Ga direct naar de content

Jrg. 24, editie 1231

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 2 1939

2 AUGUSTUS 1939

AUTEURSRECHT
VOORBEHOUDEN
Economlsch’-

‘Statistische

Berl”chten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

24E JAARGANG

WOENSDAG 2 AUGUSTUS 1939

No. 1231
e

COMMISSIE VAN REDACTIE:

P.
Lieftinek; N. J. Pola.k; J. Tinbergen;

H. M. H. A. van der Valk; F. de Vries.

M. F. J. Goot – Secretaris van de Redactie.

Redactir-adres: Pieter dé Hoochweg 122, Rote”dam.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.

Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere pagi.

na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens

tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:

Nijgh
d
van Ditnsar N.V., Uitgevers, Rotterdam, Am-

sterdam, ‘s- Gravenhage. Postchèque- en giro-rekening

No. 145192.

Abonneinentsprijs voor het weekblad franco p. p. in

Nederland f 16,—. Abonnementsprijs Economisch-Statis-

tisch
til
aandbericht f 5,— per jaar. Beide organen samen

f 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f 18,—,

f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-

teurs en leden van het Nederlandsch Economisch. Instituut

ontvangen het weekblad en het Ma.andbericht gratis en

[jenieten een reductie op de verdere publicaties.

INHOUD:

BIz.

Economische en politieke handelspolitiek door
H. W.

Lambers
………………………………….
588

De verruiming van den rubberuitvoer door
J. F. Haccoû 590

De Federal Revenue Act
1939
door
Dr. F. E. Schniey 592

De beteekenis voor Suriname van uitvoer van suiker

en mm naar de Nederlandsche Antillen door
Dr.

W. C. Klein
………………………………
595

AANTEEKENINGEN:

‘Dr. Colijn over den financieelen toestand
……..
595

De emissiebedrijvigheid in de Vereenigde. Staten

gedurende het eerste halfjaar van
1939 . -……. 596

Statistieken:

Verkorte opgave der Groothandeisprijzen
……………….
597

Geldkoersen-Wlsselkoersen-Bankataten
……………….
597-598

GELD-. KAPITAAL- EN WISSELMARKT.

Zoowel de wisselmarkt als de kapitaalmarkt heb-
ben deze week in het teeken gestaan van den binnen-
landschen politieken toestand en de vooruitzichten
van de komende economische en financieele richtlij-nen. In den aanvang van de week, toen men ‘de mee-
ning was toegedaan, dat het nieuwe kabinet-Colijn
een kans zou krijgen om een compromis te zoeken,
waarbij een sluitende begrooting zooveel mogelijk op
den voorgrond geplaatst zou worden, was de stem-
ming voor den Gulden vrij vast. Dollars fluctueerden
toen om de 1.87, Ponden om de 8.75. Ook op de ter-
mijnmarkt manifesteerde zich een vrij gunstige stem-
ming met een disagio voor Ponden, en een betrekke-
lijk gering agio voor Dollars. De omzetten op de ter-mijnmarkt waren toen bovendien zeer gering. Zoodra
echter was bekend geworden, dat het Kabinet zou
moeten zwichten voor een motie van wantrouwen, of
de wisselmarkt draaide, Dollars stegen boven 1.88
en Ponden boven 8.80. Toch werd de traditioneele
drempel van 1.88e/s, die tot nu toe steeds als maxi-
mum door het Egalisatiefonds werd gehandhaafd,
niet bereikt, hetgeen wellicht in de eerste plaats wa
toe te schrijven aan het feit, dat desgevraagd door De
Nederlandsche Bank werd medegedeeld op dien koers
in elk geval in de markt te komen. Nadat men op dat
punt zekerheid had, werd de belangstelling voor de
contante markt betrekkelijk gering, terwijl de specu-
latie zich in de eerste plaats, richtte op de termijn-
markt. Overigens bleef ook daar de wijziging van de
koersen betrekkelijk gering, maar de tendens tot druk
op den Gulden was onmiskenbaar.
Nog steeds schijnt de markt een min of meer liberale
financieele overheidspolitiek te identificeeren met de
waarschijnlijkheid van muntdepreciatie. Of men daar-bij de.nkt aan opzettelijke depreciatie dan wel aan een
noodzakelijke consequentie, hetzij als gevolg van kapi-
taalvlucht dan wel als uitvloeisel van den invloed
der uitgaven op het prijsniveau, is niet duidelijk.
Over het algemeen hebben zij, die de koersbeweging
op de valutamarkt beïnvloeden, daarvan geen al te
nauwkeurige voorstelling. Veeleer gaat het om voor-
oordeelen en axiomata.
Hetzelfde geldt tot op zekere hoogte voor de kapi-
taalmarkt. Weliswaar is hier natuurlijk het verband
tusschen stijging van den rentevoeten een ruime lee-
ningspolitiek van beteekenis. Daling van de obligatie-
koersen behoeft geenszins een bewijs te zijn voor Gul-
densangst. En bij de gesignaleerde tendens heeft ook
de ervaring op de voornaamste kapitaalmarkten el-
ders een woordje ineegesproken. Maar wanneer men
ziet, dat zij, die obligatiën verkochten, voor een be-langrijk deel daarvoor in de plaats aandeelen in hun
portefeuille opnamen, dan moet men toch wel con-cludeeren, dat de verwachting van een wijziging in
de muntwaarde geenszins op den achtergrond stond.
De geldmarkt is door dit alles betrekkelijk weinig
beroerd. Een lichte stijging van het disconto gaf in
het geheel geen blijk van een principieele wijziging
van de houding dci- geldgevers. In dit verband speelt
natuurlijk het feit een rol, dat in het laatste halfjaar
al zulke
omvangrijke
kapitalen uit anderen hoofde dan
muntangst de wijk naar overzee hebben genomen, dat,
indien weer een tijdvak vn Guldensangst voor den
boeg- zou staan, men geenszins hoeft te denken aan
zulke belangrijke kapitaalverschuivingen als bijv. in
1936. Zoodat de geldmarkt dus ook de daaruit voort-
vloeiende drainage niet behoeft te verwachten.

588

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 Augustus 1939

ECONOMISCHE EN POLITIEKE HANDELS-

POLITIEK.

Het streven naar een directer evenwicht in de
handelsbetrekkingen, dat in verschillende landen
plaatsvindt en de daaruit voortgekomen tendens tot
het uiteenvallen van den ,,wereldha.ndel” in kleinere
eenheden, hebben hun uitwerking op de hestudeering
en de beschrijving (ier handelspolitiek niet gemist.
Het snelle tempo, waarin de veranderingen zich vol-
trekken en de voortdurende verschuivingen in de on-
derlinge verhoudingen maken het ondoenlijk een juist
beeld van den toestand te geven, indien men de feite-
lijke ontwikkeling niet telkens opnieuw beziet. Onder
deze omstandigheden wordt het formuleeren van alge-
meene handelspolitieke doelstellingen, waarbij niet geheel en al uitgegaan is van de bestaande omstan-
digheden, nutteloos.
Dat men zich van dezen eisch in wetenschappelijke
kringen steeds meer bewust wordt, spreekt duidelijk
uit de nuchtere adviezen, uitgebracht op het jongste congres der Internationale Kamer van Koophandel.
Van denzelfden werkelijkheidszin getuigen eveneens
een aantal der talrijke recente publicaties op ban-
delspolitiek gebied, welke ons aanleiding geven ver-
schillende der meest iii het oog springende deelen van
het verwarde handelspolitieke beeld nogmaals, onder
een andere belichting, de revue te laten passeeren. Aan het eind van een vorig artikel
1),
waarin de f ei-
telijke ontwikkeling van den internationalen handel werd nagegaan, zagen wij, dat de waarde en de om-
vang van den uitvoer van verreweg de meeste landen
gedurende 1938 was teruggeloopen.
Deze daling van den uitvoer heeft den stoot ge-
geven tot de krachtiger handelspolitiek, welke thans
alom is waar te nemen. Hiermee hoopt men te berei-
ken, dat de betalingsbalans zoo weinig mogelijk door de handelsbalans belast wordt.
Bij dit streven zijn twee uitgangspunten mogelijk,
ni. de invoer- en de uitvoerzijde van de handelsbalans.

De mogelijkheid van beperking van den invoer.
Ten eerste kan men trachten den invoer zooveel
mogelijk te beperken. Hoewel deze methode door tal van landen met grooten ijver wordt toegepast, begint
zij aan beteekenis te verliezen. Hiervoor kunnen een
tweetal redenen aangevoerd worden.
V66r het acuut worden der oorlogsdreiging begon
juist het besef door te dringen, dat het stelselmatig
beperken van den invoer van eenzelfde ,,rationaliteit”
getuigt, als het omhakken van een bosch, teneinde het
verbranden te voorkomen. Immers, de invoer van den
één is de uitvoer van den ander; bij methodisch kap-
pen door iedereen blijft er voor niemand iets over.
Van directer doorslaggevende heteekenis is daar-
naast het tweede punt, dat de uitbreiding der bewa-
pening in den meest algemeenen zin vroeger of later tot een verschuiving in de samenstelling van den in-
voer moet leiden. Het aandeel van de bewapenings-
goederen zal daarbij uiteraard grooter worden. Aan-
gezien nu aanpassingen in het verbruik met zekeren weerstand gepaard gaan, zal deze ontwikkeling, al-
thans op korten termijn, tot verhooging van den in-
voer aanleiding geven.

Gegevens door ,,The Economist” dienaangaande
berekend, toonen bijv. duidelijk aan, dat de voor-
raadvorming in Engeland nog slechts een gerin-
gen omvang heeft aangenomen. Daar echter voor-
al het Engelsche economisch leven zich in een
snellen overgang naar een op oorlogsbehoeften inge-
steld economisch leven bevindt, lijdt het geen twijfel,
dat in de komende periode juist voor deze zeer be-
langrijke handeismogelijkheid de invoerbeperking uit-
gesloten mag heeten. Nogmaals zij er op gewezen, dat
dit slechts geldt, zoolang geen maatregelen getroffen
worden om het verbruik – en daarmee den invoer –

‘) ,,Reeente verschuIvIngen In den wereidhandel” in
E.-S.B. van
19
Juli
1939.

van andere grondstoffen te beperken, hetzij door di-
recte maatregelen, hetzij door belastingheffing. In
dit geval immers leidt de oorlogseconomie slechts
tot een onderlinge verschuiving hij den invoer, echter
niet noodzakelijkerwijs tot een verhooging. Op dit
punt treedt de tegenstelling tussehen landen met een
vrije en een gebonden economie, waarop wij nader
terugkomen, sterk naar voren.

Actieve, d.w.z. uitvoerpolitiek de eenige mogelijk-
heid.

De verbetering zal dus allereerst moeten komen
van de zijde van den uitvoer. Welke middelen staan hier ten dienste?
Vooropgesteld dient te worden het, welhaast ver-
geten, feit, dat de stuwkracht van den exporteur zoo-
wel individueel als in georganiseerd verband, den
grondslag blijft vormen voor het welslagen van alle
stirnuleeringspogingen.

Onder cle hnidige omstandigheden is echter daar-
naast een taak voor den Staat aanwezig, zoowel bin-
nensiands als naar buiten.

Indien men de directe subsidieering d.m.v. uit-
voerpremies buiten beschouwing laat, is de meest
voor de hand liggende en verdedigbare regeerings-
steun gelegen in het verlichten van het risico van
den exporteur, door het garandeeren van de door hem
verleende credieten. Dit stelsel van exporteredietver-
zekering, dat ook door kleine Staten met succes toe-
gepast kan worden, ondervindt den laatsten tijd groo-
te belangstelling, waarbij de bestaande faciliteiten
allerwegen uitgebreid worden.
Dit geldt eveneens voor Nederland.

I)e exportoredietverzekering in Nederland
1).

Totale

Garan-

2in
pCt.

uitvoer

ties

van
1
(in millioenen
gld.)

pCt.

6
Febr.
1932-1
Sept.
1937 4.370

29.3

0.67

1 Sept.
1937—_1
Jan.
1939 1.446

32.6

2.25

6
Febr.
1932-1
Jan.
1939 5.816

61.9

1.06

i) De totale uitvoer is berekend uIt de kwartaalgemid-
delden. ])e gegevens betreffende de garanties zijn ontleend aan cle Jc’on. Voorlichting
31
Mrt.
1939.

Hoe bescheiden deze verzekering t.b.v. den totalen
uitvoer nog is, blijkt vel uit bovenstaande cijfers.
Tevens blijkt echter, dat in de laatste verslagperiode
een vrij snelle toeneming heeft plaats gevonden.
Zooals bekend is de Regeering bovendien, terecht,
voornemens deze credietgaranties verder uit te
breiden.

Een snelle uitbreiding ondergingen de exportcre-
dietgaranties gedurende het laatste halfjaar reeds in
de Vereenigde Staten en Engeland, de beide Staten,
waar dit instituut ontstaan is.

