusievelijk reeds in de statistiek
der vorige maand opgenomen, zoodat het totaal-cijfer noor Juni gewijzigd is.

POSTOHEQUE EN GIRODIENST

MAANDCIJFERS.

EMISSIES IN JULI
1918.

Provinc. en Gemeentelijke leeningen
f 20.521.250,-
zjjde:
Gemeente Amsterdam.
f
15.000.000,-
5
°/o obi.
5.
100
8
/
0
/o
Gemeente Batavia
f
3.500.000,— 5 0/
obi.
5.
99
O
/o.

Gemeente Delft
f
2.000.000,— 5 0/
obl.
5.
100
O
/o.

Taaporteeren.
. f 20.521.. 250,-

Mei

Aantal IBedrag

11

Juni

Aantal I

Bedrag

Aantal

rekening-
houders op uO.
9.917

10.165

Aantal rekeningen
10.308

10.564

33.779
16.036.906i
36.360
17.797.631
Overschrijvingen

..
23.434
21.426.082 22.040
24.063.190

op

u
0
…………
Stortingen ………

Afschrijvingen

.. . –
25.325
12.048.824 26.116
14.044.936
Totaal tegoed reke- ninghonders op u
0
.

14.894.905

20.262 561

.4

7 Augustus 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

705

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B.
*3*
beteekent; Cijfers nog niet ontvangen.

GELDKOERSEN.

BANKDISCONTO’S.

3
Atsg.
1918

20
Juli
1914

(Dise.Wissels.
4’/, sedert 1Juli’15
3
1
/2sedert23 Mrt. ’14
N d
e

Bel.Binn.Eff. 4’is

1

,,

’15
,,
4

23

’14
,,
Bank,
rse
hj
fl
RC
51/2

,,

19Aug.’14
5

,,

23

’14
Bank van Engeland
5

,,

7 Apr.’17
3

,,

29 Jan.’14
Duitsehe Rijksbank
5

,,

23 Dec.’14
4

,,

5 Febr.’14
Bankvanl?rankrijk
5

,,

21Aug.’14
3
1
/3

29 Jan.’14
Oosteur. Hong. Bk.
5

,,

12 Apr.’15
4

,,

12 Mrt. ’14
Nat. Bank v.Denem.
5

,,

9

,,

’15
5

,,

6Febr.’14
Zweedsehe Rijksbk.
7

,,

20Mrt.’18
4
1
/2

6

,,

’14
Bank v. Noorwegen
6

,,

14Dec.’17
4
1
I2

,,

11

’14
ZwitserscheNat.Bk.
4V3

,,

31

,,

’14
3/2

,,

19

,,

’14
Bank van Spanje ..
4

,,

22Mrt.’17
4
1
/,

Bank van Italië..
5

,,

10 Jan.
1
18
5

9 Mei ’14
Feder. Res. Bk. N.Y.
3-4



javasche Bank….
3
1
/2

,,

1Aug.’09
3
1
/

,,

1Aug.’09

OPEN MiRKT.

l)ota
Amstirdn
Londen
Part.
Berlijn
Part.
Parijs
Part.
N. York Call
Part.
Prolon-
disconto
gatic
a

lsco,io
disconto
disc.
mone/.s

3 Aug. ’18
21/
2
1)
2V2
t
)
31742
t)

45/

31/,_41)

29 J.-3A.’18
2
1
12
21/
357/83
4_/

3
1
/•6
22-27 J. ’18
2/2-Ie
2314-3
317/
4_ê/

31/,_6

15-20 J. ’18
2’/,-Is
3
317/
4_6/

5/,-6

30 J.-4A.’17
2tI
8

2’I-3
444-+4
4-DIs

1I2-2’12
31 J.-4 A.’ [6 1V4-‘/
1
1
/2

‘/4
5′ Vit
3
1
I4-0I6

20-24Jul.’14
3
1
/s-‘/je
2 /4_;/4
2
l/_*/

2 ‘/e-‘/,
2/4
1
8
42 /2

1)
Noteering van 2 Augustus.

WISSELKOERSEN.

WISSELMARKT.

)e stemming op de wisselmarkt was de gehecle week
ongeanitneerd Londen liep verder terug en sloot op 9.06.
i)e Franche en Amerikaansche koersen werden natuurlijk
mcde omlaag getrokken; slot resp. 93.40 en 1.90. De Marken,
die betrekkelijk flauw openden, liepen na de publicatie’s van de Regeering over de kolenleveringen tot 32.75 op;
daarna trad wederom een daling in en werd een koers van
32.05 bereikt. Slot iets beter op 32.20. Weenen in sympathie
met de Marken eerst beter, d arna flauwer. Vooral Oostenrijkseh
bankpapier was aangeboden. Zwitserland liep van 48.85 op
48.67
1
/2
terug. De Skandivavische cleviezen waren alle ook
eerder aangeboden. Evenzoo Madrid Italië zeer gezocht, in
verband met het feit, dat pogingen tot koersverbetering in
het werk zullen vordeu gesteld. Slot 22.75-23.- De koersen
voor Belgisch baukpapier bleven zich op een peil boven
pariteit handhaven. Nationales 29.25-29.30; Gn6rales
25.85-25.90.

KOERSEN IN NEDERLAND.

Data
Londen
Parijs
Borlijn
Weencn
SP

29

Juli

1918..
9.164
33.85 32.20
18.95

1.92
30

1918.
.
9.134
33.70
32.20
18.90

1.91
8
/
31

,,

1918..
9.144 33.75
32.30
18.95

1.92
1 Aug. 1918..
9.134 33.724 32.724
19.25

1.91’/
2

1918..
0.12
33.65 32.324
19.-

1.91’/2
3

,,

1918..


– –

1.91
‘Ii
Laagste d. w.’)
9.10
33.50
32.-
18.70

1.91
[[oogste

,,

,,
t)
9.18
33.90
32.80
19.30

1.92′!2
27 Juli 1918..
9.16

2

33.774′
32.25
2

18.70

2

1.921/4
20

,,

1918..
9.194′
33.924′
33.70


19.60



1.93
1
/s
Muntpariteit..
12.10
48.-
59.26
50.41
1.28
2.488/
4

5)
Notcer,ng te Amsterdam.
1)
Particuliere opgave.
‘) Noteering van
26 Juli.
3)
Noteering van
19 Juli,

Data
Siock-
holm’)
Kopen-
hagen’)
Chrts

iiania’)
Zii,er-
land3)
Spanje
2)
Batavia
1)
telegrafisch

29 Juli 1918
69;074
60.80
60.95
48.80
52.25
991004
30

,,

1918
69.-
60.80
60.90
48.80
52.40
991
-1
00
31

,,

1918
68.974 60.75
61.-
48.80
52.20
99i-1
004
1 Aug. 1918
68.75
60.70 60.80 48.80 51.75
99i

1004
2

1918
68.70
60.60
60.85
48.75
51.75
99i-1004
3

,,

1918


60.85


99-1004
L’ste d.

w.’)
68.60 60.50
60.70
48.60
51.25
99
H’ste

,,

,,

‘)
69.05
61.-
61.10 48.90 52.60
1004
27 Juli

1918
69.102

60.85′
60.85
48.502

52.50
99I
-1
004
20

,,

1918
68.858
60.60′
61.15
1
48.974
53.60
99I
-1
004
Muutpariteit
66.67 66.67
66.67
48.-
48.-
100

Noteering te Amsterdam.

I
1ar1,cu1,ere opgave.
‘) Noteering van
26Juli.
3) Noteering van 19
Juli.

KOERSEN
TE
NEW YORK.

Cable
Zicht
Zicht
Zicht
cia
Londen
Parijs
Berlijn
Amstçrd.
(in $
(in
Ir,
.
(in
cents
(in cent,
per
£,)
P.
S.)
P.
4
Rm.)
per
gldj

3 Aug.

1918
4.76.45
5.71
now.
51
1
/
Laagste d. week..
4.76.45
5.71
now.
51°13
Hoogste,,

,,

..
4.76.45
5.71
1
4
now.
51
8
/
27
juli

1918
4.76.45
.71
1
/
oom.
51
1
/2
20

,,

1918
4.76.45
5.71′!8
non.
511/,
Muntpariteit ….
4.86.67
5.18’/
95114
40Ii,

KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OF LONDEN.

Plaatun an
L.adses
Noteertngo.
eenheden
27Juni
1918
10
Juli
1918

Tijdperk
11-24
Juli
1918

Laagste

24
Juli
1918

Alexandrië..
Piast.
p. £
97/so
977!,,
977/ 977/
977/1e
B. Aires
….
d.p.gd.pes.
51
1
/1
511/to

50
3
!,,
51
0
/is
51
Calcutta
.. ..
sh/d.p.rup.
116
1
/11
1/61/,3

116
116/*.
1/6′!,,
Hongkoug
..
id.
p. $
313
1
/g
313
5
!8
31314
3137/s
3131Is
Lissabon,.
..
4.p.escudo
30
1
!, 30
1
!1
29
1
I
301/
4

301/
4

Madrid

….
Peset.
p. £
17.00 17.28 17.23
17.57
17.52
Montevideo..
d.p.peso
61
1
1,
61
1
!,
59
61
1
!,
60
1
!,
Montreal..
..
$
per
£
4.88
4.86
3
!.
4.84′!,
4.87V2
4.8414
Petrograd
..
R.
p. £ 10
110W.
110w.
nou,, now.
Bom.
R.d.Janeiro’)
d.p.milr.
12
13
!,,
12
8
/8
ll”/,t
12
1
u132
12
7
/,3
Rome

……
Lires
p. £
43.85
43.68
42.57 43.87
43.22
Shanghai

..
sh/d,p.tael
4/8’/
4/8
1
/
4181/s

4/91/
4/9114

Singapore
id.
p. $

.

2/4
1
18
2/41/,
2

2/3
7
!8
2/4’/4
2/4
Valparaiso
1)

d.p.pap.p.
17
1
/s2
17
1
/s3 1627142
17
1
/, 16′!,
Yokohama
..
sh/d.p.yen
212°/t.
.212
9
/st
2/2
7
/s,
213
now.
1) Noteeringen op 90 dagen,

GOUD EN ZILVER.

Sedert 29 Juli 1916 worden de dagelijksche ontvangsten
en onttrekkingen van goud door de Bank van Engeland
tijdelijk fliet bekend gemaakt.

NOTEERING VAN ZILVER.

Noteering te Londen.

te
New
York

3 Aug.
1918 ……..
48°)
99
1
/8
27 Juli
1918 ……..
48t°/s,’)
098/
6

20
1918 ……..
48°’!,,
99
6
/8
13

,,
1918 ……..
48°’/,
99
1
/8

6

,,
1918 ……..
48″!,.
99
1
!2

4 Aug.
1917
……..
41
80
1
/
3
)
5 Aug.
1916 ……..
31’/
66
1
/
20 Juli
1914
……..
24″/,
54′!,
‘)
Noeering var
2 Aug.

2)
Noteering van 26
Juli.
8)
Noteering van
3
Aug.

