Ga direct naar de content

Jrg. 24, editie 1204

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 25 1939

25 JANUARI 1930

A:UTEUR$RECHT VOORBEHOUDEN.

Economisch-,Stat’i’st’i’sch%….

Berl
‘ochten

/

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIË.N EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

’24E JAARGANG

WOENSDAG 25 JANUARI 1939

No. 1204
COMMI.SSIE VA.N REDACTIE:

P. Lieftinck; N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de Vries en

H. M. H. A. van der Valk (Redacteur-Becretaris).
M. F. J. Cool – Adjunct-secretaris.

Redactie-adres: Pieter de .Hoochweg 122, Rotterdam-West.

Aangetee/i.

ende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatwe.g,

Telefoon Nr. 35000. Pos treken.ing 8408.

Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere pagi-

na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens

tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:

Nijgh & van Ditmar NV., Uitgevers, Rottrdam, Am-

sterdam, ‘s-Gravenhage. Postchique- en giro-rekening

No. 145102.

Ahonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in

Nederland f 16,—. Abonnementsprijs Economisch-iStatis-

tisch Maandbericht f 5,— per jaar. Beide organen samen

f 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f 18,—.

f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-

teurs en leden van het Nederlandsch Economisch Instituut

ontvangen het weekblad en het Maandberzcat gratis en

genieten een reductie op
de verdere publicaties.

INHOUD:

Blz.

Uitgavenpolitiek door
Tj Greicl anus …………….64

Vooruitzichten voor openbare werken-politiek door

A. Parent …………………………………66

De omvang van cia meikproduetia door
Dr. J. Butar 68

De suikerliandel in
1938
door
A. W. Volz………… 69

Aanbestedingen en overheidsinvesteeringen in Neder-

land door
G. M. Neclerhorst ………………….72

De invloed der bewapening op liet economisch leven in

Engeland door H. E. B. Schmalhansea. …………. 74

De Rijksinidcielen over December ………………..
75

AANTEEKENINGEN:

De verzwakking van cle positie van Engeland in cle

vereldscheevaart en -scheepsbouw ………….
77

MAANDOIJFERS:

Overzicht van dan stand der Rijksmiddalen ……..
79

Statistieken:

Groothandeisprijzen ………………………………….
80-81
Geldkoersen-Wisselkoersen-Bankstaten ………………
79, 82

GELD-, KAPITAAL- EN WISSELMARKT.

De wissehnarkt was in de verslag-week over het al-

gemeen rustig gestemd. Het Pond was tot het einde

van de week vast, terwijl de autoriteiten door het
1.ngzaani laten opioopn van den Pondenkoers de

speculatie ertoe brachten hun dekkingsoperaties te

verhaaste:n. Op den laatsten dag der week en in het

begin van de nieuwe kwam er echter weer een omine-

keer, maar terwijl Zaterdag van – interventie vrijwel

niets te bespeurenviel, greep Maandag het Egalisatie-

fonds tegen het moment van de goudfixiug weer

krachtig in. De termijnnoteeringen wijzen er duide-

lijk op, dat ‘de speculatie aamnerkelijk voorzichtiger

is geworden. De daling van het disagio is des te op-

vallender, omdat immers, zooals wij in dns vorige

overzicht reeds schreven, de markt cle steun van de

rente-arbitrage thans moet missen. Afgezien nog van

de geringere animo hij de speculatie heeft men ti-ou-

ens haar activiteit wel sterk ingeperkt door de voor-

schriften terzake van valutatermijutransacties, en de

steun, ‘die in dat opzicht ook in cle andere centra van

wissel handel wordt g-egeven.

De Gulden was eerder lui gestclind, en in het begin

van de nieuwe week was onze munt uitg-esproken

flauw. Kapitaalverplaatsing op vrij omvangrijke

schaal van bepaalde zijde iii verband met de politieke

situatie was daarvan de oorzaak. Ondanks de verk-oo-

pen van Arnerikaansche waan-den, die op zichzelf tot

een vastere stemming vobr den Gulden aanleiding

zouden zijn geweest, behield het aanbod van Guldens

de overhand. Groot waren de omzetten weliswaar niet,

maar •de koersbeweging was Vrij belangrijk.

De geldmarkt h’lef voor Nederlandsch materiaal

onveranderd; vdor Fi-ansche promessen was de belang-

stelling aanmerkelijk geringer, omdat immers niet

voor conijersie aangemelde spooi-wegobligatiën de mo-

gelijkheid voor investeening op zeer loonende rende-

mentsbasis bieden.

De heleggingsmarkt blijft gedrukt, de politieke

situatie is daarbij overheerschend. Dat er geen ge-

brek aan latent kapitaalaanbod is, spreekt duidelijk

uit het overweldigende succes van de leening Ba-

taafsche.

64

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

25 Januari 1939

UITGAVENPOLITIEK.

Ten aanzien van de vraag, of het voor de overheid
mogelijk is door een politiek van uitgaven de con-
junctuur te verbeteren, blijven de meen ingen verdeeld.
Onderwijl wordt in verschillende landen met dit on-
derwerp reeds geëxperimenteerd, in sommige landen
niet zekere behoedzaamheid, in andere landen zijn de
experimenten zoo groot opgezet, dat een eventueele
mislukking tot zeer ernstige gevolgen zou moeten
leiden.

De vraag is, of het niet mogelijk is, systematisch
na te gaan, 5f en in hoeverre van een ,,uitgaven-poli-tiek” van de overheid verbetering van de corjunctuur
te verwachten is.
Wij zullen bij het instellen van dit onderzoek een
negental verschillende gevallen moeten beschouwen,
die eenerzijds voortvloeien uit de verschillende manie-
ren, waarop de individueele leden der gemeenschap
hun inkomen kunnen besteden en anderzijds uit de ver-
schillende wijzen, waarop de overheid de uitgaven-
politiek ken financieren.
De individueele leden der gemeenschap kunnen hun
inkomen op drie verschillende manieren aanwenden:

to. door besteding voor eigen verbruik,

2o.
door investeering in kapitaalsgoederen,

3o. door investeering in geldvorui of met andere
woorden door het in geld getoucheerde inkomen in
bankpapier, munten of goud of als deposito hij de civ-
cuffatiebauk of een particuliere bank te doen aan-
houden.

Het eerste geval vereischt geen nader commentaar,
omdat het tot geen groote moeilijkheden in de con-
junctuur-theorie aanleiding gegeven heeft. Des te
grooter ziju de moeilijkheden en de misvattingen ge-
weest, waartoe de gevallen o:nder 2 en 3 geleid
hebben.
Mi. zijn die misvattingen hieruit voortgekomen,
dat men deze twee gevallen niet zeer principieel heeft
onderscheiden en in de economische theorieën heeft
samengevat onder het algemeene begrip ,,saving”.
Men onderscheidde aldus slechts twee gevallen, name-
lijk ,,spendiug” en ,,saving”, waarvan het eerste ge-
dekt wordt door wat ik hierboven onder to. heb aan-
gevoerd en. het tweede mijn tweede en derde geval
omvat. De tegenstelling tusschen de oudere en de
groote meerderheid der jongere economen kovrit mi. voort uit het feit, dat de ouderen zich bij de beschou-
wing van het begrip ,,saving” in hun gedachten heb-
ben bezig gehouden met de investeering in kapitaals-
goederen, met stilzwijgende verwaarlooziug van de
investeering in geldvorm en de jongeren juist het
omgekeerde gedaan hebben.
Zoo moet men ook begrijpen de meening van Mar-
shail, die zegt: ,,hot doet er niet toe voor de conjunc-
tuur, of men verbruikt of spaart, want wie spaart
laat kapitaa.lsgoedereu produceeren cii verlegt dus al-
leen maar het verbruik naar de producenten van die
kapitaal sgoe deren.”
Zoo is ook te begrijpen, dat vele moderne economen
zeggen, dat ,,saving” de werkloosheid verergert en zij
bevelen derhalve èen politiek van ,,spending” aan.

Men moet hier de twee vormen van sparen en in-
vesteeren duidelijk onde:rscheiden om den invloed op
de conjunctuur te kunnen nagaan. Bij investeering
in kapitaalsgoederen is er immers slechts verschui-
ving van goederenvraag, bij sparen in geldvorm valt
de goederenvraag, althans voorloopig, geheel weg en is
er dus teruggang van de conjunctuur.

0v
erheids financiering van een uitga,venpolitiek.

Wanneer men nu de mogelijke werking van een uit-
gaveupolitiek van de overheid wil onderzoeken, zullen
wij moeten zien, hoe verschillende financieringsme-
thoden van de overheid de aanwending der indiji-

dueele inkomens wijzigen. Die financiering is moge-
lijk door belastingen, door middel van lange leenin-
gen of van kort crediet. Indien de uitgavenpolitiek door belastingen gedekt wordt, zal er dus drieërlei
uitwerking onderzocht moeten worden, al naar gelang
de individueele inkomens aangewend zouden zijn, in-
dien de overheid niet tot een uitgavenpolitiek beslo-
ten had.
a. door belastingen.

De
eerste groep
omvat het inkomen, dat men voor
eigen verbruik besteed zou hebben. Men zal nu een
deel van dat inkomen aan de schatkist moeten af-
dragen. De directe wijziging is hier niet groot, het
inkomen wordt slechts verschoven naar degenen, die
door de overheidsuitgaven werkgelegenheid vinden,
m.a.w. in de plaats van den eenen consument treedt de
andeie, de conjunctuur zal er noch gunstig, noch on-
gunstig door beïnvloed kunnen worden. Alleen zal
men hier het gevaar loopen, die iedere verschuiving
meebrengt, namelijk, dat bij sommige verbruiksgoe-
deren de vraag zal toenemen en bij andere zal ver-
minderen, wat de onderlinge prijsvorhoudingen kan
verstoren met alle gevolgen daarvan.

1-let
tweede geval
betreft het inkomen voor zoover
het besteed wordt voor de investeering in kapitaals-
goederen. Ook hier zal de directe verandering niet
groot zijn. De productie van de kapitaalsgoederen, die
men zich voorgenomen had zal gedeeltelijk achterwege
moeten blijven en het inkomen van de producenten
van deze kapitaalsgoedereu zal worden overgeheveld
naar hen, die door de overheidsuitgaven begunstigd
worden.

Veel belangrijker is het
derde geval,
waarbij het in-
komen belast wordt, dat men had willen sparen en in
geldvorm had willen aanhouden. Dit inkomen zou
althans voorloopig niet op de goederenvraag gericht
zijn geweest, het zal thans worden overgeheveld naar
hen, die door de uitgavenpolitiek werkgelegenheid
vinden, voor zoover deze het inkomen voor eigen ge-
bruik of voor investeering in kapitaalsgoederen gaan
besteden.

5.
door la.ngloopende leenin gen

Gaan wij thans na de drie gevallen, die zich voor-
doen, indien de uitgavenpolitiek door lange leeningeu
gefinancierd wordt.
Het inkomen, dat men voor eigen gebruik w’iide
besteden, zal nu misschien gedeeltelijk bespaard wor-
den cii belegd in de overheidsleening. Dit
vierde geval
vertoont dan veel overeenkomst niet het eerste, de goederenvraag gaat over naar hen, die door de uit-
gavenpolitiek werkgelegenheid vinden. Nog geringer
is de verandering in het
vijfde geval,
want de inves-

teering in kapitaalsgoederen, d.ie men zich had voor-
genomen zal worden vervangen door investeering in
de publieke uitgaven.

In het
zesde geval
zal er echter weer een verschui-
ving van heteekenis zijn. liet inkomen, dat men in
geldvorm wilde aanhouden, zal nu voor een deel be-
legd worden in de leeningen van de overheid en de-
genen, die nieuwe werkgelegenheid gevonden hebben
door de uitgavenpolitiek zullen directe goederenvraag
ontwikkelen.

c.
door kort crediet.

Indie.n de overheid de uitgaven niet kort crediet
financiert, moeten wij opnieuw drie mogelijkheden
onderscheiden. Het inkomen, dat men aan eigen ver-
bruik wilde besteden, zal gedeeltelijk, hoewel ver-
moedelijk slechts voor een zeer gering deel in het
korte overheidspapier belegd worden en dit
zevende
geval
vertoont dus voor zijn directe werking groots
overeenkomst met het vierde. Zoo zal ook het achtste

25 Januari 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

65

iii zijn directe werking zeer weinig van het vijfde ver-

schillen. Een verandering van beteekenis is er veer
bij het
negende geval,
waar het opgepotte geld in het
korte overheiclscrediet belegd zal worden en door cle

producenten van de openbare werken goederenvraag
zal worden ontwikkeld.

i[et directe resultaat der uitgavenpolitielc

bij financiering uit belastingen.

Er blijkt uit het bovenstaande, dat er van deze
liegen gevallen, slechts drie zijn, waarbij ‘een belangrijke

directe verandering in cle goederenvraag optreedt. Het
‘lijn clie drie gevallen, waarbij, hetzij door belastingen,
hetzij door lange leeningen of door kort crediet het
geld, dat men anders zou hebben opgepot, als het
ware geactiveercl wordt. Voor de bestudeering van de
mogelijkheid van conj no ctuurbeïnvloeding door een
uitgavenpolitiek is dit feit van groot gewicht. Want
liet heteekent, dat men slechts met een deel van de
uitgaven nuttig effect zal kunnen bereiken. Veronder-
stellen wij bijvoorbeeld eens, dat de uitgaven door be-
lastingen gedekt worden, dan zal het gedeelte, dat
anders voor eigen verbruik besteed zon zijn, geen nut-
tig effect opleveren en evenmin het deel, dat men in
kapitaalsgoederen wilde investeeren. Slechts het deel
van het inkomen, dat men in geldvorm zou bespaard
hebben, zal nu geactiveerd worden en hiervoor zuilen
goederen gevraagd worden. Nemen wij eens aan, dat (lit een derde gedeelte is, dan zou men voor 300 mii-
1 ioon nieuwe belastingen moeten heffen om een direct
nuttig effect van 100 milhoen te kunnen bewerken.
lint spreekt intusschon vanzelf, dat deze veronder-stelling slechts als voorbeeld gekozen is en dat een
taxatie hier niet mogelijk is, het kan evengoed zijn,
dat liet nuttig effect de helft of misschien een
tiende is.

bij financiering uit lang loopende leenin gen

Eenigszins anders wordt het beeld hij uitgifte van
lange leeningen, omdat d’aarbij niet slechts in hoofd-
zaak het momenteele inkomen get:roffen wordt, doch
ook de bedragen, clie reeds eerder in geldvo:rnv ge-
spaard waren. Het is mogelijk, dat hier zelfs verre-
weg het grootste deel zal komen uit de hier bedoel-
de bedragen.

Toch moet men ook hier nog rekening houden met liet feit, ,lat de houders van deze bedragen ook vroe-
ger in cle gelegenheid waren ze in overheiclsleeningen
te beleggen, maar zij er oivdanlcs de renteclerving cle
voorkeur aan gegeven hadden hun middelen in den
moest liqui’len vorm aan te houden.

bij financiering met icort crediei.

J.[et grootste directe nuttig effect kan daarom be-
reikt worden, indien de overheid met kort c.rediet
financiert en de practijk wijst uit, dat dit hi.j cle
experimenten in verschillende landen cle meest ge-
bruikelijke vorm is, waarbij men clan voor een eve:n-
tueele consolidmvtie de hoop op de toekomst gevestigd
houdt. Dat hier het grootste directe nuttig effect

bereikt kan worden; komt hieruit voort, dat de depo-
sito’s bij de banken in het Icorte papier van de over-
heici belegd kunnen worden en hier dus deactivee-
ring het gemakkel.ijkst zal gaan.

Wat er na eenigen tijd van het resultaat overblijft.

Niet zonder reden was er in het bovenstaande ech-ter steeds sprake van de
directe
uitwerking. Wij zul-
len thans echter moeten nagaan, wat zich op den
duur zal kuflnen voordoen.

De gelden, die bij do uitgaveiipolitiek besteed wor-
den, zullen terstond het inkomen uitmaken van hen,
die als producenten hij cle uitgevoerde openbare ver-
ken optreden.

Ook zij Zullen hun inkomen weder op di-je verschil-
lende manieren kunnen aanwendej. Voor zoover de
eerste twee hierbove:n genoemde aanwendingen
geko-
ze.uL worden, blijft de uitwerking ook in tweede in-
stantie en eventueel in verdere aanwezig. Een deel
zal echter weder in geldvorm bespaard worden en de activeering loopt dan hiermede dood. Ook zijn er en-
d ere verschuivingen mogelijk.

Particuliere kapitaaisuitgavea lcunnen tengevolge
van kostprijsverhooging door de concurrentie der
overheidswerken achterwege blijven en de hiervoor
anders bestemde middelen zullen in geldvorm he-
sp aard w’orclen.