In de Vereenigde Staten is het kapitaal van de
Export-Import Bank, welke de garanties verleent,
iii het begin van het jaar verhoogd tot $ 100 millioen.
Van deze verhooging is een zoo voortvarend gebruik gemaakt, dat midden 3uni reeds $ 93 millioen in aan-
spraak was genomen, zoodat, gezien de limiet, deze
bank haar kracht dreigt te verliezen. In dit licht
laat zich het zeer hooge bedrag van $ 500 millioen
voor buitenlandsche eredieten verklaren, dat Presi-
dent Roosevelt in zijn jongste uitgavenprogramma
heeft opgenomen.
Op de heteekenis van de verhooging der voor ex-
portcredieten beschikbare som met £ 50 millioen, wel-
ke in den loop van de vorige week in Engeland
plaats vond, komen wij in het vervolg van dit artikel
terug.
De eisch van ,,handelsverdragen met resultaten”.

Over den door den Staat aan te nemen houding,
wanneer zij optreedt als onderhandelaarster met an-
dere overheden aangaande de mogelijkheid van we-
derzijdsehe concessies, heerschen diepgaande mee-
ningsversehillen.

2 Augustus 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

589

Zoowel de Economische Commissie van den Vol-
kenboncl
2)
als de bekende vrijhandelspublicist Prof.
Robbins
8)
zien daarbij
01)
het oogenblik alleen heil
in het bilateraal accoord, voorzien van een meestbe-
gunstigingsclausule, die de voordeelen ook op andere
landen overdraagt. Het Engeisch-Amerikaansche
handeisverdrag van November 1938 is van een der-gelijke overeenkomst het, nu reeds klassieke, voor-
beeld; vaak schijnt men het te beschouwen als het
plechtanker van de laatste hoop op een vrijere han-
delspolitiek. Professor Robbins tracht zelfs een voor-
zichtige parallel te trekken met het beroemde Cobden-
Verdrag van 1860, waarbij tusschen een volkomen
vr.ijhandelsgezind Engeland en een tot dien tijd pro-
tectionistisch Frankrijk voor het eerst de onbe
.
perkte
meestbegunstigingsclausule werd opgenomen. Aan-
gezien het Cohdeuverdrag van verstrekkenden invloed
is geweest op de handeispolitieke ontwikkeling in het
laatste deel der vorige eeuw, impliceert een dergelijke
vergelijking een soortgelijke invloed van het En-
gelsch-Amerikaansche verdrag. Wij meenen, dat, z66
bezien, de beteekenis van dit verdrag door een der-
gelijke vergelijking sterk overdreven wordt. Behalve het geweldige verschil in vooruitzichten voor de we-
reidontwikkeling in 1860 en in 1938, is de handels-
politieke gezindheid van de beide verdragsluitende
partijen nl. van geheel anderen aard.
In Engeland, dat men de laatste zeven jaar met
geen mogelijkheid een vrijhandelsiand kon noemen, heeft men zich bovendien de laatste maanden steeds verder van het vrijhandelsstandpunt verwijderd.
in de Vereenigde Staten wördt sinds 1934 een
handelspolitiek gevolgd, waarvan men cle ideëele
grondslagen slechts bewonderen kan
4)
Naast het
1)0-
ginsel verdient echter de uitwerking van het baoin sel een plaats. Wat heeft de nieuwe politiek in feite
bereikt?

Prorentueele vera.nderingcn in den buitenlancischen handel
der Ver. Staten met Verdragstaiten en niet de overige
Staten tussohen
1934
en
1938
1).

laargem.
’34-35 oCt.
verandering
tov ’34 ’35
(in
$
1.000.000)
1936-1937
1937-1938
Uitvoer naar:
Verdrag-Staten
757
+
41.9
+
612
Overige Staten
1.451
+
25.9
+
37•9
Invoer uit:
Verdrag-Staten
…..774
+
45.2 +
35.2
Overige Staten
.
..

1.077
+
51.3
+
37.0
i)
Bron: Oommerce Reports
18
Fbr.
1939.

Het is veelheteekenend, dat de uitvoer naar ver-
dragstaten in 1931—’38 gemiddeld 61.2 pOt. hooger
lag dan de gemiddelde uitvoer naar deze zelfde staten
in 1934—’35, terwijl de uitvoer naar de overige lan-
den slechts met 31.)) pOt. toenam. Zoowel landbouw
als industrie hebben geweldig geprofiteerd van de
reeds gesloten verdragen en de toekomst belooft nog
meer. Niet een sarcastisch twijfelaar aan de Ruil-
pohtielc heeft de voorgaande woorden neergeschreven,
doch de onderminister van Buitenlandsche Zaken
5),

die op deze wijze den opzet van het systeem volkomen
negeert. Zooals de cijfers aangeven, is zijn conclusie.
dat de verdragstaten goede partners gebleken zijn,
welke hun deel naar evenredigheid niet terugeischten,
volkomen juist. In beide vergelijkingsjaren is de voor-
uitgang van den invoer hij de niet-aangesloten Staten grooter dan hij de verdragsstaten.

8)
Beonoinic Coiiiniittee of the League of Nations

0h servations en liiie present I)rospecits of Commerdiial policy”,
Genève
1939.
8)
L. Robbins: .,’Phe export problem” iii Lloyds Monthly
RO’IOV
van Juli
1939.

Vgl. Prof. A. dc Haas: ,,De recente veranderingen in
cle handeispotitiek der Ver. Staten”, E.-S.B.
29
Juli
1939.

,,Fi’ve years of the traide agreesnenits” door F. B.
Sayre, Assistanit Secretary of State of the U.S.A. in ,,The
A.nnaliait” van 19
April 1939.

Flankaanvallen op de handels politiek van Cordel?
‘-lult.

Dit beloop van de handeiscijfers behoeft nog niet tot het opzeggen van vertrouwen in deze politiek te
leiden. Ten hoogste kan men zeggen, dat de Ver-
eenigcle Staten door hun economische structuur niet
bij uitstek geschikt zijn om de leiding te nemen bij
een handelspolitiek program, waarvan bevordering
van den invoer het eerste punt is.
Ernstiger is evenwel, dat de politiek bij voortdu-
ring onclermijnd wordt door op geheel andere grond-
slagen berustende maatregelen. Het wederom optre-
den van moeilijkheden in de landbouwsituatie heeft geleid tot een reeks van handeispolitieke maatrege-
len. De ruil van katoen tegen rubber met Engeland
kan men desnoods als een incidenteel geval van oor-
logseconomie beschouwen. Daarnaast staat echter de
subsidieering van den tarwe-uitvoer gedurende het
laatste oogstjaar, welke voor den volgende oogst tot
den katoen uitvoer is uitgebreid. Vergevorderde plan-
nen bestaan tot eenzelfde steunverleening bij den uit-
voer van oliën en vetten. Zelfs is er – het bloed
kruipt waar het niet gaan Ican – een voorstel van
een groep Senatoren een ruil van deze producten
tegen Duitsche producten aan te gaan.
Laatstgenoemde inbreuk op het beginsel zou men,
indien zij slaagde, getroost kunnen aanvaarden om
cle ruime perspectieven, welke een Amerikaansch-
Duitsclie samenwerking voor den internationalen
handel zou openen. Hiervan is echter momenteel ge-
zien de politieke verhoudingen nog geen sprake.
Het zijn dezelfde politieke verhoudingen, welke
aan het heginselprogramma vaD7 Minister Ruil den
zwaarsten slag toegebracht hebben. Tengevolge van
deze wordt een clausule, welke om veiligheidsredenen
was ingelascht, thans als strijdrniddel gebruikt. Be-
doeld zijn hier de ,,vergeldende rechten” op goederen
uit landen, welke geacht worden hun uitvoer op on-
toelaatbare wijze te ondersteunen.
Deze rechten zijn in April jl. in werking getreden
tegen Duitschiand, waarbij het moment der inwer-kingtreding – welke op zichzelf een sterk politieke
inslag vertoonde als weerslag op de gebeurtenissen in
Tsj echo- Slowakije – handelspolitiek niet gelukkig
gekozen was, daar het samenviel met de verzoenings-
poging van President Roosevelt. De in den loop van
deze maand voorgestelde retorsierechten op bepaalde
Italiaansche goederen, welken eveneens zekere poli-
tieke associaties.
Volkomen politiek gericht schijnt de recente opzeg-
ging van het handelsverdrag met Japan. Hoewel een
beschouwing over een dergelijk optreden uiteraard
speculatief is, meenen
wij,
dat de Vereenigde Staten
hiermee tevens economische belangen op het oog ge-
had hebben.

De opzeg ging van het Anierikaansch-Japansche
handelsv erdrag.
Zooais bekend, bestaat in Japan een uiterst mi-
nutieuze regeling van den invoer. Deze is vooral in
verband met de oorlogsbehoeften onvermijdelijk ge-
worden, zooals blijkt uit de volgende onderlinge ver-
schuiving. Van 1936 op 1938 steeg het aandeel van
de oorlogsgrondstoffen in den totalen invoer van 25
op 48 pOt., terwijl tezelfdertijd het aandeel van de
grondstoffen voor de vredesindustrieën van 46 tot
25 pOt. daalde
2).
In dezen tot het uiterste beperkten
invoer namen de Vereenigde Staten, zoowel in 1937
als in 1938 voor ruim 34 pOt. deel. Het schijnt vrij-wel uitgesloten, dat Japan een zoo hoog percentage
van dozen onmisbaar gebleken invoer op korten ter-
mijn door andere landen zou kunnen laten vervan-
gen. Hierdoor komen de Vereenigde Staten in een
zeer sterke positie, welke zij tea bate van hun econo-
mische belangen – in China – zullen kunnen ge-
bruiken.

3)
Vgl.
E.-S.B.
5
Juli
1939:
,,Veranclei-ingen in de true-
tuur van het bedrijfsleven in Japan”.

40

35

30

25

20

5

10

5

0
23031
3Z333453b313l

19
,
37

Ontleend aaii Coin.ineroe Rerports van 15 Juli 1939.

590

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 Augustus 1939

l-[andelshevegi
lig
tu ssohon de Ver. Staten en Japnn.

De conclusie van dit betoog is dus, dat de alge-
ineene gezindheid van beide groote Angelsaksische

landen vöor de betrokken politiek weinig gunstig
is. Hierbij komt, dat het Engeisch-Amerikaansche
handeisverclrag, zooals de meeste der wederkee-
rige verdragen, eerst na zeer langdurige onder-
handelingen is tot stand gekomen. Deze lange duur
wordt verklaard door de gevolgde procedure, waarbij
voor elke tariefpost gewikt en gewogen wordt hoe,
bij minimum nadeel voor de eene partij, de directe
wederpartij het grootst mogelijke voordeel verschaft
kan worden. Door dat scrupuleus afwegen wordt, ech-
ter de reeële waarde der meestbegunstigingsclausule,

welke andere landen in dezelfde gunsten wil laten
deelen, niet weinig verminderd. Reeds op dezen grond
meenen wij, dat noch het Engelsch-Amerikaansche
verdrag, noch eenig ander verdrag onder deze om-
standigheden afgesloten, ‘oor het herstel van den
wereidhandel waarborgen biedt.

De politieke handelspoliliek.

• Nog minder bemoedigend schijnt de toestand ech-
ter, als men de laatste ontwikkeling der politiek met
behulp van economische strijdmiddelen beziet. Wij
wezen reeds eerder op de toenemende vermilitarisee-
ring van de economische terminologie. Het is merk-
waardig, dat daar waar de politiek het meest opgeld doet, nl. in Z.-O. Europa
7),
ook de terminologie het

kri:jgshaftigst is. Roemenië is een strijdperk; zelfs
de bezadigde Engelsche ,Economist” spreekt over
,,the fight for Rouinanian Trade”. In dezen.
strijd
nu

heeft Engeland in de laatste weken een aantal zet-
ten achtereen gedaan. In antwoord op het zeer in-
grijpen de Dui tsch-Roemeensche economisch verdrag
van Maart jl., heeft Engeland een overeenkomst met
Roemenië afgesloten, waarbij bepaalde concessies voor
bepaalde producten gegeven worden, dit alles ge-
steund, geheel in den lijn der traditie, door het ver-
benen van credieten. Hetzelfde middel is toegepast
op Griekenland en Bulgarije. Hierdoor is het ioodig
geworden het extra-fonds der exportcredietverzeke-
ring te verhoogen tot £ 60 millioen, teneinde zooveel
mogelijk tegemoet te komen aan de aanvragen van
goede vrienden. Merkwaardig is desondanks, dat alle
politieke noodzaak ten spijt, Engeland zijn handels-
belangen slechts met moeite vergeet, zooais goblelden
is uit de moeilijkheden, ondervonden bij de crediet-
verleening aan Polen, dat vrij wilde zijn de verstrekte
gelden desgewenscht buiten Engeland te besteden.

– 7)
Zie ook E.-S.13. van
28
Dec.,
1938:
Voorrang aan
den uitvoer.

Conclusie.
Overziet uien den hi,idigen toestand, dtn’blijkt, dat de economische en de politieke motieven in de hen-
delspolitiek op het oogenblik met elkaar verbonden zijn als het mannetje en het vrouwtje van een weer-
huisje. Hoe verder de politiek naar voren draait, des
te schuchterder trekt de economische redelijkheid zich
terug. Niet te ontkennen is, dat de politieke factoren
thans vrijwel den geheelen voorgrond vullen. Het is
daarom, dat redelijke voorstellen, als hijv. die van de
Economische Commissie van den Volkenbond, hoe
voorzichtig ook geformuleerd, volgens ons weinig kiins hebben in een eenigszins nabije toekomst tot
uitvoering gebracht te worden.
H. W. LAMI3ERS.