N.U.M.

Weekstuat der Nederlandsche UitvocrniaatscLiappij.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Buite,,l.
Debet
5
pCi.
Credit
I)ota
Bankiers
Schat-
Diver,e
Schuld-
Diverse
ki3tbi1j.
reken.
t)
brjaoçn
reken. *)

31 Juli

1918..
14.618 19.100
53.100
14.243 67.348
25

,,

1918-
13.744 19.100
5.100
14.246 67.688
18

,,

1918..
13.433
1.9.100
53.100 14.189
67.321
11

,,

1918..
12.785
19.100
53.100 13.919 67.205
4

,,

1918..
12.137
19.100 53.200 13.770 66.857
1) Beide
rekeningen
omvatten, behalve garantiewissels )n portefeuille
tot het bedrag der Iuitenl. echatkistbiljetten, in hoofdzaak garantiewissela
in depht bij dc
N.4.
Bank.

706

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7
Augustus 1918

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op 3 Augustus 1918

Activa.

Binneni. Wis-( H.-bk.
f
36.898.918,49
1
/
sels, Prom., B.-bk.
,,

115.085,44
enz. in disc.( Ag.sch. ,, 14.415.691,07 l/

5142969501
Papier o. h. Buitenl. in
disconto ……………………..
Idem eigen portef..
f
8.693.002,-
Af: Verkocht maar voor
de bk. nog niet afgel.

Beleenin
gen
tH.:bk.


63.554.940,06,
mci. vrsch. B.-bk.
,,
5.233.512,31
in rek..crt.
L
Ag.sch.

4 1.293.552,-
op onderp.

fllo.082.004,37
1
/2

Op Effecten ……. [108.317.104,37
‘Is
Op Goederen en Spec.
,,
1.764.900,-.

Voorschotten a. h. Rijk …………….

Munt enMuntmateriaal
Munt, Goud ……
f
81.989.640,-
Muntmat., Goud .. ,,631.261.781,22

[713.251.421,22
Munt, Zilver, enz. •

7.860.341,54
Muntmat., Zilver ..

Effecten

721.111.762,76

Bel.v.h.Res.fonds..
f
5.048.909,32
id. van
1
/sv. h. kapit. ,, 3.907.261,18

8.956.230,50
Geb.enMeub. der Bank …………….
rekeningen ………………,,

96.943.553,87
1
h

[1.009.619.547,351/,

Paisiva. Kapitaal

……………………..f
20.000.000,-
Reservefonds

…………………..
5.079.402,56
Bankbiljetten in omloop …………
in omloop ……….
2.345.862,54
Rekening-Courant saldo’s:
Van het Rijk……
f


Van anderen …….,,51.505.193,41
51.505.193,41
Diverse rekeningen

……………….,,
3.669.493,84
‘Is;

f
1.009.619.547,35
1
W

Beschikbaar metaalsaldo…………..
f
524.086.168,89
O

de ba8i8 van
1
1

metaaldekking .. .. ,,
327.912.038,70
Minder bedragaan bankbiljetten in omloop
dan waartoe de Bank gerechtigd is .. ,,2.620.430.840,-

Verschillen met den vorigen weekstand:
Meer
Minder
Disconto’s ……………..
708.888,85
1
/3
Buitenlandsche wissels ……

16.800,-
Beleeningen

…………..
2.217.800,67
Goud

…………………
..
1.871.106,02
Zilver ………………..67.059,08
Bankbiljetten

………..;

17.270.530,-
Part. Rek.-Crt. saldo’s

….
25.274.226,74′!
3

Voornaamste nosten in duizenden auldenB.

Data
Goud
Zilver
B
Andere
opcichbare
chalden

3
Aug.
1918
….
713.251
7.860
927.020
53.851
27
Juli
1918
.

..

.
715.123
7.793
909.750
78.846
20
1918
….
715.258 7.729
910.655
77.111
13
,,
1918
….
717.388
7.741
920.180
65.569
6
,,
1918
….
717.518
7.690 926.054
60.354
29
Juni
1918
….
717.559
7.692
927.335 50.546
22
,,
1918
717.645
7.688
902.474 69.158
15
,,
1918
717.787
7.821
911.227
61.847
8
,,
1918
….
720.151
7.784
917.260 59.436
1
,,
1918
..

.

.
720.266
7.797
927.614
61.880
25
Mei
1918
….
721.439 7.799
919.162
73.201
18
,,
1918
….
719.240 7.756
933.985
62.857
11
,,
1918


…..

..

.

.
721.771 7.493
952.425 60.656

4
Aug.
1917
….
647.041 7.060
778.969
57.932
5
Aug.
1916
….
588.114
9.788
668017
116.044

25
Juli
1914
….
162.114 8.228 $10.437
6198

D
J
0

Di,canto’a
••
Bdee.
Be,chik.
baar
Dek.
hing.-
Hiervan
Toiaal Schalki,l.
ningen
Metaal.
percen.
prome,,en
saldo
lage
)
recht,lrcek.,

3Aug.1918
51.430
32.000
110.082
524.086
74
27 Juli 1918
52.139
32.000 112.300
524.319
73
20

1918
44.854
23.000
114.844
524.526
73
13

,,

1918
34.101
11.000
115.627
527.036
74
6

,,

1918
41.994
17.000
119.042
526.981
74
29Juni 1918
43.817
18.000
122.089 528.725
74
22

,,

1918
43.960
18.000 119.558
530.001
75 15

,,

1918
45.195
18.000
118.496
530.028
75
8

,,

1918
46.876
18.000
122.133 531.834
75
1

.,

1918
48.296
18.000
133.252 529.395
74
25 Mei 1918
50.096
18.000
131.743
529.987
73
18

,,

1918
55.018
18.000 135.293
527.115
73
11

,,

1918
58.395 18.000 150.486
525.715
72

4 Aug. 1917
45.467
34.000
75.101
485.707
78
5Aug. 1916
64.058
46
:
500

67.203
440.195
76

25 Juli 1914
67.947 14.300
61.686
43.5211)
54
t) Op de basis van

metaaldekking,

Uit de bekendmaking van den Minister v a n Finan-
ci ë n blijkt, dat uitstonden op:

27
Juli
1918

Aan schatkistpromessen..
f
155.670.000,-
f
146.250.000,-
waarvan rechtstreeks bij
de Ned. Bank geplaatst

32.000.000,-

32.000.000,-
Aan schatkistbiljetten ..

60.667.000,-

4′.224.000,-
Aan zilverbons ……..
.., 55.577.517,50 ,, 53.092.704,-

JAVASCHE BANK.

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Naast de per mail öntvangen gegevens worden de telegrafisch
bekend geworden totaalcijfers der obligo’s en uitzettingen en het beschikbaar metaalsaldo van latere data onaennmen

Data
Goud
Zilver
a

k-
blIJ°e7len
Andere

schulden

27 Juli
25600
20

,,
1918
.
255.700

11 Mei
97.028
16.734
183.850
70.512

4

,,
94.080
17.389
12.691
68.763

1918 …….***

91.225
18.058 181.344
67.776

28 Juli

1918 …….
1918 …….

83.673
17.324
171.395
48.460
29 Juli

27April1918 …….

1917 …….
1916 ……
64.204
25.674
150.635 56.645
25 Juli
1914
22.057
31.907 110.172
12.634

Data
Di,-
conlds

1Vi8,e13.
kuilen
N..Ind.
betaalbaar

1
Belee.
1
ningen
1

Diverse
reke.
ningen
*)

1
Beachik.
1

baar
1

meiaal.
valdo

Dek-
king,.
percen lage

27 Juli 1918
130.300
64.300
***
20

,,

1918
129.500
*5*
64.000
**•

11Mei 1918
7.076
1
26.509

1
69.9
29.125
63.088 45
4

,,

1918
7.373
1

26.363

1
67.793 31.066 61.392
44
27Apr.1918
7.5861
32.834 167.975
26.565
59.670
44
28 Juli 1917
7.443
1

35.167

1
65.656
13.764
57.338
46
29Juli 19161
6.694
1

38.787

1
68.711 5.896
48.422
43
25 Juli 19141
7.259
1

6.395
47.934
2.228
4.842
2
)
44
1) Sluitpost
der activa.

2)
Op de basis van
‘/,
metaoldekkjng.

SUR1NAAMSCHE BANK.

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Metaal
Circulatie
Andere
opei,chb.
.cliulden
Di,conlos
Dlv. reke.
ningenl)

4

Mei

1918

..
704
2
)
1.411
784
1.108
791
27April 1918
..
665
3
)
1.303
840
1.115
691
20

1918

..
582
4
)
1.293
735
1.118
844
13

,;

1918

..
502
5
)
1.330
782
1.144 866

5

Mei

1917
..
755
1.210 1.117
919 497
6 Mei

1916
..
790 967
797
924
826

25 Juli

1914

..
645
1.100
560
735
396
‘)
Sluitpost der activa.
2)
Hiervan
ziiverbon,
165
de. gId.

3)
Idem
145
dz. gId.
4)
Idem
73
dz. gld.

5)
Idem
1
de. gld.

8.693.002,-

110.082.004,37
1
1
10.633.298,83
1
I,

7 Augustus 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERiCHTEN

707


BUITENLANDSCHE BANKTATEN.

Âan’het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht gegeven

van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.

BANK VAN ENGELAND.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes,

in duizenden p. st.

Currency Notes.
Data

Metaal

Circulatic
11
Bedrag
I
Goudd.
I
Cao. Sec.

31 Juli 1918 67.259

56.870
24 ‘,, 1918 67138

55.743 260.495 28.500 237.859

17
,,
1918 66.499

56.369 260.956 28.500 238.303

10
,,
1918 65.968

55.092 258.912 28.500 236.303

1 Aug. 1917 52.456

40.476 168.542 28.500 141.591
2 Aug. 1916 54.884

36.658
1
127.674 28.500

92.705

22 Juli 1914 40.164

29.317

1

Go,,.

Other t Public 1 Other 1 Re- 1 kings-
Data

1

Sec.

1

Sec.

1
Depo,.
1
Depos.
1
serve
1
percen-

31 Juli
1
18 58.601 106.787 37.789 138.441 28.839 16,37
24
,,
1
18 56.063 103.320 34.675 136.699 29.845 17,41
17
,,
’18 55.778 105.528 38.212 134.798 29.580 17,10
10 ’18, 57.379 109.922 38.343 140.419 29.326 16,40

1 Aug.’17 50.440 110.655 44.812 128.744 30.430 17,53
2 Aug.’16 42.188 75.657 59.010 85.517 36.677 26
7
/e

22Juli ‘141 11.005
1
33.633
1
13.7351 42.185
1
29.2971 52
3
/8

i)
Verhouding tuoschen–Reaerve
en
Depoaitn.

