Ga direct naar de content

Jrg. 27, editie 1373

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 13 1942

13 MEI 1942

c

Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËIST EN VERKEER

27E JAARGANG

. WOENSDAG 13 MEI 1942

No. 1373

N.V.

Stoomvaart-Mij. ,,Nederland”

Amsterdam

N.V.

Rotterdamsche Lloyd

Rotterdam

DE BELEGGINGEN

DER BIJZONDERE

SPAARBÂNKEN IN

NEDERLAND

door

Dr. J. R. A. BUNING

32ste Publicatie van het Neder-.
landsch Economisch Instituut.

PR IJ S f
3.65*

(Prijs voor donateurs en leden

van het N. E. I.
f
2.75)

Verl&ijgbaar in den Boekhandel

Uitgave: De Erven

F. BOHN N.V., HAARLEM

ROTTERDAM SCH E

BANKvEREENIGING:
ROITERDAMAJ4STERDAIIs CRAVENHGE

KAPITAAL EN RESERVE
62.000.000

SAFE LOKETTEN
55k BESGING VAN WAARDEN

150 KIANTÖPEN IN NEDERLAND

Openbare werken en

Conjunctuurbeweging

door
Dr. Ir.A. Baars

PRIJS
f
2.10*

Prijs voor donateurs en leden
van het N. E. 1.

f 1.50.
In den boekhandel verkrijgbaar
UITGAVE: DE ERVEN
F. BOHN N.V., HAARLEM

Nieuwe -belastingbesluiten geven niuwe

BELASTINGMOEILIJKHEDEN

Daarom is voor U van belang

MAANDBLAD GEWIJD AAN


DE
]RELASTING
C

ONSULENT
• BELASTING VRAAGSTUKKEN

Waarvan de prijs slechts f 4.— per jaar bedraagt
.

:
ADMINISTRATIE :’
PROEFNUMMER

LAAN VAN MEERDERVOORT ict

OP AANVRAAG

DEN HAAG.

R.Mees8Zoon’en

Ao. 17E0

BANKiERS EN ASSUBA1qTIE-MAKELAAR8

ROTTE R DAM
AM ST ER DAM (As..)
• G R A V E NH A 6 E
DELFT – SCHIEDAM
V LA ARD 1 NGEN

.

BEHANDELING VAN ALLE

BANK ZAKEN

BEZORGING VAN ALLE

ASSURANTIEN

VERLIESPOSTEN.VOORKâMEND.SYSTEEM

-,

BESTAANDE UIT VIER DIENSTEN

Deze tijd is rijk aan veran-

deringen. Laat daarom Uw

onbetaald gebleven oude

posten inschrijven bij

DIENST IV VAN HET V.V.S.

VAN DER GRAAF & Co. N.V.

AMSTERDAM C. – AMSTELSTRAAT 14-18

Diesel-, Stoom• en Electnsche Machine-installaties

Voor onmiddellijke of latere koop worden gevraagd:

VoUedige stroomopwekkende installaties voor draaistroom 380/220 Volt;
Vermogen 400 kVA.

Afzonderlijke dieselmotoren, stoommachines, electromôtoren, electro-
generatoren; spanning en vermogen als boven.

De machines ntoeten geheel in bedrijfsvaardigen staat zijn, in goeden
toestand en niet ouder dan 10–15 jdar.
Uitvoerige aanbiedingen, met opgave van plaats waar te bezichtigen, te richten aan den

Bahnbevoflmdchtigten der Deutschen Reichsbahn bei den Niederldndischen Eisenbahnen te Utrecht, Catharijnesingel HGB M.

nv. nederlandsche kabeIfabrek

n.k.f delft
aDe’6
met
a
tie

%IO09 te*e0O

m a s s a

S

kbperdraad, koperkakel

T

KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE BOEKDRUKKERIJ

H. A. M. ROELANTS – SCHIEDAM
Onze speciale ofdeeling: Drukwerk voor contrôle en
administratie, levert alle voorkomend drukwerk op
dit gebied concureerend, snel en accuraat.
Uitgifte-apparaten In groote verscheidenheid van, werk-
wijze en capaciteit naar de behoeften van elk bedrijf.
TeL 69300

Onze terzake-kundige staf is te allen tijde voor gratis
(3 lijnen)

advies te Uwer beschikking.

Ter vervanging
van haar door brand verloren geganen voorraad nummers van

Economisch-Statistische Berichten en Economisch-Statistisch frlaandbericht

van den jaargang 1940, zou de redactie het zeer
op
prijs stellen, indiende

lezers, die hun exemplaren kunnen missen, deze aan haarzouden willen afstaan.

.iciat Uw

•ÏAARGANG

III

inbinden!

Stort f 0.75 op giro 5858 ten name

van H. A. M. Roelants, Schiedain

met vermelding: Band E.-S.B.

1941 en U ontvangt, zoodra de

oplaag gereed is, franco per

post Uw band toegezonden.

Bij franco opzending van Uw

jaargcmg acm

II. A. M. ROELANTS

SCHIEDAM

onder gelijktijdige storting van

f 2.40 op giro 5858, ontvangt U,

zoodra de banden gereed zijn,

Uw Jaargcmg kéurig gebonden

franco huis terug.

(Uitvoering van den band linnen

rug, verder stevig beplakt bod)

Derde Gewijzigde Druk

vaii

E ga lis a t ief o n d s en

en Monetaire Poli-

tiek in Engeland,

Nederland en de

Vereenigde Staten

door

Prof. Dr. H. M. H. A. van der Valk

30ste Publicatie van het Neder-

-II

landsch Economisch Instituut.

Prijs f 2.10*

(Prijs voor donateurs en leden
van het N. E. 1. f 1.50)

Verkrijgbaar in den Boekhandel

Uitgave: De Erven

F. BOHN N.V., HAARLEM –

1

13 MEI 1942

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

conomisch
,
-wStati

stische

Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJ VERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

27E JAARGANG

WOENSDAG 13 MEI 1942

No. 1373

HOOFDREDACTEUR:

M. F. J. Gooi (Rotterdam).

PLAATS VERVANGEND HOOFDREDACTEUR:

H. W. Lambers (Zwariewaal).

Redactie en administratie: Pieter de Hoochweg 122, R’darn-W

Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruige plaat weg.

Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Abonnenentsprijs poor het weekblad, waarin tijdelijk

is opgenomen het Economich-Statistisch Maandbericht,

franco p. p. in Nederland f 20.85′ per jaar. Buitenland en

koloniën f 23.— per jaar. Abonnementeh kunnen met elk

nummer ingaanen slechts worden beëindigd per ultimo van

elk kalenderjaar. Losse nummers 50 cent. Donateurs en

leden ç’an het Nederlandsch Economisch Institiut ontQangen

het weekblad gratis en genieten een redudie op de Qerdere

publicaties. Adreswijzigingen op te geoen aan de administratie.

• Ad9ertenties eoorpagina f 0.28 per mm. Andere pagina’s

/,0.22 per mm. Plaatsing bij abonnement Qolgens tarief.

I?HOUD:

Blz.

De Organisatie vn het b edrijfsieven en de bedrijfs-
rechtspraak door
Mr. L. E. Pieters …………208

Oorzaak en bestrijding van de ongunstige toestanden
bij de Nederlandsche symphonie-orkesten door
F. J. de .fong …………………………..210

B o e k b e s p r e k i n g e n.

Mikaël Hagopian: L’évolution des marches mon-
diaux des principales matières premières après la grande guerre, bespr. door
J. Willenis …… 213

Ingezonden stukken.

Bevolkingsdruk en ruimtelijke ordening door
Dr. F. oan Heek ……………………….214

M a a n d c ij f e r s.

Indexcijfers van Nederlandsche aandeelen ……
214

Ovérheidsmaatregelen

op

econo-
misch

gebied ………………………
215

S t a t
i S
t i e k e n.

Stand van ‘s Rijks Kas – Bankstaten . . . .
215-216

GELD- EN KAPITAALMARKT.

Op de
geldniarkt
heeft de Agent van de Schatkist op
eenigszins ruimer schaal papier kunnen plaatsen, omdat
deze week, na een omvangrijke stijging, de biljetten-
circulatie voort eerst een daling vertoont, terwijl tegelijker-
tijd de buitenlandsche wissëlportefeuille weer bijna met 30
millioen gulden is toegenomen. De omzetten op de markt,
dus buiten de afgifte van den Agent om, vinden voor-
namelijk plaats in het korter loopende papier. De groote,
geldgevers hebben een zoo ruime liquiditeit, dat zij zeer
omvangrijke bedragen op langen termijn kunnen uit-
zetten en er dus voortdurend op uit zijn, het papier üit
de portefeuille, zoodra het eenigermate iS ,,gerijpt”,
weer af te stooten om het te vervangen door jaarspapier.
Daardoor is er in het papier met korteren looptijd per-
manent aanbod tegen tarieven, die iets boven die van den
Agent liggen.

De
obligatiemarkt
heeft betrekkelijk weinig verande-
ringen getoond. De omzetten blijven i’iog steeds beperkt, niet zoozeer dooi’ gebrek aan vraag dan wel door den ge-
ringen omvang van het aanbod. Er zijn geen beleggers-
groepen, waarvan aanbod van beteekenis kan worden
verwacht; wel zijn er daarentegen vragers, die nog steeds
behoefte aan beleggingsmateriaal hebben, welke behoefte
echter op het oogenblik geenszins ten volle kan worden
bevredigd. Alleen in de
4
pCt.-leening
1941
is soms âan-
bod van beteekenis waar te nemen, maar daarvoor is
uit den kring van beleggers, die het om uitzetting op
langen termijn te doen is, weinig belangstelling. Die, be-
langstelling bestaat echter wel bij de instellingen, die op de geldmarkt opereeren en die dit materiaal ook in geval
van conversie ambieeren, omdat er dan, gezien den kor-
ten termijn, nog een redelijk rendement is te. maken. De
koersen zijn betrekkelijk weinig veranderd; de 3-31 pCt.-
leening sloot
/8
pCt. boven de opehing op
96/
8
pCt.;
de 3j pCt.-leening
1941
sloot op
991
/3.

De
aandeelenmarkt
heeft in het bijzonder voor binnen-
landsche aandeelen een scherpe reactie te zien gegeven, die vrijwel over de geheele linie was.waar te nemen. De
afkondiging der drie belastingbesluiten, die direct het.
bedrijfsleven raken, t.w. de ondernemersbelasting, de
vennootschapsbelasting en de vermogensbelasting, was
daarvan de aanleiding. Had men reeds een zware be-
lasting van de bedrïjfswinsten verwacht, de besluiten
treffen de winsten nog belangrijk zwaarder dan men had
vermoed. Merkwaardig is het, dat het in de eerste plaats
de bankaandeelen waren, die den grootsten schok op te
vangen kregen. Wellicht heeft. hierbij de overweging een
rol gespeeld, dat, terwijl bij industrieele aandeelen naast
het rendement ook de aanwezigheid van ,,Sachwerte” bij
de waardeering der aandeelen een factor van beteekenis
is, zulks bij bankaandeelen natuurlijk niet of nauwelijks
het geval is. Daarbij dient men zich natuurlijk te reali-
seeren, dat ook bij industrieele waarden de ,,Sachwert”
alleen blijvend het koerspeil kan beïnvloeden, wanneer het
rendement er gunstig door wordt beïnvloed. En daarvoor
zijn eigenlijk geen aanwijzingen. Overigens is de eerste
scherpe reactie – waarbij naast hankaandeelen ook
,,zware papieren”, als Ned.’ Gist, Kabel, Zout ed., een
behoorlijke reactie vertoonden – alweer gevolgd door een licht herstel.