DE VERRUIMING VAN DEN RUBBER-.
UIT
VOER.

In zijn veigadering van Dinsdag
25
Jili heeft liet

Internationale Rubbercomité besloten het restrictie-
percentage voor het derde kwartaal te herzien, en. met
5 pOt. tot 60 te verhoogen en tevens dat voor het
vierde kwartaal voorloopig eveneens
01)
60 te hepa-

len. Met betrekking tot de Amerikaansch-Engelsche
ruiltransactie, waarbij, zooals bekend, ongeveer 80.000
ton ruhber zijn betrokken, iverd medegedeeld, dat het
Comité begin September zou bijeenkomen, indien in-
middels een verzoek van de Britsche Regeering voor
het vrijgeven van rubber zou worden ontvangen.
In verband niet liet verhoogen van ht uitvoerper-
centage voor het derde kwartaal heeft men dezé be-slissing van verschillende zijden een
verrassing
ge-

noemd. Gezien de algemeene verwachting in

rubber.

kringen – alleen en vaststellen van het percéntage
voor liet 4e kwartaal op 60 is dit wel’ begrijpelijk,
doch wij zouden veeleer van een
aanwijzing willen

spreken en dan achten wij dit besluit ook van meer

dan gewone, heteekenis.

Factoren, welke den prijs van rubber bepalen.
De taak van het Internationale Rubbercomité is
tweeiedig, nl. aan den eenen kant de productie en
den uitvoer van ru.bher zoodanig te regelen, dat de
wereidvoorraden een normaal cijfer toonen. en het
aanbod aan de vraag worde aangepast en aan den anderen kant een ,,fair and equitable” prijsniveau
te’ handhaven. Hoewel wij’ dit uit de internationale
regèling citeeren, moge er toch. een oogenblik hij
worden stilgestaan.
Wellicht toch zal deze splitsing tot de opmerking
leiden, dat wij hier wat in feite een gevolg is, tot
een zelfstandig deel van de taak verheffen. Al te licht
toch is men nog steeds geneigd aan’te nemen, dat de
prijs de mathematische of beter de arithmetische
resuitante is van vraag en aanbod. Dit nu is naar
onze meening niet juist. Ongetwijfeld spelen de sta-
tistische verhoudingen een rol voor liet prijsniveau,
doch zi,j zijn niet de eenige en o.i. zelfs niet de be-
langrijkste factor. Van veel grootere heteekenis ach-
ten wij andere factoren, uh. de algemeene prijsten-
donzen’)
In. cle eerste plaats reeds daarom, omdat de prijs
van een artikel
in
eerste instantie een verhouding
uitdrukt en ivel een verhouding tot andere goederen.
En dan niet alleen tot die goederen., welke in staat
zijn ruhher te. vervangen, doch, via’ het geld, tot alle
andere goederen. Het behoef t dan geen betoog, dat
oorzaken hj het geld en de conjunctuur reeds invloed
op den prijs rnoeteti hebben en dat invloeden, die

‘)
V.gl. naast ,,lDe invloed der huidige wereldstroomin-
geiT op de Java-suikerindustrie” van de Directies der Ne-
clerlamdsgh-Indisehe handelsbank N.V. en’ •dei Ned,ei’-
landsch-lnd.isohe Landbouw Maatsohappij N.V.
1932
ons
artikel ,,Is prijsstabihs.aitie door produotiebeperking bij
rubber mogelijk?” in het Jaarboekje
1936
van den ,,Am-
sterdamshe Kring van Economen”, ‘aÂsmede
.
artikel
.,,De prjsbewegiog” in het Nednnlandsoh . Eeonomiisch Tijd-
schrift van
22
Maart
1939.

2 Augustus 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

591

elders werken, op den duur ook hun terugsiag geven
op de prijsvorming voor rubber.

Afgescheiden van deze ,,objectieve” verschijnselen,
moet tenslotte worden bedacht, dat de rubbermarkt
geen rekenmachine is, doch individuen omvat met alle psychologische eigenschappen van dien – ver-
wachting, hoop en vrees – terwijl de markt niet een
geïsoleerde ruimte, doch open is voor ieder die er
wil optreden. Verwachting, hoop en vrees zijn, be-halve op de verhoudingen bij de rubber, gebaseerd
op algemeene (politieke en economische) verschijn-
selen, die op de rubbermarkt in den prijs geprojec-
teerd worden met als achtergrond het artikel, doch
waarbij dan de statistische verhoudingen in de tweede
plaats komen, ul. verscherpeud of terughoudend. Wat
hier theorie lijkt, kan een ieder, die het marktwezen
bestudeert, practisch. waarnemen, indien hij het prijs-
verloop van een goed vergelijkt met de positie en de
algemeene indexcijfers.
Dus, wij zieu de taak van het Internationale Rub-
bercomité als tweeledig, ni. in cle eertse plaats als de zorg voor de statistische verhoudingen en in de
tweede plaats als het handhaven van den redelijken
prijs.

Redelijke prijs.

Het komt ons nu voor, dat het besluit van het Co-
mité, om het uitvoerpercentage voor het derde kwar-
taal van 55 tot 60 te verhoogen, een aanwijzing vormt,
dat het Comité dien redelijken prijs ongeveer bereikt
acht. Heel toevallig uitte de voorzitter van dat Comité,
Sir John Campbell, zich kort geleden tijdens de lunch
van de Incorporated Society of Planters in dien zin,
dat men, 1937 daargelaten, tot 1929 moet teruggaan
om een hoogeren gemiddelden rubberprjs te vinden
dan den tegenwoordigen, terwijl hij er den nadruk
op legde, dat het Comité in het belang van de geheele
rubberindustrie werkt. Hij zeide voorts, dat het Co-
mité in de juiste opgave van de productiekosten,
welke het maandelijks van de ondernemingen ont-
vangt, een goede basis heeft om den econornischen
prijs voor rubber vast te stellen. Wij willen aannemen, dat deze mededeelingen bij
toeval juist kort voor de bijeenkomst van het Co-
mité zijn geuit en dat daaraan geen
bijzondere
be-
teekenis mag worden toegekend. Doch beziêt men
nu de laatste besluiten van het Comité, dan zijn er,
naar het ons voorkomt, goede gronden om aan te
nemen, dat thans het handhaven van den redelijken
prijs een factor van beteekenis voor de besluiten van
het Comité geworden is.
Nemen wij dan in de eerste plaats de vaststelling
van het percentage voor het derde kwartaal in de
vergadering van 16 Mei. Van acute politieke span-
ning was toen geen sprake, doch wel van een mdi-
.recten invloed van de politiek op de rubbermarkt, nl.
van cle wetenschap, dat, ingeval van oorlog, de rub-
herrestrictie kan worden opgeheven. Een statistisch
evenwicht tusschen uitvoer en verwacht verbruik zou
toen reeds een uitvoerpercentage van 60 hebben ge-
wettigd. De zekere druk, die op de markt in verband
met de latente oorlogsvrees bestond, werd gecom-
penseerd door het uitvoerpercentage iets beneden dat,
noodig voor het in evenwicht brengen van uitvoer en
verwachte absorptie, vast te stellen. Zulks hing niet samen met de voorraadpositie, die, zooals wij in dit
weekblad reeds hebben aarigetoond goed is.
Sedertdien is de rubberprijs vast geweest, terwijl
voor deze vergadering een verhooging van 5 pCt.
voor het vierde kwartaal werd verwacht, dus in den
prijs was verdisconteerd. Wat doet nu het Comité?
lIet verhoogt bovendien het percentage voor het derde
jcwartaal met 5 pCt. en brengt daar dus evenwicht.
Voor den voorraad maakt dit 18.306 ton uit, is dus
van weinig heteekenis. Voor het vermijden van een
prijsstijging kan het wel van psychologische beteeke-
nis zijn, omdat het de speculatieve elementen af-
schrikt.

Wij kunnen uiteraard niet met zekerheid zeggen, dat
onze meening die van het Comité is, hoewel vroeger
meer dan eens is betoogd, dat als redelijken prijs één
tusschen 8 en 9 d. is te beschouwen, doch het zal goed
zijn deze uitlegging ernstig te overwegen, omdat het een
logische verklaring, doch ook een aanwijzing zou zijn.
Een andere vraag wordt natuurlijk, of het Comité
in staat zal zijn dien redelijken prijs op den duur te
handhaven. Juist omdat de algemeene prjstendenzen
naar onze meening een belangrijkere rol spelen –
men denke aan 19371 – is een voortdurende hand-
having niet mogelijk, omdat men de algemeene prijs-
tendenzen eerst naderhand door wijziging van het restrictiepercentage kan pogen teniet, te doen. Dit
beteekent, dat men dan telkenmale de statistische
verhoudingen zoodanig ongunstig zou moeten maken,
dat de algemeene prjstendenzen een tegenkracht zou-
den ondervinden, die grooter is dan de van nature
sterkere algemeene.

Van de gevolgen daarvan geven ons de jaren 1937
en 1938 het voorbeeld: in tijden van verbeterende
conjunctuur moet men kunstmatig over-uitvoer, in
tijden van laagconjunctuur onder-uitvoer scheppen
om zijn resultaat
geleidelijk
te bereiken. Van een
stabilisatie kan geen sprake zijn, van het bereiken
van een gemiddelde op den duur – zoolang het uit-voerpercentage boven nul en beneden de 100 ligt –
wel. Hieruit volgen uiteraard belangrijke conclu-
sies voor het instituut der voorverkoopen en de ren-
tabiliteit der rubbercultuur, die wij hier buiten be-
schouwing moeten laten.

Statistische positie.

Van deze valt, na hetgeen wij hier ter plaatse vroe-
ger schreven, weinig nieuws te vertellen. Aan de
hand van de thans bekende uitvoerpercentages voor
1939 kunnen wij den wereldrubbei-uitvoer in dit jaar
op circa 940.000 ton ramen, indien wij geen rekening
met den carry-over van 1938 houden. De rubberab-sorptie wordt door Symington en Wilson getaxeerd
op 1.100.000 ton, hetgeen ons vooralsnog iets te hoog
voorkomt, alhoewel wij verwachten, dat zij boven
de 1.000.000 ton komt. Wij zien hieruit dus, dat de
wereldvoorraden buiten de restrictiegebieden, die op
1 Januari 1939 circa 440.000 ton bedroegen, verder
zullen verminderen en wei tot een niveau, dat, naar
onze meening, rekening houdende met de plaats der
voorraden, krap is voor den tegenwoordigen toe-
stand. Per ultimo Juni varen zij reeds beneden
de 400.000 ton gedaald; voor de tweede helft van
1939 kan echter een verdere afneming tegemoet wor-den gezien, tenzij het prijsniveau een verder openzet-ten van de pomp noodzakelijk zou maken.
Op. het prijsniveau en de constellatie van de markt
heeft het besluit weinig invloed gehad, te Londen
werd de prijs 8’/io d. tegen voordien 8%; het komt
ons voor, dat deze daling slechts tijdelijk zal zijn
2);

in eik geval overwegen voor producenten de voordee-
len van het besluit.
Alen ziet, dat de tegenwoordige positie van de mb-
bermarkt aspecten opent, die tot een ietwat anderen
kijk op de zaak leiden; vroeger ontstonden de uiterste
hausses en baisses door de structuur van den bedrijfs-
tak, dus de speciale rubher- naast de algemeene con-
junctuur, in de toekomst zullen zij ontstaan naast in
beperkte mate door interne oorzaken, door het ver-
loo]) van algemeene prjstendezen en dan zeer sterk
in de ten uitvoer toegelaten hoeveelheid tot uiting
komen zonder dat het zal gelukken de speculatie
duurzaam van de markt te verwijderen. Echter, het
optreden van speculatieve elementen heeft thans
ook een ander karakter gekregen, bescheidener
en incidenteeler en dus voor den bedrijfstak als ge-
heel gevaarlijker. Factoren, waarmede het Internatio-
nale Comité ernstig rekening zal moeten houden.
J.F.H.

2)
Heden, Maandag. steeg de prijs reeds veer via
8%
tot
811s
d.

592

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 Augustus 1939

DE FEDERAL REVENUE ACT 1939.

De Federal Reve.nue Act 1939, afgekondigd
Op
29
Juni ji. – en wei in tegenstelling met cie Federale
Belastingwet van 1938 door President F. D. Roose-
velt en van zijn handteekeniug voorzien – is een
z.g. ,,kleine” belastingwet. Het is immers in de ove-
gns weinig traclitioneele Vereenigde Staten ean on-
geschreven regel, dat meer ingrijpende herzieningen
van, het federale belastingstelsel ,,slechts” in de even
jaren plaats hebben, terwijl in de oneven jaren niet
(Ian zeer urgente wijzigingen worden aangebracht.
Toch is de hier te bespreken wet verre van onbe-
langrijk: Niet alleen bevestigt haar inhoud tot
0
1
)

zekere hoogte de vermoedens, die men omtrent de
toekomstige richting der Amerikaansôhe belasting-
politiek reeds geruimen tijd kon koesteren
1)
– waar-
over straks -, doch de wijzigingsbepalingen zijn, ook
afgezien van haar symptomatische heteekenis, van
groot materieel belang, zoowel binnen de Vereenigde
Staten als daarbuiten.