Het geheele probleem wordt daarom tenslotte te
-r ug-
gebracht tot de vraag in hoeverre hij de individueele
leden der gemeenschap cle neiging bestaat om hetzij
oud bezit hetzij nieuw verworven inkomen in geld-
vorm aan te houden. Is die neiging groot, dan zal
steeds na eenige instanties het activeeringsproces
weer dood loopen. Indien de vlottende schuld met 300
inillioen toeneemt, zal n.a eenigen tijd het nuttig
effect misschien nog slechts 100 millioen of mogelijk
50 millioen of nog veel geringer zijn. Dit hang-t af
van de liquiditeitsneiging van het publiek, is ‘die
groot dan zullen ook aanzienlijke overheidsuitgaven
na korten tijd hun activeerende werking verliezen,
zal de werkgelegenheid en de conjunctuur weder spoe-
dig terugvallen in den ouden toestand en zal het een i-
ge wat overb]ijft een groote vermeerdering van het
deficit zijn.
Het omgekeerde is echter evenzeer mogelijlc. Wan-
neer cle liquiditeitsneigiri.g van het publiek gering is,
zuilen de door de overheid bestede gelden blijven zou-
leeren en van het cciie inkomen overgaan in het an-
dere en zoo voort. Het is echter cluidelijic, dat er
in dit geval heeleuiaal geen uitgavenpolitiek van de
overheid noodig is, want de liquicle gelden zullen
dan evengoed door de individueele leden der gemeen-
schap geactiveerd word en.

Het is daarom van Ibet allergrootste belang om te constateeren, dat de uiteindelijke beslissende factor
onder alle omstandig/reden, is cle tiquiditeitsneiging
van het publiek.

Isclie neiging groot, dan is de uitgavenpolitiek hij
voorbaat tot mislukking gedoemd, is ze slechts gering
dan is de u i tgavenpolitiek ove rboclig.

* *
*

Rest nog cle vraag in hoeverre de uitgavenpolitiek
de liqu.iditeitsneigin,g zelf kan beïnvloeden. Bij finan-
ciering ctoor belastingen of lange leeningen is de waar-
schijnljkheid groot, dat cie liquiditeitsneiging nog zal
toenemen. Bij verhoogden belastingdruk wordt name-
lijk het aanvaarden van ondernemersrisico minder
aantrekkelijk, omdat men in geval van succes slechts
een deel verdient van w’at men in geval van misluk-
ki:ng verliest. Financiering doo:r lange leeningen zal tot eenzelfde gevolg leiden, omdat ook de dienst van

rente en aflossing hoog-ere belastingen vereischt en de vergrooting van overheidssehuld nieuwe onrust schept.

Financiering door korte credieten zal natuurlijk
spoedig en terecht ii’ifiatievrees doen ontstaan. Waar
het mogelijk is naar het buitenland te vluchten, zal
dit de investeering in het eigen land nog schaden. Bij
een aldoende beperkt deviezenverkeer zal men nood-
gedwongen in het eigen land investeeren, zal uit
vrees voor waardedaling van het landsgeld de liquidi-
teitsneiging kunnen afnemen en zal gedurende een
zekeren tijd een inflatie-conjunctuur kunnen schitte-
ren, die echter vroeger of later tot funeste gevolgen
zal moeten leiden. Tj.
GREIDANUs.

1′

r

66

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

25 Januari 1939

VOORUITZICHTEN VOOR OPENBARE

WERKEN-POLITIEK.

inleiding.
De gedachte van de uitvoering van openbare ver-
ken als middel tot conjuuctuurstahilisatie heeft ge-
durende de laatste jaren, zoowel theoretisch als prac-
tisch, school gemaakt. Theoretisch vindt deze gedachte
weinig bestrijders meer-, terwijl de toepassing van deren vorm van conjunctuurpolitiek in vele landen
een feit is, of, in landen, walke zich thans nog in een
periode van hoog-conjunctuur bevinden, wordt voor-
bereid.
Gedurende de laatste jaren heeft ook het Interna.
tionaal Arbeidsbureau te Genève groote belangstel-
ling aan dit vraagstuk gewijd. In het Decemberniim-
mer 1938 van de ,,Revue Intoirn.ationale du Travail”
wordt een uitvoerig overzicht
1)
gegeven van de werk-
zaamheden van genoemd bureau betreffende het
vraagstuk van de uitvoering van openbare werken ter
nivelleering van het conjunctuurbeloop. In het bij-
zonder worden daarin besproken een tweetal resolu-
ties, welke in 1937 door de Internationale Arbeids-conferentie aangaande de nationale organisatie van
zulk een politiek van openbare werken en de inter-
nationale samenwerking op dit gebied werden aange-
nomen. Ingevoige deze resoluties werd op voorloopige
basis een Internationale Commissie van Openbare
Werken samengesteld, welke in Juni ji. voor het eerst
bijeenkwam te Genève ).
Met het bovengenoemde artikel in. de Revue Inter-
nationale du Travail als uitgangspunt willen wij
thans nagaan, hoever men reeds gevorderd is met de
practische toepassing der in dat artikel ontwikkelde
beginselen, welke moeilijkheden zich voordoen en, in
verband hiermede, welke vooruitzichten er bestaan
voor een verdere toepassing van deze politiek.

De resoluties van de Internationale Arbeidsconfe-
rentie.
Hoewel do werkzaamheden van het bovengenoemde
Bureau uiteraard vooral op internationaal gebied lig-
gen, was de Internationale Arbeidsconferentie in 1937
toch van meening ook een resolutie betreffende de
nationale organisatie van de openbare werken-politiek
te moeten aarmenie.n. Zal ni. ccii vruchtbare interna-
tionale samenwerking mogelijk zijn, dan moet, aldus
de conferentie, tussche.ii de samenwerkende landen een zekere n.ate van overeenstemming bestaan aan-
gaande de regelen en beginselen van de openbare wer-

ken-politiek.
In deze resolutie betreffende de
nationale organi-

.satie
wordt de bekende gedachte ontwikkeld van
,,smoothing” der fluctuaties in den omvang der parti-
culiere investeeringon door tegengestelde veranderin-
gen in den omvang der openbare investeeringen (in
openbare werken), teneinde (le koopkracht, voortsprui-tende uit de werkgelegenheid, zooveel mogelijk op peil
te houden. Het is noodzakelijk voor deze werken. ,,ad-
vance planning” toe te passen; zij zijn dan onmiddel-
lijk klaar om. uitgevoerd te worden, indien de stand
van de conjunctuur zulks noodzakelijk maakt.
De financieele politiek die gevoerd zal moeten wor-
den, zal èf bestaan in het leenen op korten termijn
tijdens de depressie, zoodat over een geheele conjunc-
tuurcyclus het budget in evenwicht is, èf in het
creëeren van een, niet belegd, reservefonds tijdens de

hausse.
Tenslotte zal als noodzakelijke sluitsteen van deze
politiek een expansionistische monetaire politiek ge-
voerd moeten worden tijdens de depressie, waarbij
in het bijzonder geweren wordt op de mogelijkheden
van de open markt-politiek.
Verder wordt nog aandacht besteed aan de practi-

In een artikel, getiteld ,,Lcs travaux publios, facteur
de stabilisation éeonomique.”
Zie het artikel ,,Iuternnitio,nale besprekingen over
openbare werken-politiek” van J. Meijier in E.-S.1. van 17
Augustus
1938, blz.
617.

sche Organisatie van de openbare werken-politiek; een
centralisatie van de beslissingen omtrent de inves-
teeringen zal noodzakelijk zijn, waarbij o.i. de autono-
mie der lagere organen Wei eenigszins zal moeten
worden ingeperkt.

De resolutie omtrent de
internationale coördinatie
van de openbare werken-politiek is minder concreet.
Over de moeilijkheden, welke voortvloeien uit het
feit, dat de verschillende samenwerkende landen een
uiteenloopend conjunctuurbeloop hebbén., wordt hijv.
gezwegen. Het grootste bezwaar tegen een zinvolle
internationale coördinatie op dit gebied zal echter wei
liggen in het feit, dat verschillende staten hun vrij-
heid van handelen – met name op monetair gebied
– niet zullen willen prijsgeven. Dit is ook volkomen
begrijpelijk, daar bijv. de monetaire politiek niet alleen
beïnvloed wordt door conjunctuurpolitieke gezichts-
punten, doch o.a. ook door het streven naar even-
wicht in de betalingsbalans. De daaruit voortvloeiende
richtlijnen voor de monetaire politiek der verschil-
lende landen zullen geheel tegenstrijdig kunnen zijn.
De internationale samenwerking op dit gebied zal
voorloopig o.i. slechts een mn.formatief karakter kun-nen dragen.
De gedachten uit ‘de eerste ,,nationale” resolutie
zijn in de leer der conjunctuurpolitiek gedurende de laatste jaren steeds meer naar voren getreden. Hoe-
wel over sommige onderdeelen – men denke hij’v. aan
de loonpolitiek – nog verschil van meenin.g bestaat,
heerscht overeenstemming over de hoofdlijnen.

.De politiek van openbare werken in de practijk.
Van groote beteekenis is nu de vraag, in hoever
de toepassing dezer beginselen in de verschillende
landen reeds een feit is. In bovengenoemd artikel
wordt een overzicht gegeven van de landen, waar dit reeds in belangrijke mate het geval is.
In de eerste plaats wordt Zweden genoemd, waar
reeds een uitvoerige inventarisatie en ,,advan.ce plan-
ning” van openbare werken heeft plaats gehad, terwijl
de budgetpolitiek ook naar conjun.ctuurpolitieke ge-
zichtspunten wordt gevoerd. Vervolgens Finland,
waar ook een inventarisatie van openbare werken is
gemaakt en• thans een Conjunctuurfonds gevormd is,
waarvan de gelden zoo noodig gebruikt zullen worden voor de uitvoering van openbare werken. Het is bekend, dat de uitvoering van openbare wer-
ken tot stimuleering van de conjunctuur in de Ver-
oenigde Staten van groote beteekenis is geweest en nog is. Daarbij moet men echter erkennen, dat men
in de Vereenigde Staten het vraagstuk van het kiezen
van het juiste tijdstip om met de uitvoering te be-
ginnen of deze te beëindigen (,,tiniing”) nog weiuig
bevredigend heeft opgelost. Ook de financieele zijde
van de politiek van openbare werken in de Vereenigde
Staten laat, conjunctuurpolitiek gesproken, nog te
wenschein over. Het nieergenoemde artikel wijst in dit
verband op het feit, ‘dat de Staatsschuld continu ge-
stegen is.
In. Engeland is in het afgeloopan jaar een begin
gemaakt met de inventarisatie; in hoeverre men bij
het intreden van een depressie de gewenschte politiek
van openbare werken zal voeren, is nog onzeker. 1-let
artikel vermeldt tenslotte nog Zwitserland, waar in
1939 ook omvangrijke werken uitgevoerd zullen
rorden
3).

Gezwegen wordt evenwel over den stand van zaken
in andere landen. Toch mag men hier niet aan voor-
bijgaan; ook de voorstander van deze politiek zal zich
juist voor de redenen van dien achterstand interes-
seeren.
Wat betreft landen als Duitschla.nd, Italië en Japan
kail opgemerkt worden, dat het coujunctuurpolitieke
gezichtspunt in dc economische politiek nauwelijks
een rol meer speelt, daar het geheele economisehe

Zie Aanteekening: ,,Ecti nieuwe phase in de werkloos-
heldabestrijding in Zwitserland” in E.-S.13. van
13
Juli
1938,
blz.
5347

25 Januari 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

67

ieven in dienst van de versterking van de weerkracht
is gesteld.
Uit het oogpunt van nationale conjunctuurstabili-
satie moet de overspanning van hete economisch leven,
welke in die landen thans blijkbaar besta’at, zelfs on-
gewenscht genoemd worden. Internationaal hebben
deze landen, vooral tengevolge van hun handelspoh-
tiek, eerder een ongunstigen invloed op de conjunc-
tuur uitgeoefend.
In Frankrijk heeft men de uitvoering van bur-
gerlijke openbare werken stopgezet om de financiering.
van de bewapening niet in gevaar te brengen. 1-loewel
de bewapeningsopdrachten voor de stimuleering van de conjunctuur stellig van beteekenis zijn, hebben ze
toch vanuit het gezichtspunt der conjuncttturpolitiek
hot nadeel, zoo noodig niet verminderd of stopgezet
to kunnen worden, hetgeen tijdens een voortgezette
hausse ongewenscht is. Hetzelfde geldt voor de hetee-
konis der groote bewapeningsopdrachten in Engeland,
de Vereenigde Staten en Zwitserland. Erkend moet
worden, dat voor het oogenhlik dit bezwaar slechts aca-
demische waarde bezit. Doch bij een verdere uitbrei-
ding der bewapeningen zou het practische heteekenis
kunnen krijgen, en dit in versterkte mate, wanneer een voortgezette verbetering in de Amerikaansche
conjunctuur een verdere stimulans voor .de conjunc-
tuur in verschillende Europeesche landen zou vormen.
In België is de uitvoering van openbare werken tot
stimuleering van do cojunctuur in het gedrang ge-
komen door de finaucieele moeilijkheden.
In Nederland tenslotte, kan op een zekeren vooruit-
gang in de richting van het voeren van een juiste
conjunctuurpolitiek worden gewezen. Zoo is hijv. de
uitvoering van het Rikswegenplan 1937 versneld. De
uitvoering van het plan-Westhoff zal men uit sociaal
gezichtspunt warm toejuichen, doch wij betwijfelen of
met dit plan co.njunctuurpolitieke gezichtspunten
worden nagestreefd.
Een omvangrijke inventarisatie of advance planning
van openbare werken ontbreekt in de laatstgenoemde
drie landen. In dit verband dient erkend te worden,
(lat het inaugureeren van een openbare werken-politiek
voor landen, die na de groote depressie een werkelijke
periode van hoog-conjunctuur hebben beleefd, zooais
Zweden en Engeland, met minder moeilijkheden ge-
paard gaat dan in landen zooals Nederland, Zwitser-
land en Frankrijk, die feitelijk de depressie niet te

boven
zijn
gekomen.

De oorzaken van den acherstanc1.
Beziet men aldus de vorderingen, die de practische
uitvoering van bepaalde conjunctuurpolitieke voor-
stellen in de wereld heeft gemaakt, dan zal men zich
eenerzijds over de aanwijsbare vooruitgang verheugen,
doch anderzijds moete.i erkennen, dat deze nog verre van algemeen is, terwijl van een volledige toepassing
van de door de Conferentie aanbevolen regelen en be-
ginselen slechts in enkele gevallen gesproken kan
worden.
Welke redenen kunnen bestaan, dat een politiek, die
algemeen als juist erkend wordt, nog verre van alge-
meen toegepast wordt?
In. de eerste plaats zijn er fina.ncieele bezwaren die
een dergelijke politiek in den weg staan. In ueer-
genoemde resolutie werd er op gewezen, dat de psy-
chologie van een bepaald land tot gevolg kan hebben
dat de door deze politiek veroorzaakte tekorten –
tenzij, wat zelden het geval is, voldoende reserves in
de vorige hausse gemaakt zijn – het wantrouwen ver-
sterken en de deflationistische tendenzen versterken.
Het is in het geheel niet toevallig, dat de landen,
die zich het langst tegen do devaluatie verzet hebben,
nu opnieuw achterblijven met het voeren van een
actieve conjunctuurpolitiek. Bovendien was het ge-
volg van het eerste verzet een snelle achteruitgang
der staatsfinanciën en een buitensporige toeneming
der werkloosheid – welke voor een belangrijk deel
een structureel karakter heeft -; beide factoren, die

thans het voe:ren van een succesvolle ,,Ankurbelungs”-
politiek nog extra bemoeilijken. Men zal in deze lan-den eerst resultaten kunnen bereiken als een behoor-
hjke meerderheid der bevolking en van het financieele
leven (de banken!) deze politiek als juist erkend heeft.
Hoewel er in dit opzicht in Nederland vooruitgang
is te bekennen, zijn er nog factoren, die er op wijzen,
dat deze nog niet ver genoeg gevorderd is.