208

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

13 Mei 1942

DE ORGANISATIE VAI
HET BEDRIJFS-

LËVEN
Ëri
DE BEDRIJFSRECHTSPRAAK.

– Nû het tijdstip van de algeheele organisatie van het

Nederlandsche bedrijfsleven met snelle schreden nadert

en met het 5de uitvoeringsbesluit van de ,,Organisatie-
Commissie” en de instelling van den daarin aangegeven

,,Raad voor het bedrijfsleven” het gebouw van de Nqder-

landsche bedrijfsorganisatie als het ware ,,onder de kap”

is gekomen, lijkt het mij van overwegend belang, dat thans
ook aandacht zal worden besteed aan een bijzonder onder-

deel van de bedrijfsorganisatie, een onderdeel, dat als

zelfstandig geheel ter completeering van het geheele ge-

bouw moeilijk zal kunnen worden gemist, te weten de
bedrijfsrechtspraak.

Begrijpelijk immers is het, dat, wanneer bedrijfsorgani-

satie, in welken vorm dan oÖk, niet meer uitzondering,

maar regel is geworden, er heel wat ,,administratieve ge-
schillen” zullen voorkomen van gansch anderen aard dan

de thans voorkomende. Dat zullen dan niet zijn geschillen

tusschen den Staat (Overheid) en de burgers, en ook niet
tusschen ,,burgers” onderling, maar tusschen officieele

bedrijfsorganen en bedrijfsgenooten, zoodat daarmede ook
de
bedrijf srechtspraak
op een geheel ander plan komt te

liggen dan tot dusverre het geval was.

In de eerste plaats verdient nu dus aandacht de vraag,

_voor welke soort van geschillen het georganiseerde bedrijfs-
leven reeds thans in vele gevallen heeft gegrépen naar

middelen tot het onderling .afdoen er van buiten den

,,gevonen” rechter ohi. Daarnaast is het van belang na te

gaan, welke de middelen zijn, die werden aangewend om dit doel te bereiken.

Wij zien dan, dat tot op heden de bedrijfsrechtspraak
in hoofdzaak haar toepassing vindt op tweeërlei gebied,
ni. op dat . der collectieve arbeidsovereenkomst en op dat

der ondernemersovereenkomst, juist dus ten aanzien van

die veel-partijen-contracten, de eene op sociaal gebied en
de andere op economisch gebied, waarvrm de Overheid
het algemeen belang heeft onderstreept door de moge]ijk-

heid te scheppen, dat zij door zgn. algemeen verbindend-

verklaring worden omgezet van privaatrechtelijke over-

eenkomsten in publiekrechtelijke regelingen, die bindend
zijn voor
alle
bedrijfsgenooten. (hieraan doet niet af het

feit, dat de wet op het verbindendverklaren van onder-nemersovereenkonsten momenteel is ingetrokken, daar
zij is vervangen door het zgn. Kartel-besluit, dat toch
een ongeveer gelijk doel nastreeft
1).

Allereerst dient dus het terrein der collectieve arbeids-
overeenkomst in ooenschouw te worden genomen.
Uit de statistiek blijkt, dat er op 1 Juni 1987 in ons
land bestonden 1236 collectieve arbeidscontracten, gel-
dend voor 282.863 werknemers. Hiervan bevatten 891
contracten, geldend yoor 253.062 (89 pCt. van het totaal
– aantal hij collectieve arbeidsovereenkomst betrokken)
werknemers, een bepaling betreffende de beslechting van
geschillen door een scheidsgerecht. ,,Wanneer men be-denkt”, zoo lezen we in het boek van Dr. L. G. Korten-

horst en Mr. Mac. M. J. van Rooy
2),
w.araan we

deze

gegevens ontieenen, ,,dat krachtens de Wet op de Rechter-
lijke Organisatie (art. 39 sub. 3) het kennisnemen van alle
rechtsvorderingen betrekkelijk tot een collectieve arbeids-
overeenkomst tot de competentie van den kantonrechter
behoort en het collectief contract niet zelden aanleiding

geeft tot zeer omvangrijke, ingewikkelde en veel des-

1)
Het uitgebreide gebied vai den handel, waar arbitrage geldt,
zooals buy. graanhandel, zuidvruchtenhandel, enz., wordt hier
buiten beschouwing gelaten, omdat daarin door mij niet zoo zeer
een onderwerping aan bedrijfsrcchtspraak, d .w.z. een rechtspraak
ter handhaving van
alle of
een
overwegend aantal
branchegenooten
bindende r.egels, wordt gezien, dan wel de onderwerping van pri-
vaatrechtelijke geschillen op handelsgebied aan een bijzonderen,
deskundigen ,,handetsrechter”.
‘) ,,De collecLieve arbeidsovereenkomst”, Serie Publiek- en Pri-vaatrecht, Tjeenk Willink, Zwolle.

kundigheid vereischende conflicten, dan begrijpt men ook,

waarom partijen er steeds de voorkeur aan gaven, de be-

slechting der geschillen, die uit hunne overeenkomst

mochten rijzen, op te dragen aan rechters, die opkomen

uit de partijen zelf en doorkneed zijn in de gebruiken
van het betrokken vak”.

De hier geciteerde argumenten lijken – mij voldoende-

sterk om, gecombineerd met de omstandigheid, dat men,
blijkens de gegeven cijfers, hij het overgroote deel der

collectieve arbeidsovereenkomsten de zich voordoende

geschillen thans niet meer aan den burgerlijken rechter
pleegt voor te leggen en daarbij dus blijkbaar niet al te
slechte ervaringen heeft opgedaan, de wenschelijkheid

aannemelijk te maken om voor
eiken
tak van bedrijf zulk
een stelsel van bedrijfsrechtspraak voor de berechting van

geschillen. tusschen werknemer eii werkgever in te voereh.

Wenden wij ons vervolgens naar het terrein der onder-

nemersovereenkomst. De ondernemersovereenkomst, blij –
kens de boven aangehaalde wet, die haar vërbindend-
verklaring regelde,
een afzondei’iij/c beding of besluit, eco-
nomische verhoudingen betreffende, dat verplichtin gen in-

houdt, wijzigt of doet te niet gaan tusschen personen, die een

bedrf uitoefenen in denzeifden tak van handel of nijve’hei
.
d
in den ruin?slen zin, alsmede tusschen bovengenoemde perso-‘ nen en hun organisaties,
kan, historisch naar haar ontstaan

beoordeeld, veelal als saneeringspoging, als een product

van tijden van laagconjunctuur en economische crisis,

worden beschouwd, zij het, dat de diepere oörzaken van
samengaan van ondernemers gelegen zijn in de structureele

veranderingen van de samenleving en van de productie-
‘vijze, die uiteraard in hun gevolgen het scherpst aan den dag treden in perioden van.laagconjunctuur en economi-
sche ci’isis. Vandaar ook dat zij, de geleide economie
eenmaal een feit geworden zijnde, voortaan onmisbaar

zullen blijken te- zijn. Bezien wij het lijstje der onder-
-nemersovereenkomsten, waarvan gedurende een periode

van ruim 3 jaar (14 October 1935 tot en mèt 31 December
1938) verbindendverklaring werd aangevraagd, dan zien

wij, dat deze voor de 31 takken van handel en industrie,
waarvoor zij respectievelijk moesten dienen, onder meer

de volgende onderwerpen wilden regelen:
• minimumprijzen, productieregoling, leverings- en be-
talingsvoorwaarden, vestigingseischen, bestrijding cadeaux-
stelsel, regeling van kortingen, afzetquoteering en rege-

ling statiegeld voor emballage.
Hoewel wij hier nu niet over het cijfermateriaal be-
schikken, dat ons omtrent het voorkomen van bedrijfs-
rechtspraakclausules in collectieve arbeidsovereenkomsten
ten dienste staat, meen ik toch, dat het niet te boud ge-
sproken is, wanneer wordt vastgesteld, dat in vrijwel

elke ondernemersovereenkomst .zulk een ,,berechtings-
clausule” voorkomt. Alle genoemde regelingen zijn onder
de bedrijfsgenooten immers niet te handhaven zonder
een stelsel van sancties, varieerend van bbeten tot geheel
of gedeeltelijke uitsluiting van levering (plaatsing op

zwarte of grijze lijsten). 1-let opleggen van deze sancties wordt logischer wijze

liever opgedragen aan een commissie uit bedrijfsgenooten,
die ter zake kundig, zonder veel omslag en met betrekke-lijk weinig kosten, de geschillen zullen kunnen beslissen,
dan aan den gewonen rechter, die zich omtrent allerlei
finesses en usances, welke aan een bepaalden tak van bedrijf eigen zijn, toch immers op zijn beurt weer zal
moeten laten voorlichten door deskundigen. De ervaring
heeft dan ook geleerd, dat vrijwel in elke ondernemers-

overeenkomst een ,,onderlinge rechtspraakclausule” pleegt

voor te komen.

iI’Iiddelen tot vei’wezenlijking van de bedi’ijfsrechtspraak.

De tweede kwestie, welke onze belangstelling vroeg,
was het nagaan van de wijzen, waarop men kan trachten,
en ook heeft getracht, de hier bedoelde bedrijfsrechtspraak

te yerwezenlijken. .

13 Mei 1942

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

209

Het blijkt, dat dit doel langs twee wegen zou kunnen
worden bereikt, ni. door een arbitrageclausule of door te

contracteeren tot gebondenheid aan een bindend advies.

De arbitrage (een beslissing door scheidslieden) is vrij

nauwkeurig geregeld in ons Wetboek van Burgerlijke

Rechtsvordering, art. 620 t/m’ 657.

Zijn alle voorgeschreven formaliteiten nauwkeurig
in acht genomen, dan is er bij arbitrage dit vo6rdeel,

dat de uitspraken der scheidsmannen rechtskracht hebben

in den stricten zin des woords. Zulk een beslissing kan
dan nl. worden ten uitvoer gelegd .op, eenvoudig bevel-

schrift van den President der Rechtbank. Deze heeft
daarbij bovendien niet de bevoegdl1eid om de arbitrale
uitspraak te toetsen. Hij moet slechts nagaan, of bij het
geven der beslissing alle wettelijk voorgeschre’ven vormen

in acht zijn genomen. Is zulks geschied, dan is hij ver-

plicht door zijn bevel aan de arbitrale beslissing executo-
riale kracht te geven.
Geheel anders is het gesteld met het bindend advies.