Einde der extra heffing van onverdeelde winsten
der ZT.V.’s.
Het belangrijkste nieuws, dat de F.R.A. 1939 heeft
gehiacht, is, althans van, buitenaf bekeken, de intrek-
king der befaamde ,,surtax on undistributed profits”
der Amerikaansche NV’s.
Men zal zich herinneren, dat deze belasting werd

ingesteld door den F.RA. 1936; dat deze ,,trouvaille”
de trots en glorie vormde van enkele theoretici
OP
het gebied van financiën en economie, die indertijd
het oor van President Roosevelt hadden, en dat deze
belasting volgens dezelfde toen aan het woord zijnde radicale ,,New Dealers” één der belangrijkste midde-
len zou vormen, met behulp waarvan Mm doel: ,,to
make America over” bereikt moest worden; dat de
Anierikaansche regeering eveneens hooggespannen
verwachtingen koesterde omtrent de economische ge-
volgen, die bedoelde surtax zou voortbrengen, met
name t.a.v. de verhoogde koopkracht der kleine aan-deelhouderi, die niet uit kon blijven, nu cle onderne-
mingen practisch gedwongen werden haar geheele jaarlijksche winst direct, zelfs nog véér cle balans,
uit te keerefi.
Evenmin zal het, zelfs in onzen snel levenden tijd,
vergeten zijn, hoe anders en hoe allesbehalve vrucht-
drage.nd deze surtax in de prëctijk heeft gewerkt: Hoezeer ook binnen het kader der Amerikaansche
economie met haar nog steeds, vooral vergeleken bij
Europeesche verhoudingen, zeer groote expansie-
potentieel, een behoorlijke reserve-vorming 66k der
Anierikaansche ondernemingen een absolute, onmis-
bare en onvervaughare voorwaarde van een gezond
huishouden bleèk te zijn. Hoe, in het kort gezegd, de
geheele sociaai-economishe hervormingsdrang der
Rooseveltsche richting met middelen der belasting-
wetgeving een averechtsclie uitwerking had.
De uiteindelijkd afloop der gebeurtenissen, vooraf-
gaande aan de nu getrokken eindstreep, ligt nog
versch in het geheugen. Het sedert einde 1937 groei-
ende verzet, niet slechts van belanghebbenden, doch
van het grootste deel der openbare nieening; de ac-
tieve tegenstand van het Congres tegen de Roosevelt-
sche helastingpolitiek in het voorjaar en den voor-
zomer 1938 ter gelegenheid van de voorbereiding van
den F.R.A. 1938; de sterke heshoeiing, die de surtax
on undistributed profits door deze wet onderging,
niettegenstaande de hevige protesten van President
Roosevelt, die zelfs weigerde de F.R.A. 1938 te tee-
kenen, doch het ook weer niet aanclurfde zijn recht
van veto uit te oefenen. En tenslotte, sedert het be-
gin van dit jaar de koersverandering in de belasting-
politiek der Regeering, die de teekenen des tijds
plotseling, zij hni ook vrij laat, begrepen bleek te heb-
1)
Vgl.
Sehmey: Belaatiagwctgeviii.g en -po]iitiek n de
Vereeniigd’e Staten in
1938, Nos. 1091/2 van dit tijdshrifit. idem ,Kentering in Amenika’.s Belastin.gpolitiek”, De
Telegraaf van
13 Mei 1939, Avondblad.

l)en, en, clie noodgedwongen toezegde, aan rechtvaar-
dige bezware.n van liet bedri;jfsleve,n tegemoet te komen.
De algeheele intrekking der surtax on undistri-
buted ])rofits (met werking voor fiscaaljaren begin-nende né 1 Januari 1940) ligt in deze lijn; zij vormt
de eindstreep onder ee.n reeks van gebeurtenissen,
wier afloop welhaast dramatisch genoemd kan wor-
den: het roemlooze einde van een met groote ver-
wachtingen ondernomen, avontuur. Nu echter deze
belasting liet grootste deel van haar heteekenis reeds
door de F.R.A. 1938 had verloren, heeft haar cata-
strophe, om in de termen van liet aiitieke drama te
blijven, meer symbolische dan reëele waarde.
Hierbij komt nog, dat de intrekking der surtax
on undist.rihutecl profits hijaldien duur gekocht moest
worden. Bedroeg de winsthelasting der Amerikaan-
sche N.V.’s onder de F.R.A. 1938 16% pCt. voor dat
gedeelte van den jaarlijkschen omzet, dat als dividend
werd uitgekeerd, en 19 pCt. over liet voor reservce.-
ring bestemde gedeelte van die winst – zijnde liet
verschil ad 2% pOt. liet restant der surtax on un-
distrihutecl profits -, na afloop van den geicligheicls-
duur dier extra-heffing bedraagt het heffingspercen-
tage over de geheele lijn niet minder dan 18 pCt. Al
blijft de nu reeds bestaande bijzondere regeling voor
NV’s met een jaarlijlcsche zuive:re winst van niet
hooger dan pIm. $ 25.000 gehandhaafd, toch is dit
een drukkende last, speciaal met liet oog op de
ruwe manier van helastingheffen, die voor het be-
lastingstelsel der Vereenigde Staten karakteristiek
mag heeten.

Deze bijzondere aard van helastingheffen uit zich
slechts gedeeltelijk in de tarieven en de wijze van
invorderi n g, liet stelsel van administratieve boetes,
en.z.; hij openbaart zich liet duideiijkst in de vast-
stelling van de grondslagen der afzonderlijke belas-tingen. Ten aanzien van de winsthelasting der NV’s is uiteraard liet centrale punt de manier, waicrop de belastbare winst door de wet wordt bepaald. 1-let is
dan ook op dit punt, dat het Amerikaansche bedrijfs-
leven de grootste en de meest rechtvaardige bezwa-
ren tegen de bestaande regeling had, en het is even-eens op dit punt, dat de F.R.A. 1939 de in materieel
opzicht belangrijkste wijzigingen heef t gebracht, die
evenveel verbeteringen heteekenen.

Winstbepaling der N.V.
De federale income tax
0fl
corpoiations, liet is
bekend genoeg, bezigde tot nog toe een wei zeer een-
zijclig fiscaal georiënteerd, dus weinig reëel winst-
begrip.

a.
Capital gains.

In de eerste plaats golden uitzonderlijke bepalin-
gen voor de berekening van de zuivere (= belastbare)
winst voor ieder fiscaal jaar als zoodanig. De Ame-
rikaansche inkomstenbelasting, die der natuurlijke
zoowel als die der rechtspersonen, is ‘namelijk geba-
seerd op een vrijwel universeel, alle soorten van den belastingplichtige toevloeiende baten omvattend, in-
komensbegrip. Dit z.g. ,,gross income” wordt langs
een zeer ingewilckeide.n weg in drie a vier etappes
teruggebracht tot liet zuiver (= belastbaar) inkomen.
De z.g. capital gain.s, baten voortvloeiende uit ver-
vreemd ing van verniogensohjecten, vallende buiten
het lcade.r van het beroep of bedrijf door belasting-
plichtige beoefend,’ werden – zulks in tegenstelling
niet liet Engei.sche en de nieeste continentale belas-
tingstelseis – gerekend bij liet belastbaar inkomen.
Het klassieke voorbeeld hiervan zijn de koerswinsten,
gemaakt op effectenhezit, onverschillig of in liet be-zit van een particulier dan wel van ee.n iiiclustrieele
N.V. hijv. als belegde reserves. Die koerswinsten,
niits gerealiseerd, werden geacht belastbaar inkonieii
van de belastingplichtige natuurlijke en rechtsper-
sonen te zijn.

Hiermede nog niet genoeg, werd in de inkomens-
(= winst-) berekening ook nog in kwalitatief op-
zicht ten nadeele van belastingplichtigen ingegrepen:

2 Augustus 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

593

cle wet bepaalde immers, dat ,,capital gains” slechts
met soortgelijke verliezen, geleden binnen één en
hetzelfde fiscaalj mv, gecompenseerd mochten wor-
ten, echter niet met verliezen uit anderen hoofde,
bv. met inkomen uit arbeid en vice versa, op een be-
drag van $2000.— ‘s jaars na. Bijgevoig mochten
coutrihuabeleu hun gerealiseerde koersvorliezen
0
1
)

effecten van hun inkomen uit arbeid of onderneming zelfs binnen hetzelfde fiscaaljaar slechts ten bedrage
van $2000.— in mindering brengen.
Deze regeling werd in vroeger jaren niet, doch in
den laatsten tijd w’ei, in steeds stijgende mate als
onbillijk en cirukkend ondervonden. :1e oorzaken van
dezen ommekeer laat ik voorloopig buiten beschou-
ving om er straks op terug te komen. Waar het op
liet oogenblik op aan komt, is dit, dat de federale
wetgever aan den toei.ieinenden druk der openbare
meening heeft moeten toegeven. Opmerkelijk genoeg
werd het eerst de positie der individueele belasting-
plichtigen, der natuurlijke personen, verlicht, nl. door
de F.R.A. 1938, en pas de thans te bespreken F.R.A.
1.030 heeft een soortgelijke tegemoetkoming voor de
rechtspersonen gebracht. Dit is daarom zoo opmer-
kelijk, omdat – met uitzondering van Engeland, dat
slechts een uniforme w’instbelasting- voor natuurlijke
en rechtspersonen kent
9)
– de Tereenigde Staten het
land zijn, waa:r dc hikoiiisteiibelasting der natuurlijke
personen structureel de meeste gelijkenis met de
winstbelasting der NV.’s en andere rechtspersonen
vertoont. De A.merikaansche wet spreekt niet tever-
geefs van de ,,incorne tav on- rndivicluals”
en van de
,,income tav on corporat’tons”.
De F.R.A. 1930 herstelt, zooals gezegd, het door
de F.E.A. 1938 verstoorde evenwicht tussehen cie
rechtspositie der natuurlijke personen en die der
N.V.’s to.v. de behandeling der capital gains: De kapitaaiwinsten der NV’s worden in het vervolg,
evenals clie der natuurlijke personen, onderverdeeld
in
,sho’rt
term” en in
.,long
term” capital gains.
Winsten, voortvloeiende uit vervreernding van ver-
mogensohjecten, die belastingplichtige meer dan 18
maanden heeft bezeten, worden als ,,iong term” capi-
tal gains aisngeinerkt, alle andere kapitaalwinsten zijn
,,short term” capital gains. Het groote nieuws komt
nu hierop neer, dat Amerikaansche NV’s in het ver-volg haar ,,long term capital
losses’ zonder meer op
haar belastbaar inkomen uit anderen hoofde in min-
dering mogen brengen.
Ten aanzien van le ,,short term capital
bases”
heef t men evenals hij cle natuurlijke personen kenne-
lijk geschroomd, de compensatie met andere inkom-
sten onbeperkt toe te laten, ten einde speculatieve
beleggingen, waarvoor op zichzelf reeds meer dan
voldoende animo bestaat, niet nog in cle hand te wer-
ken. Derhalve is compensatie van die verliezen be-
perkt tot
soortgelijke
winsten, gemaakt in hetzelfde
of het volgende fiscaaljaar, terwijl het ,,vrije bedrag”
ad $2000.— ‘s jaars algeheel is komen te vervallen. Uitgezonderd van de nieuwe regeling, die toepas-
selijk is op fiscaaijaren begin:aen.de op of mi A. Janu-
ari 1940, zijn de binnen- en buitenlanclsclie ,,personal
holding companies”, die nog steeds een vraagstuk
op zichzelf vormen
8)

b. Fiscale behandeling ven het scciclo-v erlies.
Eén der meest opmerkelijke bijzonderheden van het
federale belasting-stelsel, die den op ons continent
dan wel in Engeland gevormden belastingjurist niet
alleen bij de eerste kennismaking, doch ook, en zelfs

9 .Riennode hondt het ook verband, dat de ibn.gelsehe
en de AitierikiialLS011C inkomstenbelasting betrekkelijk in-
(oiniitensui-abeje groothedeic zijn, en dat het tot nrisîver-
atatid tutoet leiden, indien mcii bij’. de Engelsche en de uuuei. suetax zonder meer op én lijn stelt, zoocds
Mr.
Schaafsina het in § 6 van zijn overigens verdiens’te1ijk arti-
kel in No.
1221
van dit tijclsehi’ift doet.
‘) ‘i’gl.
,
1
1)e belast-ing der beslotei.i NV. In de Ve.rceniigde
Statui”, Maandblad ,,De Naanulooze Veurnootacliap”, 0e-
tober 1937.