DUITSCHE RIJKSBANK.

Voornaamste poslen, onder bijvoeging der Darlehens’

kassenscheine, in duizenden Mark.

Data
Metaal

Daarvan
1
Goud
.

Kassen-
schelne
Circu-
laite

Dek.
ki
rc
ngs.
peen-

31 Juli

1918
2.467.696
2.348.083
1.851.526
12.704503
34

23

,,

1918
2.467.876
2.347.080
1.743.627
12.383.682
34

15

1918
2.468.195
2.346.941 1.768.358
12.470.971
34

6

,,

1918
2.467.358
2.346.419
1.808.693
12.569.699
34

31 Juli

1917
2.458.001
2.402.191
525.244
8.852.737
34
31 Juli

1916
2.497.062
2.467.783
416.0821
7.024.564
41

23 Juli
1914
1
1
.
691
.
398
1
1
.
356
.
857
1

65
.
479
1
1.890.8951 93,

1)
Dekking der circulatie door metaal
en Kasaenacheine.

11
Darlehenakassenscheine

Data

Wissel.

Rek. Cr1.

Totaal

in kas hij
uitge

de Reichs.
geven

bank

31 Juli 1918 15.988.653

8.454.876

9.692.900 1.836.200
23
,,

1918 14.942.845

7.751.840

9.333.900 1.727.300
15
,,

1918 15.216.235

7.910.684

9.410.700 1.748.900
6
,,

1918 15.653.243

8.319.966

9.499.700 1.794.300

31 Juli 1917 11.127.020

5.847.971,

5.351.000

508.400

31 Juli 1916 6.542.001

2.395.595

1.871.600

378.200

23 Juli 1914

750.892

943.964

RUSSISCHE STAATSBANK.

Sedert 5 November 1917 is geen baukstaat verschenen

BANK VAN FRANKRIJK.

Voornaamste posten in duizenden franca.
Waarvan

Te goed

Buit.geto.
Data

Goud

in het

Zilver

in hei

000rsch.
Buitenland

Buitenland old. Staat

2 Aug.’18 5.432.510 2.037.108 286.285 1.477.062 18.900.000
25 Juli’18 5.431.553 2.037.108 277.156 1.459.290 18.900.000
18

’18 5.430.715 2.037.108 269.949 1.480,899 18.900.000
11

’18 5.425.636 2.062.108 266.842 1.472.929 18.900.000

2Aug.’17 5.302.600 2.037.108 261.323 785.040 10.800.000
3Aug.’16 4.793.192

390.616 507.510 8.300.000

23 Juli’14 4.104.390

639.620

. –

Uiige.

Belec-

Bankbil.

Rek. Cr1.

Rek.
Wissels

stelde

1

Pont-

Cr1.
Wissels

tsu,,g

jdute

culleren.

Staat

, 1.477.062 1.069.360 1339.309 29.320.647 3.701.856 29.470
1.099.095 1.070.070 883.048 29.146.065 3.845.096 138.394
E. 1.129.085 1.071.657 913.899 29.111.096 3.896.644 172.409
1.134.165 1.073.715 920.926 29.090.401 3.69.976 39.628
Cr
0
655.007 1.181.163 1.114.055 20.312.498 2.619.336 60.531 466.738 1.437.910 1.189.685 16.196.730 2.158.323 77.501

1.541.080

769.400 5.911.910 942570 400.560

SOCIIETIE GÉNRALE DE BELGIQUE.
5)

Voornaamste posten in duizenden franes.

Metaal

Beleen. Beleen.

Binn.

R k
D

mcl.

van

van

wtssds

Circu.
.sta

l,uiienl.

buiten1. prom. a’.

en

lotie
oldi
saldi

I
vonden.

provinc.

heleen.

.

1Aug.’18 1.009.056 99.634 480.000 111.999 1.381.689 310.311
25Juli ’18 1.007.564 99.530 480.000 110.031 1.387.884 299.387
18
,,
’18 1.007.649 99.471 480.000 106.500 1.394.214 289.875
11
,,
’18 1.003.706 99.451 480.000 113.063 1.414.860 271.410

26Juli ’17 423.130 89.847 480.000 85.324 961.017 106.920
3 Aug.’161 288.1251 70.5581480.0001 50.7311 733.052 149.929

‘)
Sedert einde 1914 met de
functie
van circulatiebank belast.

VEREENIGDE STATEN VAN NOÔRD.AMERIKA.

FEDERAL RESERVE BANKS.

Voornaamste posten_in duizenden dollars.

11

‘W

F.R.
aarvan van in

Zilver

Notes in
Data

Goud

voor e ing hel bui’

eic.

circu-
FR. Notes
tenland

lalte

22 Maart’18 ‘1.802.814

899.919 52.500 59.558 1.429.509
15

,,

‘.18 1.793.243

890.714 52.500 58.950 1.406.228
8

’18 1.788.198

916.969 52.500 59.685 1.383.990
1 ,
,,
’18 1.777.329

905.915 52.500 60.444 1.351.091

23 Maart’17

912.055

352.038

10.665 844.603

Algem. Percent.
Waar.

Dek.

Goud.
Data

Wissels

D
7

van.

kings.

dekking

epo,
0

Kapitaal

percen-

circu-
___________

tage
1)

latie

22 Maart’18 871.999

1.882.396

74.011

59,6

63,-
15

’18 840.732

1.833.275

73.886

61,6

63,3
8

,,
’18 838.292

1.815.835

73.624

59,2

66,3
1

’18 801.738

1.820.954

73.401

60,5

66,6

23 Maart’17 106.271
1

844.603 ‘ 56.057

80,5 101,5
5)
Verhouding tueschen: den totalen goudvoorraad, zilver
etc.,
en de
opeischbare schulden: F.
R.
Note8 en netto dcpo8it&8 met inbegrip van het kapitaal.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. BES. STELSEL.

Voornaamste posten in duizenden dollars.

Totaal

Reserve

Waarvan
Aantal

uitgezette

Totaal
ata

banken

F.

bonk

deposito’s

dcp’:iis

15 Mrt. ’18 681 11.923.007 1.152.208 11.029.244 1.392.492
8

’18

682 11.928.372 1.164.890 11.190.614 1.395.667
1

’18

676 11.994.184 1.089.152 11.119.448 1.375.066
21 Febr.’18 686 11.860.946 1.170.737 11.243.053 1.404.882
15

’18

679 11.527.276 1.139.386 11.089.879 1.381.799
8 ,: ’18

670 11.443.117 1.208.992 10.937.616 1.358.737
1

’18 675 11.523.854 1.203.956 10.896.831 1.359.956
25 Jan. ‘181 671
1
11.541.4181 1.199.201 10.777.154 1.399.748

708

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7 Augustus 1918

EFFECTENBEURZEN.

Amsterdam, 5 Augustos 1918.

De toestanden in het Oosten van Europa worden met den –
dag ingewikkelder; er is op het oogenblik geen enkel pers-
pectief meer te onderscheiden. Na den moord op den Duit-
schen gezant te Moskou, graaf von Mirbach, is de contra.
revolutionnaire beweging met volle kritcht uitgebroken, zoo-
dat thans een cordon van troepen de stad Moskou bedreigt
en hiermede het bewind der maximalisten. Tegelijkertijd
is een aanslag volvoerd op den Duitsehen bevelhebber in
do Oekraïne, den generaal-veidmaarschalk von Eichhorii.
In het voormalige Taarenrijk ontwikkelen zich de gebetir-,,
tenissen op een geheel eigen wijze, eenwijze, waaraan de;
J)uitshd overheersching wel eenigen tijd lang richting heeft
kunnen geven, doch die ten slotte toch een te sterk uitge-
sprokec karakter draagt, dan dat dit duurzaam het geval
zou kunnen zijn. Van een bepaald, punt, waarheen zich de
ontwikkeling richt, is thans nog niets te bespeuren; vel,
echter va’t met vrij grootc zekerheid te zeggen, (lat de
voordeelen, die de Centrale Mogenciheden zich van den vrede
te Brest-Litofsk hebben gedroomd, niet door hen getrokken
zullen worden. Reeds voor den tegeiwoordigen tijd van
heftige woelingen van allerlei aard, vas het duidelijk ge- 1
worden, dat de transportgelegenheid uit en de handels-
organisatie in, de Oekraïne niet zoddanig waren, dat de,
graan-toevoeren op eenigszins groote schaal ter hand ge.
nemen zouden worden; en dit was toch wel het hoofd-object
van den ,,brood-vrede” geweest. Dat thans deze toevoerent
i

geheel uitgeschakeld dienen te worden, spreekt wel vanzelf, afgezien nog van de politieke gevolgen, die de revoluties op
den invloed der Centrale Mogendheden moeten hebben en
van de militaire consequenties, welke het optreden van
Entente-troepen wellicht met zich zullen voeren.
Onder deze omstandigheden behoeft het geen verwonde-
ring te wekken, dat de beurs te B e r 1 ij n een vrij mat
voorkomen heeft gehad.. Er waren ook thans wel weder
enkele uitzonderingen aan te toonen, doch over het geheel
was de stemming lusteloos. Behalve de hier reeds gerele.
veerde oorzaken van buitenlandseh-politieken aard moet –
genoemd worden de invoering op 1 Augustus j.l. van de
verhoogde beursbelastingen. In groote kringen van belang
hebbenden had men zich niet al te ongerust gemaakt met
betrekking tot den fatalea datum, vijl verluidde, dat de
Bondsraad reeds dadelijk het percentage van heffing voor
aandcelen op 2
0
/00
zou stellen, inplaats van op 3
O/.
liet verloop der gebeurtenissen echter heeft deze op-timisten in het ongelijk gesteld, zoodat een terugslag
op de effectenmarkt niet kon uitblijven. De twee hier
genoemde factoren, tezamen genomen, varen meer dan voldoende om de omzetten tot een minimum te doen in-
krimpen. In de eerste plaats leden wel Russische fondsen
van aanbod op vrij groote schaal; voornamelijk Russische
bank-aandéelen en coupons waren sterk aangeboden.. Naast
deze waarden gaven Oostenrijk-Hongaarsche fondsen ge-
voelige verliezen te aanschouwen in verband met de voort-
durend dalende richting, waarin de Oostenrijksche valuta zich bevindt. Ook scheepvaart-waarden waren lager aan-
geboden, evenals de tot voor enkele dagen zeer sterk ge-
vraagde automobiel- en montaanwaarden.
Van buitenlandsche staatsfondsen konden Japanners
zich wederom herstellen na een geringe reactie; het hoogste
punt van de vorige week echter wisten zij niet weder te
bereiken..
Op de beurzen in de landen der Entente hebben de in-
ternationale voorvaillèn een zeer gunstigen indruk gemaakt;
in de eerste plaats kwam dit wel te P a r ij s tot uiting
door een groote vraag naar allerlei Rnssische waarden;
dit was overigens vrijwel het eenige symptooin, dat van
verhoogde belangstelling sprak. Ondanks de voordeelen
door de geassocieerde legers aan de Marne behaald, is het
grootste gedeelte van het kapitaalkrachtige publiek nog
niet in de hoofdstad teruggekeerd, zoodat van levendigen
handel ter beurze in het algemeen nog geen sprake kan zijn.:
Het is echter vel teekeneud, dat de ondertoon van de ook
niet veelvuldig verhandelde fondsen plotseling veel krach-tiger is geworden.
Hiertoe heeft ook wel eeuigszins bijgedragen de verbe-
terde staat van de Bank van Frankrijk, voor zooveire het
den goudvoorraacl betreft. In de verkorte balansen der
centrale crediet-instelling, welke de lezers wekelijks in dit
blad vinden overgenomen, werden gedurende de laatste oor-
logsjaren twee posten betreffende den gondvoorraad opge-
voei-d; dfn met betrekking tot het in de kluizen der bank
aanwezige goud, de andere, welke aanwees hoe groot het
tegoed in het buitenland was. Deze laatste post nu was
in betrekkelijk korten tijd zeer sterk aangegroeid (van 8
Juni 1916 ad. Fr. 69 millioen tot Fr. 2062 millioen, of