Formeele bepalingen hieromtrent kent onze wet eigen-

lijk niet en wanneer bedrijfsrechtspraak bij bindend advies
dan ook in de bedoeling van partijen ligt, is slechts dat-
gene, wat daarover in .het contract uitdrukkelijk vermeld
staat, tusschen de partijen van kracht. In zulk een geval
pleegt dan in het contract de clausule voor te komen,
dat partijen onderling afspreken, dat, wanneer een ver-
moeden van overtreding der contractueele bepalingen
bestaat, een nader te noerneh instantie zal beslissen, of,
en zoo ja welke, sancties ten aanzien hiervan zullen
worden toegepast, terwijl daarbij dan tevens wordt over-
eengekomen, dat partijen zich verbinden om de beslis-
singen, in zulk een bindend advies gegeven, te zullen na-
leven.

liet groöte verschil met arbitrage is dus, dat eenerzijds
geen stricte formaliteiten behoeven te worden in acht
genomen, anderzijds echter het bindend advies executo-
riale kracht mist. Wanneer de partij, wien bij bindend
advies verplichtingen (bijv. boeten) zijn opgelegd, weigert
hieraan te voldoen, zal nl. aan den gewonen burgerlijken
rechter moeten worden verzocht, deze partij te veroor-
deelen tot nakoming van het bindend advies. Volgens
vaststaande jurisprudentie heeft de gedaagde partij
daarbij het recht om zich er op .te beroepen, dat het bin-
dend advies dermate in strijd zou zijn met redelijkheid
en billijkheid, dat de eischer in strijd met de goede trouw
zou handelen door nakoming te vorderen, na welk ver-
weer de rechter dus het advies zal moeten toetsen aan
redelijkheid en billijkheid. Weliswaar kunnen partijen
tevoren overeenkomen, zich
onherroepelijk
aan het bin-
dend advies gebonden te achten, doch dit beding is door
de H.R. niet geaccepteerd (volgens sommigen ten on-
rechte, zie Meyers, W.P.N.R. no. 2866, 2867).
Een en ander heeft tot gevolg gehad, dat men hoe
langer hoe meer bij de bindende adviezen de sanctie
is gaan zoeken niet in het opleggen van geldboeten, welke
uiteindelijk toch vaak weer via den burgerlijken rechter
moesten worden geïnd, die daarbij het advies weer eerst
ging tôetsen, doch in bepalingen in de overeenkomst
zelve, welke andere machtsmiddelen moesten verschaffen
om de beslissingen van het bindend advies te doen naleven.
Het bruikbaarste middel bleek hiertoe uitsluiting uit de
organisatie of uitsluiting van levering aan den delinquent,
totdat door hem aan het bindend advies was voldaan.
Dat in deze ontwikkeling een gevaar sch,uilt, behoeft wel
geen betoog, wanneer men bedenkt, dat van ‘dergelijke
uitsluitingen veelal niet alleen de betrokken ondernemer,
doch ook diens personeel en afnemers de dupe plegen te
worden. Dit klemt des te meer, waar de toestand nu zoo
is, dat bij bedrijfsrechtspraak veelal nooit meer gebruik
wordt gemaakt’ van arbitrage, doch vrijwel steeds van
bet bindend advies.
De reden van deze voorkeur voor het bindend advies
is o.a. gelegen in de omstandigheid, dat hij collectieve

arbeidsovereenkomsten verbindendverklaring van het

arbitragebeding uitdrukkelijk is verboden (art. 2 sub 5a,

wet 5 Mei 1937), terwijl dit ook bij ondernemersovereen-

komsten bezwaren ondervindt. Daarnaast eischt arbi-
trage een oneven aantal arbiters, wat dit instituut bij

collectieve arbeidsovereenkomsten minder aantrekkelijk

maakt, tengevolge van het verloren gaan der pariteit

(gelijk aantal werkgevers en werknemers) in het recht-

sprekend orgaan.
Toch heeft, naar wij hebben gezien, ook het bindend

advies zijn nadeelen, en wel vooral door het feit, dat de

wet aan deze uitspraken haar sanctie in den vorm van’
executoriale kracht onthoudt. Het is dan ook niet ver-
wonderlijk, dat reeds verscheidene malen is omgezien
naar middelen om aan dezen onbevredigenden toestand,
waarbij partijen zichzelf met eigen middelen behelpen,
een einde te maken en te komen tot een goede regeling

van de bedrijfsrechtspraak. Gedacht is daarbij aan de
berechting van zoodanige geschillen door colleges, samen-

gesteld uit beroepsrechters en personen uit de betrokken

kringen. – –
Onze Grondwet biedt tot instelling van colleges van
dien aard gelegenheid in art. 162, dat zegt.,, De rechter-

lijke macht wordt alleen uitgeoefend door rechters, welke
de Wet aanwijst. De Wet kan bepalen, dat aan de be-rechting van door haar aan te wijzen gedingen, als in art. 160 bedoeld, mede wordt deelgenomen door niet,
tot de rechterlijke macht behoorende personen”.

Ten aanzien van de collectieve arbeidsovereenkomsten
is instelling van colleges als hier bedoeld al eens uitdrukke-
lijk bepleit en wel bij de behandelinin de 2de kamer
van de Wet van 24 December 1927 tot regeling van de
collectieve arbeidsovereenkomst. Een motie-Sannes is
toen aangenomen, waarin de Regeering werd uitgenoodigd
van de bevoegdheden, haar in artikel 162 der Grondwet
gegeven, gebruik te maken. In de Memorie van Antwoord
is daarop door den Minister verklaard, dat aan de kwestie
der leekenrechtspraak aandacht werd besteed, doch dat
deze materie niet slechts incidenteel in verband met de
collectieve arbeidsovereenkomst, doch in haar geheel
zal zijn te overwegen. Sindsdien is hierover niets vernomen,
behoudens enkele vage verklaringen. Slechts vond in
één richting wettelijke inschakeling van het leeken-
element plaats, nl. bij de regeling van pachtzaken.

Bedrijfsorganisatie en bedrijfsrechtspraak.

Een en ander geeft mij aanleiding om thans, nu de
definitieve organisatie van het Nederlandsche bedrijfs-
leven weldra een feit zal zijn, de aandacht van de betrok-
ken autoriteiten n6g een uitdrukkelijk op deze materie
te vestigen.
Het wil mij voorkomen, dat het instellen (naast de
gewone rechtbanken voor de behandeling van straf- en
civiele zaken) van aparte ,,bedrijfsrechtbanken” ter
berechting niet alleen van geschillen uit collectiève ar-beidsovereenkomsten, maar vooral ook van geschillen,
voortvloeiende uit overtredingen .van regelingen en ver-
ordeningen, gegeven door de nieuw ingestelde bedrijfs-
groepen, alleszins aanbeveling-zal verdienen. Het leeken-
element zal daarbij, gezien den bovengeschetsten ont-
wikkelingsgang, ongetwijfeld dienen te worden ingescha-
keld. Mocht besloten kunnen worden om over te gaan tot instelling van dergelijke rechtbanken, bijvoorbeeld
bestaande uit een jurist-beroepsrechter, als voorzitter,
en twee bedrijfsgenooten, dan wil het mij voorkomen, dat daarmede de organisatie van onze rechtspraak zou
worden aangepast aan de behbefte, welke ten dien aanzien
bestaat, zooals blijkt uit de hulpmiddelen, welke het
(nog niet geheel georganiseerde) bedrijfsleven reeds lang
zelve ter hand heeft genomen, -teneinde intern tot zulk
een regeling te komen.
Bij een zoodanige regeling zou tusschen twee stelsels
dienen te worden gekozen. Men zou
al
één bedrijfsrecht-

210

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHtEN

13 Mei 1942

bank kunnen instellen voor
alle
bedrijfsgroepen bf één
bedrijfsrechtbank per bedrijfstak, waarbij eventueel

volgens bepaalde zelfde grondlijnen krachtens het eigen
karakter der bedrijfstakken de bedrijfsgeschillen een

deskundige berechting zouden kunnen vinden.

Mij wil het ‘oorkomén, dat een keus hier niet moeilijk
zal vallen. Het belang van gecentraliseerde eenvormig-
heid, voor elke rechtspraak en dus ook voor bedrijfs-
rechtspraak overwegend, eischt toch de instelling van

én rechtsprekend orgaan voor ille bedrijfsgroepen. Het

,,eigen karakter” der bedrijfstakken zal daarbij echter

tot uitdrukking kunnen worden gebracht door een wisse-

ling in de personen der ,,rechters”. Gedacht wordt hier

dus aan een rechtbank met een vaste kern, de (juridisch

geschoolde) voorzitter, en wisselende bijzitters, dat wil
dus zeggen bedrijfsgenooten telkens uit
die
branche,
welker regeling als grondslag voor de berechting van een
bepaald geval moet dienen.

Schema poor de Organisatie der bedrijfsrechtspraak.

Een zeer summier schema zou hier dan het volgende
beeld te zien geven:

Aan bedrijfsrechtspraak worden onderwcrpen:

Geschillen tusschen leden van een ondervakgroep

of vakgroep eenerzijds en de ondervakgroep, vakgroep,
bedrïjfsgroep of hoofdgroep, waartoe zij behooren, ander-

zijds, voortvloeiende uit vermoedelijke niet-nakoming
door bedoelde leden van door de ondervakgroep, vakgroep,
bedrijfsgroep of hoofdgroep, waartoe zij behooren, bin-
dend voorgeschreven regelen;

Geschillen tusschen bedrijfsgenooten onderling, voort-
vloeiende uit vermoedelijke nietnakoming door een
hunner van door de ondervakgroep, vakgroep, bedrijfs-
groep of hoofdgroep, waartoe hij behoort, bindend voor-
geschreven regelen;

Alle geschillen betrekkelijk collectieve arbeidsovereen-
komsten.

Ingesteld worden:

A. Een aantal bedrijfsgerechten, bestaande uit een

voorzitter en twee bedrijfsgenooten uit elke ondervak-
groep, vakgroep, bedrijfsgroep en hoofdgroep. In elk bedrijfsgerecht worden benoemd vier voorzitters, die

bij toerbeurt de zittingen leiden en een vast honorarium
genieten. Voor deze functiö, die is bedoeld als neven-
werkiaamheid, wordt zoo mogelijk een keus gedaan
uit advocaten of bedrijfsjuristen, die zich tot op heden
met bedrijfsrechtspraak hebben bezig gehouden. Bij
elk bedrijfsgerecht wordt een griffier benoemd. De be-
drijfsgenooten-leden genieten geen speciale bezoldiging, behoudens vergoeding van onkosten. Zij worden, evenals
de voorzitters, benoemd door de Secretarissen-Generaal
bij het Departement van 1-landel, Nijverheid en Scheep-
vaart, bij het Departement van Sociale Zaken en bij dat
van -Justitie. Voor elken voorzitter wordt een plaatsver-
vangend voorzitter benoemd, voor elken hedrijfsenoot
twee plaatsvervangers. –

Bij de behandeling van een bedrijfsgeschil (bovenbe-
doeld onder, a en b) hebben zitting de bedrijfsgenooten
iit de ondervakgxoep,-vakgroep, bedrijfsgroep of hoofd-

groep, welker bindend voorgeschreven regeling vermoede-
lijk is overtreden.

Bij de behandeling van een geschil uit een collectieve
arbeidsovéreenkomst hebben naast den voorzitter zitting

een bedrijfsgenoot uit de ondervakgroep, vakgroep of
bedrijfsgroep, die partij is bij bedoeld contract, benevens
een door den leider van de plaatselijke
.
afdeeling van het
N.A.F. aan te wijzen – werknemer, werkzaam in een
bedrijf, behoorend tot dezelfde ondervakgroep, vakgroep
of bedrijfsgroep.

De beslissingen van een bedrijfsgerecht hebben exe-cutoriale kracht. Van de beslissingen van een bedrijfs-gerecht staat in de meeste gevallen beroep open op het
bedrijfsgerechtshof.