in gestadig stijgende mate, bij voortdurende beoefe-
ning telkens opnieuw met verbazing vervulde, was
tot nog toe de behandeling van het saldo-verlies.
Dit niet onbelangrijke, zij het ook minder plezie-
rige, verschijnsel der economische realiteit was name-
lijk tot 29 Juni j.1. voor den Amerikaanschen fiscus
kortweg een onbekende grootheid, waarmede hij, af-
gezien van enkele weinig belangrijke uitzonderings-
gevallen, hij de berekening van het belastbare in-
komen der onder zijn heersch-appij vallende natuur-
lijke personen en NV’s in geen enkel opzicht reke-
ning had te houden.
Men behoeft zich in dit verband slechts te reaii-
seeren, dat het tot nader order in Nederland vigee-
rende stelsel eener zuivere uitkeeringsbelasting der
N.V. een behoorlijke kapitaalvorming door de in
dezen rechtsvorm georganiseerde ondernemingen op
zoo hoogen prijs stelt, dat het een conservatieve uit-
keeringspolitiek als het ware premieert: er wordt van
de veronderstelling uitgegaan, dat geleden verliezen
in de eerste plaats door vie in
tijden
van voorspoed
gevormde reserves zullen worden opgevangen, het-
geen ook in de crisisjaren op groote schaal is ge-
schied. En als er geen of geen voldoendle reserves
aanwezig zijn, dan komt het imperatieve civielrechte-
ljke (in casu handelsrechtehijke) voorschrift aan bod,
dat de N.V. belet een.ige uitkeering te verrichten,
zoolang een ongedekt saldo-verlies aanwezig is. Al.
doet zich dus het vraagstuk van het saldo-verlies on-
der de geldende wet op de dividend- en tantième-
belasting als zoodanig niet voor, de (Nederlandische)
wetgever heeft er wel degelijk rekening mede gehou-
den door implicite te bepalen, dat van belastbaar
(= uitkeerbaar) inkomen geen sprake is, zoolang er
een ongedekt saldo-verlies openstaat.
Dat dit standpunt in principe het eetlig juiste moet
heeten, behoeft geen betoog. Een andere vraag is het,
of het noodig en uit fiscaal oogpunt verantwoord is,
aftrek van geleden verliezen van het belastbaar in-komen voor een onbeperkte reeks van fiscaaljaren
toe te staan, waarop het systeem der dividend- en
tantièmehelasting practisch neerkomt. In dit ver-
band wordt veelal naar de overeenkomstige regeling
verwezen, waarin de wet op de inkomstenbelasting
voorziet. Deze immers opent voor belastingplichtige
natuurlijke personen slechts de beperkte mogelijkheid,
haar verliezen van het inkomen der twee op het ver-
liesjaar volgende fiscaaljaren in mindering te brengen.
Men vindt het verschil in de behandeling der na-
tuurlijke personen eenerzijds en der N.V.’s anderzijds
ietwat scherp en uitermate nadeelig voor eerstge-noemde categorie van contribuahelen, en terecht.
Waarniede ik echter geenszins wil zeggen, dat bedoel-
de compensatie-mogelijkheid ook voor NV.’s tot in
totaal drie jaar beperkt dient te worden. Integen-
deel, ik meen, dat de grens, zooals door de wet op de
inkomstenbelasting gesteld, veel en veel te eng is.
Dat dit zoo is, wordt tegenwoordlig overwegend er-
kend, en een blik op de
.En.gebsche
inkomstenbelasting
bevest.:igt de ju.istheid dier
,
meening ten volle: In dit
land, waar de fiscaliteit waarlijk niet gering is, doch
waar 66k dle belasting-wetgever een prijzens- en be-
nijdenswaard ïgen zin voor de economische realiteit heeft getoond, werkt de (uniforme) inkomstenbelas-
ting der natuurlijke en rechtspersonen, globaal ge-
sproken, met een
zevenjarig
gemiddelde.

Juist de vergelijking met den Engelschen rechts-
toestand doet ons ten volle de euormiteit van de po-
sitie beseffen, zooals die in de Vereenigde Staten tot
nog toe bestond. Vandaar ook, dat het zonder ver-
deren uitleg duidelijk woi-dt, welke overheerschende
heteekenis die bepalingen van den F.R.A. 1939 heb-
ben, die in principe
voor het eerst
voor natuurlijke
personen en NV’s op geljken voet de mogelijkheid
openen, geleden verliezen nog in t’,vee op het verlies-jaar
volgende
fiscaaljaren van haar belastbaar in-
komen in mindering te brengen.
Vermeldenswaard is, dat ook deze nieuwe regeling

594

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 Augustus 1939

pas geleidelijk in werking zal treden.
Voor
liet eerst zuilen verliezen, geleden in 1939, van cle winst over
1940 en 1941 kunnen worden afgetrokken.

Andere wijzigingen.
Alle andere wijzigingen, die de Code of Internal
Revenue door de F.R.A. 1.939 heeft ondergaan, hoe belangwekkend ook op zichzelf, moeten het aan he-
teekenis verreweg afleggen bij de hierboven bespro-
kene en moeten zich derhalve ook met en korte be-
schouwing vergenoegen.
In het algemeen kan gezegd worden, dat tal van
scherpe hoeken en kanten der fiscalè vesting, waar-
tegen belastingplichtigen, soms onverwachts, maa
dan des te pijulijker plachten op te loopen, afgerond
en gepolijst zijn.
Zoo worden onder de nieuwe wet bepaalde boek-
winsten, gemaakt door in ongezonde financieele po-
sitie verkeerende NV’s bv. door inkoop van obliga-
ties beneden pan, niet meer als belastbaar inkomen beschouwd, terwijl zij tot nog toe zelfs als ,,capital
gains” werden aangemerkt. Zoo wordt het fiscaal ge-
bruik van een bepaalde inventarisatie der voorraden op basis van den kostprijs, dat tot nu toe slechts aan
zeer enkele industrieën was toegestaan, over de ge-
heele lijn toegelaten. Zoo wordt de overdracht van
waardelooze aandeelen, die executeurs testamentair,
trustees, enz. om
formeele redenen veelal verplicht
zijn voor te nemen, van zegelrecht vrijgesteld en
daarmede een dagelijks en rijkelijk vloeiende bron
van ergernis weggenomen.
En zelfs de veel gesmade personal holding compa-
nies mogen zich in het vervolg in een iets grootere
vrijheid ten aanzien van de wijze harer winstuitkee-
ringen verheugen.
Advocaten — wier beroep vrijwel het eenige is,
dat in de Vereenigde Staten door een zelfs in de
Grondwet erkend beroepsgeheirn is beschermd – be-
hoeven niet alleen niet prijs te geven, hetgeen tus-
schen hen en hun cliënten terzake van oprichting van
buitenlandsche N.V.’s werd verhandeld — dit mocht
reeds nu niet van hen wordeh geëischt (!) —, doch
zijn in het vervolg ook niet meer verplicht van het
feit
aangifte te doen, dat zij dusdanige adviezen heb-
ben gegeven (!), welke verplichting hun door de
F.R.A. 1936 was opgelegd.

Tenslotte zij nog de aandacht gevestigd op de
wijziging eener bepaling van formeel fiscaal recht,
die eveneens in dezelfde richting wijst. De federale
fiscus geniet ten behoeve van de invordering der op
kohier gebrachte belastingen een privilege, dat langs
den weg eener bepaalde administratieve procedure,
echter, onder contrôle van den federalen rechter uit-
geoefend dient te worden. Volgens de wet, zooals die
tot nu toe stond, kon de fiscus, van dit privilege
gebruik makend, op effecten, met name op aandeelen,
waarvan een in gebreke
zijnde
belastingplichtige als
èigenaar in het aandeelen.boek der betreffende N.V. stond ingeschreven, beslag leggen door heteekening
ervan aan zijn schuldenaar en aan de N.V., echter
zonder op de aandeelbewijzen zelve beslag te leggen.
Hierbij deed zich herhaaldelijk het geval voor, dat de
wanbetaler achteraf bleek slechts nog ten onrechte
ingeschreven eigenaar dier aandeelen te zijn, omdat
hij deze reeds aan een derde te goeder trouw had
verkocht en door overgave der geëndosseerde stukken
had geleverd. Gemelde derde te goeder trouw werd
dan regelmatig het kind van de rekening, omdat hij
wel eigendom aan de geko(-hte aandeelen had verkr-gen, doch slechts belast met de gepnivilegëerde vorde-
ring van den federalen fiscus.
Een nader ingaan op dit vraagstuk zou ons diep
te diep – in de rimboe van het recht der Amen-
kaansche aandeelbewijzen voeren, hetgeen hier niet
op zijn plaats zou zijn, temeer, waar ik deze kwestie
onlangs in ander verband heb behandeld
4).

4)
Vgl.
Schmey: ,,Neder1ands6e CertiFicattn ‘vnu Ame-
rijkaansche Aandee’len”, Algemeen Handelsblad, Bamiknum-
mer Juli 1939.

Vôldoende zij het, te vermelden, dat de FR.A. 1039
ook in dozen, voor den Arnerikaanschen effectenhan-
del in hooge mate hinderlijken toestand niet zoo-
zeer om het aandeel en den oinvâng van dusdanige ge-
vallen, doch om de uit den geschetsten rechtstoe-
stand voortvloeiende onzekerheid in abstracto — ver-
andering heeft gebracht. In het vervolg mag de fede-
rale fiscus zijn privilege niet meer uitoefenen t.o.v.
effecten, waarop een derde te göeder trouw op grond
van een normale tegenprestatie eenig zakelijk recht
heeft verkregen.

Haec fabula docet.
.
Reeds bij de bespreking van de nieuwe regeling
betreffende de winstbepaling der NV.. en betref-
fende de fiscale behandeling van het saldo-verlies der
natuurlijke en rechtspersonen

rees de vraag, waar-
om zich juist nû en nd pas, de Amerikaansche open-
bare meening tegen het zooveel jaren bestaande sys-
teem heeft gekeerd, en wel met zulke kracht, dat wij-
ziging onontkomeljk bleek. Toegegeven, de uitzonder-
lijke nadelige behandeling der kapitaalwinsten en
vooral de fiscale niet-erkenning van het saldo-verlies
waren, althans met Europeesche oogen bekeken, enor-
miteiten; maar dan toch niet sedert gisteren of ver-
leden jaar, doch van meet af aan!
Op gevaar af in een herhaling te treden van het-
geen ik vroeger herhaaldelijk als mijn meening in
deze heb te kennen gegeven, za] ik trachten deze vraag
in het kort te beantwoorden.
De ruwe manier van belastingheffen, die tot nu toe
het voorrecht van het Amenikaansche belastingsys-
teem mocht heeten — .de totalitaire staten met inbe-
grip van Rusland blijven hier uiteraard, buiten be-

schouwing, aangezien hun belastingpolitiek geheel
anders georiënteerd is — was een weelde, die ook
een land van den enormen natuurlijken rijkdom der
Vereenigde Staten zich slechts voorwaardelijk kon
permitteeren, evenmin als zoovele andere huitenspo-
righeden op finducieel gebied. Een en ander berustte
op de praemisse, dat ‘s lands economie, althans op
langeren termijn beschouwd, in een toestand van ge-stadige expansie verkeerde èn dat het bewustzijn der
algemeenheid van het idee van vrijwel permanente
welvarendheid en voorspoed geheel en al doordrongen
en heheerscht was.

Wat deed het ertoe, of de niet-erkenning van het
saldo-verlies door den fiscus de instandhouding van
het maatschappelijk kapitaal der Amerikaansche on-

dernemingen onmogelijk maakte? Had men niet de
gedachte een er wettelijke bescherming van het vermo-
gen der N.V. i’eeds lang opgegeven, en had niet de
wetenschap, of wat ervoor moest doorgaan, in de ge-
daante der befaamde ,,earning power theory” haar
zegen aan deze manier van huishouden gehecht? Was
het niet, één of een paar magere jaren ten spijt, veel
prettiger, dat de ondernemingen ieder boekjaar op-
nieuw met een schoone lei konden beginnen, zooals
de federale belasting-wetten dat zelfs voorschreven, onbekommerd om vroegere baten of verliezen, waar
toch de onvoorziene winstkansen voor het grijpen
lagen?
Dat de economie der Vereenigde Staten gedurende
het laatste decennium per saldo niet is vooruitgegaan,
is oud nieuws. Doch naast materieele, kunnen ook
psychologische factoren van groot ecônomisch belang
zijn. Als een dusdhnigen factor beschouw ik het feit,
dat de openbare meening in de Vereenigde Staten
sedert de laatste achttien maanden begint te beseffen,
dat de periode van economische expansie op groote
en steeds grootere schaal, waarin dit land zich ge-
‘durende de laatsté twee generaties mocht verheugen,
althans tijdelijk tot stilstand is .gekomen.
Eén resultaat van dezen ommekeer der publieke
opinie daarginds hebben wij in de Federal Revenue
Act van 1938, en in nog sterkere mate in die van
1939 voor ons liggen. Hierbij zal het echter niet
blijven. Dr. F.
E. SC’HMEY.

2 Augustus 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

595

DE BETEEKENIS VOOR SURINAME VAN

UITVOER VAN SUIKER EN RUM NAAR

DE NEDERLANDSCHE ANTILLEN.