Wil men langs democratischen weg ook in Neder-land het terrein effenen vpor een dergelijke politiek,
dan zal, meer dan. tot nu toe, de gedachte van een
conjunctuurpolitiek op eenvoudige wijze verkondigd
moeten worden. De campagne, welke in verschillende
bladen gevoerd werd voor effectiever werkloosheids-
bestrijding wekt de hoop, dat de medewerking van een
deel der pers in dezen mogelijk zal zijn.
Een tweede bezwaar, dat men zou kunnen aan-
voeren tegen een dergelijke politiek van openbare
werken, is niet gericht tegen de politiek zelf, maar
betreft een moeilijkheid bij de toepassing; men zou
kunnen zeggen, dat het hier de tactiek van deze poli-
tiek betreft. De vraag is: Wanneer moet met openbare
werken begonnen worden, wanneer is de tijd gekomen
om hen te verminderen of stop te zetten? Het is nl.
bekend, dat velen de terugslag in de Vereenigde Sta.-
ten in don zomer van 1937 verklaren uit het te vroeg
stop zetten van de staatsiuvesteeringen.
In wezen betreft het hier het vraagstuk der con-
junctuur-diagnose. De genoemde resolutie noemt eeni-
ge economische indices (stand van de werkloosheid, groothandeisprijzen enz.), die in dit verband van bc-
teekenis zijn; men krijgt echter den indruk, dat hier
het vraagstuk onderschat wordt.. Men zal zich herin-neren, hoe lang men getwijfeld heeft, of de terugsiag in de Vereenigde Staten in 1937 een minor recession
was of een nieuwe groote depressie inluidde. Het is
echter duidelijk, dat maandenlang dralen in geval
van een werkelijke depressie, tot gevolg kan hebben., dat de deflationistische krachten reeds zoo sterk zijn,
dat vrijwel geen compensatie door het inzetten van
openbare werken meer mogelijk is. Bovendien betreft
het hier een, der punten, waarover de theoretici ook
van meenin.g verschillen, ni. de vraag, of men al dan
niet de bedrijvigheid op het hoogste punt moet trach-
ten te stabiliseeren.
Toch schijnt ons dit tweede bezwaar :niet onover-
komelijk, doch het voert ons naar een derde, dat groo-
ter moeilijkheden oplevert voor het voeren van een

goede conj unctuurpol itiek. De conjunctuur-theoretische hesch ouwi n gen, die aan
een dergelijke politiek, althans in den vorm, waar-
in de bovengenoemde resolutie die aanheveelt, ten
grondslag liggen, zijn voor de bestaande verhoudngen
niet houdbaar in eer. Te veel heerscht daarbij nog de
opvatting ‘an de conjunctuur als een min of meer
regelmatige goifheweging om een bepaald evenwich t (dat men zich grafisch waarschijnlijk als een bepaalde
trend zal moeten denken), welke opvatting juist was,
toen de verschillende reacties in het conjunctuur-mechanisme nog grooteudeels spontaan tot stand
kwamen. Er
is,
nu er steeds meer wordt ingegrepen
in het economisch leven en in vele gevallen zonder
onderlinge samenhang, twijfel, of de bovengenoemde
oorstclling nog houdbaar is. Misschien is er thans
eerder sprake van een goifbeweging om. een steeds
wisselend evenwicht. Z oodoendo worden alle factoren,
welke men toch eenigszins moet kennen bij
,
de uitvoe-
ring van de politiek van openbare werken, zooals
lengte van de verschillende conjuuctuurphasen en
intensiteit der schommelingen zeer onzeker. Dit hoeft
de toepassing dezer politiek nog niet onmogelijk te
maken, doch zij krijgt dientengevolge een meer spe-
culatief karakter, hetgeen op monetair en financieel
gebied tot ongewenschte gevolgen kan leiden.
Tenslotte wrillen wij
,
nog de vraag stellen, of in de tegenwoordige periode der wereldgeschiedenis, de
voorwaarden, welke aanwezig moeten zijn, aal men
met een redelijke kans van slagen conjunctuurpolitiek

68

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

25 Januari 1939

voeren, nog wel bestaan. Nu verschillende landen zich
op korten termijn
01)
het gebied van de internationale
politiek ernstig bedreigd voelen, wordt de inhoud van
alle politiek (en dus ook van cle economische politiek)
steeds meer gericht op in stand houding van de on-
afhankelijkheid of de integriteit van het bestaande
gron cigebied. Daarom toenemende bewapeningen, ex-
portoffensieven els. Hierbij ontstaat over al een zeke-
re oorlogsmentahteit: men bekommert zich alleen
ore het nu en de nabije toekomst. De korte adempauze
na de overeenkomst van München is reeds lang voor-
bij, en het fatalisme, dat op korten termijn politieke
calamiteiten onvermijdelijk zijn, wint veld.
Men moet betwijfelen of in dit ,,klimaa.t” de ge-
dachte van de conjunctuurpolitiek niet in het gedrang
zal komen, of althans in zijn uitvoering doorkruist
zal worden door niaatregelen, die juist het tegenover-
gestelde effect hebben. Boven werd reeds gewezen op
het feit, dat werken betreffende de bewapening niet
verminderd kunnen worden, indien dit conjunctuur-
politiek noodzakelijk zon zijn. De tijdsomstandigheden mogen voor de verwezenlij-
king van de gedachte der nivelleerende politiek van
openbare werken minder gunstig zijti, men moet hopen
dat men ook nu de gedachte zoover mogelijk zal na-streven.. Het is bovendien duidelijk, dat de gedachte
van buitengewoon groote heteekenis zal zijn, wanneer
normale tijden terugkeeren, en de productiecapaciteit,,
welke thans voor de bewapening wordt gebruikt, vrij

komt.

A. PARnNT.

DE OMVANG VAN DE MELKPRODUCTIE.

Aangezien wij tav. de maatregelen, die door de
Regeering werden genomen op het gebied van den
landbouw, thans in een stadium zijn gekomen, waarin
steeds meer beseft wordt, dat de landbouwpolitiek een
meer blijvend karakter zal dienen te krijgen dan tot
nog toe het geval was, is het van belang hierbij ver-
schillende vraagstukken opnieuw onder oogen te zien.
Ook in de te nemen maatregelen kan het nl. groot
onderscheid maken, of deze slechts dienen tot het be-
strijden van tijdelijke moeilijkheden., dan wel, of
hiermede beoogd wordt de ontwikkeling van de agra-
rische verhoudingen zoodanig te heïnvoeden, dat deze
ook op den duur in een goede richting gaat.
In he]angrijke mate is dit het geval met de melk-
veehouderij, die een overwegend aandeel in. onzeu.
Nederlandschen landbouw inneemt.
Terwijl wij in een vorig artikel
1)
betoogden, dat
hoofdzaak moest zijn, de productiekosten van de melk-
veehouderij zooveel mogelijk te verlagen, willen wij
thans bespreken den invloed, die de omvang van de
melkproductie op de ontw’ik]celing van de melkvee-
houderij kan uitoefenen. Met name kan de vraag
worden gesteld, in hoeverre de omvang van de melk-productie ook in de toekomst zou moeten worden he-
invloed, door te streven naar beperking daarvan.
Deze vraag is ook daarom van belang, aangezien.
de Regeering reeds gedurende geruimela tijd pogin-
gen in het werk stelt, om cle melkproductie te be-
perker.
MTij
zullen al deze maatregelen thans niet
releveeren. Slechts merken wij op, dat ook thans nog
de handhaving van de kalverteeltregeling door de
Regeering o.a. wordt gemotiveerd met het oog op de
vrees voor een, to groote toeneming der melkproductie.
Ter beoordeeling van den omvang der melkproduc-
tie is het in de eerste plaats noodzakelijk, een maat-staf te vinden, naar welken de grootte der melkpro-
ductie moet worden beoordeeld.
Een maatstaf, die wordt aangelegd, is bijv. de posi-
tie van het Landhouwcrisisfonds.. Zoo wordt be-
toogd, dat vergrooting der melkproductie leidt tot
vergrooting van de zuivelproductie en dus hij de gel-
clende prijsverhoudingen tot toeneming van den ex-
port en derhalve tot het uitkeeren van grootere be-
dragen op dien export uit het Landbouwcrisisfonds.
Waar tegenover deze hoogere uitgaven geen hoogere 1)
Zie
E.-S.B. van 28 December ji.

inkomsten staan, beteekent toenemende m’elkproducti e
ongewenscht nadeel voor het Landbouwcrisisfonds.
Een andere maatstaf is het belang van den consu-
ment. Het betoog konit hoofdzakelijk overeen niet
het voorgaande. De gTootere bedragen, die hij toene-
ming der naelkproductie, op den export moeten wor-
‘den toegelegd, leiden tot hoogere heffingen tot dek-
king van deze bedragen, hetgeen benadeeling van den
consument tengevolge heeft. Hiermede verwant is
het betoog, dat deze benadeeling van den consument
leidt tot hoogere kosten voor levensonderhoud, tot
loonsverhooging en dus tot benadeeling van andere
takken van bedrijf.
Hoewel het inderdaad gewenscht is, dat iedere
tak van bedrijf zijn belangen naar voren breng-t, kan
de Regeering zich slechts laten leiden door het al-
gemeen belang. Zij kan zich derhalve niet door één
der genoemde maatstaven laten leiden. Zij dient zich
ni. in de eerste plaats af te vragen., in hoeverre haar
maatregelen kunnen leiden tot
vergrooting van de
nationale welvaart.
Immers hoe grooter de nationale
welvaart, hoe beter op den duur voor alle bedrijfs-
takken. Zoo kan het noodzakelijk zijn, dat naast
pri-
maire
maatregelen tot verg-rooting van de nationale
welvaart
secunda.ire
noodzakelijk zijn, om ongunstige
gevolgen voor bepaalde groepen der bevolking weg
te nemen of te verzachten, doch ook hij deze maat-
regelen dient zooveel mogelijk te worden voorkomen,
dat hegunstiging van een deel leidt tot benadeeling
van het geheel.

Ook t.a.v. den omvang der melkproductie is het
van belang de vraag te stelle:n, in hoeverre vergroo-
ting daarvan ‘kan leiden tot verhooging van cle avel-
vaart van ons land als geheel. Indien men ni. dit
als maatstaf neemt, dan gaat het niet om de uitgaven van het Landhouwcrisisfonds uit oorzaak van de be-
dragen, die op den export moeten worden uitbetaald,
noch om de heffingen, die moeten worden geheven,
om deze bedragen beschikbaar te kuii.nen stellen.
Men dient in dit geval tegen elkaar af te wegen,
de voordeelen, die uit dezen export voor ons land
voortvloeien en de nadeelen, die eveneens voor ons
land als geheel bezien, verbonden zijn aan het uitge-
voerde deel der productie. Dit heteekent, dat meri oolc
hij toeneming der melkproductie dient te vergelijken
de door deze toeneming veroorzaakte hoogere uit-
gaven voor ons land als geheel en daartegenover de
opbrengst van deze vermeerdering der productie bij
export. Wij lcurmen immers veilig aannemen, dat toe-
n.enung der productie eenvoudig een even groote vr-
meerdering van den export tengevolge heeft. En deze
toenemende export zeil hij de huidige verhou-
dingen hoofdzakelijk invloed uitoefenen op den uit-
voer van boter, aangezien dit thans het eenige zui-
velproduct is, dat tot
0])
zekere grens in ongelimi-
teerde hoeveelheden ken worden uitgevoerd.

Het ééne gedeelte van deze rekensom is eenvoudig
vast te. stelimii. De opbrengst van de geëxporteerde
boter kan immers eenvoudig worden berekend door
het product te nemen van de hoeveelheid geëxporteer-
de boter en den exportprijs, welke in hoofdzaak Icati.
worden gelijk gesteld aan de Commissienoteering.
Een pr’oductietoeneming van buy. 5 milhoen kg boter zou dus leiden tot een exporttoenerning van eveneens
5 millioen kg, die bij een prijs van 80 ct. per kg,
4 millioen gulden opbrengt.

Minder eenvoudig is het, met een zekere mate van
nauwkeurigheid vast te stellen, de extra-uitgaven,
die een
dergelijke
produetietoeneming voor ons land
als geheel meebrengt, afhankelijk als dit is van de
wijze, waarop deze toenemende productie wordt ver-
kregen.
Er zijn verschillende factoren, die de voor een toe-
nemende productie henoodigde extra-uitgaven ver-
oorzaken.. Van deze factoren zijn in het onderhavige
vraagstuk alleen diegene van helen g, die uitgaven
voor ons land als geheel veroorzaken. Indien hijv. Ica-
pitaal en arbeid benoedigd is, die in ons land in over-

‘… . .. .
4′
.

v

25 Januari 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

69

vloedige mate beschikbaar is, zooclat bij het gebruik
maken daarvan alleen van een vollediger benutting
van deze factoren sprake is, dan brengt dit voor ons
land als geheel geen extra-uitgaven met zich mede.
Van een onttrekking aan andere bedrijfstakken is
clan geen sprake. Waar dit thans inderdaad kan wor-
den geacht het geval te zijn, behoeven deze factoren
niet in rekening te worden gebracht.
Hetgeen dan nog overblijft, zijn in hoofdzaak de
voor de toeneming van de melkproductie benoodigde
voedermiddelen. In het ongunstigste geval is het dan
zoo, dat een toeneming der meikproductie geheel
wordt verkregen door extra-voedering met geïmpor-
teerde krachtvoeders. Indien men nu tegenover elkan-
der stelt het netto-bedrag, dat voor deze veevoeders
aan het buitenland moet worden betaald en de op-
brengst van de met behulp van deze veevoeders ver-
kregen toeneming van de hoeveelheid uitgevoerde bo-
ter, dan spreekt het vanzelf, dat irien hierbij geen
rekening moet houden met de heffingen, die bij in-
voer van deze veevoeders of de daarvoor benoodigde
grondstoffen worden geheven. Voor het maken van
een juiste vergelijking dienen derhalve deze bedragen
te worden uitgeschakeld. Nu is het niet eenvoudig
de uitgaven voor deze veevoeders per kg uitgevoerde
boter nauwkeurig te berekenen, aangezien de uitkom-
sten van deze berekening in sterke mate afhangen
van de samenstelling van de voederrantsoen.en, als-
mede van den invloed hiervan op de melkproductie.
Het is mogelijk, dat een dusdanige berekening tot
uitkomst heeft, dat de opbrengst van ‘den vermeerder-
den export niet opweegt tegen de kosten van de voor
clezen uitvoer benoodigde in te voeren veevoeders. In-
dien dit inderdaad het geval is, clan volgt hieruit, dat
vergrooting der melkproductie door middel van een
geforceerde voedering schadelijk kan zijn voor ons
land in nationaal-economisch opzicht. Indien dan ver
grooting der inelkproductie alleen zou kunnen worden
bereikt door een steeds toenemenden invoer van bui-
tenlandsche veevoeders, dan wa.re het nut hiervan
aan gerechten twijfel onderhevig.
Maar dit is niet het geval. De ervaring heeft ge-
leerd, dat de toeneming der inelkproductie, die enkele
jaren geleden in zeer sterke mate plaats vond, juist gepaard ging met minder invoer van veevoeders
2).

Dat dit mogelijk was, is mede een gevolg van de
omstandigheid, dat een meer doelmatig gebruik werd
gemaakt van de in ons land zelf beschikbaar komende

voedeiiiiiddeien.
Vermeerdering der melkproductie, die verkregen
wordt door van dezelfde hoeveelheid beschikbare voe-
dermiddelen en dezelfde oppervlakte grasland een
doelmatiger gebruik te maken, is in de huidige om-
standigheden zeker niet af te keuren en leidt tot ver-grooting van het nationaal inkomen.
Eenzelfde resultaat Ican worden bereikt door ver-
hooging van liet kwalitatieve peil van den rundvee-
stapel, gepaard gaande met lagere voederrantsoenen per liter melk.
liet blijkt dus dat het in sterke mate afhangt van
de wijze, waarop een toenemende melkproductie tot
stand komt, of een dergelijke vergrooting toe te
juichen of te laken valt. Juist in verband hiermede
hebben wij er in ons voorgaand artikel op gewezen,
dat de omvang van de mnelkproductie niet het kern-
probleem is, doch veel meer het vraagstuk van de pro-
dcictiekosten. Daarom moet steeds in de eerste plaats
worden gestreefd naar een zoo economisch mogelijic
werkende veehouderij, terwijl de omvang van de melk-
productie een sec.undair probleem is: vergrooting der
melkproductie kan zeer wel gepaard gaan met lagere
productiekosten per eenheid, mits zoo’n productiever-
meerdering op doelmatige wijze is verkregen.
In welke richting daartoe zou moeten worden ge-
werkt, hebben wij reeds eerder getracht aan te geven ‘).
J.
BUPER.

Zie E.-S.B., jaargang 1936, pag. 137 en 178.
Zie ons artikel in E.-S.B. van 28 Dec. JL

DE SUIKERHANDEL IN 1938.

Gedurende het afgeloopen jaar stond de suiker-
markt in het teeken der besluiten van den Interne-
tionalen Suikerraad en van de politieke gebeurte-

nissen. Toen gedurende de wintermaanden de con-
sumptie in verschillende groote verbruikslanden be-
neden de verwachtingen bleef, was het niet te ver-
wonderen, dat de oorspronkelijk reeds te ruim geno-
men exportquota, waarbij men echter op een stijgende

consumptie rekende, geen steun aan de markt konden
geven. In verband hiermede kon de prijs op de Lon-
densche suikermarkt dan ook dalen tot beneden het laagste punt van 1937. De daling werd gestuit door
het besluit, genomen in de zitting van den Suikerraad

te Londen in de laatste Aprilweek, om van zijn be-
voegdheid gebruik te maken en de exportquota der
verschillende landen met 5 pOt. te verlagen (tot een
grootere restrictie was de raad niet bevoegd), terwijl
tevens aangekondigd werd, dat in eene in Juli te
houden vergadering de toestand opnieuw onder de
oogen gezien zoude worden met het oog op een even-
tueele verscherping der restrictie, waarvoor eerst de
machtiging der betrokken productielanden gevraagd
moest worden. Gaandeweg begonnen ook ongunstige
berichten over den groei der suikerbieten in Europa
tengevolge van de langdurige droogte invloed op de
markt uit te oefenen, terwijl de geruchten van be-

langrijke in.koopen der Engelsche Regeering voor liet
vormen van een binnenlandschen reservevoorraad
steun gaven. Begin Juli kwam de Suikerraad weer te
Londen bijeen en werd besloten tot een inkrimping
der exportquota voor het tweede jaar beginnende
1 September 1938 met 5 pOt., terwijl de meeste lan-
den vrijwillig verdere concessies deden, waardoor de
totale vermindering van het oorspronkelijke export-
quotum 432.500 tons zal bedragen.

Al deze voor een rijzing gunstige factoren zouden
zonder twijfel een veel gTooteren invloed
01)
de
markt hebben uitgeoefend, wanneer de politieke at-
niosfeer in Europa rustiger geweest ware. Wel be-
hoort het artikel suiker tot die producten, die op een

Europeeschen oorlog met hoogere prijzen zullen rea-
geeren – al bestaat er geen aanleiding om een rijzing
als in 1914 te verwachten – maar voor een gezonde

ontwikkeling van den handel bij terugkeerend ver-
trouwen is in de eerste plaats economische en poli-
tieke rust in de wereld noodig. Een
bijkomstige
maar
,
blijvend nadeelige factor voor de suikermarkt is het
bestaan van slechts één grooten Icooper voor ruwsui-
ker in Engeland, waardoor in het grootste afzetge-

bied van vrije suiker concurrentie tusschen raffina-
deurs uitgesloten wordt.