B. Een bedrijfsgeréchtshof, zetelend tesG
raver
:
j
h
age,

bestaande uit een voorzitter, twee rechtsgeleerde leden

en twee bedrijfsgenoiten uit elke ondervakgroep, vakgroep,
bedrijfsgroep en hoofdgroep.

Benoemd worden hierin een voorzitter, die een vast

honorarium genietmet twee plaatsvervangers. Voor elk

rechtsgeleerd lid en elken bedrijfsgenoot worden twee plaatsvervangers benoemd. Bij het bedrijfsgerechtshof

wordt een griffier bènoemd. De bedrijfsgenooten genieten
geen speciale bezoldiging, behoudens vergoeding van on-

kosten. Zij wordeh, èvenals de voorzitter, benoemd door
den Secretaris-Generaal bij het Departement van Handel,

Nijverheid en Scheepvaart, bij het Departément van
Sociale Zaken
ei
!
i
bij dat van Justitie.

Bij de behandeling van een geschil uit een collectieve
arbeidsovereenkomst hebben naast den voorzitter en de
rechtsgeleerde . leden zitting een bedrijfsgenoot uit de

ondervakgroep, vakgroep of bedrijfsgroep, . die partij is
bij bedoeld contract, benevens een door den leider van
het N.A.F. aan te wijzen werknemer, werkzaam in

een bedrijf, behoorend tot dezelfde ondervakgroep vak-
groep of bedrijfsgroep.

De beslissingen van het bedrijfsgerechtshof hebben
execütoriale kracht.
Zoowel van dé vonnissen der bedrijfsgerechten als van

de arresten van het bedrijfsgerechtshof kan in cassatie
worden gegaanbij den Hoogen Raad. –

Ter toelichting moge worden opgemerkt:

Aanbeveling verdient •het om de voorzitters van lie-

drijfsgerechten hun functie niet als hoofdberoep te doen
vervullen, daar zij
niet
moeten vervreemden van het
bedrijfsleven.

Voorzitters en vice-voorzitters van ondervakgroepen,

vakgroepen en bedrijfsgroepen kunnen geen zitting nemen

als bedrijfsgenooten in bedrijfsgerechten of bedrijfs-
gerechtshof, aangezien zij zelf de bindende regels uit-
vaardigen.

Îoorzitters en rechtgeleerde leden van bedrijfsgerechten

mogen geen zitting hebben bij de behandeling van zaken,
waarbij odervakgroepen, vakgroepen of bedrijfsgroepen
betrokkén

zijn, waarin zij een functie vervullen.
Zooals gezegd, dit is bedoeld als zeer eenvoudig schema
en op tal an ondergeschikte punten zal dan ook een
andere regeling mogelijk zijn. Overweging van het
principe
zou ik echter willen aanbevelen.

Mr.
L.
E. PIETERS.

OORZAAK EN BESTRIJDING VAN DE ON-

GUNSTIGE TOESTANDEN BIJ DE

NEDERLANDSE SYMPHONIE-ORKESTEN.

Oorzaak c’an de wantoestanden.

In ôris vorige artikel ‘) zagen wij, dat de financiële
toestand van de symphonie-orkesten véôr Mei 1940
ongunstii was, en wel door de volgende factoren:
1. De zich in, te geringe mate actualiserende latente

vraag naar muziekgenot, dat voor het economische subject
slechts e’en marginaal goed is. De mate, waarin de vraag
tot uiting komt, is in hoofdzaak afhankelijk van buiten
het economische liggende factoren (t.w. culturele en
psychologische factoren), zodat verkoopkosten de vraag
niet in voldoênde mate kunnen stimuleren.
– 2. De grote vaste kosten, welke deze arbeids-inten-
sieve ,,bedrijven” met zich brengen, wegens de grote
omvang van het instrumentaal ensemble, hebben tot ge-
volg, dat men op het budget veelal geen andere moge-
lijkhid heeft dan het als sluitpost gebruiken der salaris-
uitgaven.

‘)Enige financiële aspecten van de Nederlandse smphonie-
orkesten” in
,,E.-S. B.”
van
22 April 1942.

13 Mei 1942

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

211

Wij zagen, dat het niet mogelijk is, uitgaande van de

creditzijde van de exploitatie-rekening, te komen tot
een sluitende begroting; men moest de oplossing .juist

zoeken in een verhoging van de inkomsten van de orkesten.

Er was dus een wrijving tussen de debet- en de creditzijde

van de exploitatie-rekening en deze. leidde tot wan-
toestanden t.o.v. de individuele muzikanten, aangezien zij

moesten werken tegen lonen, die slechts weinig boven

steunniveau lagen. Slechts het. hoge psychische inkomen

bond hen aan hun werkgevers.
Waar moeten wij nu de diepere oorzaak van deze wan-

toestanden zoeken?
Deze oorzaak ligt bij de tot voor, kort volkomen ver-
ouderde organisatie van het orkestwezen. –

Om dit in te zien, moeten wij terug naar de dagen

van de vroege Romantiek, toen het orkestwezen nog in
zijn kinderschoenen stond. In die tijd waren -er kunst-

minnaars, die er voor eigen rekening een orkest op na
hielden. Bekend is het orkest van den vorst van Esterhazy

te Weenen, welk orkest onder leiding van niemand min-
der dan Joseph Haydn stond. Ging het den vorst om de

een of andere reden niet naar den vleze, dan was hij -ge-

dwongen zijn muzikanten op straat te zetten, en een
bekende lezing van de geschiedenis van Haydns ,,Ab-
schiedssymphonie” verhaalt ons, hoe dit ook den ouden
meester een keer bijna is overkomen.
Naast deze hoforkesten treft men dan later ook orkesten
aan, die in stand worden gehouden door verenigingen
van zeer goed gesitueerde kunstminnaars.
• Nadien trad er echter in het orkestwezen een structuur-
verandering op, en wel een verandering van sociaal ka-
rakter. Niet langer slechts een bevoorrecht& groep, maar
ook het volk verschafte zich toegang tot..de concerten;
de muziek begon een volksbezit te worden. Dit .was het
begin van een zeer langzame evolutie, die nog geens-
zins ten einde is.
.. –
De rijkeren waren toen niet meer van zins de orkesten
zelf te financieren; terwijl omvang en kosten van de
orkesten steedi meer stegen, daalder de inkomsten.

De Organisatie van het orkestwezen bleef niettemin
staan bij het instituut van de kunstminnaars-ereniging,
die het orkest moest onderhouden. Naarmate de orkesten
groeiden, werd dit hoe langer hoe meer een onmogelijke
taak. –

In Rotterdam heeft men op deze wijze nog steeds de
,,Vereeniging Vrienden van het R.Ph.O” en de
,,Ver-
eeniging van leden van het R.Ph.O.”, die historisch op
de oude kunstminnaars-verenigingen zijn terug te
voeren. Op de exploitatie-rekening, die in onze vorige beschouwing staat afgedrukt, vindt men hun bijdragen

in de post ,,steun van bevriende verenigingen’.’. Aangezien de muziek alleen leeft bij de gratie van-de uitvoering, is het niet overdrevdn, te bewereii, dat onze
orkesten cultuur-monumenten zijn in de ware zin des
woords. Zij staan in dienst van het algemeen belang en
moeten dus ook door de ,gemeenschap worden gefinan-
cierd, zo goed als de gemeenschap bibliotheken, musea
en scholen onderhoudt.

Aan deze financiering door de gemeenschap valt trou-
wens niet te ontkomen, zoals uit ons vorige artikel ge-
noegzaam duidelijk moge zijn gebleken. Enigè over-
heidssubsidie, zoals die v66r Mei 1940. werd verstrekt, is daartoe niet voldoende; men moet de oorzaak van de
slechte financiële positie wegnemen, d.w.z. de grote
stroom van inkomsten, naast de recettes, moet niet
komen van de steun van deze verenigingen en enige
overheidssubsidie, die teveel is om het orkest tot op-

heffing te doenovergaan, maar te weinig om er van te
leven. Een radicale oplossing van het probleem vereist
financiering door de Overheid als voornaamste bron
van inkomsten; de eigen verdiensten moet men tenslotte
als bijkomstig beschouwen. Ook een museum wordt niet
door de entréeprijzen in stand gehouden.
De stoot tot deze beschouwingswijze is gegeven door
den Nederlandsen componist Dr. Rudolf Mengelberg,

die in het ,,Vaderland’ van 2 Juni 1938 schreef: ,,De
concertzaal is een product van de burgerlijke beschaving

van de negentiende eeuw. De gehele symphonische Kunst

en de stijl harer beoeîening weerspiegelt de geest ener

maatschappij, voortgekomen uit de ideologie van de

Franse ‘Revolutie. Ons openbaar

muziekleven is een

zuivere uiting der liberale gemeenschap”.

V66r Mei
1940
reeds bestaande plannen tot verbetering.

Het -was vooral de Nederlandse Toonkunstenaars-Bond,
die hier baanbrekend werk verrichtte. De schrijver van

,,Nooden der symphonie-orkesten” constateert, dat de
orkesten moeten worden verankerd in het maatschappelijk
leven door het doen ontstaan van een brede laag van

vrienden der orkesten.. Hiertoe gaf de N.T.B. een vijftal

punten aan. –
• I. Men moet voortgaan op de reeds ingeslagen weg van
de volksconcerten, en op deze concerten moet men het
publiek op weloverwogen wijze in de muziek inleiden

door een paedagogisch-juiste programmakeus en voorts
door schriftelijke en mondelinge voorlichting.
Gedeeltelijk parallel, maar anderdeels ook ver-

schillend, verlopen de werkzaamheden bij de jeugd-
concerten. Men kan de jeugc gemakkelijker bereiken,
zowel door de psychologische instelling van de jeugd
zelf, als via de school. -Men zal het jonge kind moeten
grijpen, aldus de auteur van het boekje, in de leeftijd,

waarin het gaarne leiding aanvaardt en waarin men
reeds – nu poogt het voorzichtiglijk binnen te leiden in
de tuinen van de literatuur en de beeldende kunst. Op deze grondslagen voortbouwend, zal het individu zijn

eigen weg moeten vinden; wanneer men het echter nim-
mer een blik gunt in de muziek, zal het zich een vreemde
blijven voelen in het Jeruzalem van de ,,zware” muziek,
die lang niet altijd in wezen zwaar is. Dit moet men zeer
breed opzetten, zodat velen worden bereikt, en men zal
deze paedagogiek moeten bedrijven in een logisch-aan-

ééngesloten vorm.
Ook de radio kan de tendentie hebben, de muziek
in het volk te verankeren, indien de leiding op juiste
wijze handelt. Alen zegt wel, dat de radio het mensdom
te lui maakt om nog naar de concertzaal te gaan, maar de ondervinding heeft geleerd, dat de radio bij het pu-
bliek het verlangen naar het origineel doet ontwaken.
JT
Men moet meer contact zoeken met de volks-
zangverenigingen. Koorzangers nemen steeds een groot
aantal bekenden mede, die ëen reeds bij voorbaat belang-stellend publiek vormen. Zij komen om het koor te horen;
waarin een bekendemeezingt; maar tevens maken zij
kennis met de symphonische muziek.
V. De bedrijfsleiding van de orkesten moet worden ge-
concentreerd, teneinde eindelijk eens te komen tot een
coördinatie van de werkzaamheden van de verschillende
orkesten. De Regering zal de helpende hand moeten
bieden om dit te organiseren. Deze plannen van de N.T.R.zijn zowel waardevol als leerzaam. Zij belichten zeer duidelijk het probleem van het tot leven wekken van de latente vraag, tevens in het
culturele belang van het grote publiek, en bovendien
tonen zij een goed begrip van de commerciële gebreken
van het orkestwezen, zoals dit destijds was. Alleen op de
financiering door de gemeenschap is nog niet genoeg de
nadruk gelegd.