Voor de 90.000 zielen van cle Nederlandsche Anti!-
len importeert Curaçao 1425 ton bruine suiker per
jaar. Men koop echter bovendien nog 2168 ton witte,
dus geraffineerde suiker. Dit surplus dient voor een
groot deel voor de
rijkere
leden der bevolking en ver-
der ter approviandeering. van de vele te Curaçao
gestationneerde tankschepen der Curaçaosche Scheep-
vaart Maatschappij en andere vaartuigen.
De hruin.e suiker, die alleen voor de inheemsche
Antillen-bevolking dient, arriveert vooral in den vorm
van ,,panela”, d.i. tot koeken van klinkermodel ge-
goten suiker, die veel (917 ton) . door de Santo Do-mingo en Haitifabrieken worden geleverd. De Suri-
namefabrieken zouden dezen vorm van bruine suiker
vermoedelijk ook gemakkelijk kunnen produceeren,
mits zij slechts verzekerd waren van geregelden af-

zet. Als het zou bonen, om een klein raffinage-bedrijf
aldaar te vestigen (men maakt nu geen witte sui-
ker), zou men, naast 200 ton witte suiker, die
Suriname elk jaar ondanks hoog invoerrecht moet
inkoopen, de 2000 ton witte suiker, die Cura-
çao elk jaar koopt, kunnen leveren. En de 200 toii
voor Suriname zouden zeker sterk stijgen ten. koste
van de consumptie van bruine suiker, als ook deze
witte suiker bocaal gemaakt werd! Bij ca. 3600 ton
suikerinvoer per jaar van Surinam.e naar Curaçao
zou dit voor een maandeljkschen dienst Suriname-
Curaçao van den Surinaamschen Vaartuigendienst
met schepen als de Prins Bernhard, (lie 600 bruto
Reg. ton meten, al een behoorlijke belading verzeke-
ren. Het is voor het tot stand komen van deze ban-
delstransactie niet eens noodig, dat de export winst-
geveiid is. Als de normale concurrentie tegen Cuba-
en Saiito Domingo-suiker op Curaçao niet mogelijk zou blijken voor Suriname
1),
kan deze export toch
vermoedelijk tot stand worden gebracht, als hij even-
veel of minder verlies oplevert dan de export naar
Nederland. Immers is de toestand in de laatste jaren zoo, dat het Landbouwcrisisfonds in Nederland be-
reid is voor 80.000 ton Java-suiker en 15.000 ton
Suriname-suiker bij verkoop in Nederland aan de
producenten door een toeslag hun verlies te vergoe-den, m.a.w. hen in staat te stellen den kostprijs voor
hun product te ontvangen. Het Landbouwcrisisfonds
zal het dus vermoedelijk slechts toejuichen, als het
deze vergoeding, – die toevallig in de twee laatste
jaren gering was -, gereduceerd ziet, doordat een
deel der Surinaarnsehe productie met een kleiner ver-
lies of zelfs met winst in de Nederlandsche Antillen
wordt geplaatst.

De
runb,
die de suikerindustrie in Suriname als
hijprocluct fabriceert, wordt ten dccle in het land zelf
geconsumeerd. Men exporteert voor een waarde van

.f
28.000, waarvanvoor ca. f
22.000 gaat naar Cura-
çao, voor
f
5000 naar Nederland en voor
f
3000_naar
Engeland. Nu gebruiken de Nederlandsche Antillen
echter veel méér rum, want zij kochten behalve voor

f
22.000 van Suriname in 1937 nog voor
f
21.000 in
Cuba, voor
f
9.000 in Britsch Guyana en zelfs nog
voor
f
16.000 in Nederland. Een dergelijke situatie
is niet heelemaal zoo zonderling, als zij wel lijkt,
want er zijn vele rum-soorten. Het lijkt echter mo-
gelijk, dat Suriname, als het zich meer op de fabri-cage van verschillende goede soorten runi zou toe-
leggen, een grooter deel van den import in Curaçao
zou kunnen veroveren. Ook meer export naar Ne-
derland, dat in 1937 voor ca.
f
30.000
2)
uit Engelsch

) Dit is best denkbaar, omdat de locale lijnen naar
deze eilanden buiten de Wst-tnd isc,h e vrachtenco n ferentie
staan en in haar vrachtn’o€eeringen vrij zijn. De fabrieken
aldaar ve.rkoo•peu ook steeds c.i.f. en kiezen dan de na-
tionale saheepvaartiljn.
2)
In 1938
was dit cijfer veel lager.

West-Indië en Engeland kocht, lijkt mogelijk, als ons
land meer ,,rwn -minded” wordt.
De suikerondernemingen in Suriname moeten

thans ten dccle teren op den verkoop van bruin.e
suiker in Suriname zelf. Bij de hooge invoerrechten
van ca. 250 püt. van de waarde, waarmede deze ver-
koop wordt beschermd (locale prijs 17 ct., uitvoer-
waarde 5.5 ct. per kg), betalen de Surinamers (dus
de Creolen) voor de door hen jaarlijks gekochte 2800
ton noodgedwogen 2800
X f
125
= f
350.000 aan
den fiscus. Als wij den kostprijs op
f
0.07 per kg
stellen en een redelijke winst op
f
0.02 per kg, ko-
men wij op een prijs van
f
0.09 per kg en de bevol-
king betaalt dus in elk geval per jaar 2800 X
f
80 =
ca.
f
200.000 te veel.
Het lijkt hilhijk, dat de Regeering van Nederland
door het geven van een nog hoogeren toeslag de thans
door de suikerfabrieken ten koste der Surinaamsche
gekleurde bevolking bij den localen suikerafzet ge-
maakte winst voor haar rekening neemt. Anderzijds
moet de Surinaanische suikerproducent doen wat hij
kan om op andere wijze meer winst te maken, in casu
vooral door suikerexport naar Curaçao en ook door
meer rum-export
3)
Het Landhouwcrisisfonds dient
niet langer dan strikt noodig is de toeslagen te be-
talen, die thans de ondernemingen in leven houden
en het is voor deze laatste een eerezaak, zich zoo spoe-
dig mogelijk weder ,,selfsupporting” te maken. De
laatste 2 jaren is bij cle verbeterde suikerconjunctuur
weinig of geen verlies geleden door de Surinaamsehe
industrie en behoefde het Lan dhouwcrisisfonds slechts
een klein bedrag bij te passen.
Voordien was er echter vele jaren lang een groot
verlies, soms van meer dan een half millioen Gul-
den en deze toestand kan elk jaar terugkeeren.
Dr.
W. C. KLEIN.

) Hierbij komt Duibsohiand zeer iin. aanmerking, mits
onze Regeer i iigso rganen daarbij wi1ln belpen.

AANTEEKENINGEN.

Dr. Colijn over den financieelen toestand.

In de Tweede Kamer heeft de Minister-President
tijdens zijn rede over het program van het intus-
sehen weer demissionnair geworden Kabinet, een
overzicht gegeven van den toestand van de financiën
van het Land. Na er op gewezen te hebben, dat oud-
Minister De Wilde in September 1938 reeds be-
zwaren had geopperd tegen de uitgave van
f
10 mil-
lioen ter bestrijding van de werkloosheid, maar dat
bezwaar had laten vallen onder voorwaarde, (lat voor
deze uitgave compensatie zou worden gevonden door
andere besparingen, vervolgde de Premier:

Zoo zijn wij bet jaar
1939
‘ingegaan.
in thet voorjaar van dit jaar kwamn de voorloopige
cijfers voor de begrootin.g voor
1940
binnen en deze cijfers
wezen op den gewonon dienst een tekort van 56 millioii
aaji, welk ‘tekort veroorzaakt was door dc stijging van
uitgaven, terwijl, zoonis men weet, Mjkbister De Wilde als
voonwaarde voor zijn aanblijven had gesteld, dat er voor
1940
geen ve’rihoogiag van het eindcijfer van de begroo-
ting voor den gewonen dienst zou zij.n.
Het is deze toestaii:cl geweest, die hem tenslotte tot hecit-
gaan heeft genoopt.
Ik heb reeds gezegd, dat ‘ik in het algemeen de itizich.ten
van ‘don vorr.i’gen Minister van Financilln deel; ik had dus
ook toen reeds kunnen icengaan. Ik heb enh.ter reeds
bij een andere gelegenheid gezegd: het beengaan van den
formateur van een Kabinet heeft altijd toch nog een
andre beteelcenis dan het heengaan van een ‘riot cle an-dere Ministers. Dit .braht mij ertoe nog eens een poging
te onderne’mein om een Kabinetscrisis te voorkomen door
overleg ‘te openen met de versdh.illende Departemewts-
hoofden. Het eerste resultaat van dat overleg was, dat
de uitgaven met
12
millioen werden verlaagd, grootste-
deels of nagenoeg geheel nieuwe uitgaven, die ‘voor het
eerst
01)
de begrooting waren gebracht. Daardoor werd dus het tekort voor de begrootiug van
1940 op
den ge-
wonen dienst, dat bij het inkomen van de voorloopige cij-
fers 56 millioen bedroeg, tt 44 millioen teruggebracht.

590

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2
Augustus
1939

])aarhij rezen a.11ei-iei vragen. In de eerste plaarts wel
deze, of de oahlrvaiirg van die w’.erkloosheid voor de jeugd
nu nietiteidaad, in het licht v
Su
wat men uit het land
daaionatrent vernam, zoo helanrgrijk was, dart het gemo-
tiveerd moest ivordeti geacht daat-voor een bedrag van
enrgeveer 10 millioen beschikbaar te stellen. Ook iees er
twijfel aaii de juistheid valt de methode, die men gekozen
had, en rees o.a. de vraag, waarop, geloof ik, de heer
])e Geer niet een enkel woord reeds heeft gewezen, of
niet veeleer de jeugd nioet n’oidern geholpen door uit-
breiidring vnu het aantal speciale opleidiusgsinriohtingen
dan wel of dit moest geschieden in de rioh.ting, die men
zich aanvanikelijk voorgenoineal had. Zoo waren or nog
wel enkele andere vragen, die ik hier nu iziet nader be-
hoef aan te duiden. Tenslotte kw’aan de zaak hierop neer,
dat na i’eel heen- en weergespre ek ik op 28 Juni van
Minister Romme een Nota ontiinrg, w’aaruit ik het vol-
igende citeer:
,,W,il ik mijn aandeel in de verantwoordelijkheid voor
het ontwerp ciei
-begt-ootirng 1940 kunnen dragen, dan
moet ik zeker ervan kunnen zijn, dart de besluiten be-
‘treffende w’ei-kveesehaffin,g, steun.verleeniiug en jeugd-
werkloosheid gehandihaafd blijven en dat loyale medewer-
king aan de uitvoerirnig zal worden verleend.”
Mijnheer de Voorzitter! Waar nu juist op dit punt
ver4dhillen in dec boezem van het Kabinet waren o,nt-
staan, daar sprak het variirielf, dat, na de ontvangst van
een dergelijke inededeelirug en nadat men reeds een’ige we-
rken lang besprekingen gevooi-d had, liet nut van verdere
bespreikinrgen rbwijfelaehrbig moest worden geacht. Op die
basis kon va]1 een verder overleg geen gunstig resultaat
worden verwacht en daarom diende het Kabinet den vol-
genden dag, op 29 Juni, zijn ontslagaanvrage in.

De emissiebedrijvigheid in de Vereenigde Staten

gedurende het eerste halfjaar van 1939.

Het totaal bedrag van alle geplaatste waarden ge-
durende liet eerste halfjaar van
1939
bedroeg in de
Vereenigde Staten $
3.333
niillioen, hetgeen ongeveer
het dubbele is van dit bedrag in de overeenkomstige
periode van
1938.
Minder gunstig, als aanwijzing
voor den conjunctureelen toestand, blijkt de emissie-
bedrijvigheid, als dit bedrag gesplitst wordt in zijn
samensteilende deden. Niet minder dan 70 pOt. komt

De prii’aatreChtelijke emissies van 1935-1939
1).

uit leeni.noen zullen hebben ‘te dekken, een bediag van

M,Lt,0IS
-.

or
D0LiRS
rond 250 mil]rioen, terw’ijl de vlottende schuld aan het

ou –
einde van dit jaar, met irnbegrip van alle aangegane ver-
piichtirngen, die ruissolrien dén of twee maanden later
betaald moeten worden, ongeveer een inilliard zal bedra-
40 0

J
_______________________ —
gen. De
niogelijkheid
our die vlottende schuld te gaan con-
solideeren, zoolang het huidig aspect blijft als het is,
nioet, naar mijn mcen’ing uitermate gei-iorg w’orden ge-

Dit was het beeld vait den frinanoieelen toestand. De ver-
clere besprekingen, die gevoerd zijn geworden op den
grondslag van een door mij opgestelde Nota, heb beu nog

200 –

REFUNOIN

wel het een en ander opgeleverd, maar aan i-eëeie bespa-
ringen niet genoeg om een bevredigend resultaat te ver-

k1en.j kwam nu nog een ander meeningsvei-serhil, dat
100

ik u-eeds terloops heb genoemd. Er was reeds véÔr eenigen

NEW CAPTAL

tijd aanw’eelg een twijfel over de doelmatigheid van de

0

2

4

2 3


V 3 4″
‘ 2’
3″°

2W
3O 47-
plannen, die ontworpen waren tot betu ijdun.g van de

QUARTER

eUARrER

QURTER

OUART(R

OUARÎER
jeugdrwerkloosheid, zooals die zijn nedergelegd in de beide

1935

1936

1937

1938

1939

on±werqxaIl van
wet
No. 411 en in een paar onrtwerpen

.1)
Ontleend aan de Moutthly Rv’iew van de Federzl
van wet die evenwel nog niet ingediend zijin geworden.

Jtcse ive ]3an k te New-York, Juli 1939.

AANVOER VAN GRANEN.
(En lens van 1000 kg.)