38 pCt.. van den totaal opgevoerden voorraad in Juli
1918) en zij was vaak het onderwerp van bezorgde debat-
ten in serieuze financieele kringen. Juist in de laatste
weken nu schijnt hierin eenige verandering ten gunste te
zijn gekomen, immers dle jongste bankstaten toonen aan,
dat de voorraad in de kluizen is toegenomen

met Fr. 30
millioen, ter»ijl het tegoed in het buitenland met Fi-. 25
millioen is verminderd. Een en ander heeft, hoewel nog
van geringen omvang, een zeer goeden indruk ter beurze
teweeg gebracht.
Te
L
o n d o n is dezelfde stennirin,g als die te Parijs over-
heersehend. De zaken-omvang echter is uiterst klein geble-
ven. Interessanter dan de voorvallen ter beurze zijn dan
ook de mededeeligen, die thans in de Engelschc pers Ver-
schijnen omtrent den stand der geldacarkt en der banken
in het eerste halfjaar 1918. Wij ontleenen in dit verband
enkele gegevens aan de ,,Times”. Hieruit blijkt, dat de liqui-
de middelen ruimer (lan ooit te voren zijn geweest. De ge-
middelde bankrate bedroeg 5 pOt. tegen 55/ pOt. in het eer-
ste halfjaar 1917. Het gemiddelde disconto voor di-imaands-
wissels ging van 4
1
/
pCt. in het eerste halfjaar van 1917
en
4
/32
pCt. in het tweede semester van dat jaar terug tot
35, pCt., terwijl de gemiddelde rentevoet voor deposito’s
3% bedroeg tegen 4 pCt. over 1917. Hierdoor heeft zich de
differentie, tusschen wissel-disconto en deposito-rente tot
pCt. verminderd tegen
13/
in het tweede halfjaar 1917.
Te verklaren valt dit ton deele uit de omstandigheid, dat de
concurrentie der banken, teneinde zoo groot mogelijke
deposito’s te verkrijgen, vrijwel verdwenen is, nu overeen-
gekomen is, dat niet meer dan 3 pCt. rente zal worden
vergoed. Desondanks zijn deze deposito’s nog sterk aange-
groeid. Zij bedroegen b.v. per 30 Juni j.l. bij de London
County Bank niet minder

dan £ 230 millioen tegen £ 167.
millioen een jaar geleden, bij de National Provincial &
Union Bank £176 millioen tegen £ 147 millioen, bij Lloyd’s
Bank £ 186 millioen tegen £ 141 millioen, bij de London
City and Midiand Bank £ 236 millioen tegen £ 180 milliôen,
enz. Ondanks de niet weinig gestegen kosten zijn de eind-
resultaten dan ook uiterst bevredigend geweest; toch oor-deelden de verschillende directies het raadzaam zeer con-servatief te werk te gaan bij de verklaring van dividenden
en de uitkeeringen niet tot het peil van vÔÔr den oorlog
te verhoogen. Men is allereerst doende de zichtbare en stille reserves tot groote hoogte op te voeren, teneinde zoo krach-
tig mogelijk voor de tijden ah den oorlog te zijn gewapend.
Van de Londetische groote banken hebben slechts Lloyds
en de London & Pi-ovincial Bank, hun uitkeeringen gedu-
rende den oorlog onveranderd behouden. –
Omtrent de fusie’s van den laatsten tijd wordt nog opge-
merkt, dat deze tendens wel reeds langen tijd merkbaar is
(getuige het feit, dat in de laatste twintig jaren het aantal banken van 200 tot 20 is teruggegaan), doch dat de diep-
ingrijpende gebeurtenissen op dit gebied eerst door den
oorlog naar voren zijn geroepen. ‘Wij hebben in deze kolom-
men reeds herhaaldelijk hierop de aandacht gevestigd.
Te N e w Y o r k kon de stemming in de achter ons lig-getale berichtsperiode niet geanimeerd worden genoemd.
Het is wel een eigenaardig verschijnsel, dat de markt te
Wallstreet over het geheel bom blijft (eenige onbelangrijke
koersverbeteringen buiten beschouwing gelaten) ondanks de
voor de Vereenigde Staten zeer gunstige berichten van het
Westelijk front zoowel als uit het -vroegere Tsai-enrijk;
ondanks ook den goeden gang van zaken in de divei-sc
industrieën. Zoo heeft de Steel-Corporation ‘in haar jongsten
kwartaalstaat doen zien, dat, niettegenstaande de hooge
belastingen, zij haar surplus, na handhaving van hetzelfde
dividend als over het vorig trimester, niet onbelangrijk heeft kunnen opvoeren en waar de Steeltrust steeds en
terecht, als de graadmeter voor de gansehe nijverheid wordt
beschouwd, wordt ter beurze algemeen aangenomen, dat ook
in de overige takken- der Amerikaansche nijverheid een
prospereerende toestand heersehi. De fondsenmarkt reageert
op deze berichten echter zoo goed als niet en blijft in haar
onbewogen houding volharden. Vermoedelijk is dit in ver-
band te brengen met de komende dingen op belastinggebied,
die hun schaduwen vooruit werpen. Want ook de Unie moet
zich langzamerhand gaan inspannen, teneinde zooal’nict te
trachten’,,de joindre ‘les deux bonte” dan wel, niet alle voor-
deelen op financieel en monetair gebied te verliezen, die de
oorlogsjaren haai- hebben gebracht. Te dien einde worden zware heffingen voorgesteld, die in de eerste plaats zullen’
drukken op de z.g. oorlogs-ouderuemingen, d.w.z. die maat-
schappijen, die van den wereldkrijg de grootste profijten
trekken. En reeds thans wordt dit in de koersen verdiseon-
teerd, zoodat een gecontinueerde levendige stemming tot
nu toe niet mogelijk is gebleken.
T e o n z c ii t heeft in de achter ons liggende berichts-
periode op vrijwel alle markten een geprononceet-de vacantie-

7 Augustus 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

709

stemming geheerscht. Van een sterk ongeanimeerde houding
was bijna nergens sprake, doch aan den anderen kant kon-
den de opwaartsehe koorsbew’egingen slechts bij uitzondering
eenige aandacht tot zich trekken. De
,Staatsfondsenmarkt,
van nature reeds zeer kalm, is zoo mogelijk nog geresigneer-
der geworden, althans voor de inheemsche soorten. Van cle
huitenlaudselie staatsfondsen echter hebben de 1{ussische
hun rijzilig in kalm tempo voortgezet; de vraag te Parijs
en ook eenigszins te Londen heeft deze afdeeling aan onze
beurs gestiiiiuleerd. Ook cle mededecling van het nieuwe
Sïbërisehe gouvernement, waarbij bepaald werd, dat afzon-
dorlijke maatregelen met betrekking tot cle buiterilandsche
schulden genomen zouden worden, onafhankelijk van de
besluiten der maxirnalisten, heeft opnieuw de hoop levendig
doen worden, dat althans een gedeelte van de door ons land
aan het vroegere Tsarciirijk geleende bedragen niet geheel
verloren zou gaan. De i{ussische afdeeling verlaat dan ook
de berichtsperiode in vaste tendens en op de hoogste koer-
sen.

31 Juli. 3 Aug.
5 Aug.
Rizigof

5

0/
Ned. W. Schuld ….
900/
4

91/8
93
1
/2
+
2I4
41/1
0/

»