De suilcermar/cj in Londen.

Uit het bovenstaande blijkt reeds, dat de loop der
prijzen op de
Londensche
markt gedurende liet af ge-
lOopen jaar teleurstellend was. Het jaar begon met
een noteering voor ruwsuiker van Sh. 6/3 voor Maart
levering, die in den loop der mamind tot Sh. 5/6 terug-
liep, in Februari tot Sh. 511 en in Maart tot be-

neden Sh. 5/- daalde. De markt bleef dan tusschen
Sh. 4AOY21 en Sh. 511 schommelen, totdat de maand
Juli meer vertrouwen en een rijzing tot Sh. 5143′

bracht, terwijl liet verschil tusschen vroege en late levering tot een minimum ingekrompen was. In de
kritieke Septemberdagen steeg de noteering tot Sh. 5/9
om né de politieke ontspanning tot Sh. 5/3 en later
in October tot ca. Sh. 5/- terug te vallen. De tegen-
vallende bietsuikeroogst in Europa en betere con-

sumptievraag veroorzaakte in November een gezonde
6jzing tot Sh. 5/9, die in December voortgang had,
totdat het jaar op ruim Sh. 6/3 voor alle termijnen
tot en met Augustus sloot. Alles wat gedurende het
jaar bereikt werd, was dus een terugkeer tot de
noteering, waarmee het jaar begonnen was, hetgeen
tevens het hoogste punt der markt was.

70

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

25 Januari 1939

Het volgende interessante overzicht van de prijzen
in Londen voor effectieve ruwsuiker c.i.f. 1J.K./Oon-
1938

tinent gedurende cle laatste 10 jaren is aan 0. Ozarni-
Cubi
1.744.428
1
on ontleend
u
823.288

38

37

1
36

3

34

33

1
32

1
31

1
.90

29
Pkitippijnen

…………..
)rtoRico
884.839 728.198
Hoogste

6/44 6/104
564
5/34 5,84

6/3 714 7/1* 844 9
9
‘irg.inia

Eilax,deii

……..
3.503
Laagste

4/9

5/74

4/2* 4/1* 3/104 4/3 4/_

5/6

4/9

7/8*
Full

cluty

……………
72.038
Average

5/5

6/
4
*

4
/
8
* 4/8.

4/84

5/3 5/94 6/34 6/7

9/_4
Totaal
. .
.

4.256.294

1939
1937
voorloopig
vastgesteld
1.919.000 1.744.913

879.000

856.245

891.000

940.048

801.000

728.402

9.000

8.138

103.000

24.111

4.602.000 4.301.857

De import van suiker in Engeland was gedurende
het afgeloopen jaar, vergeleken met de beide vooraf-
gaande jaren, als volgt samengesteld in tans van
1016 Kas.
Ruwsuker uit:
1.938
1937
.
1936

Tsjecho-Slowa.kije

…………
411
2.256
679
België

…………………
1.936 1.100
519
Nederland

……………..
6.510
10
110
Polen

…………………
17.036
17.971
22.306
Denemarken

……………
21.128
1.973
400
])uiitsghlaiid

…………….
2.067
– –
Java

………………….
145.155 01.937

Ca.ba

………………….
628.818
489.133
707.827
Peru

………………….
65.546
103.337
133.746
Brazilië

……………….


52.567
San

Do.miuigo

…………..
283.072
159.937
212.804
Ver.

Staten

…………….
15.549
18.415 15.776 Ned.

Guiana

……………
530
954
910
Mauritius

………………
292.814
286.911 265.033
Naita.1

…………………
215.632
192.302
133.562
Austra.l•ië

………………
387.112 388.577 316.496
13r.

West-Indië

…………
177.835
281.802
181.447
Br.

Gu!iana
.
…………….
54.584
78.836 70.941
Fiji

Dilanden

…………..
77.317
84.606
101.936
Kenya

…………………
3.759 5.846
6.867
Uganda

………………..
4.350
4.950
3.930
Taganyika

……………..
4.246
2.246

Haïti

………………….
18.310
26.778
24.522
Briitsah-Iadië

……………

644
300
Venezuela

……………..
754


Mosambique

……………
1.115
– –
Andere

landen

………….
9.101
8.262 2.058

Totaal Ruwsuiker ….
2.434.693 2.1.95.473 2.254.736
Geraffineerde suiker uit diver-
se landen ……………
37.057

42.132

33.101

Totale Su i keriin.po rten …
2.471.750 2.237.605 2.287.837

De Arnerikaansch,e ?rcarkt.

In
Am,eriica
was alleen het contract 4 van de New Yorksche termijnmarkt van belang voor cle wereld-
suikermarkt. Over het algemeen volgden cle notee-
ringen de bewegingen te Londen. Deze noteer.ingen
f.o.b. Cuba fluctueerden als volgt:

Laagste Hoogste

Laagste Hoogste

januari …
1.08%
1.18
Juli

.
…..
0.89%
1.02%

Februari
. .

1.00 1.05
Augustus
.
0.97%.
1.01%
Maact

….
0.9514
1.06
Sptembcr
1.04
1.13
April
0.87%:
0.90%
October …
0.98
1.03 Mei

……
0.89
0.94
November
.

1.02
1.10
juni

…..
0.94%
0.99
December
.

1.0614
1.16

De nateering onder contract 3 c. & fr. New York,
di.e bij het begin van liet jaar op 2.22 stond voor
spoedig leverbare suiker, steeg in Januari tot 2.30,
bereikte in Juni het laagste punt met 1.75, steeg
daarna in October tot 2.20, terwijl Januari levering
tegelijkertijd 2.08 noteerde; het jaar sloot op 1.83
voor Januari levering. Spot Centrifugals openden op
3.20, daalden tot 2.65 en sloten het jaar op 2.85. Deze
markt, die alleen op het verbruik in de Vereenigde
Staten is ingesteld, werd herhaaldelijk geïnfluenceerd
door bepalingen van de Regeering betreffende cle
quota en de velerlei geruchten, d:ie van te voren daar-
omtrent in omloop waren.
De invoer in de Vereenigde Staten bleef gecontin-
genteerd en wel als volgt, vergeleken met het voor-
afgaande jaar in tans van 1016 Kos:

De hinnenlandsche oogsten werden gelimiteerd op:

1939
1938

1937
voorloopig
Biet,suiker ……………
1.414.360

1.265.000

1.41.4.754
Rietsuiker ……………..
383.423

421.000

383.529

geza,m.
import ei productie
6.054.077 0.288.000 6.100.140

Cuba..

Cubcc
produceerde 2.975.638 Spaansche tons tegen
2.970.999 tons in 1937 en exporteerde viin 1 Januari
tot 30 November:

1938

1937
Vereenigde Staten ……………….
1.643.301 1.792.863
Gereed voor verscheping naar de Ver.
Staten

………………………-

25.904
Canada ………………………..
1.655

12.339
Europa ………………………..
714.273

579.751
Centraal en Zuid-Amerika ………..
33.019

10.277
Afrika ………………………….
21.756


Ver. Staten re-export …………….
8.259

13.263
Diversen

………………………-

16.354
Gereed voor verscheping buiten de Ver.
Staten

………………………
38.604

22.483

Totaal ……
2.460.867 2.473.234

De voorraden op Cuba waren begin December
200.000 tons grooter dan het jaar van te voren. In
verband hiermede zal voor den nieuwen oogst een
kwantum van 2.696.517 Spaansche tons door het Cu-
baansche Instituut aanbevolen worden.

De Amsterdamsche mairlct.
Aan de
Amsterda.nische
termijnmarkt waren de om-
zetten aanmerkelijk kleiner dan in 1937. Er werden
2415 contracten van 50 tans afgesloten tegen .5919 in
1937 en 4031 in 1936. De reden hinrvan was gebrek
aan ondernemingslust en dientengevolge een ver-
mindering van de offertes van Java-witsuiker, waar-
voor men elders hoogere
prijzen
kon bedingen. De
daling van de noteeringen te Amsterdam was ni. nog
scherper dan die te Londen. De maand Januari be-
gon met een noteering van
f
6% voor spoedige leve-

ring, die tot
f
5% daalde; Februari bracht den prijs

op
f
5, Maart op
f
4%, April
f
4%, hetgeen het
laagste punt bleef. In Juli herstelde de markt zich
tot
f
5.-, einde September onder de vrees voor oor-
lag tot
,f
5%, doch in October viel men weer op
f 5.-
terug; November en December brachten fluctuaties
totdat het jaar
0
1) f
5% sloot, dus
f
14
per 100 Kos.
lager dan het begon, terwijl de termijnmarkt in Lon-
den einde December op dezelfde prjsbasis stond als
bij het begin van 1938.
De invoer en uitvoer van Nederland heeft volgens
opgave van het Centraal Bureau voor de Statistiek
bedragen in tons van 1000 Kas.:

invoer

1938

1937

1936
Ruwe Bietsuiker
Uit Polen en Daiitzlg ………
80

246

331

Diverse landen …………
20

20

2:0

Totaal

100

266

351
Ruwe Rietsuiker.

Uit België en Luxenibuig
975
1.188

Ned.-lndi,.

……………
85.150
59.578

Cuba

…………………
15.557
29.103 55.361
San i)omin.go

………….

13.152
26.464
Haïti

…………………
.

– –
5.543
Peru

……

……………

4.179
.3.199
Suriname

……………..
11.3.32
14.402
12.338
Diverse

landen

………..
274
621
717

Totaal -. :.
113.288 122.223 103.622

25 Januari 1939

ECONOMISCH.STATISTISCHE BERICHTEN

71

Kandij.
Uit

Duitsoh,la.ud

…………….
123
135
162
België en Luxemburg
471 417
435
Diversi landen

…………

1
4

594 553
601
Witsviker.
Uit België en Luxemburg

393
8.298
Frankrijk

……………..

570
14.129
Duitschiand

……………
-.

19
Sovjet-Rusland

…………
265
5.609 758
Ned.-Ind’ië

…………….
39.641 24.227
15.933
Polen
en Dantaig ………
– –
426
DIverse landen

………..
139 92
11

Totaal ……
40.045
30.891
39.574

l3asterd.
Uit België en Luxemburg
428
280
376
Groot-Brittannië

124
124
‘er. Staten van Amerika
. 3.623 3.738
3.556

Totaal ……
4.051
4142
4.056

Totale invoer ..
158.078
158.075
148.204

Uitvoer.
Ruwe Bietsuiker.
Naar Duitsc.hland

…………..


778
België en Luxemburg
4.394

1.180
Groot-Brittannië, enz…..
6.262


Zwitserland’

………….
7.525
6.565
5.284
Diverse laaiden ………..

2

Totaal ……
18.181 6.567
7.242

Ka.ndij.
Naar diverse landen ………..
684
602
624
Witsuiker.
Naar België en Luxemburg
377
2.785
2.072
Groot-Brittannië, enz…..
3.527
3.844 3.404

Frankrijk

……………

655

Finland

……………..

259
2.626

Noorwegen

…………..
3.006 5.180
4.796 Zweden

……………..
370
326

Griekenland

…………
8.154
10.041

Italië

………………..
219
650

Spanje

………………
32
7.512′

Turkije

………………
2.179 2.736

Zwitserland

………….
1.203
116

Algerië

………………
196

Fr. Marokko, Tnnger
884
1.834
4.485

Fr.

W-Afri.k.a

………..
656

S’p.

W.-Afrika

………..

147
322

Sp.

Marokko

…………
.

– –
1.040

Arabië,

enz.

………….
1.214 3.260
4097

Irak

………………..
6.521
16.873 8.191

Syrië

……………….
.106′
290

Br.itsoh-T.adië

…………
875
1.236
1.391

New Foundland, enz

289

Uruguay

…………….
1.000 1.050
2.776

V. S.
van Amerika
103 183
713

Iran

………………..
14.824


Diverse

landen

……….
227
320
1.590

Totaal ……
44.602 60.007 38.153

liestcrcl.
Naar België en Luxemburg
742 764 720

Groot-Brittannië, enz


1.063

lersohe

V’rijstaat

……..
1.744
1.797.
1.466

1I)ivei’se laaiden

…………
63
156 49

Totaal ……
2.549 2.717 3.298

Totale uitvoer ..
66.016
69.893
49317

Terwijl de invoer van 85.150 tons ruwsuiker van

Java alleen door het bekende Regeeringsbesluit mo-
gelijk werd, heeft, zooals uit bovenstaande statistiek

blijkt, de Java-witsuiker haar concurrenten vaii de
Nederlandsche markt kunnen verdringen.

De Ja.va.rnarkt.

Java
volgde de tendens der Londenselie markt en
moest voor het gedeelte van den oogst, dat niet in het
Oosten afgezet kon worden, waarbij het uitvallen van
China en Japan,van beteekenis was, met lage prijzen
genoegen nemen. Toen het voor afscheep tot 31
Augustus vastgestelde quotum nagenoeg bereikt was,
verhoogde de Nivas geleidelijk de . verkoopprijzen en,
gesteund door meerdere vraag uit Britsch-lndië, waar
de binnenlandsche suikeroogst tegenviel, konden ex-
porteurs verdere belangrijke inkoopen tot stijgende

prijzen doen. Hetgeen thans nog van den oogst on-
verkocht is, is
in
hoofdzaak voor verbruik in het
Oosten bestemd. Onder deze omstandigheden zal de
doorsnee-verkoopprijs van den Javaoogst ruet veel be-
neden dien van het voorafgaande jaar liggen, niet-
tegenstaande den aanmerkelijk lageren ‘wereldmarkt-prijs gedurende het afgeloopen-jaar.
Hier volgt de specificatie van de afschepingen van
Java gedijrende de drie laatste ‘kalenderjaren in
metrieke tons:

1938
1937
1936
Nederland

……………….
1.40.801
119.591)
Europa en PortSaid

v.o…..
351.169 248.528 70.259
Su07

……………………
16.381
24.466J
Afi-ijka

………………….
20.669 15.054
27.568
Perzische Golf, Aden en Arabië

36.913
14.292

Bnitsch-Indië

…………….
26.790
29.796 107.179
Oolomibo

…………………
60.479
68.997
Siain en Singapore …………
98.114
122.502
124.677
Hongkong

……………….
94.504 128.122
184.294
China

…………………..
21.931
44.900
40.415
Japan

………………….
14.496
210.509 273.438
Dairen

………………….
193
37.202

Austra.lië en Nieuw-Zeeland
. .

66.171 62.557
51.982
Zuid-Amerika

……………
14.647
835

Vereeni’gde

Staten

………..


220
Diivei-sea

……………….
21
1.496
491
in Deoeanbe r, waarvan destina-
ties

nog

niet bekend

……
111.703
– –

Totaal ..
1.074.982 1.128.847 880.523

Duidelijke taal spreken de cijfers voor China en

Japan.
De Javaoogst leverde 1.393.616 metr. tons op tegen 1.414.500 tons in 1937. Voor 1939 werd riet voor een
oogst van 1.550.000 tans geplant. In verband met een
misschien noodzakelijke verscherping der restrictie
van den export zou dit kwantum, wat te hoog gegre-
pen kunnen zijn, maar de hoop is gewettigd, dat dit
dan door een toename van de consumptie in Ned.er-
landsch-Indië geneutraliseerd kan worden. Voor 1940 werd de aanplant op 1.475.000 tans vastgesteld.
In
Britsch-Indië
viel de oogst tegen, waardoor im-
parten’ van witsuiker noodzakelijk worden, waarvan
vooral Java kan profiteeren. Over de hoegrootheid
der behoefte loopen de ramingen uiteen.

Zichtbare suilcervoorro4en.

De
zichtbare suilcervoorraden
in de wereld
waren

op 1 December als volgt:

1938
1937
1936
Il)uitsoh.land

……………
1.607.000 1.467.000 1.352.000
Tsjeoho’S.lowakije

………..
455.000
643.000
599.000
Frankrijk

……………..
589.000 706.000 724.000
Nederland

……………..
216.000 240.000
265.000
België

…………………
175.000
210.000
198.000
flougaT-ije,

1

Nov.

……….
62.000 91.000 57.000
Polen

………………….
466.000
462.000 400.000
‘U.K.

Geïnip.

Suiker ……..
381.000
296.000
239.000 189.000 170.000
123.000

Europa ……..
4.140.000 4.285.000 3.957.000
Ver. Staten al’lè havens …..
215.000
187.000
194.000
Cuba

………………….
851.000
659.000 503.000
Java

………………….
699.000
667.000
724.000

Totai.l ……
5.905.000 5.798.000 5.378.000

De Europeesche bietsuilcer.