Artikelen

Rotterdam
Amsterdam
Totaal

2329 Juli
Sedert
Overeenk.
23-29 Juli
Sedert
Overeenk.
19

1938
hIt)
t Jan. 1939
tijdvak
1938
l93’J
1Jan. 1939
tijdvak 1938

(.255
486.805 598.249
3.500
47.989
4.295
534.794
60.544
Tarw6

……………..
Rogge

. …………….
.’100
120631
92.984
.-
1.700 122.331
92.984
¶16
10.610
10.180



10.610
10J80
Boekweit …..
…………..
is4aïs ………
………
31.977
402258
754.570
1.456
59.623
57.451
461.881
812.021

6.902
158.278
223233
. 10.294 10.374
168.572
233.607

9.605
129.164
113854
500 2.360
7.812 131.524
121.666

..

..
94 461
95.543
3.042
182.492
132.784
276.953
228.327

Gerst

………………
Haver

……………..

Lijnkoek …………..
1.200
48522
36.612

150
125
48.672
36.737
Lijnzaad

……………875

1.040
.
39.571
35.708
130
4.805
.
7-.901
44.376
43.609
Tarwemeel

………….
Andere meelsoorten ..
545
13.812 19.422
270
3.631

13.445
17.443
22.867

Ta een later stadiuni, gecIurenle de crisis, is dat cijfer
van 44 ni uh oe ii door een ige ‘toegevit.ig valt tiiijn kant op
het sttilc van de verdecliurg •titssohern ge’Voorn cii bulten-
gewoon nog tot een lager cijfer teru.grgebraciht.
Bij dit geraamd tekort op den gewonea dienst was ge-
rekend met de omstandigheid, dat de
50
millioen, drie hier
aaii nieuwe helrasti.urgen gevraagd werden, al binnti wit-
ren. Wanneer dat niet zoo
Iis
– en uk ineen uit wast de
heet Shoudea zooeven gezegd heeft te moeten afleiden,
dat Jiert allannriinrst zCker is, dat dat gebeurt -, zal men
bij dart tekort nog moeten tellen hetzij die rheele 50 nijl-
lioen, hetzij een deel daarvan. Ln eik geval, die vogel Is
nog n’iet geschoten, Mijnheer de Voorzitter. De wotsont-
werpeii liggen daar en ik heb gehoord, dart er nogal wat
bez waren tegen zijn.
Indien ik dus die 50 millioen niet nieerekenen mag als
dekkiaig, voorloopig, dan rstarut de Minister vnii Financiën
voer een tekort op den gewonen dienst voor 1940 van
80-90 niilhoern.
Maar de ‘toestand is nog donkerder, wan:neer uien ook
het jaar 1941 erbij iii. beselronw’irig neermrt, want het staat
nu reeds vast, dat wij ‘in 1941 allerlei verpbchtiurgen te
vervuilen hebben, waarvoor nog iii het geheel geen dek-
king aanw’ezig is en die verilriohrbinrgen in het jaar 1941
ku,.iiie,n i6i een road cijfer gesteld worden op een bedrag
van
45 nsillioen. Daarom kan reeds nu worden vastgesteld,
dat, w’arirnecr wij die beide jaren tezamen nemen en er
niet verder zon worden inrgeloopen
01)
het tekort, zooals
dart
01)
hot oogeablik geraamd is voor het jaar 1940 wij
dan zouden staan in 1941 voor een tokm-t, dat inderdaad
zeer belangrijik zou zijn en dart uien in een road cijfer stel-len kan op 85 mrillioern, waarbij dan alweer erop gerekend
is, dat de 50 million beiaisrtinrgen inderdaad aangenomen
zijn igeNvorden en dart zij dat bedrag ook rverkelijrk zullern
opleveren.
Maar ook
01)
deze wijze is nog maar édn kant van de
medaille belicrht, want ook de kapiitaaldieust stelt zeer
hooge eisehen. Enkele jaron geleden ijs hior in de Kamer
– en i.k heb daaraan warm deelgenomen – flink gedebiut-
teerd over de vraag, of ine,n 200 uiillioen per jaar gedurern-
de enkele jaren zou kunnen leeneti voor de uitvoeriugvain een bepaald plan. Weinu, voor liet jaar 1940 wordt op den
kapirtaaldiernst aangevraagd een bedrag van 208 millioen,
ongeacht dus de deidditig van ht tekort op den gewoneii
dienst. ]Ou het perspectief voor dien krtpitaaidieast is voor
de volgende jaren niet veel gunstiger, voor zoover ik zrien
kan, dan ‘oor het jaar 1.940. Dat wil derhalve zeggen, dart,
wa.nrneer w’ij niet ingrijpen
01)
het stuk van den geivonen
dienst. wij dan in het jaar 1940 zullen hebben te leenen,

2
Augustus
1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

597

ni. voor rekening van leeningen, aangegaan door
hoogere of lagere overheden of overheidsinstellingen.
Zooais uit de grafiek te lezen is, was de samen-
stelling der emissies voor particuliere rekening
zoo-
danig, dat de emissies voor
80
pOt. uit conversies be-
stonden. Aan deze hernieuwde conversieheweging,
waartoe de voortdurende daling van liet rentepeil
aanleiding gaf, is toe te schrijven, dat het totaal der
privaatrechtelijke uitgiften in
1939
hooger lag dn
in het voorgaande jaar. De uitgiften van nieuw kapi-
taal immers, welke de grootste heteekenis hebben voor
het economisch leven, lagen in de besproken periode
van
1939
niet minder dan 42 püt. onder het peil van
1938.

Groothandeisprijzen van belangrijke voedings- en

genotmiddelen en grondstoffen.

(Indexcijfers gebaseerd op 1927 t/m 1929 = 100).

Laatste noteeringen (25 JuIi/1 Aug. 1939).

A r t
i
k e I
Vreemde
I

Prijs in
Index-
munt

I
Guldens
cijfer


85,50 39,8 80,75
42,1

86,-
40,3

4,05
33,3

3,32
5

26,5

Gerst

……………………………

Tarwe,

Roemeensche

………

3,40
25,2
Rijst

…..

……………………..
sh.
519
2,53
38,7
Boter

…………………………..
f0,55′)
0,73
35,4
Kaas
)

Eieren

……………

……………


16,25
3,60
35,7
44,9

C

Maïa,

termijn

……………………..
.!

Maïs,

Amer. Mixed

……………….

………………………………

Geel,

runderen

…………….

…..
64,30 67,9

.

Rogge

…………………………….
.

Tarwe,

termijn

…………………..

58,75
68,9
sh.
4;54


1,95
65,9
sh.
981-
42,88
64,4

Geel,

varkens

………………………

sh.
19/7
8,65
25,1

J,

Bevr.

Arg.

rundvieesch

…………


0,125
25,5

C
M
Bacon

…………. ………………..

Cacao

…………………………..

o

Koffie,

Sup.

Santos

……………
>

0,14 23,7

Koffie,

Robusta

………………….

Suiker

…………………………

..

50,0
Thee

……………………………

..
0,4925
65,0

.Tute

…………………………..
£221113
197,59
46,2
Katoen,

Mid.

Tjpland

…………..
Sets 9,78
0,184
39,1 4,21
0,153
42
1
6

Austr.

Wol, Crossbr, Col. Carded
pence 19,50

..

0,712
51,5
Katoen,

Sup.

Fine Oomra

……….penee

pence26,-

..

0,949
40,6
Austr.

Wol,

Merino

……………..
Jap.

Zijde

……………………….
Rubber

…………………………
2,73
pence 8,50
5,09
0,31
39,7
46,7
,

Grenenhout

……………………..
21.51-
185,94
80,9
132,50
86,8
17,-
42,4
Vurenhout

………………………-

29,4
V
O

Koehulden

……………………..-
Copra

………………………….

.

£

1.12/6
102,49
41,0
Grondnoten

…………………….
Lljnzaad

………………………..

91,-
46,7

Goud

…………………………..

.
sh.
14816k
65,50
127,3

Koper

…………………………
£
43.819
382,95
48,7
£
14.18/9-
131,70
47,4
a

Tin

……………………………
£
229.17/6
2026,65
69,7
Ijzer,

Cleveland

……………….
sh.
991-
43,65
103,6
sh.

70!-
30,85
78,1
Zink

……………………………
14.11/11 128,70
40,6
pene.16’3!j,
0,62
47,7

Lood

…………………………….

0
Gleterij-Ijzer

……………………..

..

..

10,35
94,8
Petroleum

……………………..
S 1,02

..

1,92
62,2
>

Benzine

……………………….
0,0912
31,5

Zilver

………………………….


5,50 49,2

Steenkolen

……………………….

S
.ets 4,88

.

4,75 42,6
.

Kalksalpeter

…………………….
.

Zwavelz.

ammoniak

………………
c

Cemen’.

……………………….

12,35
67,9
0
6
Steenen, binnenmuur
.
9,50
72,6
tD

Steenen,

buitenmuur

……………

12,-
64,3
‘) Fleffing Crisis Zuivel-Centrale.
(Wegens plaatsgebrek vervangen bovenstaande statistie-
ken deze week het gebruikelijk overzicht der groothandels-
prijzen.)

Indexcijfers van belangrijke voedings- èn genot-
middelen en grondstoffen.

‘n
C>

0
.’s
_E
o
Jan.

1939
43,3
40,7
55,1
48,5 46,5
45,4
Febr.
41,7
42,1
55,5
49,4
46,4
45,7
Mrt.
42,7
43,5
56,5
50,6
47,5 47,8
Apr.
42,9
44,1
56,3
50,7
47,8
48,8
Mei
43,1
45,9
56,9 51,9 48,6
49,9
Juni
42,7
47,5
58,0
53,2
49,1
50,0
27 Juni-4
Juli
42,8
47,4
57,6 52,9 49,0
50,0
4
Juii-Il
42,7
47,5
56,4 52,3
48,7 49,7
ii

,,

-18
42,6
47,3
56,4
52,3
48,5
50,0
18

,,

-25
41,8
46,7
56,2
51,9
47,9 49,0
25

,,

-i
Aug.
42,2
47,0
59,2
53,6
49,2
49,8

STATISTIEKEN.
BANKDISCONTO’S.

Ned

isc.Wissels.
2

3Dec.’36
Lissabon

. . . .
4
11An.’37
Bk ‘el.Binri.Ëff.
Vrsch.inll.C.21
24
3Dec.’36
Londen ……2
3OJuni’3′?
3Dec.’36
Madrid ……5

15Juli’35
Athene
……….
6

4Jan.’37
N.-York
FR
B.
1
26
Aug.’87
Batavia

……..
3

14
Jan.’37
Oslo

……..34

5Jan.’38
Belgrado
……..
5

1 Febr.’35
Parijs

……2
3

Jan.’39
Berlijn
……….
4
22Sept.’32
Praag

……3

1Jan.’36
Boekarest

……
34
5Mei’38
Pretoria

….
34
15Mei’38
Brussel

……..
24′)CJnli’39
Rome ……..44
18Mei’36
Boedapest

……
4 28Aug.’35
Stockholm

..
24

1Dec.’33
Calcutta

……..
3
28Nov.’35
Tokio….

3.46

11
Mrt.’38
Dantzig

……..
4

2Jan.’37
Warschau…. 44
18Dec.’37
Helsingfors
……
4

3Dec.’34
Zwits. Nat. Bk.
1425Nov.’36
Kopenhagen

….
34
22Feb.’39
1)
1
1
12
%
bankwisseis
1. z.
verk. Belgische prod. in het buitenland. OPEN NIARKT.

1939

ii 1938 II
1937
II 1914

29

24129 1 172210/15
1
25/30

19/24 ‘ 20j24
Juli

Juli

Juli

Juli

1

Juli

Juli

Juli
Amsterdam
Partic. disc.
1/2
7154_1/3 112-911e

1/
3
_31
4

11
4

11
331
4
_431
4

Prolong.

11
5
.31
4

31
4

3/
4

1/
5
31
3_411
4

Londen
Daggeld.
1
1-1
12

1
1121

‘121
11
2
_1
‘Ir’I
1
1-1
Partic. disc.
231
35

13/333
4

3/
4
.331
54

151
33
13/
14

17/32

17/33_9154
116-I4
Berlijn
Daggeld.
.

2
1
147/g
214-
5
/5

2
1
12-
7
/e
1,

251s-33/s
2
1
143
1
18
18-318
Maandgeid
2
3
18-
5
1s
2318-5/
2
3
/8-
5
18

23/8-5/8
2314-3
2
1
11-7/
2
1
1-71′
Part, disc.
2
3
14
2/4
2314

2314
271s
2718
2
1
l8
Warenw.
. .
4

I2
4..
1
/2
4_1/

41/3
4.
1
/
4
1
/4
4.1/
4

New York
Daggeld’)
1
1 1

1
1
1
Partic.disc.
11
1/
11

1
12
1/2
11
1
1)
Koers van
28 Ju’i
en daaraan voorafgaande weken
t/m. Vrijdag.

WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN N KDERLAND.