,,

,,

1916
91
92’/4
94
1
/4
+
3/4

4

0/

,,

,,

,,

1916
84
0
18
85
87
1
/
+
218
3
1
13
0
/0

….
76
5
/16
760/
16

3

0/

,,

,,

,…..
67 l/
68
671/8

21/

0/

Cert. N. W. S…….
57
56
3
1io
560/io

5

0/

Oost-Indië 1915
96I8
95814
96

8
/8

4

0/

Hongarije Goud
..
.
36V
36/4

4

°Io
Oostenr. Kronenrente
30
18
/16
308/
16

29
1
/

l/io
5

01

Rusland 1906 ……
18
18
21
+
3

41/o /
o
Iwangorod Dombr..
.
21/8
21
1
1s
22V2
+
1/

4

o/
o
Rusland Cons. 1880..
24 25
25
1
/2
+
10/
2

4

°/o Rusl. bij Hope &Co…
26e/8
27’14
27
1
14
+
/8

4
io oervie inno


4
1
/2
0
/0
China Goud 1898

53V2 –

46’/2 – 7
4
0
/o Argentinië Buitenl

59/4 59
1
/


5

°/o Brazilië 1895 ……558/s

537/s

54’/2 – 7/
8

Een tweede afdeeling, waar de levendIgheid den boven-
toon voerde, was de
scheepvaartmarkt.
Aanvankelijk was,
in navolging van de beweging der laatste weken, de aan-
dacht nog steeds gericht geweest op de Jndische lijnen,
waarbij cle overige soorten sterk verwaarloosd bleven. Wij hadden de vorige week gelegenheid er op te
»
wijzen, dat cle
ondergang van de ,,Statendam” van de Holland-Amerilca
lijn geen enkelen invloed op het koerspeil der betrokken
fondsen heeft uitgeoefetd Dit is in de achter ons liggende
dagen geheel anders geworden, doch de uitwerking was
tegengesteld aan die, welke de beurs had verwacht. Plotse-
ling toch ontstond groote vraag voor aandeelen Holland-
Amerika Lijn, zoodat deze op édn enkelen dag 21 pCt. in
koers konden monteeren, terwijl de daaropvolgende beurs-
dag opnieuw een aanzienlijke verheffing te aanschouwen
gaf. Aanvankelijk tastte noen iii het duister omtrent de
motieven dezer geanimeerde houding, doch spoedig ver-
luidde, tint de oorzaak moest gevonden worden in de groote
claim, die de Holland-Amerika Lijn tegenover het Engelsche
gouvernement zou doen gelden Bij cle ,huur van het betrok-
ken stoomschip toch is niet bepaald, welk bedrag als ver-
goeding bij eventueelen ondergang zou worden gegeven en
uit liep ter beurze het gerucht, dat de directie ten minste
f 1000
per ton als schadevergoeding zou vorderen, hetgeen,
bij een tounenmaat van 32.000 ton zou equivaleeren met een
bedrag van
f
32 millioeu. Het was deze phenomenale som,
die de oogen der koopers heeft verblind, hoewel geenerlei bevestiging van het gerucht werd verkregen en hoewel het
bovendien uiterst twijfelachtig is, of de Engelsche Regeeriug
een dergelijk bedrag wel als vergoeding zou erkenuen, aan-
genomen, dat de directie haar vordering tot die hoogte zou
instellen. Vrij spoedig is dan ook de reactie gevolgd, zoodat van de gansehe koersverbetering per saldo slechts zeer wei-
rug bewaard is gebleven.
in aansluiting aan do beweging van dit fonds, waren ook
de overige soorten eerst sterk gezocht (o.a. aandeelea Kou.
Ned. Stoomboot Mij.) om daarna eveneens te reageeren.
Alleen sommige specialiteïten, als aandeelen Hollandsche
Stoomboot, konden het verhoogde koerspeil tot het einde
toe handhaven.
Riizing of
31 Juli. 3 Aug. 5 Aug.
daling.

Holland-Amerika-Lijn

….
374
399 383
+
9
gem.eig.
358
381
1
/1
368
1
/2
+
lO’/o
Holland-Gulf-Stoomv.-Mij ..
284
279 277

7
Roll. Alg. Atl. Stoomv.-Mij.
169
1
/2
171/
170
+
Hollandsche Stoomboot-iij..
218
t/
219
7
/8
219
+
/a
Java-China-Japan-Lijn ….
299 299
1
/
293

6
Kon. Hollandsche Lloyd ..
162
163Va
1638/4
+
10/4

Kon. Ned. Stoomboot-Mij…
235
5
/
240′!2
2391/2
+
30/4

31 Juli. 3 Aug. 5 Aug.
Rizigof

Kon.
Paketvaart-Mij ……. 26l’/a 261

256V2 – 51/
Maatschappij Zeevaart ..

286

286


Nederl. Scheepvaart-Unie

250’1

249
1
/

247’/4 – 31/
4

Nievelt Goudriaan ……..439

440
1
/

441

+ 2
Rotterdamsche Lloyd……258

254

255

– 3
Stoomv.-Mij. ,,Nederland”

256
1
/ 257’/4 255


,,Noordzee”

204

202’/ 203

– 1
,,Opstzee” .. . 313

312

3131/2 + 1/2

Voorts hebben eenigszins, doch lang niet in dezelfde
mate, de koersbewegingen op de
cultuurma?

kt
de aandacht
getrokken. Uit de matte houding van de laatste weken
werden deze waarden opgewekt door de mededeeling, dat
thans overeenstemming is verkregen tussehen alle groote
suiker-producenten waarbij zich ook de Handelsvereeniging
,,Amsterdam” zou hebben aangesloten. De vreugde, die
deze mededeeling wekte, werd echter spoedig getemperd
door de overweging, dat de aaneengesloten belangen ten
slotte toch niet cle scheepsgelegenheid ter transport van
1oct product uit Indië zouden kunnen voortbregen, zoodat
de gezamenlijke besluiten dan toch slechts dienstig zouden
zijn voor het voorloopig nog verwijderd verschiet van eenige
besehikbaarstelling van voldoende tonnenmaat. Hierna ech-
ter verluidde opnieuw, dat ook minimumprijzen voor den
verkoop waren vastgesteld, waarmede men ontegenzeggelijk
zeer krachtig tegenover de groote afnemers is gaan staan.
En dit heeft ten slotte een betere tendens voor suikerwaar

den in het leven geroepen.
1)

De
overige oaarkten
varen alle buitengewoon stil. De
I’etroleumafdeeling toonde al evenmin groote omzetten aan
als de rubber- en tabaksafdeelingen, w’aarbij echter dit
onderscheid dient te worden gemaakt, dat cle eerste goed
prjshoitdend was (vooral voor aandeelen Tarakan in ver-
band met het ontdekken van een sterk eruptieve bron) en
de laatste eerder een terugloopende tendens aan den dag
legden.
In mijuwaarden werd eenige beweging geconstateerd in aandeelen Swansea Copper, als gevolg van geruchten, dat
een rijke ertsader zou zijn aangeboord; het publiek hield
zich echter over het algemeen zeer sceptisch tegenover deze
niededeelingen, waar het tot nu toe niet al te gunstige
ervaringen met sommige mijnwaardea heeft opgedaan.

31 Juli. 3Aug. 5 Aug.
Rzigof

Amsterdamsche Bank


179/s 179/8 179
1
/8
Ned.Handcl-Iolij.cert.v.aand.
1518/4
153
1
, 154

+ 2’/a
Rotterd. Baukvereeniging .. 133
1
/11 132/4 132’/2 – 3/
4

Anost. Superfosfaatfabriek..
158
158
1581/4
+
’14
Van Berkel’s Patent
……
141 138




3
Insulinde Oliefabriek……
195 195
193

2
Jurgens’ Ver. Fabr. pr. aand.
104
1
/i
103/4
103/4

116
Ned. Scheepsbouw-Mij…..
155/a
150
1
/2
151

47/
8

Philips’ Gloeilampenfabriek
3391V16 339l/
338V4
– 1/i6
R. S. Stokvis & Zonen ….
487 485
487
Vereenigde Blikfabrieken..
129
3
/4
125V
128’/4

1V2
CompaniaMercattilArgent.
224/4
222’/s
224V2

1/
4

Cultuur-Mij. cl. Vorstenland.
97
97/
98’/
+
1’/4
Handelsver. Amsterdam ….
2591/
4

257/g
259V4
Roll. Transatl. Handelsver.
129
1
/,
129
1
/2

Linde Teves & Stokvis ….
224V
220

VanNierop&Co’sHandel-Mij
19414
190
192

2’/4
Tdls & Co’s Handel-Mij ..
.. 183
154’/
148
V25

34
Gecons. Roll. Petroleum-Mij
208
1
/4
208
1
/1e
207
1
/

Kon. Petroleum-Mij.
……
570’/4
571
5721/4
+
2
Orion Petroleum-Mij …….
78’/s
76Vs
76/4

1/8
Steaua Romana Petr.-Mij ..
187
1
/s
180
1
/s


7/8 Amsterdam-Rubber-Mij…..
133
130V2
132’/

1/
4

Nederl.-Rubber-Mij .

……
80
751/
4


—48/
4

Oost-Java-Rubber-Mij.

….
l41’/z
140/2
144
+
2
1
12
Deli-Maatschappij

……..
406 409 415
+
9
Medan-Tabak-Maatschappij..
170
168/4


1/4
Senembah-Maatschappij….
370
367


3
*
ex dividend.

De
Ameri/caansche soarkt
wa.s eerder bom te noemen; in
geen enkel fonds, behalve in Steels, kwa.men
omzetten
van
eeuige beteekenis tot stand.

31 Juli. 3 Aug.
5 Aug.
Rnzy.aof

American Car & Foundry . 72/to

72/4
72 ‘/10
Anaconda Copper

……..
129V8

130
129
1
/,
+
7/,

Un. States Steel Corp…..
89v/is

8811/
16

89/i
Atchison Topeka ……….
81 Vis

80
1
/is

– 1
Southern Pacifie ……….
77V,

75
1
/8
75/
– l’/
Union

Pacifie ………….
117’/,

117
1
/
115
Vs

2
8
/8

1) Alen zie ook het
artikel
op pag. 689.

710

. ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7 Augustus 1918

31 Ju1L

Rijzing of
3 Aug. 5Aug.
daling.
Int. Merc. Marine afgest… .. 29
11
/16
2981
8

29′
/16
prefs. 1011/io
993/4
100 /8 –

De.
geidmarkt
bleef zçer ruim’; prolongatie
234
pCt.

GOEDERENHANDEL.

GRANEN.
6 Augustus 1918.

Het meest belangrijke feit, dat de cijfers ons deze week
te zien geven is, dat de aanvoeren in de Vereenigde Staten
van tarwe in de Westelijke plaatsen ongekend groot blijven.
Dientengevolge is de zichtbare voorraad sterk toegenomen
en is nu belangrijk grooter dan op denzelfden datum ver-
leden jaars Gewoonlijk blijft de zichtbare voorraad tot hèt
einde van het kalenderjaar toenemen, alleen verleden jaar
waren van het begin af de aanvoeren zoo teleurstellend, dat
reeds in Juli de voorraad achteruit ging. Dit jaar komt
er ongeveer vijf maal zooveel tarwe ter markt als in den-
zelfden tijd verleden jaar. Het ziet er dus voor de tarwe-
voorziening van West-Europa beslist beter uit. Niet alleen
dat Noord-Amerika alleen reeds voldoende tarwe beschikbaar
zal hebben voor de importbehoeften althans van de Ge-
allieerden, ook Argentinië heeft nog belangrijke hoeveel-
heden beschikbaar en indien ook de volgende Argentijusche
oogst goed mocht uitvallen, zou zelfs indien de oorlog
spoedig mocht eindigen en de Centralen en Neutralen wederoni
tarwe op eenigszins ruime schaal van overzee zouden kunnen
betrekken, het grootste gedeelte van die versterkte vraag
door Noord- en Zuid-Amerika kunnen bevredigd wordeu,
Nadat het geruimen tijd tamelijk droog geweest is, zijn
in Argentinië op den laatsten Juli plotseling zware regeus
begonnen, die buitengewoon gunstig zijn voor tarwe, haver
en lijuzaad. De prijzen voor de nieuwe oogst dezer graan-
soorten zijn dan ook plotseling tamelijk scherp gedaald.
Wat mais betreft, het schijnt in de Vereenigde Staten te
droog te zijn voor de nieuwe maisoogst en in verband
daarmede zijn de markten over het algenieen zeer vast. In Argentinië blijft voorloopig nog een zeer groote voorrpad
beschikbaar voor export en als gevolg daarvan blijven de
prijzen te Buenos Aires en ]iosario vrijwel onveranderd.
Nederland. – Op enkele mooie dagen vafi de vorige
week is er zonder twijfel veel rogge binnen gehaald. Thans
is het weer wederom te vochtig. Voor Nederland werd niets aangevoerd. Voor België zijn
de aanvoeren den laatsten tijd bizonder groot geweest; het

Noteeringen.