De huidige sanering van het orhestwezen.

Na Mei 1940 is de Overheid zich vrijwel terstond, voor

de deplorabele toestand van het orkestwezen gaan in-
teresseren. .
Ter bevordering van de bekendheid met onze nationale
kunst is bepaald, dat 20 tot 30 pCt. van de uitgevoerde
werken Nederlandse muziek moeten zijn, en dat, indien

212

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTN

,-

13 Mei 1942

de samenstelling van het prôgramma dit uit artistiek

oogpunt toelaat, op elk programma ten minste één Né-
derlands werk moet voorkomen.
Een reeks maatregelen, dienende om het Nederlandse
orkestwezeii grondig te saneren, had tot gevolg, dat de

economische aspecten zich geheel wijzigden. De orkesten

werden nu terecht practisch staatsinstellingen, zij het
ook, dat de verhouding tussen Staat en orkestbesturen
nog niet geheel definitief is geregeld.

De orkestmusici kregen lonen op vaste basis, terwijl

men de orkesten in loonklassen indeelde. Ook de leiding der orkesten’ werd georganiseerd.
De leiding van de orkesten.

Het huidige Departement van Volksvoorlichting en
Kunsten nam het initiatief tot oprichting van een ,,Cen-

traal Bureau voor het Orkestwezen”, dat ten doel heeft,

de economische en sociale1belangen van de gesubsidieerde

orkesten en de ddarbij werkzame kunstenaars te behar-

tigen en te coördineren, de exploitatie der orkesten in
groter verband te brengen en zo nodig bij de exploitatie
zelf leiding te’geven. Ieder orkest krijgt zijn eigen arbeids-

terrein, waardoor oneerlijke concurrentie wordt uitge-

schakeld. Het Bureau draagt ook zorg, dat de belang-
sLelling van het publiek wordt geactiveerd en dat, door
,

onderling overleg van de dirigenten, de programma’s

van een muziekseizoen een zekere lijn vertonen, zodanig,
dat de concerten elkaar a. h. w. aanvullen.

Doordat het bureau de werkzaamheden van alle orkest-adniinistrateurs zal omvatten, zal het ten nauwste voeling

houden met het orkestapparaat van het gehele land.

Het is niettemin niet de bedoeling, dat de orkesten
staatsinstellingen worden ook in die zin, dat de Overheid
de leiding geheel en al in handen neemt. De Overheid
geeft slechts leiding aan liet particuliere initiatief, dat

nog steeds van grote waarde is. De besturen krijgen een

adviserende taak en moeten de verbindende schakel
vormen tussen het concert-publiek• en de leiding. Deze
leiding moet tweehoofdig zijn; de dirigent heeft de ai’-
tistieke, de administrateur de commerciële leiding. De

besturen komen als adviserende lichamen dus naast deze
tweehoofdige leiding te staan, en hun taak zal het ook

in het bizonder zijn, de publieke belangstelling te activeren.
Een dergelijke
iegeling
is reeds vastgesteld voor het
Residentie-Orkest en de daarmee verbonden instellingen
(bijv. Pensioenfonds, Concert Diligentia, Vereeniging
van vrienden van liet Residentie-Orkest, Vereeniging van

leden van het Residentie-Orkest); de leiding over dit ge-
hele complex is toevertrouwd aan een gemachtigde, die
dus blijkbaar op de bovenbeschreven wijze de taak van
den administrateur, alsmede het commerciële deel van

de taak van den dirigent, langzatnerhand zal moeten
overnemen.

lIet arbeidsterrein van de orkesten

Men gaat er thans van uit, dat er moet worden ge-
streefd naar een intensievere exploitatie van de orkesten.
Deze zoékt men allereerst in een beter geregelde regionale
.O
werkzaamheid: zo moet de HV. geheel Noord-Holland

van goede concerten gaan voorzien, de A.O.V. moet
zorgen ‘voor de Achterhoek en Overijsel, etc.
Dit betekent nog niet, dat men voortaan in één stad
slechts één orkest te horen zal kunnen krijgen. Evenals
dit tot nog toe het geval was, zullen verschillende.orkesten

in die steden, waar daaraan behoefte bestaat, naast elkaar
blijven optreden, echter mogen zij elkaar nu niet meer in de wielen rijden. Reds door een juiste verdeling der
data van ‘de ‘uitvoeringen kan men op dit punt veel be-
reiken. Tevens denkt men er over, de concerten van
orkesten uit andere steden in te schakelen in de reeks
concerten van het eigen stedelijk orkest, zodat het pu-

bliek in zulk een.stad in de serie van één abonnement
diverse ôrkesten te horen krijgt.

Bovendien hëeft inen de orkesten nauwere betrekkingen

laten aanknopen met de ,,Nederlandsche Radio-Omroep”
(N.R.O.). De stedelijke orkesten treden thans zeer ge-
regeld op voor de microfoon, hetgeen hun belangrijke

inkomsten verschaft; hierdoor krijgen zij ook meer be-

kendheid onder het grote publiek. Gedurende een speel-

jaar zullen aldus 250 300 behoorlijk gehonoreerde
concerten worden uitgezonden. De honoraria hiervoor

komen echter niet rechtstreeks in handen van de orkesten,

en evenmin zal dit voortaan het geval zijn met de sub-

sidies. 1-Jet Centraal Bureau voor het Orkestwezen distri-
bueert nl. al deze bedragen naar behoefte over de ver-
schillende orkesten.

C.
Het inko,nen oon de musici.

De Overheid garandeert het’ inkomen van de orkest-

leden. Ter bepaling van het loonpeil verdeelde men de

bestaande orkesten in drie klassen, terwijl voor elke klasse

een minimum-salaris werd vastgésteld. Deze indeling
bedoelt echter geen waarderingsoordeel over het artistieke
peil der orkesten in te houden.

Klâsse Minimum- Indeeling der orkesten
salaris

permaand

f183.—

Residentie-Orkest.
f166.—

R.Ph.O. en U.S.O.
f150.—

G.O.V.,
H.O.V., A.O.V., Maastr.
Sted. Ork.,

Deze regeling is van kracht geworden op 1 October 1941.

Het Concertgebouw-Orkest valt hier dus buiten. De
oorzaak daarvan is gelegen in liet feit, dat de salariëring
aldaar ten dele reeds hoger is dan de thans geldende

normen. Men ziet daar dus geen noodzaak tot onmiddel-
lijk ingrijpen.
Voor de overige orkesten geldt, dat de spelers nu veelal het dubbele of het drievoudige verdienen van hun vroeger

salaris. De honorering der orkestleden- geschiedt niet
volgens anciënniteit, doch overee’nkomstig het belang van de Josenaar, die zij bezetten.

De subsidies.

Hef totale bedrag aan Rijkssubsidies was tot voor kort
rond f 150.000 ‘s jaars. Met terugwerkende kracht tot
1 October ji. is dit bedrag thans verhoogd tot ongeveer f 900.000, de radiobijdrage inbegrepen.
Entrées en verhuringen dekken thans van elke f 100
nog slechts f17; de overige 83 pCt. moet de gemeenschap
dus opbrengen. Wij zagen hiervoor reeds, dat dit een
juist beginsel is.

De Overheid is niet van plan van deze machtspositie
misbruik te maken, door zich nu ook met de inhoud
van de kunst te gaan bemoeien; men wil geen bepaalde
stijl in de muziek aanmoedigen.

De oinang yan de orkesten.

Uit artistieke overwegingen stelde men voor de derde

klasse als minimumomvang een bezetting van 56 man
vast (dubbele houtblazers; 4 hoorns, 2 trompetten, 8
bazuinen, pauken, slagwerk, harp, 10 eerste en 10 tweede
violen, 6 altviolen, 6 cellen, 4 contrabassen). –
Voor de tweede klasse isde minimum-bezettiög 66 man.
Het bijhuren van losse krachten voor bizondere par-tijen blijft mogelijk, zodra de te spelen partituren deze
partijen voorschrijven.

Slotopmerkin.

.

Er wordt thans dus inderdaad met grote activiteit aan
gewerkt om de Nederlandse orketwereld te halen uit
de moeilijkheden, waarin deze was geraakt.
De Overheid heeft het overgrote deel van de zegging-
scl1ap op indirecte wijze aan zich getrokken, teneinde zo-

13 Mei 1942

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

213

wel de economische en sociale belangen van de orkest-

leden, aJs ook de culturele belangen van het publiek te
,waarborgen.

In dit licht gezien is het van het allergrootste belang,

dat de Overheid heeft getoond het gevaar aan te voelen,
dat aan dit alles vastzit: het gevaar ni., te bezwijken

voor de verleiding, ook op de artistieke leiding pressie
te gaan uitoefenen. Men ziet blijkbaar in, dat het onder

géén omstandigheid geoorloofd zou zijn, dat de Over-

heid zou gaan staan op het platform van den’ dirigent.
Dit blijkt zowel uit de hiervoor vermelde opvatting

(zie boven: sub d), dat men geen bepaalde stijl in de mu-

ziek wil aanmoedigen, als ook uit de strenge scheiding,
die’ zal worden aangebracht tussen commerciële en ar-
tistieke leidin
De Overheid mag slechis de economische en sociale
bestaansbodem van de kunst verzorgen; het beoefenen

van de kunst zeil zal men steeds aan de kunstenaars
moeten overlaten
2).

F. J.
DE JONG.
) Literatuur:
,,Nooden van de symphonie-orkesien” (overdruk
uit de ,,Muziekwereld”, orgaan van de N.T.B.).
Kranten-artikelen:
,,Het Vaderland” van 2 Juni 1938,„Het
Volk” van 10 Sept. 1940-A, 28 Aug. 1940-A, ,,Haarlems Dagblad”
van 21 Aug. 1940, NRC.”, Avondbiaden van 26 en 27 Sept.,
19,
22, 25, 26 en 27 Nov.
1941.

BOEKBESPREKINGEN.

L’éyolution des marches mondiaux des principales matières
prenzières après la grande guerre
door Mikaël Hagopian.
Etudes économiques, tome VII. (Libraire du recueil
Sirey, Parijs 1941, blz. 406).