Da a
New
Londen

Berlijn
Parijs
Brussel
Batavia
York
)
)
S) S)
1)

25
Juli

1939
1.8619Ç
5

8.75

75.-
4.95% 31.76
100%
26

1939
1.86%
8.75

75.-
4.95%
31.77
lOOk
27

1939
1.87%
8.75%

75.074
4.95%
31.80
100%
28

1939
1.881j
8.80%

75.424
4.98k
31.96
100% 29

1939
1.88%
8.80%

75.45
4.98%
31.97
100%
31

1939
1.88%
8.81%

75.50 4.99
32.-
100%
Laagste d.w1)
1.86%
8.72%

74.75
4.93% 31.65
100
Hoogste d.w’)
1.88%
8.82

7560
499
32.-
100%
Muntpariteit
1.469
12.1071

59.263
9.747
24.906
100

Daa
t
Zwit-
5
Praaj ‘
Boeka-
Milaan
Madrid
rest
1)
5*) *5)

25 Juli

1939
42.19




26

1939
42.17


– –
27

1939
42.21

– –

28

1939
42.45
– –
– –
29

1939
42.45




31

1939
42.49



Laagste
d.w
1
)
42.05
– –


Hoogste
d.wt)
4250

1.40
9.95

Muutpariteit
48.003
1

7.371 1.488

1


13.094 48.52

D ta
Stock-

Kopen-
Oslo5)
Hel-
Buenos-
Mon-
holm) hagen*)
fo,f1)
Aires’)
treal’)

25 Juli

1939
45.11

39.084
4398
“3.86
43sj 1.86%
26

1939
45.10

39.074
43.974
3.87 43%
1.87
27

,,

1939
45.15

39.124
44.024 3.88 43%
1.87%
28

1939
45.40

39.324
44.25
3.88
43%
1.87%
29

1939
45.40

39.324
44.25 3.88
43%
1.88
31

1939
45.45

39.374
44.324
3.88
43%
1.88%
Laagste
d.w’)
40.05

39.024
43.024
3.83
43
1.86%
Hoogste
d.w1)
45.474 39.40
44.35
3.91
43%
1.88%
Muntpariteit
66.671 66.671
66.671
6.266
95%
2.1878
S) Noteering te Amsterdam.
5*)
Not, te Rotterdam.
1)
Part. opgave.
In ‘t late of 2de No. van iedere maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

D t
a a
Londen
($ per 4)
Parijs
($
p. 100 fr.)
Berlijn
($
p. 100 Mk.)
Amsterdam
($ p. 100 gld.)

25 Juli

1939
4.68%
2.65
40,13
53,48
26

1939
4,68%,
2,6419.
40,13 53,47
27

1939
4,68%
2,64% 40,13 53,24
28

1939
4,68%
2,64% 40,13 53,18
29

1939




31

1939
4,68%
2,6419.
40,13
53,10
1
Aug.

1938
4,91%
2,76
40,17%
54,85
lluntpariteit..
4,86
3,90%
23,81%
40%

598

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2
Augustus
1939

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en
Noteerings-
15
Juli
22
Juli J24juIij29juIi
19391
29Juli
Landen

I eenheden
1
1939
1
1939
I
LangstelHoozstel
1939

Alexandrië..
Piast.p. Y,
97%
97%
97% 97% 97%
Athene

….
Dr.
p.0

54734
547%
540
555
547%
Bangkok….
Sh.p.tical
1/10
1/10%
1/10
1/10k
1/10
Budapest

..
Pen. p.
£
24
24%
24
24%
24
BuenosAires’
p. peso p.y, 20.251 20.20
20.17 20.24
20.20
Calcutta ….
Sh. p. rup.
1/5
29
/
32

1/5
29
/
82

1/5%
1/5
1

1/5
29
/
32

Hongkong ..
Sh. p.
$
1/2%
1
1/2%
112%
1/2%
Istanbul

..
Piast. p.
£
583 583 583 583 583
Sh. p. yen
1
1
1
2
112
1/11%,
1/2%
1/2
Lissabon….
Escu.p.0
110%
6

110%
110
110%
110%
Kobe

…….

Montevideo
.
d.per.g
18% 18%
17%
18% 18%
Montreal

..
$
per
£
4.68+
4.68% 4.68
4.69
4.6834
Riod.Janeiro
d.per Mi!.
22/
8

2% 2% 2% 2%
Shanghai

..
d. p.
$
6%
4%
3%
5
4%
Singapore ..
Sh. p. $
2/4%
2
1
1
4%
2/4
2/4%
2/4%
ValparaisoS).
$per Y,
117
117
117
117 117
Warschau ..
Zl. p.
£
2431
1 24%
1 24%
1
25%
1
24%
1)
0ff ic. not. 15 laten, gem. not., welke imp. hebben te betalen 15Nov.1938
17.13.
2
)90 d g. Va2af 13 Dec. 1937 laatste ,export”
noteering.

ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
Londen’)
N.York’)
A’dam’)
Londen
4

25 Juli

1939..

16%
34%

25 Juli
1939.. 2105
148/6
26

1939.. 16%
34%

26
1939.. 2110
148/61
27

1939..

16%
34y,27
1939.. 2110
148
1
1
6k
28

1939..

16
1
%
34%

28
1939.. 2120
148/6
99

1939.. 16%

29
1939.. 2120
148/6k
31

1939..

161%,
34%

31

,,
1939.. 2120
148/6k

1 Aug. 1938..

42%

1 Aug.
1938.. 2055

27 Juli 1914.. 24% 159
27 Juli
1914.. 1648
84/101
1)
in pence p. oz. stand.

2)
Foreign silver in $c.
p. oz. fine.

8)
In guldens
per Kg. 100011000.
4)
in sh. p. oz. line.

STAND VAN ‘u RIJKS KAS.

Vorderingen.

1

151uli1939

1

221uli1939
Saldo van ‘s
Rijks
Schatkist bij De Ne-

f
38.355.422,64
f
44.444.539,92
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
,,

295.244,21
,,

129.235,32
Voorschotten

op

ultimo

Juni

1939
ajd. gemeent. verstr. op a. baar uit te
keeren hoofds. der pers. bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmede ope. op dle belas-

derlandsche Bank ……………….

tingen en op de vermogensbelastlng


,

45.640.631,50

45872.998,17
,

10.567.577,07
,,

10.595.027,21
Kasvord.weg.credietverst.alh.bultenl
,

96.442.795,31
,, 96.015.460,20

Voorschotten aan Ned.-lndle ……….
Idem aan Suriname……………….

Daggeldleeningen tegen onderpand
Saldoderpostrek.v.Rljkscomptabelen

,,

42.409.515,88

43.354.033,32
Vord. op het Alg. Burg. Pensloenf.’)…


Vord. op andere Staatsbedrijven
1)
……
13.953.947,61
,.

14.400.588,28
Verplichtingen

Voorschot door De Ned. Bank ingev.
art. 16 van haar octrooi verstrekt


Schatkistbiljetten In omloop ………
/155.341.000,-
fl54.941.000,-
,,

64.000.000,-
,, 64.000.000,-
Zilverbons in omloop …………….
1.070.675,50

1.070.269,50
Schuld

op

ultimo

Juni

1939

ajd.
gem. weg. a. h. uit te keeren hoofds. d.
pers, bel., aand. I. d. boot ds. d. grondb.
e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op die

.
Schatklstpromessen In omloop …….

bel, en op de vermogensbelasting
.

5.529.175,05
…1.746.911,32
5529.17505
Schuld aan Curaçao’) …………….
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioent.’)
6.284.080,65

1.764.000,63
31744.381,62
T.’)
Id. a. Is. Staatsbedr. der P.T. en
189.003.019,34
,,

13.500.000,-
187.046.601,21

14.000.000,-
Id. aan andere Staatsbedrijven
1)

…..
Id. aan diverse instelllnen
1)
……….
,,
336.329.221,83

337.078.965,57
1)
In rekg.-crt. met ‘s Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.

1

22 Juli 1939
1

29 Juli 1939
Vorderingen:
5)
Saldo Javasche Bank

…………….
f

6.819.000,-
f

7.113M00,-
Saldo b. d. Postchèque- en Girodiensi

159.000,-

750.000,-
Verplichtingen:
Voorschot ‘s Rijks kase.a. Rijkslnstell.

,,

45.873.000,-
,,

46.122.000,-
SchatkIstpromessen in omloop …….

33.000.000,-
,,

33.000.000,-

Schatkistbiljetten in omloop
Schuld a.d Indische Pensioenfondsen

20.000.000,-

,,

20.000.000,-
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds

1.475.000,-

..

,,

1.475.000,-
Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank

1.148.000,-
,,

699.000,-
Belegde kasmiddelen Zelf besturen

,,

995.000
1

,,

995.000,-
Voorschot van de Javasche Bank



1)
Betaalmiddelen In ‘s Landskas
t
37.572.000,-.
CURAÇAOSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Data
Metaal
Circu-
latie

vuur-
schotten
aan de
1
kolonie

1

Dis-
1
con to»
1


e-
nin
g
en

Inin
g
en8

Diverse
i

reke-

1 Juni

1939
9.823
7.583
4.458
122
1.464
125
1Mei

1939
9.782
7.685
531
126
1.459
131
1 April

1939
9.792 7.925
328
130
1.586
130
1 Maart

1939
9.801
8.334
269
127
1.203
136

1 Juni

1938
6.667
6.704
341
74
1.777
101
1)
Sluitp. der activa.
2)
Sluitp. der passiva.

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op 31 Juli 1939.

Activa.

Binnen!. Wis- (iElfdbk.
f

8.684.032,44
sels, Prom.,’ Bijbnk.

718.880,29
enz, in disc. Ag.sch. ,,

589.777,13
f

9.992.689,80
Papier o. h. Buiten!.
f

1.800.000,-
Af: Verkochtmaar voor
– debk.nognietafgel.

i.soo.000,-

Jpxueun1eu 0fl

,

,, 223.668.793,47
1
)
Voorschott. a. h. Rijk …………….

Munt, Goud ……
f
106.517.555,-
Muntmat., Goud .. ,,1.022.926.981,94

f
1
.
129.444.536,94

Munt, Zilver, enz.

24.003.679,30

Muntmat. Zilver.. ,


1.153.448.216,24
Belegging van kapitaal, reserves en pen-

sioenfonds ……………………,,

43934.549,65

Gebouwen en Meub. der Bank …….. ,,

4.580.000,-

Diverse rekeningen ………………,,

12 568.119,24

Staat d. Nederi. (Wetv. 2715/
1
32, S. No. 221) ,,

7.629.955,16

Passiva.

f
1.457.622.323,62

Kapitaal ……………………….
f

20.000.000,-

Reservefonds ……………………,,

4.277.243,54

Bijzondere reserve ………………,,

7.756.940,37

Pensioenfonds ………………….,,

11.944.567,02
Bankbiljetten in omloop ………….. ,, 1.036 975.740,-
Bankassignatiën in omloop ……….,, 241.699,53
Rek.-Cour. ( Het Rijk
f
45.599.886,62
saldo’s:

Anderen ,, 327.348.529,69 ,,

372.948.416,31

Diverse rekeningen ………………,,

3.477.716,85

f
1.457.622.323,62

Beschikbaar metaalsaldo …………
f
589.294.581,77
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de bank gerechtigd is ,, 1.473.236.440,-
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank

ondergebracht ………………..,,


5) Waarvan aan Nederlgndsch-IndIS
(Wet van 15 Maart 1933, StaatSblad No. 99) ……..
f
60B12.475,-

Voornaamste posten in duisenden guldens.

Goud

Andere Beschlkb. Dek-
Data

Circulatle opelschb. Metaal- kings
Munt
1
Muntmat.

schulden
saldo

perc.

31 Juli ’39 106518 1.022.927 1036.976 373.189

589.295 82
24 ,, ’39 106598 1.022.907 1008.615 399.229

589.882 ’82

25 Juli ’14 65.703 96.410 310.437 6.198 43.521 54

Data

1

1
;rornessen Belee-
1 ‘”‘ 1

op het

reke-

Idlsconto’slrechtstreeksl ningen

buitenl.
1
ningen’)

31 Juli 1939

9.993

223.669

1.800 12 568

24 ,, 1939 10.323

220.771

1.800

13.111

25 Juli 1914 67.947

61.686 20.188

509
‘)Onder de activa.

JAVASCHE BANK.

Data
Goud
Zilver
Ctrculaiie
opelschb.
metaal-
schulden
saldo

29 Juli ‘392)
136.160
199.160
69.530
28.684
22

,,

‘392)
135.950
199.600
68.460
28.726

1
Juli 1939
Ï16.886
19.733
197.696
71.999
28.741
24Juni1939
116.886
17.990 194.733 72.191
28.106

25Juli1914
22.057
31.907 110.172 12.634
4.842

wzssms,

Diverse
1
buiten
1 Dis- 1
Belee-

reke-

kingS-
Data

l
N.-Ind.

conto’s
1
ningen
ningen’)

percen-
1
betaalb.
1

1

lage

29Juli ‘392)
11.470 71.170
62,120
51
22

,,

1392)
12.650
71.540 60.150
51

1
Juli1939
15.189
1
14.975
46.381
57.893
51
24Juni1939
15.491
14.630
45.071
1
56.413
51

25 Juli 1914
1

6.395
7.259 75.541
2.228
44
5)
Sluitpost activa.

2)
Cijfers
telegrafisch ontvangen.

Beleeningen

Hfdbk.
f188.265.030,41′)
mcl.
vrsch,
I

in rek..crt.Bijbnk.
4.680.515,93

oponderp.

Ag.sch.
30.723.247,13

f
223.668.793,47

Op
Effecten enz. ..
f
222.586.267,421)
1 fl00 C0

flÇ

Auteur