Chicago

Buenos Ayre.,

Data

Torwe

Mars

Hooe,

Tarwe

MaTs Lljnzaad
Aug.
I
Aug.
I
Aug.

Aug.
I
Aug.
I
Aug.

totaal, aangevoerd voor België, van grondstoffen voor de
broodbereiding is aanmerkelijk hooger dan verleden jaar
over hetzelfde tijdvak.

SUIKER.
De vooruitzichten voor de Bie t oogsten blijven gunstig.
Zoowel in Duitschland als ook in Oostenrijk-Hongarije is
het blad- en wortelgewicht volgens F. 0. Licht aanmerkelijk
honger dan verleden jaar op hetzelfde tijdstip en ook het
suikergehalte laat niets te wenschen over.- Men rekent op
eenen gemiddelden tot goeden oogst.
Omtrent de Europeesche en Amerikaansche
Suikermarkten valt niets nieuws te berichten.
Op Java vonden verder belangrijke afdoeningen plaats
tot prijzen varieerende van
f 5.-
tot
f
5
3
‘/4 voor witte
suiker uit oogst 1917 en 1918.
In de onderhandelingen over het vormen eener groote
verkoopcombinatie is eindelijk meer teekening gekomen.
Aangezien oneenigheid tusschen de producenten de goede
uitkomst in gevaar bracht, heeft de Ned. Ijid. Regeering
ingegrepen en de producenten gewaarschuwd, dat verdere
export- vergun ni ngen voor niet aangesloten fabrieken ge-weigerd zouden worden, zoodat ieder producent nu wel tot
toetreding genoodzaakt wordt. Als verkooplimietes werden
voorloopig de volgende prijzen vastgesteld: oogst 1918
f 7 ’14
voor Superieur,
f
61/
4
voor No. 16 e. h. en
f
6.-
voor No. 12/14; oogst 1917 een kwart gulden lager.

NOTEERINGEN.

Londen

Amsterdam

New York
Dato

per

I

T0te

Whlle

J71et

%%

OcLDcc.

Cubes

Javas

laied Cenirugals.
No. 1

fob.
1
Job.

2Aug.1918..

f

64/9

60,55
26Juli 1918……, –

6419

60,55
19 ,, 1918….
…-

64/9

5719


2 Aug. 1917…….

53/9

18/6

37/6

7,02
2 Aug. 191&.

27
1
/

47/1
1
/2 2019

31/6

6,27
21Juli 1914… .

11’/, 181-

– 1

3,26

RUBBER.
De markt bleef flauw gestemd in de afgeloopen week en
de prijzen liepen weder iets terug. De beperkende bepalingen,
die het Amerikaansche Gouvernement in Mei vaststelde,
waren voorloopig geldig tot 31 Juli en men verwacht nu
iederen dag de vaststelling van meer omlijnde bepalingen.

Locoprijzen te Rotterdam/Amsterdam.

Soorten

1

5 Aug.

1

29 Juli

1

5 Aug.

1

1918

1

1918

1

1917

Tarwe (inlandsche)

……1

25,-‘)l
25,-‘)I

3Aug.’18 226

155’/4

66
1
/s

11,90 5,75

25,30
Rogge (70 Kg. natura gev)

26,-
1
)
1

26,-‘)
1


27 Juli ’18 226

155

76/4

12,05

5,85

25,65
Thais

(La Plata)

……..
1


1

500,-1)

3Aug.’17 227/2
2)
104 /8
2)

60114
2)

18,45

12,90

21,708)
Gerst (60 Kg. natura gew.)
1

20,-‘)

1

20,–
‘)

3Aug.’16 1297/8
8)

79/e
2)

42/8
2)

8,40

4,70

13,05
Haver

(inlandsche)
……1

20,-
1
)1

20,-
‘)

3 Aug.’15 126e/8
2)

74’/
2
)

39/8
2
)

12,75

4,85

11,15
Lijnkoeken

(Noord-Air,e-

20Juli’14

82

1)

566/
8

)

36
1
!!
‘)
9,402)

5,382)

13,702)
rika van La Plata-zaad)I

– –

1

240,-1)
Lijnzaad (inlandsch)

.. . -1

40,-
‘)

1


1)
per Dec.
2)
per Sept.

3)
2 Aug. ’17.
.
‘)
Regeeringsprijs.

De noteeringen te Buenos Ayres
zijn
van 3 Aug. 1918, 27 Juli
1918, 2 Aug. 1917, 3
Aug.
1916, 3
Aug.
1915, 20 Juli 1914.

AANVOEREN
in tons van
1000
K.G. voor verbruik
in
Nederland.

Rotterdam

II
II
Amsterdam
Totaal

Artikelen.
28
Juli-
1

Sedert
,
1

Ouereenk.

II
28
Juli–
1

Sedert
1

Ooereenk.
19l8
1917
3Aug.
1918
1

1
Jan.
1918
1

tijdvak
1917
3Aug.
1918
1
Jan.
1918
1

tjdv0k
I917

Tarwe ……………..

1.944
243.231

2.920
38.227 4.864
281.458


8.465




8.465


2.314




2.314
MaIs

…………….
– –
106.627

4.590
67.438
4.590 174.065
Gerst

……………..


30.600


11.886

42.486

Rogge

……………..
Boekveit

………….

.


10.025


27.269

37.294

..


8.322


7.560

15.882
Haver

……………..

Lijnkoek ……………

..


34.078


27.785

61.863
Lijnzaad
……………


.
756
18.259

6.068 3.051 6.824
21.310
Tarwemeel
………….
Andere meelsoorten
.. .

10.104


398
10.502

AANVOEREN
in tons van
1000 K.G.
voor België.

137.549 243.923
– –

137.549
243.923

90.191 12.335



90.191
12.335
Tarwe
……………….


5.174

– –

5J74

Mais

………………
Rogge

………………
9.514
52.130




52.130

Tarwemeel
………….
Gerst

……………..

22.509
667



22.509
667

7 Augustus 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

711

De noteeringen zijn:

einde voorafgaande week

Prima Crêpe loco/Aug…..211
1
12

…………….2/2

September …. 2/2

……………. 2/2 ‘/

Oct./Dec…..
2(2I

…………….
2/3
1
/4

smoked Sheets 1 d. minder.

……….1 d. minder.
Hard cure fine Para ……3/–

…………….3/_
l
/
2

KATOEN.

Marktbericht van de Heeren Sir Jacob Behrens & Sons,

Manchester, d.d. 4 Juli 1918.

De stijging van Amerikaansche katoenprijzen is geëindigd
en de markt is weer flauwer. Het Bureau-bericht van ver-
leden Dinsdag gaf een conditie aan van 85,8
0
/0,
het hoogste
cijfer sedert 1911; verleden jaar was dit percentage 70,3
0/

en in 1916 81,1
O
/
o
. Dit gunstige bericht benevens de mede-
deeling, dat de aanplant ruim 37 millioen acres bedraagt,
wijst zeker op een grooten oogst. Liverpool heeft New York
gevolgd en prijzen van futures zijn gevoelig lager. Voorra-
den in Liverpool zijn klein en spinners berichten, dat het
steeds moeilijker wordt geschikte partijen te bemachtigen,
daar Regeeringsorders de voorkeur hebben. Egyptische katoen
is onveranderd en er gaat ook daarin slechts weinig om.
De nieuwe bepalingen van den Control Board voor de pro-
ductie der spinnerijen werden Dinsdag gepubliceerd. Het
percentage, dat men voor vrije orders mag werken varieert
in vêrhouding met het percentage voor Regeeringsorders,
al naar gelang men meer of minder spindels voor Regee-
ringsorders bezet heeft. Als men ‘b.v. voor 50 °/o voor de
Regeering werkt, mag men met de overige spindels 17 °/o
voor zichzelf werken met een arbeidsweek van 45 ‘/ uur;
als men meer dan 60
0
1e voor de Regeering werkt, mag men
met het restant slechts 15
0/
werken bij een arbeidsweek
van 55
Ih
uur. Amerikaansche garens zijn dan ook zeer vast;
de verminderde productie en de groote hoeveelheden, die
nog geleverd moeten worden, zijn er de oorzaak van, dat spinners zich zeer onafhankelijk tegenover hun afnemers
kunnen toonen en vrijwel kunnen vragen, wat zij willen.
Egyptische garens zijn sterk gevraagd en vast in priis.
Bolton staat deze week stil door de jaarlijksche vacantie-
week, waardoor prijzen nog weer vaster zijn. Er is een
goede vraag naar Egyptisehe garens in OOer en fijnere
nummers, maar de moeilijkheid om levering binnen 4 A, 6
maanden te krijgen, houdt verdere zaken tegen. Eris een
flinke vraag voor garens om te merceriseeren, terwijl er
ook nogal vraag is voor fijne getwijnde garens voor Regec-
ringsorders.
De doekmarkt blijft rustig, maar prijzen zijn bijzonder
vast, terwijl de vraag van het Verre Oosten van weinig he-
teekenis blijft. Zuid-Amerika eu de kleinere markt benevens
het binnenland blijven geregeld koopen, als zij tenminste
nog redelijke levering kunnen krijgen, maer vele fabrikanten
weigeren lang vooruit te verkoopen, omdat zij vreezen, dat
hun moeilijkheden steeds grooter zullen yorden.

Noteeringen voor Loco-Katoen.
(Middling Uplands).

5Aug. I81
29
Ju
1
i
18
I
22
1uII’
18
16Aug. -171 5Aug.16

New York voor
Middling .. 31,50e

28,95 c 33,15e 27,80 e 13,95e
New Orleans
voor Middling 28,25e 27,75e 29,75e 25,63e 13,57e
Liverp. v. Good
Midd. Amerie. 21,02d’) 20,97 d 22,54 d 19,85
d2)
8,49d
8
)

‘) 2 Aug. 1918.
2)
7 Aug. ’17 Middl.
1)
7 Aug. 16 Middi

Ontvangsten in, en uitvoeren van Amerikaansche havens.
(In duizendtallen balen.)

1
Aug.18

Ooereenkomsiige perioden
tot
2
Aug. l8

1917

1

1916

Ontvangsten Gulf-Havens..

5

,
,,

Atlant. Havens

4

3

3
Uitvoer naar Gr. Brittannië

4

15

1
‘t Vasteland.

18

Japan ete… –

Voorraden in duizendtallen
1
2Aug.

18
2Aug.

17
2 Aug.

I6

923
539
543
Binnenland …………..
330
324
Amerik. havens ………..

NewYork

…………..

66
99
.677


.
146
115
New Orleans ………….
Liverpool

……………
232 239
661
METALEN.

Loco-Noteeringen te Londen:

1

ze
Data

1
C
Ij
le,,
r

.