Zooals reeds vermeld had de
Europeesche Biet-

suilceroogst
door droogte te lijden tijdens het eerste
groeistadium en ook later was de weergesteldheid
niet bevorderlijk voor het inhalen der schade. De
gu
eerste, einde Austus verschenen raming van F.0.
Licht van 9.557.000 tans bleek dan ook eventjes
759.000 tans te hoog te zijn geweest, een verschil tus-
schen ra.ming en opbrengst zooals gedurende de 75
jaren van het verschijnen dezer ramingen nog niet
werd waargenomen.
De laatste drie oogsten hebben bedragen in metr.
tons:

72

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

25 Januari 1939
1938139 1937/38 1936/37
2.150.000 2.367.442 1.953.37S
527.000 741.187 709.652
140.000 111.027
143.783
890.000 953.809 885.207 195.000 239.990 239.630 225.000 246.445 244.256 195.000 250.860 220.200 295.000 345.194 299.282 546.000 562.052 458.479 395.000 352.111 333.834

135.000

151 .111

226.000

12.000

13.889

7.500

85.000

37.370

100.746

155.000

75.676

71.841

20.000

32.430

11.821.

13.000

12.000

9.200
325.000 425.988 587.990

73.000

9.1.041

96.251

15.000

11.020

10.997

37.000

50.193

42.700

23.000

31.721

29.764

47.000

57.306

73.206

IDuitschiand
‘Fsjeciho
-Slovakij

.
11.1
oTLgarije

.
Frankrijk

.
België

.
Nederland

.
:oeiieniai-kei

.
Zweden
L’olen

.
Italië

.
Spanje

………………..
Dautzig

……………….
Joego-Slavir
.
……………
Ronnienië

………………
ilutgarije

………………
Z v.itser1and …………….
Gtroot-B ritten nië ………..
Tersehe
i.ijsta.,it ………..
Finland

……………….
Letlaiid

……………….
LithaueiL

………………
‘I’urk.ije

………………..

Europa zonder Rusland …
6.498.000 7.159.868 6.761.717
Rnslaisd ……………….
2.300.000 2.500.000 1.998.943
Europa mci.

,,

. .

. 8.798.000 9.659.868 8.760.660

Van
den in het oorpsronkelijke Tsjecho-Slowa-
kijsche gebied uitgezaaiden oogst werd 95.000 tom
in het thans tot Duitschiand en 25.000 tons in het
thans tot Hongarije behoorende geb:ieci geoogst en ii]
de cijfers van deze beide landen over 1938/39 opge-
nomen.

Suikerproductie der wereld.
De wereldproductie, in r uwsui her uitgedrukt, wordt
door F.O. Licht voor 1938/39
01)
28.683.800 metr.
tons geraamd tegen 29.422.474 en 28.902.827 tons in
de beide voorafgaande jaren, waarbij de Britsch-
Indische gursuiker in de verhouding van 100 tot 50
opgenomen werd. Waar het jaarlijks in deze kolom-
men verschenen: artikel van Dr. Mikusch betreffende
de wereldsuikerstatistiek niet meer verschijnt, zullen
de volledige cijfers in metr. tons ruwsuiker van F. 0.
Licht’s raming hier volgen:

1938139

1937/38

1936/37
i3ietsuiker Raining Opbrengst Opbrengst
Europa ……………..
8.798.000 9.659.868 8.760.660
Ver. Staten ………….
1.635.000 1.295.044 1.318.011
Canada ……………..
75.000

60.729

76.520
Argentinië …………..
1.300

1.100

2.320
Uruguay ……………
1.500

1.000

1.000
Anstralië (Maffra)

6.000

5.715

4.247
Japan (Hokkaido)

4.800

45.418

43.639
Iran ……………….
35.000

29.000

18.980

Totale Bietsuikerproduetie
10.598.600 11.097.874 10.225.377

Rietsuiker. Spanje

……………..
10.000
12.222
15.747
Louisiana en Florida
515.000
417.287
396.422
Porto

Rico

…………..
760.000
977.111 903.830
Hawaï

……………..
935.000
914.400
835.142
Viigini Eilanden
8.000
8.128
7.691
Cuba

……………….
2.780.000
3.039.680 3.028.380
Trinidad

……………
160.000
136.072
156.754
Barbados

……………
125.000
113.347 130.297
Jamaica

…………….
117.000 120.085
109.420
Overig ]ritsh West-Indië
69.700 61.724
81.495
Martinique en Guadeloupe
106.000 104.130 105.874
San

Dorningo

………..
420.000
428.516
453.803
Haïti

……………….
39.000
40.319 36.230
Mexico

……………..
352.000
317.545
278.124
GuatemCla

…………..
34.500 34.500 31.689
Overig N.- en Ceirtr.-Amerika
58.000 56.000 61.000
Bri,tseh Guiana

……….
190.000
211.020 202.964
Nederi

…………
16.000
14.884
20.136
peru

……………….
395.000
342.595 408.739
Argentinië

…………..
516.000
412.391
484.304
Brazilië

……………..
1.125.000 1.004.428 899.799
Venezuela

……………
25.000 25.000
25.000
Ecuador

…………….
15.000
16.543
17.477
Overig Zuid-Amerika
50.500
50.500
49.175
Britsch-Indië Gur

…….
1.524.000
1.708.91.2
2.168.144
Witte Sniker
1.168.000 1.211.072
1.396.435
Java

……………….
1.550.000 1.394.945
1.414.500

Transporteernu ….
13.063.700 13.173.356 13.718.571

Transport ….
13.063.700 131.73.356

13.718.571
Japan

(Fo.riuosa)

…….
1.490.000
1.168.362 1.158.593
Philippijneu

………….
930.000
997.859 1.014.031
China en Ïndo-Chiva
445.000
808.000
679.000
Egypte

……………..
157.000

.
160.211
1.37.908
Mauritius

……………
300.000
318.421 307.577
Zuid-Af rikaa,usche Unie
.
473.000
460.1.00
440.412
Reunion

…………….
75.000 79.878 83.761
Mozambkjuc

………….
81.000
70.783
75.729
Angola

……………..
35.000
32.464 29.454
Overig

Afrika

………..
101.500
96.748
86.100
Austra.Iië

……………
797.000 816.178
794.930
Fiji

Ei1andn

………..
137.000
142.240
151.384
Totale Rieiuuikerprocluctie
18.085.200 18.324.600 18.677.450
Wéreld ,, .,
28.683.800 29.422.474 28.902.827

Voor den suikerafzet in het.Oosten is het van hetee-
kenis, dat de Formosa-oogst ruim 300.000 tons hoogr
geraamd wordt dan de beide voorafgaande oogsten.
Java wordt daardoor nog meer aangewezen op dan
afzet in Westelijke richting.

Het suikerverbruik toonde aanvankelijk in sommige der voornaamste consumptielanden een vermindering,
doch gaandeweg ontwikkelde het verbruik zich weer
in opgaande lijn. Een krachtige toeneming mag ver

wacht worden, wanneer politieke en economische rust
in de wereld terugkeeren en vooral, wanneer de diverse
staten eindelijk zullen besluiten het suikerverbruik
niet meer kunstmatig laag te houden door het opleg-
gen van hooge accijns en rechten.

Wat den toekomstigen loop der prijzen betreft, zal
veel – zoo niet alles – afhangen van de verdere
besluiten van de.n Interuationalen Suikerraad betref-
fende de exportquota. In de van 12 tot 14 dezer te
Londen gehouden zitting werd besloten de bestaande
quota voor het tot 31 Augustus 1939 loopende tweede con.ventiejaa.r te handhaven en in een latere vergade-
ring den toestand opnieuw te bezien ter vaststelling
van de quota voor het derde jaar. Het is niet aan te
nemen, dat ook dit jaar weer een tegenvallende hiet-
suikeroogst, die tot de zeldzame verschijnselen be-
hoort, dan Suikerrawd daarbij te hulp zal komen.

Overigens moet men deze restrictiemaatregelen voor
de suikerexporten als een ,,noodzakelijk” kwaad be-
schouwen, waarvan handel en industrie niet verlost
kunnen worden alvorens de groote consumptielanden
tot een gezonde economische politiek ten opzichte van
het fiscaal mishandelde artikel suiker teruggekeerd
zullen zijn. A. V.

AANBESTEDINGEN EN OVERHEIDS-

INVESTERINGEN IN NEDERLAND.

Het is zeker niet de eerste keer, dat de aandacht
gevraagd wordt voor de omvang der Overheidsinveste-
ringen in Nederland en de verdeling van de bedragen over de jaren.
De compenserende openbare-werkenpolitiek, waar-
onder wij verstaan een vorm van overheidsinveste-
ring, waarbij het verloop van de overheidsinveste-
ringen tegengesteid is aan het verloop van de particu-
liere investeringen, ten ei.nde op deze wijae de sta-
biliteit in de werkgelegenheid te bevorderen, vindt
ook hier in Nederland zeer veel verdedigers.
Van die zijde wordt de laatste tijd meer dan bij-
zondere belangstelling aan de dag gelegd voor elke
publicatie, waaruit het verloop van de overheidsin-
vesterin gen valt af te lezen.
De moeilijkheid is echter, dat de juiste omvang van
de jaarlijkse investeringen niet bekend is. Wel zijn
voor bepaalde onderdelen: openbare aanbestedingeu,
aantal gebouwde woningen, kapitaaluitgaven van
overheidslichamen enz. gedetailleerde gegevens be-
kend, maar een overzicht, waarin dat alles gecoördi – neerd is, ontbreekt nog heden ten dage.
Wil men hier in Nederland jaar voor jaar de om-

25 Januari 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

73

vang van de overheidsinvesterirng bepalen, dan is men aangewezen op schattingen.

De onderzoeker, wien het naast de exacte bepaling
van cle
absolute hoogte
der ove.rheidsinvestering te
doen is om het
verloop
der investeringen over jaren
van hoog- en laag-conjunctuur, kan echter aan het
verloop van een bepaalde vorm van ove±heidsinves-
tering, waarvan cle gegevens wei bekend zijn, toch in
zeer veel gevallen een vermoeden uitspreken over

het verloop van het totaal der overheidsinvesteringen.

Bronnen.

Welke bronln!en staaii ons nu ter beschikking, van-
neer wij het verloop van de overheidsinvesteringen
willen nagaan? Wij noemen enkele van de voornaam-
ste:

I. Men kan van verschillende overheidsinstanties
cle uitgaven nader analyseren en nagaan, hoeveel
daarvan de investering ten goede ‘is gekomen. Door
.l)r. Ir. A. Baars ‘) is op deze wijze de rekening van
cle gemeente Den Haag gedetailleerd onderzocht,

waarbij mcci post voor post heeft nagegaan, o:f zich
bij cie uitgegeven bedragen ook uitgaven voor i.nves-
teringsdoeleinclon bevonden.. Bij dit onderzoek stuitte
men vaak op zeer grote moeilijkheden. Niet alleen,
kan een dergelijk onderzoek zich sleôhts uitstrekken
over een enkele gemeente, die men representatief
voor het geheel zou moeten beschouwen, maar boven-
dien blijkt in de. practijk, met wat voor moeilijk-
heden een. dergelijk onderzoek gepaard gaat. Onze ge-
meentelijke administraties zijn er niet op ingesteld,
de gemeentelijke investeringen van de andere uitga-
ven post voor post te splitsen, zodat een minutieus
en tijdrovend onderzoek nodig is, om enig licht in
deze zaak te brengen.
Een aantal gegevens is ons bekend op grond van

inlichtinge, verkregen van de directies van Rijks-
waterstaat en van de verschillende Provinciale Wa-
tersta atsdi ensten.
Ir. F. van Ry heeft in 1936 op deze wijze in een
speciaal nummer van de Economisch-Statistische Be-
richten ‘) een aantal cijfers verzameld over de uit-
g.ven voor aanleg en verbetering van wegen, welke
cijfers onlangs in het Economisch-Statistisch Maand-
bericht van 28 October 1,938 zijn aangevuld en uit-
gebreid.
De gegevens, die op deze wijze verkregen worden,
hebben echter alleen betrekking op de uitgaven van
het rijk en de provincies voor wegen en bruggen, ter-
wijl zeer belangrijke gemeentelijke uitgaven buiten
beschouwing blijven.
Cijfers voor de gemeenten vindt men in de sta-
tistiek der gemeentefinanciën. De daar berekende
,,zuivere” uitgaven van de kapi taaldienst, kunnen
onder zekere reserve gebruikt worden om een inzicht
te geven in het verloop der investerings-activiteit
van de gemeenten. I:[et feit, dat in deze bedragen ook de aankoop van
grond zit, een uitgave, die voor de werkgelegenheid
geen directe betekenis heeft, maant echter tot voor-
zichtigheid bij het trekken van conc]usies uit deze
cijfers.
Tenslotte zijn un de cijfers van de openbare aan-
bestedingen, welke regelmatig door het Centraal Bu-
reau voor de Statistiek gepubliceerd worden, gege-
vens over cle bedragen voor openbare werken voor-
handen.

Zijn cijfers inzake aanbesledingen voor openbare
werken representatief als index voor de in.veste-
rzngenV

liet zijn deze cijfers, die ons in vergelijking met

1)
Dr. Ir. A. Baai’s: ,,Openbare werken en oonjuactinir-
beweging”, publicutie No.
23
van het Nederlandsah-Econo-
inisch Inti.tuut.
9 E.-S.B. No.
1093
dd. ‘9 December
1936
gewijd aan ,,Ove rheids.in.vesteeringen, werkverruiming en werkver-
schaft.ing”.

andere gegevens relatief nog het beste inzicht in het
verloop van de overheidsactiviteit geven.
In het Maandscbrift van het Centraal Bureau voor
de Statistiek van 31 October 1938 is bovendien een
retrospectief overzicht verschenen van de in cle jaren
1926 tot en met 1937 gehouden aanbestedingen, voor
zover ze openbare werken betreffen. Dit onderzoek,
dat uitgevoerd is door de Gemeentelijke Technische
Dienst te Rotterdam geeft een verdergaande specifi-
catie van cle aanbestedingscijers, die maandelijks
door het Centraal Bureau voor de Statistiek ver-
strekt worden.

Een bijzonder voordeel van het gebruik van aan-
bestedingscijfers is, dat ecn nadere onderverdeliug
van de bedragen mogelijk wordt. Bovendien is in deze
cijfers de storende factor van de grondaankoop reeds
van te voren geëlimineerd, terwijl zowel een verde-
ling naar objecten als naar de overheids-instanties
mogelijk is.

Tegenover deze voordelen staan enige nadelen. Het
Centraal Bureau voor de Statistiek baseert zijn ge-
gevens over de aanbestedingen op door ,,De Aainne-
mer”, orgaan van de Nederlandsche Aannemersbond
en Patroonsbond voor de Bouwbedrijven, gepubliceer-
cle gegevens. Slechts de aanbestedingssommen, die aan
deze redactie bekend zijn., zijn meegeteld. Daarnaast
wordt er echter voor een bepaald bedrag aan bouw’-
werken uitgevoerd, dat aan de redactie van ,,De Aan-
nemer” ontgaat. Een deel van de bouwwerken wordt
onderhands aanbesteed, terwijl ook een deel in eigen
beheer wordt uitgevoerd. Het is niet zeker, dat de
verhouding tussen hetgeen bekend en hetgeen onbe-
kend is, steeds dezelfde blijft. Het aanbesteden is
slechts één van de wegen, langs welke de uitvoering
van openbare werken plaats vindt. Voor een onder-
zoek naar de uitgaven voor openbare werken is dit
nadeel van het gebruik van aanbestedingscijfers niet
zo groot, omdat vrijwel alle bouwwerken van de over-heid openbaar aanbesteed worden.
Het cijfer der
particuliere
aanbesteclingen is echter
voor het totaal der particuliere investeringen in de

24

23
22

21

20

19

18

17

16

15

14

13
12

11

10

1930

1928

– —-


S

5
5

1929

1927

1933

1932

1927 1928 1929 1930 1931 1932 1933 1934

7

74

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

25 Januari 1939

bouwnijverheid veel minder representatief omdat hier
oriderhands aanhesteden veel meer voorkomt.
Een andere beperking ligt in het feit, dat de aan-
besteding zich hoofdzakelijk tot de burgerlijke
cii wa-

terhouwkundige bouwwerken in de ruime 7in bepaalt,
welke ten behoeve van de verschillende openbare wer-
ken plaats hebben, terwijl er daarnaast ook in andere
objecten door de overheid wordt geïnvesteerd.
Gezien al deze factoren kan men de vraag stellen,
in hoeverre de aanbestedingscijfers representatief zijn
voor de totale uitgaven voor inve.steringsdoelei’nden
der overheid. Slechts in enkele gevallen kan men dit
nagaan.
De onderlinge afhankelijkheid van de aanbeste-
dingscijfers en de cijfers van de totale investeringen,
blijkt duidelijk, wanneer wij de aanbestedingscijfers
van Den Haag vergelijken met de uitgaven voor open-
bare werken in diezelfde gemeente, welke laatste door
Dr. Ir. Baars in zijn studie van de ilaagse gemeen
telijke uitgaven zijn onderzocht. De cijfers van Dr.
Ir. Baars betreffen de kosten der permam1dnte wer-
ken van de gemeente Den Haag, zoals deze na
ccii
analyse van de rekening-cijfers uit de gemeente-ad-
ininistratie gevonden werden.
De verstrekte bouwcredieten aan woningbouwver-
enigingen zijn daarbij geteld.

Gemeente Den Haag.
(In mihioeiien Guldens).

Jaren
Totaal kosten
Jaren
Bedrag der Percentage
openbare werken

aanbested.
1)
i

1927..

20.41

1926..

4.48

22

1928..

18.29

1927..

3.24

18

1929..

19.82

1928..

4.59

23

1930..

23.33

1929..

4.63

20

1931..

21.73

1930..