De titel van ditvrij omvangrijke werk wekt verwach-
tingen op, waaraan helaas door den inhoud niet geheel
wordt beantwoord. Wie een uitvoerige beschouwing zou
verwachten over ht belôop der voornaamste grondstoffen-
markten in een tijdjerk ‘dat, aan het begin gekenmerkt
door de nawerking ‘van een oorlog en aan het einde onder
den invloed van het voorspel van een komenden oorlog,
de meest verschillende en wisselende aspecten •van deze
markten naar voren heeft gebracht, ontdekt al spoedig,
dat het onderzochte gebied naar tijd en omvang veel be:
perkter is. De inhoud beperkt zich grootendeels tot de
periode rond de criis van 1920, terwijl van de veelzijdige
verschijningsvormen van leven en bedrijf op de grond-
stoffenmarkten voornamelijk het prijsbeloop de aandacht
van den schrijver heeft getrokken, waarbij dan nog in
hoofdzaak hot al dan niet overeenkomen van het beloop
van de afzonderlijke prijzen met dat van den groothandels-
prijsindex als kenteekenend wordt ‘naar voren gebracht en
zelfs de indeeling van het boek in twee deelen bepaalt.
Strenge en nauwe begrenzing van een materie moge,
vaak als methode voor de wetenschappelijke behandeling
van een bepaald probleem noodzakelijk zijn, waarbij het
inderdaad kan gelden: ,,in der Beschrünkung zeigt sich
der Meister” — enten aanzien van een beschouwing over de

ontwikkeling der grondstoffenmarkten is het dan ook
vellicht mogelijk, dat eed dergelijke momentopname ons
de noodige klaarheid verschaft aangaande de hiermede
verbonden vraagstukken—, maar het is o.i. zeker aan ge-
rechten twijfel onderhevig, of het tijdstip van deze moment-
opnamé in dit geval gelukkig is gekozen.

Imn’iers liet productieproces van vele grondstoffen
loopt, tot op het tijdstip, dat zij de verwerkende industrie
bereiken, dikwijls over een tijdvak van eenige jaren, en
in het algemeen staat, èf door het agrarische karakter
van de voortbrengingôf door db onmogelijkheid, bij niet
agrarische grondstoffen, om op korten termijn de winning
uit te breiden, het aanbod binnen een zekeren korten tijds-
duur min of meer vast, al kan een bepaalde marktpolitiek; van de zijde der producenten of door den handel gevoerd,
ook deze vrij waarschijnlijke berekeningen geheel omver-

gooien. Aangenomen vervolgens, dat de vraag op korten

termijn weinig groote veranderingen zal toonen, zou men

dan voor een bepaalde, niet te lange, periode twee belang-
rijke gi’ootheden voo!’ de ontwikkeling van de grondstoffen-

markten als gegeven kunnen veronderstellen, en uitgaande
van deze gegevens een bepaald vraagstuk – zooals bijv.

de prijsontwikkeling – nader kunnen bezien. Dit is

echter een geheel andere probleemstelling; men gaat
‘primair een bepaald economisch verschijnsel – in dit

geval de prijsvorming – onderzoeken, zooals dit zich ‘op

de grondstoffenmarkten voordoet, waarbij dan de con-stellatie op en de ontwikkeling van deze grondstoffen-

markten als secundaire gegevens in de beschouwing i’orden

opgenomen. Wil men deze laatste ontwikkeling toch meer
naar voren brengen – zooals ook de schrijver van dit boek,
waarschijnlijk onder invloed van den meerbelovenden

titel, dit heeft gepoogd te doen – dan doorbreekt men

de aanvankelijk gestelde begrenzing en verkrijgt men
gewoonlijk een weinig strak geheel, w’aarbij het hoofd-
probleem moeilijk te volgen valt en de schets van de ont-
wikkeling tot een onuitgewerkt beeld beperkt blijft.

De schrijver van ‘dit werk heeft de oorspronkelijk ge-
stelde periode rond de crisis van 1920 eenzijdig overschre-
den, omdat hem wel duidelijk zal zijn geworden, dat aan-

bod en vraag, rond 1920 toch nog te sterk onder invloed
stonden van de ontwikkeling gedurende en zelfs vôôr den
oorlog 1914-1918 om deze zonder nadere toelichting als
basisgegeven in zijn beschouwingen op te nemen.

Het is deze uitveiding, die, hoewel begrijpelijkerwijs
lang niet volledig, dit boek tot een interessante documen-
tatie maakt omtrent de ontwikkeling van de grondstoffen-
markten in het tijdvak van den vorigen wereldoorlog.
Men beschikt voor dit tijdvak niet gemakkelijk over samen-
vattende en volledige gegevens, zoodat de verzameling
en bewerking hiervan in deze studie, dit boek, buiten de
eigenlijke doelstelling om, stellig tot een waardevolle
bijdrage voor de kennis van de grondstoffenmarkten
maakt. Zulks geldt te meer in dozen tijd, nu, ondanks alle
verschil met den vorigen wereldoorlog in economisch-
politieke en politieke situatie, zich ook nog tal van ver-
schijnselen ten aanzien van de grondstoffenmai’kten voor-
doen, die een treffende overeenkomst met het in dit werk
geschetste beeld vertooneri.
Deze uitwerking, voor een deel gedwongen door de o.i. weinig gelukkige keus van de periode, waarin de schrijver
het probleem van het prijsbeloop op de grondstoffenmark-
ten, vergeleken met het algemeen prijsbeloop van den groot-
handelsindex, heeft willen stellen, is echter aan de structuur
van het werk niet ten goede gekomen. De in den titel -be-
loofde na-oorlogsche ontwikkeling komt steeds om den
hoek kijken, maar nimmer verder. De ontwikkeling ge-
durende den oorlog levert, zooals gezegd, vele belang-
wekkende gedeelten, die echter dikwijls, gedeeltelijk af-
gewerkt, haast noodgedwongen in den steek worden gelaten,
om toch tot het hoofdprobleem, het prijsbeloop rond 1920,
terug te keeren. Dientengevolge wordt dit hoofdthema
met weinig overtuiging naar voren gebracht, waarbij men
den indruk krijgt, dat de schrijver zichzelf en den lezer
steeds tracht te suggereeren, dat deze bepaalde prijs-
ontwikkeling, en niet de andere daaromheen steeds op-duikende vraagstukken, het belangrijkste aspect van de
ontwikkeling der grondstoffenmarkten na den grooten
oorlog vormt.

Teneinde het vraagstuk van deze prijsontwikkeling
nog eenig relief te geven, heeft de schrijver vrij uitvoerige
beschouwingen gewijd aan de monetaire quantiteitstheorie
als verklaringsgrond voor het beloop der prijzen. Zijn
bestrijding van deze theorie is weinig overtuigend en het aangevoerde bewijsmateriaal zou o.i. soms wel eens met
meer klem pro. dan contra deze opvatting kunnen worden
gebezigd.
Voorts .ordt, zooals wij reeds opmerkten, de beschou-
ving van het prijsbeloop op de grol3dstoffenmarkten uit

214

.

ECONOMISCH- STATISTISCHE BERICHTEN

13 Mei 1942

gebreid tot het algemeen prijsbeloop, door de berekende

prijsindexcijfers te vergelijken met indices van groot-

handelsprij.zen in verschillende landen. Daar deze per

land tot één groothandelsindex zijn verwerkt, komt

het ons zeker als een ernstige tekortkoming voor, dat wij
nergens vonden weergegeven, ifoe deze groothandels-

index in de afzonderlijke landen is samengesteld, m.a.w.

welke weging aan de verschillende, hierin toch ook op-

genomen,grondstoffenprijzen is toegekend. Vergelijkt men

eeui grootheid met een complex van grootheden, waarin de
eerste ook is begrepen, dan moet toch eerst klaarheid

betaan omtrent de plaats van dezen afzonderlij ken factor

in het geheel, voordat men uit een vergelijking ten opzichte

van het complex ee?iige conclusie van beteekenis kan

trekken. Overigens heeft deze vergelijking weinig bijzondere
gezichtspunten naar voren gebracht.

Samenvattend, willen wij zeggen, dat dit werk aan zijn
in titel en opzet gestelde doelstelling zeker niet heeft be-

antwoord, maar als bron van documentatie met zijn talrijke

tabellen en grafieken stellig van beteekenis is voor de

kennis van de grondstoffenmarkten vôôr, gedurende en kort na den wereldoorlog 1914-1918. Ware de schrijver

de opmerking van Blaise Pascal: ,,La dernière chose qu’on

trouve en faisant un ouvrage, est de savoir celle qu’il

faut mettre la preinière” indachtig geweest, dan had hij

deze ontwikkeling van de grondstoffenmarkten rond den, wereldoorkg tot hoofdthema van zijn omvangrijke studie

gekozen en dat, in een stellig geslaagd werk, het licht doen
zien.
J. VILLEMS.

INGEZONDEN STUKKEN.

BEVOLM.NGSDRUK EN RUIMTELIJKE ORDENINO.

Dr. F. van Heek schrijft ons:

In het Bevolkingsnummer van ,,Economisch-Statisti-

sche Berichten” van 25 Maart 1942 werd door Dr. . Ir.

F. Bakker Schut en Drs.
fx.
H. L. Zeegers in hun artikel
,,Bevolkingsdruk en ruimtelijke ordening” een door mij

opgemaakte berekening geciteerd, betreffende de agrarische

bevolkingsdichtheid van Nederland in vergelijking met

eenige andere West-Europeesche landen en de Vereenigde
Staten.
Hiernaast volgt een ‘gelijksoortige calculatie, die echter

op meer recente en juistere gegevens is gebaseerd
1)
dan
de in bovengenoemd artikel vermelde berekening.

MAANDCIJFERS.

INDEXCIJFERS
VAN NEDERLANDSCHE AANDEELEN (Centraal Bureau voor do Statitlek).

(Men zie voor de wijze van berekening der indexcijfers het Maandschrift van het C.B.S. van Maart 1925, blz. .355 e.v. en
30 April 1937, blz. 605 e.v. De lijst der fondsen, uit welker noteering de îndexcijfers worden berekend, ligt ter inzage op

het Centraal Bureau voor de Statistiek).
De tusschen_haakjes geplaatste cijfers geven het aantal fondsen aan, waaruit het indexcijfer berekend is.

1930=1O0
.

0
1
w
..’

(29)

E-‘

(22)

•,

1

(51)

,

(6)

‘u-

(6)

….fl.L.

n,d.,
°’

…_…L.

)

…J5L

.n

(7)

,
.n

._J.L_
t
…i.L..

Q)b
.n
,-
E’

.J
10
22.
()

1930

…….
100 100 100
100 100 100
100
100
100
100 100
100
100
100
1931
72
76
74
86
55
57
51
63′
51
68 65 66
70
59
1932
44
55
49 64 30
37 32
86
29
39
46
41 ‘
46
39
1983

……./
51
59
54
72
26
44
34 35 45
88
59 49
52
36
1934
50.
66
57
68
21
42
34
28 73
41
69
58 55
34
1935
46
67 55
75
21
47
38
34
80
48,
65 60
55
37
1936
52 76
64
80
38 79
44
42
109
70
73
79
66
62
1937
85
108
95
103
118 108
70 64
209
92
107 120
104
76
1938
84
105
93
99 98
90
.
57 56
145
81
94 98
96
54
1939
86
100
92
80
94
79
45
68
182
53
84
86
90
56
1941

)
140
154
146
91
139
72
74
75
192
75
101
110
129

Jan. 1941
126.2 189.2
181.8
85.9
134.1
70.8
61.8 77.6 186.2 70.6
93.4
106.4
.120.0
69.7
Febr.
120.8
188,4
126. 84.1
125.3
62.0
56.7
69.6 169.9
64.9
89.4 97.6
113.4
63.4
Mrt.
123.0 135.8
128.5
82.1
125.6 60.0
56.8
69.9
174.0
64.9
90.7 99.0
115.1
63.8
April
134.3
151.7
141.8
87.1
133.7 70.6
68.8 78.9
189.3 75.3
100.7 109.5
126.5
57,1
Mei
130.2
146.2
137.1
88.3
128.6
64.7 67.6
74.5
181.3
72.4
100.1
105.2
121.6

Juni
127.1
141.1
133.1
85.5
124.8

66.9
68.1
169.4
70.4
97.3
99.0
117.1

Jtili
136.9
150.2
142.8
87.7 133,7
65.8
74.8 72.5
186.2
76.0
99.1
106.4
125.6

Aug. 147.0
160.8
152.7
92.2
144.9
71.2
79.2
75.4 195.2
77.9
100.2
110.9
133.6

Sept..