KOper

Tin

Lood

Zink
t No. 3
1
Standard

6 Aug. 1918.
.
lom.
122.–/–
399–/–
30.10/–
52.–/-
29 Juli

1918..
nom.
122.–/–
385.–/–
30.10/–
52.-1-
3 Aug. 1917..
nom.
125.–!–
246.–!–
30.10/–
—.—/-
4 Aug. 1916..
oom.
106.10/–
167.10/–
28.10/–
47.–/-
20 Juli 1914..
51/4
61.–/–
145.15/– 19.–/–
21.101-

BANKA—TIN,

In Nederlandsch-Indië zijn in Juni 1918 verkocht 22.000
pikols gouveruenients-Banka-tin. De opbrengst daarvan be-
droeg ongeveer
f
4.462.000,—. (SLct.)

VERKEERS WEZEN.

SCHEEPVAART,

3 Augustus 1918. De vaart tusschen Noord- en Zuid-
Amerika wordt hoe langer hoe meer gemonopoliseerci door
zeilschepen, die de vastgestelde maximumvrachten ontvan-
gen. Lading, welke door de overheid niet dringend noodig
geacht wordt, mag niet meer vervoerd worden; de contrôle
neemt zulk een uitbreiding aan, dat gevreesd wordt, dat
ook het vervoer van stukgoederen spoedig geheel onder ie-
geerin.gstoezicht zal staan.
Verschepingen van Zuid-Amerika naar Spanje staan nog niet onder toezicht der oorlogvoerenden. De vrachten ble-
ven de laatste weken stijgen; betaald werd voor droge lui-
den 1500 Pesetas per 1000 K.G., voor tabak 500 Pesetas
per kubieken Meter. Goede schepen zijn echter uitermate
moeilijk te krijgen. De laatst ontvangen kranten maken
melding van een vreemdsoortige verzameling çlrijvende
voorwerpen, waaronder pontons, magazijnsehepen en oude
riviersehepen, die voor oeeaanvaart in dienst gesteld wor-
den. Assurantie op lading, die met dergelijke vervnermid-
delen verscheept wordt, is begrjpelijkerwijs niet te dekken.
Noorsche schepen, die in Noord-Amerikaansche havens
voorraden voor eigen land komen halen, krijgen bunker-
kolen en genieten allerlei faciliteiten. Overigens wordt de verseheping van lading en levering van bunkerkolen zoo-
veel doenlijk beperkt, omdat er in Amerika tekort aan
kolen is. Bij de spoorwegen zou opeenhooping van goede-
ren, gepaard aan een tekort aan locomotieven, den aanvoer
vertragen; bovendien zou een groot aantal mijnwerkers
onttrokken worden aan hun werk ten behoeve van het
leger. Teneinde een geregelde voorziening van bunkerkolen
in de Hampton Roads havens te verzekeren, wordt bij
Newport News een kolenopslagplaats gemaakt voor 300.000
tons. Aan de reedeis der weinige vrije schepen wordt te
kennen gegeven, dat voor bepaalde havens lading vervoerd
moet worden, en dat zij bij weigering geen bunkerkolen
krijgen om te kunnen vertrekken. Zweden heeft 400.000 tons scheepsruimte afgestaan ten
behoeve van de Entente en Amerika. Een gedeelte daarvan
is op timecharter genomen tot vrachten, afwisselend naar
gelang van grootte, van 41/6 tot 54/. per ton d.w’., met
molestverzekering voor rekening der bevrachters.
Bevrachtingen van Japansche schepen werden in den
laatsten tijd niet meer ge,eld. Nu en dan komen berichten
binnen, waaruit blijkt, dat de Japanners zich geleidelijk
meester maken vaii de vaart in het Verre Oosten, gedeel-
telijk ook ten koste van Nedrlaudsche reederijen, voor zoo-
ver hare schepen in beslag genomen zijn.
Berichten van grootscheepsehen aanbouw in Amerika
blijven aanhouden. Ofschoon het verleden jaar aangekon-
digde bouwprogram nog niet uitgevoerd is, zijn er toch
teckenen, die er op wijzen, dat de seheepsruirnte volgens
plan gereed zal komen, zij het ook niet zon snel als aan-
vankelijk gemeend werd. In .merikaansche bladen wordt
bericht, dat een gedeelte der in beslag genomen Nederland-
sdlie schepen spoedig vrijgegeven zal worden als gevolg
van het beschikbaar komen van nieuwe booten; het bericht
werd nog niet bevestigd. Intusschen schijnt het thans .vel
vast te staan dat de verliezen door duikboothandelingen op
het oogenblik door aanbouw bijgehouden worden.
Voor hout wordt betaald van de Bothnische Golf Kr. 280/
320 naar de Oostkust van Engeland en 11. 140/170 per
Std. D. B. B. naar Rotterdam/Amstercla.
De scheepvaart van Nederland op Skandinavië zal nu ciii-
delijk hervat worden, nadat tal van zwarigheden door beide
oorlogvoerende partijen opgeworpen, uit den weg geruimd
werden.. Gelijk vroeger gemeld, zullen slechts sehepen

712

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7 Augustus 1918

totaal metende 50.000 bruto ing. tons, tegelijkertijd in de
vaart mogen zijn. Het bezwaar van Duitsche zijde tegen
N.O.T. consignatie is thans eveneens opgeheven.

GRAAN.

Data

Petro
rad
0flfl/

R’dam

Ode3ia
Rotte,.
dam

1

All. Kunt
Ver.
Stalen
San Lorenzo

1
Roiter.
Bruto!
Roller.
I

Enge.
dam
Kanaal
dam
land,.

29 Juli/3 A. 1918



50/-

225/-
22/27 Juli

1018



50/-

2251-
1

30Juli14 A. 1917


f
7,-
50/-
f52,25
14216
31 Juli15 A. 1916


,,15,-
10/11
,,110,-
165/6
Juli

1914
lid.
7/3
1/111/
4

1/111/
4

12/- 12/-
KOLEN.

Data

Card
1ff
Ooslk. E4dand

Bor.
draux
Genuc
Part
Soid

Plala

Rolt,,,-
dan,
Goi/,cn.
burg
Rivier

29 J./3 A. 1918
69/-
101/3
200/-
120/-

Kr.205
22/27 Juli 1918
691-
101/3
200/-
120/-

200
30 J./4 A. 1917
69/-
101/3 1551- 1101-

190
31 J.15 A. 1916
34/-
66/9
801- 381-
f6,50

,,30.-
Juli 1914
fr 7,-
7/-
7/3
14/6
3/2

4/-
DIVERSEN.

Bombay
Bi,ma
Vladivo.
Chili
L,ala
Weit
West
alock
West
c.uropa
E
uropa
W
e
s
t
E
uropa
(d. w.)
(rijst)
Europa
(salpèler)

29Juli/3 Aug. 1918….
275/- 500/-

190/-
22127 Juli

1918..
. .
275/-
5001-

190/-
30Juli/4 Aug. 1917..
..

4701-

185/-
31
Juli/5
Aug. 1916..
. .
86/3
150/-
15216
140/-
Juli

1914….
1416
1613
25/-
22/3

Graan Petrograd per guarie, van
496
!l,a.
zwaar, Odessa per (Jnit, Ve,.
Stalen per guarter van
480 lbs.
zwaar.
Overige noteeringen per ton van
1015
K.G.

RIJN VAART.

Week van 29 Juli tot 5 Augustus 1918.

De aîgeloopen week heeft zich gekenmerkt door een groote.
stilte in het Rijnvaartbedrijf. Zoowel van Rotterdam naar
de Ruhrhavens, als van de Ruhrhavens naar den Bovenrijn was bijna geen aanbod van vracht of sleepwerk. Het sleep-
e

loon van Rotterdam naar de Ruhrhavens is gedaald tot
omstreeks 50 cents tarief, terwijl het sleeploon van de
Ruhrhavens naar Mannheim omstreeks Mk. 2,- per ton
was. Schepen voor kolenladingen naar den Bovenrijn.
werden in het geheel niet gecharterd; de reden hiervan is.
te zoeken in weinig of geen aanvoer in de Ruhrhavens
tengevolge van de thans alom heerschende ziekte, welke•
ook in hevige mate in het Buhrgebied schijnt te heerschen.
De waterstand was voortdurend vallende, aan het eind
der week wees Cauber Pegel Meter 2,09 aan.

INKLARINGEN

TE IJMUIDEN.

Landen van
herkomst

Juli 1918
Aantal

N.R.T.

schepen

Juli 1917

Aantal

N.R.T.
schepen

Binnenl. havens
4
6.193
9
4.929
Groot-Brittannië


10
4.135
Noorwegen

..
1
85
4
393
Zweden
4
542
11
7.222
Vereen. Staten
2
7.187


Braziliii


1
2.546

Totaal
….
11
14.007
35
19.225
Periode
1 Jan.-31 Juli.
124
48.659
356
329.408)

1J at i on al i t ei t.

L’T
ederlandsche
10
13.942
25
12.653
Britsehe
Duitsche

– – –
5 3
3.062
2.209 Zweedsche
1
65
2
1.301

Totaal
.. . .
11
14.007
35
19.225

‘) 1913, 1362 schepen met 1.551.766 N. R. T.

(Halverhout & Zwart’s Scheepsagentuur.)

NIEUWE WATERWEG

Juli 1918
Juli 1917
Landen van
Aantal
N.R.T.

Aantal

N.R.T.
herkomst

schepen schepen

Binnen!, havens
8
461
22
1.060
Groot-Brittannië
25
10.412
73
34.298
Noorwegen
4
298
6
1.452
Zweden
5
2.124
8
3.534
Denemarken
1
53
– –
Frankrijk
1
109


Westkust Afrika


2
1.173
Vereen. Staten
22
61.798
9
15.438
Argent.,Uruguay


2
2.512

Totaal
….
66
75.255
i22
59.467
Periode
1 Jan.-31 Juli.
548
490.943
1.016 892.844
1
)

Nationaliteit.

Nederlandsche
25
14.750
41
17.176
Britsche
18
9.110
63
24.474
Duitsche


1

Noorsche
Belgische
12
6
30.874 16.321
3 6
6.127
5.189
Zweedsche
4
4.147
6
5.483
Deensche
1
53
1
1.018
[Jruguaansche


1

Totaal
., , .
66
75.255
122
59.467

1)
1913, 6663 schepen met 8.035.307 N. R. T.

(Dirkzwager’s Scheepsagentuur.)

ADVERTENTIËN

De XV, NederlandscheH~uistelefoon-?Iaatschappli

ROTTERDAM

‘s-GRAVENHAGE

GRONINGEN

Telefoon 3600

Telefoon.
1
H 280, 300

Telefoon 1555

levert uit voorraad TELEFOON-, SCHEL-, ELECTR.
KLOK-INSTALLATIES,
etc.,

in huur5 en koop.

Herstelt en onderhoudt o n d er garantie ook alle niet door haar uitgevoerde installaties.