5.95

27

1932..

22.85

1931..

4.62

20

1933..

14.21

1932..

2.55

18

1934..

11.61

1933..

2.75

24

‘) Deze cijfers zijn bekend op grond van inlichtingen van
te Gernocunrteijike Technische Dienst te. Rotterdam. Zij wij-
ken enigszins af van de in het Maandschrift
(31-10-1938
blz.
1645) opgenomen cijfers van de Ï-Ïaagse aanbestedingen
voor publieke werken, omdat in deze laatste cijfe’m ook
aanbestedingen in de gemeente Den Haag, die van andere
overheidsinstanties dcii de gemeente uitgaan
(Rijk,
spoor-
vegen, waterschappen) zijn begrepen.
Uit deze Haagse cijfers blijkt, dat voor de gemeente
Den Haag het totaal der uitgaven vier h vijf maal
zo hoog is als het bedrag der aanhestedingen.
Wij menen, dat het verantwoord is, het verloop der
aanbestedingscijfers karakteristiek te noemen voor
het totaal der investeringscijfers, waarbij wij reke-
ning houden met de mogelijkheid van plotseling af-
wijken in een bepaald jaar.
In een volgend artikel zullen wij nagaan tot welke
conclusies ons een verdere analyse der bovenbedoelde
(;ijfers betreffende de openbare aanbestedingen leidt.
G. M. NEDERHORST.

DE IN VLOED DER BEWAPENING OP HET

ECONOMISCH LEVEN IN ENGELAND.

Met de tegenwoordig om verschillende, redenen in
het centrum der belangstelling staande’ uitbreiding
der Britsche bewapening, werd een begin gemaakt in
1935, toen uit een verklaring van gezaghebbende
Duitsche
zijde
bleek, dat Duitschland in de lucht
niet langer de mindere was van eenige andere mo-
gendheid. Lag aanvankelijk vooral een uitbrei ding
van het luchtwapen in de bedoeling, de steeds slech-
ter wordende internationale politieke toestand leidde
in Maart 1937 tot een groot vijf-jaren plan voor de
herbewapening.
De kosten van dit programma zouden £ 1500 mii-
lioen bedragen, waarvan het grootste deel uit belas-
tingen gefinancierd zou worden. Hiertoe werd de in-
koinstenbelasting verhoogd, een winstbelasting, de

,,National Defence Oontribu ti on” ingevoerd, en wer-
den verschillende
accijnzen
verhoogd. Een bedrag van
£ 400 rnillioen zou geleend worden.
liet bleek evenwel reeds sjoedig, dat de bewapening
op een grooteren schaal zou moeten plaats vinden
dan oorspronkelijk bedoeld was. Herhaaldelijk werd
het programma uitgebreid, terwijl ook de belastingen
weer verhoogd moesten worden. Het is thans niet mo-
gelijk te zeggen, welk bedrag uiteindelijk met de be-
wapening gemoeid zal zijn, maar dit zal ongetwijfeld
ver boven de £ 1.5 milliard liggen, wellicht zelfs £ 2.5
milliard bedragen. Het zeil verder noodig zijn, een
grooter deel dan oorspronkelijk voorzien was, door,
leeningen te dekken.
Het verlaten van het oude standpunt, dat defensie-
uitgaven uit de normale inkomsten gefinancierd moe-
ten worden, werd gerechtvaardigd door er op te
wijzen, dat het nageslacht in belangrijke mate de
voordeelen van een versterkt vekdedigingsapparaat zal
hebben, zoodat het billijk is, dat het ook een deel der
lasten hiervan draag

t. Afgezien van deze rede-
neering zou een financiering geheel uit belastingin-
komsten waarschijnlijk een te zware druk op het eco-
nomische leven leggen. De belastingen zijn reeds
uitermate hoog, en hebben het peil van de laatste
oorlogsjaren weer bereikt, terwijl de uitgaven blijven
toenemen. Bedragen deze in het begrootingsjaar
1938—’39 £ 374 millioen, voor 1939—’40 zal waar-
schijnlijk in totaal £ 500 £ 525 millioen noodig zijn.
Hiervan zal een bedrag van £ 220 millioen op de kapi-
taalmarkt opgenomen moeten worden. In verband met
de grootte van dit bedrag is het niet uitgesloten, dat,
indien men blijft doorgaan met het opvoeren van het
bewapeningstempo, op den duur ernstige spanningen
op de kapitaalmarkt optreden.

i3eivapeningsuitga’ven van Groot-Brittannië in
mii!.
£ ‘)
Leger Vloot Luchtmacht Totaal
1932/33 ……………

36

50

17

103
1935/36 ……………45

65

28

138
1936/37 ……………55

81

59

186
1937/38 ……………91

105

82

278
1938/392) ………….114

126

134

374
1939/40
3
) ………….?

1

200h 225 500h 525
‘) Zonder de civiele huohtbescherm.ing en diet aanleggen
van voedselvoorraden.
2)
Raming.
3)
Schatting.

Het aandeel van de bewapeningsuitgaven in de
totale staatsuitgaven steeg van 12.8 pOt. in 1931/32
tot 33.2 pOt. in 1938/39. Ook liet deel dat de bewapo-
ningsuitgaven uitmaken van de besteding van het
nationale inkomen nam sterk toe, al is het altijd nog
aanzienlijk minder dan in de totalitaire landen. De
ontwikkeling is als volgt (in mill. £).

1935

1936

1937

1938

Nationaal inkomen ‘) …..
4530 4850

5200

5000
Bewapeiiingsuftgavcn …..
138

186

278

3743)

id. in pCt. van nat. i.nk…

3

3.8

5.3

7.5

‘) Schatting van C. Olark.
3)
R.amung.

Het is begrijpelijk, dat zich hij een dergelijke gewe]-
dige kracihtsinspanning een groot aantal problemen
voordoen, waarvan de oplossing vaak aanleiding zal
geven tot min of meer ingrijpende veranderingen in
de structuur van bepaalde deden van het economisch
leven.

Veranderingen op industrieel gebied.

Op dit terrein deden zich belangrijke vraagstukken
voor, vooral met betrekking tot den bouw van vlieg-
tuigen. Zooals reeds opgemerkt, was het in 1.935 voor-
al de bedoeling het luchtwapen uit te breiden. hierbij
stuitte men op groote moeilijkheden, die er de oorzaak
van waren, dat de resultaten gedurende geruimen tijd
gen i:ng waren. De Regeering had er op gerekend, dat
de bestaande vliegtuig-fabrieken door een uitbreiding
van hun capaciteit in staat zouden zijn in betrekke-
lijk korten tijd groote aantallen toestellen af te leve-
ren. De ondernemers beschouwden deze orders aan-
vankelijk evenwel als een zeer tijdelijke verruiming

25 Januari 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

75

van hun afzetgebied, en waren niet bereid hiervoor
hun productiecapaciteit uit te breiden. Na lang
aarzelen, waardoor veel tijd verloren ging, ging de
.Etegeering toen over tot het deelnemen in het kapi-
taal der vliegtuigfabrieken, om zoodoende een ver-
grooting van de productie mogelijk te maken. Dit
bleek evenwel niet voldoende. De ondernemers waren
ook thans niet bereid, hun installaties zoo ver uit te
breiden, als met het oog op de eischen van de regee-
ring noodzakelijk was. Daarom werd het zoogenaamde
,,shadow-scheme” ontworpen. Bij dit stelsel is de Re-
geering eigenaresse van de fabriek, terwijl de leiding
tegen een meestal met den productie-omvang samen-
hangende vergoeding aan particuliere ondernemers

wordt opgedragen.
Niet alleen voor den bouw van vliegtuigen, maar,
zij het in minder mate, ook ten behoeve van leger en
vloot, werden dergelijke ,,shadow factories” opgericht.
Bij de uitbreiding van deze beide had men trouwens
met minder moeilijkheden te kampen dan bij die van het luchtwapen, daar men van de ervaring, opgedaan
bij de laatste, gebruik kon maken.
Het aantal shadow factories bedraagt thans ca. 100.
in het afgeloopen jaar is men nog een derde sys-
teem gaan volgen om tot een grootere productie van
vliegtuigen te komen. Het is duidelijk, dat de produc-
tie er ten zeerste mee gebaat zou zijn, indien de bouw
van vliegtuigen niet zou geschieden in een aantal ge-
heel onafhankelijk van elkaar werkende fabrieken,
maar indien de verschillende bedrijven zich zouden’
specialiseeren op enkele onderdeelen. Hierdoor zou
het immers mogelijk worden om over te gaan tot
serie-productie van een groot aantal onderdeelen. Een
middel om dit te bereiken had de Regeering in de
groote orders, die zij te plaatsen had. Zij kon de con-
tracten splitsen, en de sub-contracten aan verschillen-
de ondernemingen geven, die zoo tot samenwerking
gedwongen werden. Hierdoor werd het ook mogelijk
om voor de productie van bepaalde onderdeelen ge-
bruik te maken van groote ondernemingen buiten de
eigenlijke vliegtuigindustrie. Het gaat hier vooral om
de medewerking van de ijzer-, staal-, machine- en autoindustrie en van de groote scheepsbouwmaat-
schappijen. Zoo wist men zich te verzekeren van de
medewerking van den grooten auto- en motorfabri-
kant Lord Nuffield. De geheele organisatie van
Vickers-Armstrong werd ingeschakeld voor den bouw
van vliegtuigen, groote scheepsbouwconcerns, – o.a.
John Brown, die de Queen Mary bouwde – gingen
hier eveneens toe over. Thans werken ca. 3500 onder-
nemingen aan den bouw van vliegtuigen, waardoor
een zeer sterke opvoering van de productie bereikt is.
Op industrieel gebied waren de belangrijkste ver-
anderingen, teweeggebracht door de bewapening, dat
de Regeering groote belangen bij de bewapenings-
industrie kreeg, en dat onder invloed van de Regee-
ring een samenwerking tusschen verschillende onder-
nemingen tot stand kwam. Voorts breidden sommige
ondernemingen het terrein van hun werkzaamheden
uit, wat vooral van belang is voor den scheepsbouw.
Onder invloed van de bewapening was een stijging van hun kostprijs opgetreden, waarover later meer,
vat ,tot gevolg had, dat de aanbouw van handels-
schepen tot een minimum daalde. Voor zoover zij niet
profiteerden van den enormen aanbouw van oorlogs-
schepen, werden de werven noodlijdend, en beteekende
de bouw van vliegtuigen dus een ware uitkomst.

Gevolgen voor de Handelsbalans.

In het algemeen is men geneigd de rechtstreeksche
gevolgen van de bewapening voor den buitenlandschen
handel sterk te overschatten. Een analyse van de
handelsbalans van 1936 en 1938 leert, dat de direct met de bewapening in verband staande importen in
1938 niet meer dan £ 20 £ 25 millioen hooger waren

dan in 1936.
1)
Hier komt dan nog ca £ 8 millioen bij

l) ,,Rearnia-meat and the badauce of payment”, The Ban
ker, ])ecember
1938.

voor aankoopen in verband met de vorming van voed-
selvoorraden, bestaande uit tarwe, suiker en traan.
Veel belangrijker zijn de indirecte gevolgen. De uit-
breiding der oorlogsindustrieën leidde tot een
schaarschte van enkele productiefactoren, vooral be-

paalde soorten geschoolde arbeid, en — tijdelijk –
van sommige grondstoffen. Hierdoor steeg de kost-
prijs van verscheidene industrieën niet onbelangrijk.
Vooral de scheepsbouw ondervond hiervan de gevol-
gen. Dit leidde, tezamen met enkele andere oorzaken,
die niet in verband staan met de bewapening, zooals
o.a. den slechten gang van zaken in de textielin-
dustrie, tot een verder passief worden van de handels-
balans.
De steeds meer ongunstig wordende handelsbalans,
en het gevaar van iiteren op het nationale ver-
mogen, waartegen Sir Robert Kindersley herhaalde-
lijk gewaarschuwd heeft, zijn, naast politieke factoren,
do oorzaak van de exportoffensieven, waaraan thans

zooveel aandacht besteed wordt. Politieke factoren
spelen een groote rol bij de richting van deze ex-
portoffensieven
2),
maar de noodzaak van vermeer-
derden export vloeit vooral voort uit de van jaar
tot jaar slechter wordende handelsbalans. De recente verhooging van de exportcredietgaranties, en de ere-
dietverleening aan Engelsche firma’s voor buitenland-
sche transacties, als deze in het nationaal belang zijn,
houden hiermede ten nauwste verband.
H. E. B.
SCHMALHAUSEN.

2)
Zie de artikelen ,,Uitvoeroffensieven” en ,,Voorra.ng
aan-den export” in E.-S.B. van
19
October en
28
Decuber
1938.

DE RIJKSMIDDELEN OVER DECEMBER.

Algemeen beeld.

De opbrengst der Rijksmiddelen over de laatste
maand van het juist verstreken jaar heeft in het as-
pect, dat die middelen den laatsten tijd vertoonden,
vrijwel geen verandering gebracht. De totale ontvang-
sten der niet-directe belastingen waren in elk der drie
laatste maanden van 1938 bijna gelijk. In December
jl. bedroegen zij
f
36.632.800, of
f
864.000 meer dan
de gemiddelde maandraming. Daarentegen werd de
opbrangst van dezelfde maand v’an 1937 niet be-
reikt. Het nadeelig verschil beloopt
f
972.500, doch

een nadere beschouwing van de afzonderlijke midde-
len doet zien, dat het algemeen niveau zeker niet ach-
terhlijft bij dat, waarop de middelen zich in het
eind van het voorafgaande jaar bewogen. Vooreerst
vertoonden de successierechten weliswaar thans een
vrij scherpe daling, doch de ontvangsten van Decem-ber 1937 waren door
bijzondere
omstandigheden aan den hoogen kant. In de tweede plaats valt het op, dat
cle omzetbelasting met niet minder dan
f
849.000 te-
rugliep; hierbij moet intusschen worden bedacht, dat
in de maand November ji. cle maandraming met on-

geveer
f
2.3 millioen werd overschreden, zoodat hier
hoogstwaarschijnlijk aan een wisselwerking moet wor-
den gedacht. Alles overziende mag men over de op-
brengst van December niet ontevreden zijn; de meeste
heffingen bewogen zich dan ook in stijgende richting;
een uitzondering hierop maakten het statistiekrecht,
de tabaksaccijns, de omzetbelasting, de couponbelas-
ting, de zegelrechten, de successierechten en de loods-

gelden.
Ook het Jaaroverzicht maakt geen onbevredigenden
indruk. De totale ontvangsten van de twaalf maan-

den van 1.938 hebben
f
440.1.43.700 bedragen tegen
j 436.835.900 in het daaraan voorafgaande jaar en hij
een jaarraming van
f
420.225.000. Al was geen bijzon-

dere
stijging
te constateeren, zooals in 1937 het ge-
val was, de verkregen vooruitgang kon althans worden
behouden, zelfs was nog

een kleine toeneming te con-
stateeren. En het geraamde opbrengstcijfer werd met

ruim
f
10.8 millioen overtroffen. Twaalf middelen.

gaven tezamen
f
16.625.800 méér dan in 1937; daar-

76

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

25 Januari 1939

entegen veroorzaakten de overige vijf middelen een
daling in opbrengst van
f
13.318.000 (waarvan

f
11.449.300 op rekening komt van de zegcirechten).
Wat de raming betreft, elf middelen brachten geza-
menlijk
f
17.338.600 meer op dan waarop bi.j de sa-
menstelling der begrooting werd gerekend; de overige
zes middelen bleven
f
6.410.900 bij de verwachting ten
achter (waarvan
f
4.887.900 te wijten is aan een tra-

ger vloeien van de zegelrechten).

Dividend- en antièrnebelasting.

De dividend- en tantièmebelast.ing gaf een voor de
maand December verrassend mooie opbrengst, t.w.

J
1.312.600, of
f
489.900 meer dan de ontvangsten van
J).ecember 1.937, die op zichzelf beschouwd ook al niet
ongunstig waren. De totale opbrengst van 1938 steeg
hierdoor tot
f
25.039.300, of
j
2.661.300 boven die van
1937 en
f
4.030.300 meer dan waarop blijkens het ra-
mingscijfer was gerekend. Niet zonder voldoening
mag op dezen vooruitgang worden gewezen, al moet
hierbij wel in overweging worden genomen, dat het gunstige resultaat niet alleen aan de hoogere onder-
nemerswinsten van 1937 moet worden toegeschreven,
doch dat ook de in Mei ji. ingevoerde 20 nieuwe op-
centen hun invloed hebben doen gelden.

Invoerrechf en.

De invoerrechten blijven hooge ontvangsten opleve-
ren. Ditmaal kwam
f
453.600 meer binnen dan in De-
cember 1937 en werd de gemiddelde maandraming
met
f
55.500 overschreden. Gerekend over twaalf
maanden is een stijging met
f
1.894.600 te consta-
teereu. In totaal hebben de invoerrechten in 1938

f
99.152.200 opgebracht. Reeds eerder werd er op ge-
wezen, dat de oorzaak van de vermeerdering hoofd-
zakelijk is te zoeken in den invoer van met specifiek
recht belaste goederen als benzine en thee. Over het
algemeen genomen toch daalt onze buitelandsche
handel. Dit blijkt wel uit het voortdurende terug-
loopen van het statistiekrecht, dat ditmaal een clecres
van
f
47.100 opleverde en over het geheele jaar 1938
een vermindering van
f
310.000 te boeken gaf, een
voor dit kleine middel niet onaanzienlijk bedrag.

ii
ccijnzen.