,,
154.1
170.7 161.3
96.3
156.3 84.1
89.1
81.4 218.2
85.2
106.0
122.1
143.0

Oct.
150.2
166.8 157.4
96.3
154.7
84.1
84.5
82.0 218.2
85.1
112.0 123.5
141.1

Nov.
161.4
176.6 167.9
99.6
161.9
89.5 90.3 85.3 229.5 89.3 121.2
130.4
149.9

Dec.
163.6 177.9
169.8
103.4
189.6
-76.0
91.3
67.9
186.5
72.3
103.3
105.5
142.8

Jan. 1942
160.4
174.5
166.4
103.6
127.2
65.8
89.5
53.7
127.1-
49.0
78.7
76.2
131,6

Febr.
157.5
170.5
163.1
107.1
118.5 60.9
85.4
46.2
101.5
41.4
70.3
63.1
125.5

Maart

,,
154.4
168.5 160.5 104.9 112.7 62.3
84.2
43.9
106.1
41.8
61.3 62.3
123.1

April
167.1
176.9
171.4
107.9 133.2 79.0
93.5 50.5
126.3.
49.7 73.7 73.6
134.6

Fondsen, die zoowel internationaal verhandelbaâr zijn, als geacht kunnen worden sterk den invloed van den

buitenlandschen conjunctureelen toestand te ondervinden.
Hieronder is ook het petroleumaandeel uit de voorafgaande kolom opgenomen.
Hieronder zijn begrepen de aandeelen uit de 4 voorafgaande kolommen. Aandeelen van Nederlandsche en Nederlandsch-Indische ondernemingen, waaronder 3 fondsen, die niet in de

voorafgaande kolommen zijn opgenomen.

.


Daar over de maanden Mei t/m Augustus •1940 geen indexcijfers werden berekend, is het niet mogelijk een

gemiddelde voor 1940 te geven.

.

-.••

.’-,–•-”

•-‘–r•..•—.–

13 Mei 1942

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEIT
.

215

Belgid

………………….76

Duitschiand ……………..64

Engeland ……………….20
Frankrijk

…………….22
Nederland

…………….72

Vereenigde Staten …….. 18

‘)
Bovenstaande cijfers zijn berekend op grond van gegevens uit
‘cie volgende bronnen: ,,Annuairc Internationale de Stat. Agricole”
1933/34, bi?.. 9; ,,Ann. Stat. de la Beigique” 9938, bie. XXIX;
,,Stat. Jabrbuch fOr das Deutsche Reich”,1934, bie. 16; Engeland
en Vaies (zonder Schotiand) :,, Census ,of Engiand and Wales,
Occupation Tabies” 1931, blz. 1; ,,Stat. Généraic de la France,
Ann. Stat.”, 1934, bie. 244; ,,Stat.
Y.
Nedeiland, Uitkomsten der
Beroepsteiling” 1930, di. VIII, bie. 9; ,,Statistical Abstract oftile
UnittU States”, 1934, bie. 55.

-J

OVERHEIDSMAATREGELEN. OP

ECONOMISCH GEBIED.

HANDEL EN NIJVERHEID.

Arbiidszaken. Mededeeling inzake te vervullen formali-

teiten bij aanvragen van vergUnningen. voor salaris- of
loonsverhoogingen.
Wijziging van de Ongevallenwet, waarbij ook zij, die

werkzaam zijn in zgn. Vrije beroepen, met ingang van. 1
Juli a.s. onder de t’erking van deze wet vallen. (BV.
24/4/’42, pag. 524; Stct. No. 75).
Buitenlandsche handel. Regeling van-het handelsver-
keer met Italië gedurende 1942, waarbijr o.m. beperkte
invoercontingenten zijn. vastgesteld. –
Instelling van een in- en uitvoermonopolie voor aethyl-
alcohol.
(E.V.
1/5/’42, pag. 561; Stct. No. 79).
Handel. Nadere regeling van den handel in en het ver-
voer van ongeschild eikenhout. Instelling van een vervoer-
vei’bod voor zgn. kachelblokken. Regeliig van
1
handel,

vervoer, afleveing en het in voorraad hebben van teen’-
en gniendhout. (E.V. 24/4/’42, pag. 526/27; ,Stct. Nos.

74 en 75).
Besluitinzake een zgn. grossiersregeling .voor Itali-

aansche gedroogde oranjeschillen.
Beschikking inzake de organisatie van den- handel in oude non-ferrometalen. (BV. 1/5/’42, pag. 560/61; Stct.

Nos. 79 en 82).
Jufe. Regeling inzake het in voorraad hebben ,vân jute-
zakken, hetgeen slechts met vergunning van;het Rijks-
textielbureau is toegestaan.
(BV.
1/5/’42, pag. 561).

Machines. Nadere mededeelingen inzake het aanvragen
van koopvergunningen voor machines. (E.V 1/5/’42,

pag. 566). -.
Middenstand. Afkondiging van het Vestiingsbes1uit
banketbedrijven 1942 en het Vestigingsbesluit brood- en
haiketbedrijven 1942. (E.V. 1/5/’42, pag. 560; Stct. No. 79).

Organisatic bedrijfsleven. Beschikkingen inzake de in-
stelling van de .vakgroep ,,Groothandel in ruwe katoen en celvezels”, alsmede inzake de organisatie van de bedrijfs-
groep ,,I-Iotel-, Café-, Restaurant-, Pension- dn Aanver-
w’ante bedrijven” en een drietal vakgroepei.. hiervan.
(E.V. 24/4/’42, pag. 529; Stct. No. 76).
Papier. Nadere voorschriften voor de papierindustrie
inzake formaten van schrijfblocs en -papier. (E.V. 1/5/’42,

pag. 561; Stct. No. 81).
Prjsregclingen. Nadere prijsvoorschriften, warbij de

zgn. tiansportkostenbeschikking wordt opgeheven, wijzi-
ging in de prijzen van ansjovis en -producten wordt ge-
bracht, de verfprijzen bij de ,,Calculatiebeschikking Verf
No. 1″ worden geregeld en voorschriften worden gegeven

inzake de prijsbepaling bij verkoop van hout op stam.

(BV.
24/4/’42, pag. 525; Stct. Nos. 72,73 en 75; V.B. No. 9).
Vijandelijk vermogen. De Vereenigde Staten Van Amerika,
met inbegrip van hun bezittingen, zijn aangewezen als
Staten in den zin van de verordening betreffende de be-.
handeling ian vijandelijk verniogen.
(E.V.
1/5/’42, pag.

558; V.B. No. 10).
-. –

LANDBOUW EN VOEDSELVOORZIENING.

Bindtouw. Mededeeling inzake de regeling van de ver-

strekking van zgn. ,,binder-twine”. (E.V. 24/41’42, pag.

526; Stct. No. 72).
Kunstmest. Regeling van stikstoftoewijzing voor in

1942 te produceeren gras voor kunstmatig drogen. (E.V.

24/4/’42, pag. 532).

Motorbrandstof landbouwbedrijf. Voor het aandrijven
van graanmaaiers kan in het komende seizoen niet 01)

verstrekking van motorbrandstof worden gerekend. (E. V.

17/4/’42, pag. 502).
Oliehoudende gewassen. Regeling inzake de mogelijk-

heid van een extra toewijzing van spijsolie of sijsvet

voor verbouwers van koolzaad en maanzaad. (E.V. 24/4/’42,
pag. 526; 8/5/’42, pag. 597).
Paarden. Nadere bepalingen inzake organisatie van den

paardenhan.del. (BV. 24/4/’42, pag. 532; 1/5/’42,:pag 560).
• Visscherij. Regeling inzake het vergunningsstelsel bij

de visscherij met name voor het uitreiken van vergunnin-
gen aan zgn. sportvischers. (E.V. 24/4!’42, pag. 526;

Stct. No. 76). –

Voederbieten. Regeling inzake de mogelijkheid van
verplichte inlevering van voederbieten. (E. V. 17/4/’42,

pag. 491; Stct. No. 68). –

STATISTIEKEN.

DE NEDERLADSCHE
BANK.
Verkorte balans op 11 Mei 1942.
Activa.

Binneni.Wisseis,

Hfdbank. t 208.000000
Promessen, ene

Agentsch.
‘,’,,

4.299
t 208.006.300
Papier op liet buiteniand – . f 973.882.547
Af: Verkocht maar voor de

Bank nog niet afgeioopen


B 1

1

,,

973.882.547
eeeningen Inc.

Hfdbank. f 135.524.609
1)

r kenn –

rant Bijbank.

1.444.621

op onderpand

,Agentsch.,,10.698.955

t 147.668.185
Op Effecten ene.

………. t 947.590.248 ‘)
Op Goederen en Ceeien ……..

77.937

•,,

147.668.185
1)

Voorschotten aan het Rijk ………………..• 15.000.000
Munt en muntmateriaai:
Gouden munt en gouden
muntmateriaal .• ………..t

950.874.578
Zilveren munt, ene. …..
……8.058.808
958.933.386
Belegging van kapitaal, reserves en pensioenfonds ,,

53.652.011
Gebouwen en meubelen der Bank

…………4.000.000
Diverse rekeningen

……………………..163.894.327
2.525.034.756

Passiva.
Kapitaal ……………………………..t

20.000.000′
Reservefonds

…………………………..5.368.354
Bijzondere reserves

……………………..16.583.835
Pensioenfonds ……………………………41.739.173
Bankbiljetten in omloop
.
………………..2.287.274.165 –
Bankassignatiën in omloop ………………..18.918
Rek.-Courant / Van het Rijk t • –
saldo’s

1. Van anderen
,,
174.685.409 474.685.409
Diverse rekeningen

……………………..9.364.902
2.525.034.756

• Beschikbaar dekkingssaldo ………………- f1.014.988.002
Minder bedrag aan bankbiljetten in omloop dan
waartoe de bank gerechtigd is …………..2.537.670.000
Schatkistpapien, rechtstreeks bij de bank onder-
gebracht

…………………………….208.000.000
.1)
Waarvan aan Nederlandscli-Indië (Wet van
15 Maart 1933, Staatsblad No. 99) ……….55.341.825

Voornaamste nosten In duizenden ruldens.
Gouden
‘Andere
Beschikb.
Dek-
Data
munt en
I
m

.
I
opeischb.
I
dekleings-
kings-
I
untmater.
________
schuLden

saldo
perc.’
11

Mei ’42
950.875
t

2.287.274
1

174.704
1.014.988
39
4

,,

’42
950.880
t
2.297.427
t

167.198 982.477
39
27 April’42
958.396
t

2.251.233
t

197.876
999.070
39.5
6

Mei ’40
1.160.282 1.158.613
t

255.183
607.042
83
Totaal

1 Schatkist-
Belee-
Papier
Div.
Data
bedrag
1

prom.
I
op het
reken.
I

________
disconto’s rechtstr.
ningen
buiteni.
(act.)

..
.004
208.000

1

147.868

1
973.883
11

Meii21
4

,,

’42
238.004
238.000
150.984
945.548
161.546
27April’42
210.004
209.000
152.725

i
933.970

1163.894

175.976
6 Mei ’40
9.853

t
217.726
t

750
120.648

216

13 MEI 1942

Alfabetische
Index Oi 7erheidsmaatregelen op Econpmisch gçbieI

(Zie voor den alfabetiscben ii dex Overheidsrnaatregelen in 1941 het Jaarregister. t 941,.laatste bladzijde.)