PROSPECTUS GRATIS.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

GEBROEDERS CHABO].
KONINKLIJKE

ROTTERDAM

HOLLANDSCHE

LLOYD

KASSIERS
en
MAKELAARS in ASSURANTIËN

AMSTERDAM

Deposito’s. – Rekening-Courant. – Franco Chèque-Rekening.

Geregelde

Aan- en Verkoop van Wissels op het Buitenland. – Aan- en Ver-

Passagiers- en Vrachtdienst

koop van Fondsen. – Bewaarneming en Administratie van Effecten,

met nieuwe, moderne

post-stoomschepen

Oorlogs-, Transport-, Casco-, Brand-, Diefstal- e. a. verzekeringen

van eiken aard.

ÔNTVANG-
EN
BETAALKAS

NIEUWE DOELENSTRAAT
20-22

AMSTERDAM

KAPITAAL EN RESERVEN
f
5.500.000,—

DEposITo’s VOOR
i
JAAR
FIXE
4
PCT.

GELDEN OP DEZEN TERMIJN GESTORT ZIJN NA AFLOOP VAN
HET
JAAR ZONDER OPZEGGING BESCHIKBAAR.

NIET OPGEVORDERD ZIJNDE, WORDT DE POST STILZWIJGEND VOOR
GELIJKEN TERMIJN VERLENGD.

DE RENTE KAN NAAR VERKIEZING PER KWARTAAL, PER HALF JAAR
OF PER JAAR ONTVANGEN WORDEN.
DE SPAARNE-BANK

HAARLEM

Gestort Kapitaal en Reserves
f
1.184.000,-

REKENING-COURANT, CREDIETEN, INCASSEERINGEN, ASSURANTIEN,

WISSELS, EFFECTEN, COUPONS, PROLONOATIËN, DEPOSITO’S, ENZ.

The Ph.van Ommeren Corporation otNeYork

42 BROADWAY

NEW YORK

belast zich .met expeditie en verscheping van goederen van

Amerika naar Holland, Ned. Oost- en West-Indiê

enz. enz. en desgewenscht ook met opdrachten van anderen aard

Nadere inlichtingen worden gaarne verstrekt door

PHS. VAN OMMEREN, Rotterdam.
TUSSCH EN

AMSTERDAM

EN

ZUID-AMERIKA

VIA

NEW YORK

III

Internationale..

Bank

I

3akethcn waarbor5

te Gronin5n.

i
3

opanirLvtn

TOT D.N

t0.R5VftN
0
7
/o

MAATSCHAPPIJ

voor

Scheeps- en Werktuigbouw

,,FIJENOORD”

ROTTERDAM

Kruisers – Torpedobooten

Onderzeebooten

Mailstoomschepen

Vrachtstoomschepen

Baggermateriaal

Machine-installaties

tot
65000 P.K.

Scheeps-Zoelly-Turbines

Machines en apparaten voor

Suikerfabrieken, enz.

Indische Handels Compagnie

gevestigd
te
BATAVIA.

ilet Bestuur brengt ter kennis
van Aandeelhouders, dat van heden
af tea kantore (Ier Maatschappij te
BATAVIA en teii Bijkantore te
AMSTERDAM, Keizersgracht 670,
tegen inlevering der talons van (Ie
aandeelen genummerd 1-250 en
van de talons met bijbehdorende zes
laatste dividendbewijzea der aan-
deelen genuniinerd 251-500, nieuwe
dividendbladen met bijbehoorenden
talon in ontvangst genomen kunnen
worden.
HET BESTUUR.

Batavia,
1 Augustus 1918
Amsterdam,

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

NEDERLANDSCH INDISCHE HANDELSBANK

AMSTERDAM

BATA VIA

‘s-GRAVENHAGE

AMPENAN, BANDOENG, CHERIBON, HONGKONG, INDRAMAJOE,

MEDAN, MENADO, PEKALONGAN, PROBOLINGGO, SEMARANG,

SINGAPORE, SOERABAYA, TEGAL, TJILATJAP, WELTEVREDEN.

Kapitaal
/
35.000.000,—

Reserven /17.400.000,-

N
.
Y. W. van Opiel
p
s
FRANSCH-HOLLANDSCHE

Stoomboot en. Tpanspoptondepnemingen

OLIEFABRIEKEN

,,CALVÉ

DELFT»

ROTTERDAM
TE
DELFT

Reoders, Cargadoors, Expediteurs, Zeebevraohtillgsagelltou
ARTIKELEN:

Telegramadres: FIAT.

Telefoonnummers: 1958, 1977, 1997.
Delftsche Slaolie

Arachide-olie
Sesain-olie

GEBROEDERS SCHEUER
oiie

Assuradeurs en Assurantiebezorgers
Plantenvet Delfia
Expediteurs en Cargadoors
Cocos-olie N. 0.
F.

AMSTERDAM EN ROTTERDAM
Grondnotenkoeken en -meel

Verzekering van Koopmansgoederen tegen
Sesamkoeken en -meel

transport, molest,

brand en diefstal tegen
Cocosmeel

concurreerende premiën.
now

NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP

Wilton’s MachinefabriekenScheepswerf

ROTTERDAM

Scheepsbouw en’ Machinefabriek

Speciale inrichting voor reparatiën van eiken omvang

Drie droogdokken niet 1ichtvermogen tot
14000
ton

Dwarshelling

Drijvende kranen met lichtvermogen tot
120
ton

Telefoon: 7303 en 7304

Tetegramadres: ,,WILTON” Rotterdam

WERKSPOOR, AMSTERDAM

Land- en Scheeps-Machines

Dieselmotoren

Installatiën voor Suikerfabrieken

Poldérbemalingen

Rollend Spoorwegmateriëel

Ijzerconstructiën

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

W.m H. MULLER & C
0

*

REEDERS EN KOOPLIEDEN

HOOFDKANTOOR: ‘s G R AV E N H A G E

HOLLAND-AMERIKA L1JN

GEREGELDE AFVAARTEN TUSSCHEN

ROTTERDAM en NEW YORK, BOSTON, PHILADELPHIA,

BALTIMORE, NEWPORT NEWS, NORFOLK, SAVANNAH.

NEW ORLEANS, CUBA,
MEXICO en
NEW YORK—JAVA

Voor inlichtingen wende men zich tot de

HOLLAND-AMERIKA LIJN, WILHELMINAKADE, ROTTERDAM

Scheepvaart- en Steenkolen-Maatschappij – Rotterdam

Filialen: AMSTERDAM – IJMUIDEN – LEEUWARDEN – HARLINGEN

ENGELSCHE STEENKOLEN

GEREGELDE LIJNEN VICEVERSA:

ROTTERDAM – LON DON; ROTTERDAM – HULL/GOÔLE; ROTTERDAM – NEWCASTLE;

ROTTERDAM —LEITH

VAN RIJN & C

UTRECHT – POSTBUS 40
R. S. STOKVIS & ZONEN Ltd – ROTTERDil

EENIGE FABRIKINTEN
FANDE UTRECHTSCHE
Ib.

FIJNE TAFELMOSTERD

P. Cbs & Leembruggen

LEIDEN

IAN

Groote voorraden van artikelen op industriëel gebied

Opgericht 1 Mei 1766

1

Tel. Intercomm. 370

De Erven de Wed. J. van Nelle

Sajetten en Wollen

ROTTERDAM

Garens voor Hand-

Tabaks- en Sigarenfabrieken

en Machinebreien 1

Koffiebranderij – Theehandel

7 AUGUSTUS 1918

3E/AARGANG No. 136

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

LNNO 1618

NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP

BLAAUWHOEDENVEEM – VRIESSEVEEM

AMSTERDAM

ROTTERDAM

– ANTWERPEN

EXPEDITEURS

MAATSCHAPPELIJK

KAPITAAL:

f10.000.000,-

EXPEDITIE

IN-
EN
,UITKLARING

ASSURANTIE

R ES ER ‘ E –

FONDSEN:

f 1.639.297,151

RUBBER-

ETABLISSEMENT

KINA – ETABLISSEMENT

PAKHUIS
EN SIL0-GEsouw
,,ST. JOB”, ROTTERDAM

BEÊEDIGDE WEGERS EN METERS

BEWARING
VAN
KOOPMANSGOEDERE TEGEN UITGIFTE
VAN

,,CEDULLEN
AAN
TOONDER”

WELKE LEVERBAAR EN BELEENBAAR ZIJN

MODERNE KOEL- EN VRIESINRICHTINGEN
TE AMSTERDAM EN ROTTERDAM VOOR HET OP LAGE
TEMPERATUREN BEWAREN VAN AAN SPOEDIG BEDERF ONDERHEVIGE LEVENSMIDDELEN EN HANDELSWAREN.

CORRESPONDENTEN:

TE LONDEN: BRITISH BLAAUWHOEDENVEEM, LTD., 1 MINCING LANE, E.C.

BIJKANTOOR TE LIVERPOOL.

IN NED. INDIË: ,,HET INDISCHE VEEM” EN ,,DE SCHEEPSAGENTUUR”, BATAVIA, ENZ.

MOTORLOCOMOTIEVEN

TRANSPORTWAGENS

VOOR ALLE DOELEINDEN

AANLEG VAN

FABRI EKSSPOOR

it —SPOORWEIMATERIEIL— 11

DIRKZWAGER’s SCHEEPSAGENTUUR

MAASSLUIS EN HOEK VAN HOLLAND

Belasten zich met het rapporteeren van schepen en het

behandelen van scheepszaken op den Nieuwen Waterweg

NIEUWE BERGING-MAATSCHAPPIJ

MAASSLUIS

Contracteeren voor het bergen van gezonken schepen en

ladingen, op de rivieren en buitengaats; belasten zich met

het instellen van duikeronderzoek,
enz. enz.

NEDERLANDSCH
– TRANSNFLANT1SCHE

HYPOTBEEKBANK. TE ANSTEPDAM

‘JERKT IN CANADA MET EIGEN IÇ.ANTOREN
DfRECTIEJ.MEES TE AMSTERDAM. L.DR000LEEVEP. ?OP.TUYN TE WIN NIPEG

5en
6°I
IN .STUKKEN VAW
f?
1000,_.
f
6
5 OO._
Zlq
P
100.
.AFOIFrE TEOE.1-J 5F-UP-5K0EQS

ROTTERDAM. Zuidbiaak 56

MARX%. & Co’s
BANK’s-GRAVENHAGE, Kneuterdijk 13

KAPITAAL f .8.000.000,— VOLGESTORT

Directie: P. J. VAN OMMEREN. Jhr. D. F. REUCHLIN,
S. S.
BOSMAN JR.

Raad van Commissarissen: Mr. J. A. LOEFF.J. RIJ PPERDA WIERDSMA, A. C. MEES en Mr. A.
J. MARX

NIJGH & VAN DITMAR’S BOEK- EN HANDELSDRUKKERIJ. ROTTERDAM

Auteur