De opbrengst der accij.nzen stemt over het algemeen
tot tevredenheid. Al deze heffingen zonder uitzonde-
ring hebben in het afgeloopen jaar meer opgebracht clan in het voorafgaande. De totale vooruitgang be-
droeg
f
3.804.700. Ook de jaarraming werd bij alle
overschreden., uitgezonderd bij den zoutaccij:ns, welke
j 11.700 minder heeft opgeleverd, dan waarop blijkens
de raming was gerekend. Het volgend staatje geeft
een vergelijking tusschen de jaaropbrengsten van
1037 en 1938 en de raming voor 1938:

Raming 1938 Opbrengst 1938 Opbrengst 1937

Zout
……..f
2.000.000

f
1.983.300

f
1.812.100
Geslacht …….7.200.000

,, 7.424.800

7.359.900
Wijn ……….2.200.000

,, 2.263.400

,, 2.203.500
G.edistilleerd . ., 28.000.000

,. 28.921.300

1
128.454.100
131cr ……….7.000.000

,, 8.119.600

7.814.700
Suiker ……..55.000.000

,, 56.853.500

,, 55.298.700
Tabak ……..35.000.000

,,36.512.950

35.336.100

Wat de opbrengsten der afgeloopen maand betreft,
kan nog worden opgemerkt, dat, met uitzondering van
dien op tabak, alle
accijnzen
ditmaal een hooger op-
brengstcijfer hebben vertoond. Bij het zout bedroeg de
stijging
f
33.900, doch de ontvangsten van December
1937 waren zeer aan den lagen kant. Ook in de af-
geloopen maand viel over dit middel niet te roemen;
immers er kwam f59.100 minder binnen dan de ge-
middelde maandraming. Over het algemeen is de loop
van deze heffing in 1938 zeer wisselvallig geweest.
liet geslacht verschafte f 24.000 meer, dank zij de
hooge rundveeprijzen. Bij den wijnaccijns bedroeg de
vooruitgang f 53.800, bij den gedistilieerdaccijns

f 87.500 en bij den bieraccijns
f
32.500. Al deze mid-

delen blijven goed op peil. Ook de suikeraccijns weet
zich te handhaver; in de afgeloopen maand kon ee.n
surplus van f 69.200 worden geboekt boven de ont-
vangst van December 1937, waardoor de in de eerste maanden van het jaar verkregen voorsprong steeg tot
j 1554.700. Tenslotte de tabaksaccijns, die ditmaal
met
f
103.700 terugliep, doch gerekend over twaalf
maanden toch nog een vooruitgang van f1.176.900

aaïmwees.

Andere indirecte heffingen.

De belasting op gouden en zilveren werken bracht
ditmaal rond
f
5.200 meer op. 1)aarcntegen vertoon-
de de omzetbelasting een daling van niet minder dan

f
849.000. Zooals reeds hierboven werd opgemerkt,
heeft de maand November jL voor een dermate hooge opbrengst gezorgd, dat aan het decres van de afgeloo-
pen maand niet te veel waarde mag worden gehecht.
Door de intensievere toepassing der wet en het duur-
der worden van vele artikelen, valt de opbrengst van
deze heffing niet tegen. in totaal werd in 1938

f
77.127.600 ontvangen, d.i.
f
2.967.700 meer dan in
1.937 en
f
2.127.600 boven cle jaarraming. De coupon-
belasting blijft door de vele plaats gehad hebbende
conversies zich in dalende richting bewegen; d:itmaal
bedroeg het decres
f
147.500 (over twaalf maanden

f
1.320.000).
De daling van de zegelrechten ad f 554.600 komt
geheel op rekening van een trager vloeien van de
beursbelasting, welke met
f
592.400 terugliep. Overi-
gens was de ontvangst in vergelijking met de vorige
maanden vrij normaal. Daarentegen gaven de regis-
tratierechten ditmaal een stijging te zien van
f 250.700. De opbrengst van laatstgenoemd middel
was ditmaal niet ongunstig, immers
f
537.600 boven
de maandraming en hooger dan het peil der vooraf-
gaande maanden. De registratierechten hebben inder-
daad minder van de depressie te lijden dan de zegel-
rechten. Bedroeg de teruggang bij laatstgenoemd mid-
del, gerekend over 12 maanden,
f
11.449.300, cle
registratierechten daalden in totaal met slechts

f
41.200.

De successierechten gaven ditmaal
f
760.500 min-
der, doch de ontvangsten van. December 1937 waren
bijzonder hoog. Er kwam in de afgeloopen maand toch
nog f 67.000 meer binnen dan de maandraming. In
totaal is 1938 f 5.291.800 bij 1.937 in het voordeel. De
waardestijging van diverse vermogensbestand deelen zal hieraan wel niet vreemd zijn. De loodsgelclen ga-
ven weer een daling te zien (van
f
1.0.300); met dit
middel gaat het minder goed. Gerekend over twaalf
maanden werd
f
197.000 minder geboekt clan in het
voorafgaande jaar.

Directe belastingen.

Over de directe belastingen kunnen wij kort zijn.
In de afgeloopen maand steeg het totale kohierbedrag
van alle heffingen vanf 1.20.1.32.300 tot f 123.274.600.
Laatstgenoemd bedrag komt
f
12.709.700 uit boven
den. totalen stand van den overeenkomstigen dienst op
31 December 1.937. De stijging
voltrok zich over dle
geheele lijn. Het leeuwendeel daarvan (f 11.164.700)
komt op rekening van de inkomstenbelasting. 1-let
gunstige jaar 1936/1937 is op dit resultaat uiteraard
van invloed geweest; daarnaast werden voor het be-
lastingjaar 1.938/1939 hoogere opcenten geheven. Het
accres van de grondbelasting kan als een normale toe-
neming worden beschouwd. Bij de overblijvende belas-
tingen is de toeneming in hoofdzaak te dlanken aan
cie waardestijging van diverse vermnogensbes tand-
dieelen.

25 Januari 1930

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

77
I

AANTEEKENINGEN.

De verzwakking van de positie van Engeland in
de wereldscheepvaart en -scheepsbouw.

Wereldscheepvaart en -scheepsbouw

Na zich iii 1929 en 1930 op hoog peil te hebben
bewogen, is cle bezetting der scheepswerven in de we-
rolci gedurende drie volgende jaren aanzienlijk terug-
geloopen. In den
1001)
van 1937 heeft, dank zij het
snelle herstel op de vrachtenmarkt, cle tewatergela-
ten tonnage het niveau van 1929 overschreden, waar-

na 1938 eveneens nog een gunstig beeld te zien gaf,
hetgeen in onderstaande grafiek aan den dag treedt.
:De vooruitzichten in 1939 zijn echter voor den
scheepsbouw niet zoo rooskleurig in verband met de.n geringen omvang der nieuwe houworders.
Rot herstel in de scheepsbouwnijve.rheid na 1933
is in cle verschillende landen niet parallel verloopen. In het laatste nummer van ,,The Economist” ‘) wordt,
naar aanleiding van de aanvragen, om regeeringssteun
van de zijde van de Britsche scheepvaart en den
scheepsbouw, een artikel gewijd ai.n de ernstige moei-
lijkheden, waarniede deze, voor het economisch leven
zoo belangrijke, bedrijfstakken in Engeland te kam-
pen hebben.

De positie van Engeland vôô’r 1929.

Zoowel op het gebied der scheepvaart als op dat
van den scheepsbouw stond Engeland sedert jaren aan
de spits van alle landen ter wereld. Momenteel ver-
keeren echter beide bedrijfstakken in zeer ongunstige
omstandigheden. :De inkomsten der reederijen zijn
Let toereikend om do kwaliteit van hun vloot op
peil to houden.; cle reeders zijn niet in staat hun oude
schepen door nieuwe tonnage te vervanger. De
scheepsbouwnijverheid klaagt over een groot gebrek
aan nieuwe orders. Men kan zich nu de vraag stellen,
aan welke factoren het te w’ijten is, dat cle positie
van Engeland als vrachtvaarder en scheepshouwer zoo
aanzienlijk verzwakt is.
Voor den wereldoorlog verzorgde Groot-Brittannië
als eerste mogendheici het inter:nationaal overzeesche
goederenvervoer en was het tevens de bouwer van
het grootste deel der wereldvloot.

De overige landen
aan vaardden deze positie. Dit wordt nader bewezen
door het feit, .dat Engeland in clie periode ongeveer
de helft der wereldtonnage bezat en dat gedurende de
jaren 1909-1913 61 pOt. van de wereldhandelsvioot
op de Britsche werven gebouwd werd. In den wereld-
oorlog traden echter duidelijk de nacleelen naar voren,
welke aan deze overheerschende positie van de Brit-
sche scheepvaart en scheepsbouwnijverheid voor de be-
trokken landen verbonden, waren. In de oorlogsjtren
werden de Britsche schepen geheel in dienst gesteld
van het B
. ritsche Rijk, terwijl cle scheepswe.rven uit-
sluitend aan Britsche belangen werden dienstbaar
gemaakt.
Van 1914 dateert dan ook het streven der andere
landen naar het bezit van, een eigen, hij hun hamiclel
passeticle lcoopvaardijvloot, zelfs indien een zooclan.ige
politiek de schatkist zou belasten. In hoeverre deze

‘) 21
Januari
1939.

politiek inderdaad resultaten heeft opgeleverd, komt
duidelijk tot uiting in onderstaande tabel en de
grafiek III.

Positie van Groot-Brittannië in scheepvaart en
scheopshouw
‘)
(in 1000 B.R.T.).
1. Stoom- en itmotoi’to’nn’age van

1913

1929

1938
.

Groo’t-Bi’ittatmnjë ……………
18.274

2.046

17.675
Overige landen
2
)20.944 41.115 43.685
Aandeel in % van 0r.-J3rittznu,ië

46

33

29
I.I. Tewatergelatoti tonnage in:

Groot-Britfannië ……………
1.932

1.523

1.019

Overige lzndn ……………..
1.40.1

1.270

1.967
Aandeel in % van (3 r.-Brhttannië

58

545

34
1 1.1. Op stapel gezette totittage in:

Groot-13r.il:tanni6 ……………
1.833

1.650

505

Overige landen …………….

1.347

2.027
Aandeel in % van Gr.-Brittannië

55

20
t)
Bron: The Economist van
21
januari
1939.
2)
Exclu-
sief de vloot van de Voreen.igcle Staten
01)
de Groote Meeren.

In de jaren vCnr 1929 waren de overige landen ge-
neigd hun handelsvloot uit te breiden door een krach-
tig beroep to doen op de :Britsche scheepshouwers,
waardoor het aandeel van de Engeische werven in
het werd dtotaal aan tewatergelaten tonnage slechts
een geringere vermindering te zien gaf (van 58 pOt.
in 1913 tot 54 pOt. in 1929). Daarentegen liep het
aandeel van Groot-Brittannië in het wereldtonnage
aan stoom- en niotorschepen van 4014 pOt. in 1913 tot

33 pOt. in 1929 terug, hetgeen een aanzieniijke ach-
teru itgang heteekende.

De ontwikkeling na. 1929.
Gedurende het laatste decennium heeft Groot-Brit-
tannië echter ook zijn domineerende positie als

ii.
De ontwikkel i tg van den scheepsbouw iii versehillendle
laitclen
(1929 = 100).

1.

Verelclsclieepsboow ) (
1929 = 100)

j”Ç’

TONNAGE LANCE

Chiffres onrmuels

TONNAGE EN CNSTRUCTIOM
Chiffres trimestriels

140

120

100

80

60

40

20

DE

140
120

100

80
60

40

20

0
1

1928

1929 1930 1931

1932

1933

1934

1935

1935 1937

19,38
) ,131

011:
131I. inensuel cle StStistidlue cle la Soc. d. Nations Jan.
1939.

78

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

25
Januari 1939

0
1

2

3

4

5
6

7

8

9

10

II

12

13

14

15

16

(7

16

19

2021

22
i

i

i

i

t

IIVIILI.’ONSTONS

UNITED

1
KINGDOM
0k
Cok,,fr,
1

U. S. A,,
74
,

a*e

TONNAGE OWNED BV THE WORLD

_____
1913-46.953,228.

1938- 67.846,511

JAPAN
1
70
____ ____
______________________________
Igp
w
o
P.

NORWAY
60

GERMANY
____
____
____________________________
1913

ITALY
I
7

FRANCE

iP!I

__________________
0
60

HOLLAND

1
t
220

GREECE
1938
io

30

__________________________________________

‘”

/ncompe1
S

u
!

1
SWEDEN
0
1900

1905
1910

1915

1920

1925

1930

1935

)8
26
7.
40
‘o

SHIPPING
TONNAGE OWNED

Bron: The Eoonomst van
21
Januari
1939.

scheepsbouwer grootendeels verloren. Terwijl Enge-
lands aandeel in d.e koopvaardijvloot van de wereld
een verderen teruggang van 33 pOt. in 1929 tot 29 pOt.
in. 1938 vertoonde, daalde het aandeel in het wereld-tonnage van de door de Britsche soheepsbouwnijver-
held tewatergeiaten scheepsruimte van 54iI tot 34 pOt. De sterke, zoowel absolute als relatieve, ver-
meerdering van de n jet in Engeland gebouwde scheeps-
inhoud kan g.rootendeels worden teruggevoejid op de
toegenomen heteekenis van de Japansche, Noord-
arnerikaansche, Zweedsche en Duitsche scheepsbouw-
nijverheid. De grafiek II, welke ontleend is aan het
;,Bull. mens. de Statistique” van den Voikenhoud
brengt deze ontwikkeling in beeld.
Slechts in Engeland en Frankrijk, om de voor

naamste landen te noemen, heeft de scheepsbouw
in 1938 nog niet den omvang van 1929 bereikt. De
ongunstige ontwikkeling van den scheepsbouw in En.
geland is niet alleen het gevolg van het verlies van
huitenlandsche orders, maar tevens hebben de 1-moge
bouwkosten van de Britsche werven de eigen reeders
gedwongen hun schepen voornamelijk in het buiten-
land te doen bouwen. In het geheele jaar 1938 ont-
vingen de Engelsche scheepshouwers slechts
1/5
en in
het laatste kwartaal van dat jaar slechts 15 pOt.
van het wereldtotaai aan ouders voor koopvaardij-

schepen.

De factoren, die Engeland’s positie beïnvloeden.

Ofschoon het streven naar economische zeifvoor

ziening, met haar subsidies en vlagdiscriminaties, dit
proces heeft versneld, mag nien niet nalaten op enkele
andere factoren te wijzen, welke tot den achteruit-
gang van beide bedrijfstakken in Engeland hebben bij-
gedragen. 1-let onlangs gepubliceerde rapport van een
commissie uit de Engelsclie scheepvaartkamer, hoeft
den ongunstigen toestand in de Engelsche scheepvaart
niet verheeld. Naar haar rneening wordt de concur-
rentiekracht van de onder vreemde vlag varende sche-
pen ten opzichte van de Engelsche reederi,jen ver-
sterkt door de volgende factoren:
Geringere kapitaal kosten. per ton scheeps ruimte. Lagere vaarkosten.
Goedkoopere en sueliere reparatles, en tenslotte
De directe en indirecte steunmaatregelen van de
Regeeringen.
De grootere efficiëncy van de niet-Engelsche haii-
delsv]oot kan slechts ten deele op rekening van de 1 aatstgen oenide maatregelen gesteld worden. De
scheepsbouwnijverheid heeft zich echter verdedigd
door erop te wijzen, dat zij aan de toeneming der
bouwkosten slechts weinig kan çloeri, daar deze het
gevolg is van de stijging van materiaalprijzen en loo-
nen, over de hoogte waarvan zij geen zeggingschap
heeft. Het is inderdaad oubetwisthaar, dat de her-
bewapening in sterke mate tot cle vermeerdering
dezer kosten. heeft bijgedragen.
Met een eventueele steunveri eening aan scheepvaart
en scheepsbouw is echter meer gemoeid dan alleen
het belang van deze bedrijfstakken. De uitgestrekte
afstanden tusschen de deelen van het Britsche Irn-
periurn en de afhankelijkheid van. Groot-Brittannië
van grondstoffen en voedingsmiddelen, welke uit over-
zeesche landen moeten worden ingevoerd, noodzaken
tot de handhaving van een groots hanidelsvioot en
dientengevolge van een omvangrijke scheepsho uwni.j –
verheid. Daardoor wordt deze steunverleening tot een
essentieel gedeelte van het herbewapeningsprogramma.
In wolken vorm deze steunverleening dient te worden

AANVOER VAN GRANEN.
(In tons van
1000
kg.)

Rotterdam
Amsterdam
Totaal
Artikelen
15-21
Jan.
Sedert
Overeenk.
15-21
Jan.
Sedert
Overeenk.
1939

1938 1939
1Jan.
1939
tijdvak
1938 1939
1Jan.
1939
tijdvak
1938

‘22.314
38.451
60.202

1.200

39.651
60.202

3.013
6.778 9.514



6.778
9.514

715 1.165
1.000

1.165
1.000
Boekweit
………………
Maïs ………………
25.372
45.966
113.971
4.309
13.153 13.182
59.119
127.153

Rogge

………………

7.073
12.501
19.229

1.490
12.501
20.719

Tarwe

……..
………

3.354
4.659 24.411

860
1.036
5.519
25.447

335

.