Blz.
Aardappelen ………………..33, 47
Aardolieproducten ……………….102
ACCIJnS ………………..33, 185, 195
Afval ……………………….165
Arbeidszaken ……………113, 189, 215
Bank- en Credietwezen ……….33, 195
Bankwet 1937 ………………….195
Bedrijfsvorm ……………………59
Bedrijfsorganisatie Vee en Vleesch 59
Belastingen ………………….33, 59
Bindtouw ……………………33, 215
Einnenscheepvaart …………..59, 156
Bloemkweekerij …………….155
Boschbouw ……………………..185
Bouwnijverheid ……… . …… 47, 58, 113
Buitenlandsche Handel 47, 59, 75, 101, 113,
155, 204, 215
Chemische Industrie …………..58, 184
Deviezenverkeer…………..33, 59, 167
Diamant

……………………..113
Div!dendbeperklng

………………59
Drankwet ………………………58
Economische Sancties…………….194
Electrotechnische Industrie ……….58
Fruit
Garnalen ……………………….123
Gevogelte ………………………47
Grafische Industrie ……….58, 75, 194
Granen …………………………205
Grasland
.
…………33, 67, 85, 155, 205
Groenten …………………..33, 155
Handel …………………….204, 215
Hennep ……………………….205
Kaas………………………….75
Kamers van Koophandel ……….47, 184
Kantoormachines ……………….156
Kapok ……………………101, 165
Keramische Industrie …………58, 194
Kunstmest ………………….59, 215
Kweekerij …………………….. 59
Landbouw 33, 47, 59, 67, 75, 85, $3, 102, 155,
165, 195, 205, 215
Landstand, Nederlandsche ……..33, 102
Leenlngfonds 1940 ……….. 102

Blz
Blz.
Maehines

……………………..215
Vee

………….
.

67,

165,
185,

195,
205
Meel en -producten…………..101,

195
Veenproducten

………………….
113
Melk en -producten …………..33,

205
Veevoeder

………………….
47,
102
Merkengeld

…………………..
.

113
Verf en -grondstoffen

……….
102,
165
Metalen

……..47, 58, 75,

155,

184,

195
Vervoerswezen …………..
59, 102,
165
Middenstand

………………195,

215
Vestigingseischen

……………….
102
Motorbrandstof …………..

58,

165,

215
Vezelstoffen

…………………..
215
Nationale

Plan

……………….101
Visscherij

……33, 47,

59,
102,123,
215
Nederiandsche Coöperatieve Raad
.. ..

194
Vlas

……………………….
59, 75
Nicotine
………………………..

102
Vleesch …………….59,
165,

185,
205
0116fl en

vetten …………

102,

195,

215
Voederbieten
……………………
215
Omzetbel
as
ting ………………59,

102
Voedselvoorziening

33, 47, 59,
75,123,
155,
Oorlogsschade …………….123,

184,

195
185,
205
Organisatie Bedrijfsleven 47, 102, 113, 123,
Vijandelijk vermogen

…………….
.
215
165, 195, 204, 215
1
,VO……………………………
205
Paarden

…………………………
215
Wijnbeiasting ……………………
33
Pacht

…………….67,

102,

123,

165
Zaden ……47, 59,

102,123,
156, 195,
205
Papier …………58,

102,

195,

204,

215
Zuidvruchten …………………..
195
Peiterijen

………………………53.
Pensionbedrijven

………………..58
Peulvruchten

………………….205
Pluimveehouderij ………………..165
Postverkeer ……………………..59
Prijsregeling47, 58, 75, 101,113,123, 155, 165,
184,

195, 20, 215
Radio

…………………………47

.
.
Registratierechten ………………..
5,9
.

Rijwielen ……………………47, 123
Rubber

……………………113, 123
Slachtvee

………………..
33,

59,

67
Smeerolie

……………………..102
Spaar-
en
betaalzege)kasbedrijf

……102
Spertijden Kleinbedrijf

………..75, 123
Suikerbieten

………………….205

Restaurants

………………………..

Surrogaten …….
.
……………….

155
Tabak ………………
47,

58,

113,

195
Tankgas …….. . ……………….

205
Textiel

……………………….102
..


Tuinbouw

………33, 59, 102, 205
Turf

…… ……………………….59
Tweelandenorganisaties…………….59
Uien………………………….33
Varkens

………………………..
.
59

STAND
VAN ‘s RIJKS KAS..

Vorderingen

1
30 April 1942

7 Mei 1942
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
hij de Nederlandsche Bank
1


Saldo b: d. Bank voor Ned.
Gemeenlen ……
.
.. ……….6’iO.278,33

,,

41.955,99
Voorschotten op ultimo
Maart aan de gemeenten
verstrekt op aan haar
uit te keeren hoofdsom der
pers. hei., aand. in de hoofd-
som der grondbel. en der
gem.fondsbel., alsmede opc.
oo
die belastingen en
on
de
vrmogensbelaiiing

……
,,

18.964.746,26
Voørschotten aan Ned.-Indiê’)
,,

200.120.614,69
,,

204.069.049,19
Idem voor Suriname
1)
7.750.865,66
,,

7.750.865,66
m
Ide

aan

CuraOao
‘)
360.283,23

…18.964.746,26

360.283,23
Kasvord. wegens credietver-
strekking a. h. buitenland

….

,,

38.479.006,69
,,

37.294.389,62
Daggeldieeningen tegen onder-
pand
…………………

Saldo der postrek. van Rijks-
106.815.855,15
,,

112.814.331,55
comptabelen

……………
Vordering op het Alg. Burg

Vordering op andere Staats-
Pensioenfonds
‘)

………

bedr. en instellingen
‘)
47.774.185,81
,,

50.697.522,57
Verplichtingen

Voorschot door de Ned. Bank
ingevolge art. 16 van haar
1

2.743.406,19
1

15.000.000,-
Voorschot door de Ned. Bank
in reken.-cour. verstrekt
..,,

,,

1.574.960,07
Schuld

aan

de

Bank

voor
Ned.

Gemeenten

……..


Schatkistbiljetten

in

omloop
,,
110.106.000,-
,,

110.106.000,-
Schatkistpromessen in omloop
,,2193.200.000,-‘) ,,2239.300.000,-‘)

octrooi

verstrekt

……….

Daggeldleeningen
.


Zilverbons in omloop

……

………

119.464.100,-
,,

119.569.684,50
Schuld

op

ultimo

Maart

1942

aan

de

gem.

weg
d. a. h. uit te keeren hoofds.
pers.bel., aand.
1. d. hoofds

0.
grondb, e,d. gem. fondsb.
alsm. opa. op dle bel. en op
de vermogeflsbelastlflg

Schuld

aan het Alg.

Burg.
Pensioenfonds’)

……..
1.507.559,51
2.738.395,49
Id. aan het Staatsbedr. der
P. T. en T.

‘)

…………
263.531,724,11
271.746.805,67
Id. aan andere Staatsbedrij-

…..

ven

1)


.
……………

..

18.217.910,68

18.217.910,68
Id. aan div. Instellingen
1
)

.
,,

364.603.473,87
,,

364.583.041,74

‘) In rekg. crt. niet ‘s Rijks Schatkist.
2)
Rechtstreeks bij de
Nederl. Bank geplaatst t 225.000.000.-.
3)
Idem t
209.000.000,-.

BANKDISCONTO’S.

NT
,

Disc. Wlss.2j 28 Juni ’41
Bel. Bl.Eff.3

28Aug. ’39
Lissabon Londen
. . . .

4

31 Mrt.

1
41
2

26 Oct. ’39
j
~
Vrsch.inRUJ28Aug. ’39
……
Madrid

…….
’38
4

28 Nov.
Athene

……5

21 Juli

1
41
N.-York F.R.B.
1

27 Aug. ’37
Batavia

……3

14 Jan.

’31
Oslo

*
…….

4j
21 Sept. ’39
Belgrado

. . . .

5

1 Febr.’35
Parijs

……..

*11 17 Mrt. ’41
Berlijn

……

3j

9Apr. ’40
Praag

……..
3

1 Jan. ’36
Boekarest

. . . .

3

12Sept.’40
Pretoria

……

31 15 Mei

’33
Brussel

……2′) 25 Jan.

’40
Rome

………

4j 18 Mei

1
36
Boedapest

. . . .

3

22 Oct.

’40
Stockholm
..

3

29 Mei

’40
Calcutta

.. . .

3

28Nov. ’35
Tokio

……..
3.521 Juli

’41
Helslngfors

. –
4

3 Dec. ’34 Warschau
..

4j 18 Dec. ’37
Kopenhagen

.

4

15Oct. ’40
Zwits. Nat.
Bk. 1. 25Nov. ’36
1)
3 pOt. voor wissels, promessen
en leeningen met een looptijd
van meer dan 120 dagen.

DUITSCHE RJJKSBANK.

(In milI.
R.M.)
Goud
Rent
en-
Andere wissels,
Belee-
Data
t

en
1

bank-
chèues en
ningen
1
deviezen
1

scheine
schatkistpapier
30 April 1942
1

77,1
277,0 21.528,8
19,4
23

,,

1942
15

,,

1942
1

77,3
1

77,1
.
1

359,0
t

328,3 20.858,1 21.093,1
17,0 22,1
23 Aug. 1939
1

77,0
1

27,2
8.140,0 22,2

Data
1

Effec-
1
Diverse
Circu-
1

Rehg.-
Diverse
ten
_Activa
_lafie
_Cr1.
Passiva
30April’42
17,5

.
t
1.728,6

1
20.047,2

1
2.701,1

1
417,0 23

,,

’42 40,1

1

875,8

1
18.914,4

1
2.469,4

1
359,1
15

,,

’42
47,1

1
1.091,6

1
19.223,1

1
2.583,6
357,8
23 Aug.’39
982,6

1
1.380,5

1
8.709,8

t
1.195,4

1
394,2

OEZA1NLIJKE STATEN VAN DE NATIONALE BANK VAN
BELGIË EN VAN DE EMISSIEBANK TE BRUSSEL.
(in m111 Franes

..s
0–ï–:—
,
3)

,
.

a
‘E

.0
1
I
0 0
°
p
I

30Apr.’42
38.473
795
1T
11

ir
3.979

1
3.748
23

,,

’42
37.809
801
21.009
1.844
53.237
3.860
3.681
16

’42
37.296
815
21.265
1.905
53.234
3.879

1

3.424
,,
9

,,

’42
37.063
816
21.113
1.941
53.096
3.869

1
3.225
t
,,

’42
36.931
822
20.362
1.963
52.549
3.848

1
2.940
8 Mei ’40
23.606
5.394
695
1.480
29.806

1
909

Verantwoordelijk voor
den geheelen inhoud: Drs. M. F. J.
Cool, Rotterdam; Uitgever tevens drukker: H. A. M.
Roelants, Schiedam, K 2193.
– –

P. i299/3.

DEUK H. A. M. ROELANTS, SCHIEDAM

Auteur