4.325
8.790 13.622
26.083
10.131
J0.388 18.921

Gerst

_

…………….
Haver

……………..

665 4.897 3.850
150 150
5.047 3.850
Lijnzaad

……………
Lijnkoek
…………….
343
2.320
3.543
70
242
1.511
2.562
5.054
Tarwemeel

………….
Andere meelsoorten
230
635
2.925

45
338 680
3.263

-. …_.4

25 Januari
1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

79

gegoten en tot welk bedrag zij dient te worden gege-
ven.,
is
en blijft een moeilijk probleem. Alvoretis tot een omvangrijke steunverleening over
te gaan moet tenslotte een nauwgezet onderzoek inge-
steld worden naar de oorzaken van de hoogere bouw-
en vaarkoston. Weliswaar verminderen de lage bonen,
(le subsidies en de vlagdiscriminiities in vele landen
cie kansen van de Britsche scheepvaart en scheeps-
bouw in den concurrentiestrijd, maar geheel verkla-
ren doen zij de ernstige moei:lijkheden van deze be-
d rtjfstakken niet. Waardoor
is
het anders mogelijk,
dat de Nederlandsche scheepswerven met Britsche
materialen goedkooior schepen bou)ven en dat het-zelfde geldt voor cle Scanclinavische werven, waar
loon en arbeidsvoorwaarden geen geringer uitgaven
eischen? P. C. J. K.

MAANDCIJFERS.
OVERZICHT VAN DEN STAND DER RIJIÇSMIDDELEN.
Uit. December 1938 (in Guldens)

AFJ)JtJL1NLi1a
Dir. belastinges.
Kohieren
voor den dienst

Bedragen,
welke zijn

1938
1
)

1

Benaming der
terugge-
geven of
middelen
Totaal
bedrag
andersdan
Zuiver

i
bedrag

1
.°o

.
wegens
betaling
opdekoh.
1
1
1
1

afgeschr.
1

Grondbelast. a

10.544.076

34.9171 10.509.159 10.354.819
Inkomst.bel. b) 82.195.236 1.660.1301 80.535.106 69.370.395
Vermogensb.
c)j
19.513.530 142.2811 19.371.249 18.688.436
Verdedig bel. 1

10.938.670 102.080 10.336.590 10.256.378
BeI.v.d.doodehd.

2.039.502

17.029

2.022.473

1.894.821

Totaal 1125.231.014 1.956.437 123.274.577 110.564.849
a)
Y
4
hoofdsom + 20 opcenten op de hoofdsom der ge-
bouwde eigemidonmïuen. b) Hooidsoni, + 60-78 opoenten.
Voor hot belastingdionstjaar 1.938/39 worden 70/88 op-
eemitn geheven. c) Hoofdsorn + 75 opeenten.
1) Voor de belastingen naar inkomen en vermogen be-
staan de vermelde bedragen uit % gedeelte van het belas-
t.ingdienstjaar 1938/1939 en
3.
3
gedeelte van het belas-
tingdienstjaar 1937/1938.
2)
Voor de belastingen naar in-
komen en vermogen bestaan de vermelde bedragen uit % gedeelte van het helastingdienstjaar 1937/1938 en
Y.
ge-
deelte van het beIastingdienstjaar 1936/1937.
3)
Voor het
belastingdienstjaar 1938/1939 worden 70/88 opcenten ge-
heven.

AFDEELING To
Dec
Hm’ereefl-

Overt ge msddeien.
1938
periode
1937
Benaming der middelen
i)ivid.- en

tantièmebel.
1.312.598
25.039.286 22.378.009
Rechten op den invoer .
8.222 170
99.152.194
97.257.563
181.759
2.459,189 2.769.178
107.575 1.988.313 1.812.089
Slatistiekrecht

———

Ajns op geslacht
cc
639.180
7.424.844
7350.919
Accijns op

zout

———

465.070 2.263.352 2.203.476
Accijns

op

wijn

——–

Accijns op gedistili.

. – –
3.308.294 28.921.255 28.454.092
Accijns

op

bier

………650.253
8.119.599
7.814.709
5.154.089
56.853.456 55.298.709
A r'(-ijus

op

suiker

……
2.822.378 36.512.955 35.336.082
Accijns op

tabak

…….
11el. op goudcn en zilverw.
59.259
577.096
571.390
Omzetbelasting

——–
6.015.016
77..127.6411
74.159.914
Couponbelasting

——–
281.411
5.001.6671
6.321.637
Recht. en boeten v. zegel
11.481.371
2
)21.112.051
32.561.391
Recht. en.boet. v. registr.
1.954.255
16.605.610
16.646.764
Recht. en boet. v. succes-
sie,

v. overgang bij over-
lijden

en

v.

schenking
3.900.311
50.321.940
45.030.185
Opbrengst d. loodsgelden
77.783
663.225 860.794

36.632.772, 440.143.673 436.835.901
Totalen – .
-.
1;
Hieronder begrepen wegens zegelrecht van nota’s van
makelaars en commissionnairs
in effecten, enz.
f
274.228
(Beurstiel.).
2)
Idem
f
4.387.150.

1 NKOMSTEN TF.Iq BATE
VAN HET GEMEENTEFONDS.

Dienst 1937119
Zuiver bedrag der ko- Zuiver bedrag der
hieren voor den dienst
kohieren tot en met
1936(’37 tot en met de-
de maand Dec. 1938 zelfde maand van 1937
Gemeente.f.belast.. .
60.054.710 56.711.615
Opc. verm. t. get. v. 50
6.036.518 5.203.960

AFDEELING II. DIENSTJAAR 1937.

Lulvere op-
brengst over het
Bedrag van de

tijdvak van
1
Benaming der middelen ramning Jan. 1937 tot en
met de maand
Dec. 1938-
Urondbelasting.
(Y
4
hoofdsom + 20 opcenteu
,
op

de

hoofdsom der gebouw- de eigendommen.)
10.300.000
10.304.193
Inkomstenbelasting
72.000.000
72.515.354
Vermogensbelasting
18.000.000 20.532.673 8.000.000
10.636.611
Belasting v. d. doode hand

– . –
2.000.000 1.988.744
Divid.- en tantièmebelasting
13.800.000
22.378.009
91.250.000 97.259.528
1.600.000
2.769.309 2.000.000
1.804.516

Rechten op den invoer

…….

6.000.000 7.358.504

Verdedigingsbel.

J

………..

1.800.000
2.204.290
Accijns op

gedistilleerd

– . .
27.500.000 28.445.658

Statistiekrecht

…………..
Accijns

op

zout

…………..
Accijns op geslacht

……….

7.000.000
7.814.399
Accijns

op

wijn …………..

53.000.000
55.300.287 Accijns

op

bier

…………..

32.500.000 35.336.082
Accijns

op

tabak

…………
Belast, op gouden en ziiverw.

475.000
571.391

Accijns

op

suiker

………..

Omzetbelasting

………….
62.500.000 74.157.901 5.500.000 6.321.552
Rechten en boeten van zegel
16.400.000 32.561.406
Rechten en boeten v. registr.

11.100.000
16.647.004

Couponbelasting

————

Rechten en boeten

v. succes-
sie, v. overgang bij overlij-
den en v. schenking
40.800.000 45.030.245
Opbrengst der loodsgelden

– –
500.000

860.794

Totalen….
1
484.025.000 552.798.450

OVERZICHT VJtN DE INKOMSTEN
TEN
BATE VAN
lIET WERKLOOSHEIDSSIJBSIDIEFONDS.

Dienst 1938
Bedrag van
raming

Zuiver bedrag
kohieren tot cii
met de maand
Dec. 1938

Grondbelasting (veertig ten hon-
derd van de hoofdsom wegens
gebouwde eigendommen en vijf
en twintig ten honderd van de
hoofdsom

wegens ongebouwde
9.506.267
Personecle belasting (tachtig ten
honderd van de hoofdsom naar
dcii

eersten, twe,iden en derden

eigL’ndommen)

……………9.600.000

20.000.000
19.163.038
Gemeentefondsbela sting

(vijf

en
grondslag)

………………

twintig opcenten op de hoofd-
15.500.000
15.040.225
Vermogensbelasting

(twee

en
twintig opceuten op de hoofd-

som)

……………………

2.500.000 2.259.500
som)

……………………
Inkomstenbelasting

(tien opcen-
ten op de hoofdsom)
4
.
700
.
000
1
4.806.907

Totalen
……
1 52.300.0001 50.775.937
INKOMSTEN TEN BATE VAN HET VERKEERSFONDS.

Dec. 1938 1

1938

1

1937

Motorrijtuigenbelasting

1.217.385
22.996.8781
21.923.009
Rijwielbelasting ……….10.018 7.779.325 7.728.458

Totalen ………1.227.403 30.776.203 29.651.467

STATISTIEKEN.
OPEN MARK’J’.

1939

II 1938 II 1937 II 1914

21

1 16121 1 9114

1

217

11 17122 11 18123 11 20)2.4
Jan.

Jan.

Jan.

Jan. , Jan.

Jan. 11 Juli
Amsterdan,
Partic.disc.
11
4

14
11
4

3jq
114

(2
2
)16

3
1
1e4
3
14
Prolong.
1
12
11
1
11
1
11
11
1

3_411
4

Londen
Daggeld. . .
1
12-1
1
12-1
11
2
1
‘la-I
1
12-1
1
(2.1

1
1..1
Partic. disc.
17/32
1
I32-
5
I16
116

/
8
9
116
5
(8
132’I16
I12116

116l4
BerIj/n
Daggeld ..
1
7
18-2
1
/
1
7
(s-2
1
/
211
3
3
2
7
Is_3
1
/s
2
5
18_3
1
1s
2-3

2
5
fg-3
11
Maandgeld
2
3
14-3
2
3
14-3
2
3
/4-3
2
3
14-3
2I4-3
2
3
14-3

21(
3
-7/
4

Part, disc.
2
7
1
271
2
7
1
2
7
)8
2
7
1
3

2
7
i
Warenw. ..
4-
1
/
4-(2
4-/2
4-
1
(
4-‘h
4-’12

4-I4
Ne,.,
York
Daggeld 1)
1
1
1
1 2)
1
1

31
15

Partic.disc.
113
1
12
1

‘h
1
12
1
12
151
16
1

1
Koers van
20 Jan.
en daaraan
voorafgaanoe
weken
tjm.
Vrijdag.
317Jan.

80

.4DELSPRIJZEN VAN BELANGRIJKE VOEDINCS- EN GENOT

t)
Zie blz. 15
van E.-S. B.

GERST
6415 kg
Amer.No.31)
loco
Rotterdam

MAIS
Rotterdam per 2000 kg.
R000E
74kgRussi-
schei) loco
Rotterdam

TARWE
Rotterdam per 100 kg.
BURMA
RIJST
Loonzein
per cwt. f.o.b.
Rangoon/Bassein

BOTER per kg.
KAAS
Edammer
Alkmaar
Fabr.kaas
exp.
gang

EIEREN
(groote)
Gem. not.
Eiermijn
Roermond
Termijn-
noteer. op
Amerik.
Mixed
Termijn.
noteer. op
80kg Roe-
meensche
5)
Leeuwar-
der Comm.
Heffing
1
Crisis
1
Zuivel-
van 4Jan.jl.

per2000kg.
1 of 2 mnd.
No. 2
1
)
per 1
00
kg.
1 012 mnd. Locoprijs
HerI.Ned.Ct.I

Not.
Noteering
1
Centr.
per 50kg.
P. 100 St.
f
%rf
%
/
%f
7_%
sh.7
7
1927
237,-
110,2
171,50
89,3
176,-
87,1
12,475
102,5 13,82
5

110,1
14,75 109,3
6,83
104,5
1113
1
/4
2,03
98,4

43,30
95,0
7,96
99,3
1928
228,50
106,2
208,50
108,6
226,-
111,9
13,15
108,1
12,575
100,1
13,475
99,9
6,43
98,4
10/7
3
14
2,11
102,3

48,05
105,4
7,99
99,6
1929
179,75
83,6
196,-
102,1
204,-
101,0 10,87
5

89,4
11,27
5

89,8
12,25
90,8
6,34 97,0
10/6
2,05
99,4

45,40 99,6
8,11
101,1
1930
111,75
52,0
118,50
61,7
136,75
67,7
6,225 51,2 8,27
5

65,9
9,67
5

71,7
5,09 77,9
8/5
1,66
80,5

38,45
84,4.
6;72
83,8
1931
107,25
49,9
78,25
40,8
84,50 41,8
4,55,
37,4
4
1
65
37,0 5,55
41,1
3,09
47,3
516
1,34
64,9

31,30
68,7
5,35
66,7
1932
100,75
46,8
72,-
37,5
77,25 38,2 4,625
38,0
4,70
37,4
5,22
5

38,7 2,59 39,6
511 1
1
i2
0,94 45,6

22,70
49,8 4,14
51,6
1933
Z
70,-
32,5
60,75
31,6
68,50
33,9 3,55
29,3
3,75 29,9 5,02
5

37,2
1,84
28,2
4(5L(
0,61
29,6
0,96
20,20 44,3
3,71
46,3
1934
4
75,75
35,2
64,75
33,7 70,75 35,0
3,32
5

27,3
3,25
25,9
3,67
5

27,3
1,74
26,6
4173/4

0,45
21,8
1,-
18,70
41,0 3,45
43,0
1935
SU
68,-
31,6
56,-
29,2
61,25
30,3 3,07
5

25,3
3,87
5

30,9
4,125
30,6 2,07 31,7
5(8
1
/2
0,49
23,7
0,99
14,85
32,6 3,20
39,9
1936
1937
Q
86,-
40,0
74,50
38,8
74,-
36,6
4,275
35,1
5,75
45,8 6,27
5

46,5
2,19
33,5
5(71j

0,58
28,1
0,88
5

17,55
38,5
3,50
43,6

1938
137,75
103,00
64.0
47,9
105,75
55,1
III,-
55,0 8,95
73,6
8,02
5

63,9 8,925
66,2 2,70 41,3
6!-
0,78
37,9
0,67
19,75
43,3
3,96
49,4
100,50
52,3
106,50
49,9 5,725
47,1
5,40
43,0
6,20 46,0 2,48 38,0
517
0,80
38,8
0,58 21,275 46,7 3,98
49,6

Dec.

1937
0
Z
130,25
60,6
110,-
57,3
120,75
59,8
7,30
60,0
7,05
56,1
8,02
5

59,5 2,43 37,2
5/5
0,84 40,8 0,60
20,80 45,6 5,24
65,3

1938
Pe7;1.
130,-
60,4
13
1,75
59,2
117,25
55,0 7,65
62,9
7,45
59,3
8,40
62,3 2,35
36,0
5/3
0,80
38,8
0,61
5

21,45
47,1
4,15
51,7
Z
129,50
60,2
106,-
55,2
110,75
51,9
7,60
62,5
7,27
5

57,9
8,30 61,5
2,39 36,6
5/4
0,81
39,3
0,65 22,125
48,5
3,65
45,5
Mrt.
125,50
56,5
104,50
54,4
109,75
51,5
7,10
58,4
6,77
5

53,9 7,70
57,1
2,36
36,1
513
0,81
39,3
0,56
21,70
47,6
2,80
34,9
Apr.
,,J
3

116,75
54,3
107,50
56,0
117,75
55,2 6,65
54,7
6,55
52,1
7,35 54,5 2,42
37,1
5/5
0,87 42,2 0,47
5

19,60
43,0 2,90
36,2
Mei
0
113,50
52,8
104,50
54,4
1 11

52,1
6,175
50,8
6,12
5

48,8 6,95 51,5 2,64
40,4
51101/
2

0,89 43,2 0,45
20,-
43,9
3,25
40,5
Juni
103,75
48,2
100,50
52,3
102:75
48,2
5,625
46,2
5,975

47,6
6,92
5

51,3
2,67
40,9
511
uh
0,80 38,8
0,51
19,57
5

42,9 3,39
42,3
Juli
103,75
48,2
104,75
54,6
106,75
50,1
5,95
48,9
5,375

42,8
6,77
5

50,2
2,74
42,0
611
5
14
0,78 37,9 0,50
20,45
44,9
3,71
48,3
Aug.
86,75
40,3
98,25
51,2
102,25
47,9
5,05
41,5
4,70
37,4
5,775

42,8
2,88
44,1 6/51/
4

0,76 36,9 0,55
21,32
5

46,8
4,17
52,0
Sept.
80,50
37,4
96,25
50,1
105,25
49,4
4,27
5

35,1
4,15
33,0
4,80
35,6
2,81
43,0
6/3
1
/i
0,78 37,9
0,57
22,80
50,0
5,-
62,3
Oct.,,
79,-
36,7
89,25
46,5
96,50
45,3
3,975

32,7 3,52
5

28,1
4,02
5

29,8
2,39 36,6
5151(
0,74
35,9 0,70
23,45
51,4
5,07
63,2
Nov.
81,-
37,7
84,50
44,0
91

42,7 4,30
35,3
3,35
26,7
3,65
27,1
2,08
31,9
4193/4

0,76 36,9
0,70
22,325 49,0
4,90
61,1
Dec.
91,-
42,3
97,25
50,7
106:75
50,1
4,425
36,4 3,52
5

28,1
3,75 27,8
2,05
31,4
41951
4

0,83
40,3
0,70
20,60
45,2 4,73
59,0
1
7 Dec.-3 Jan.
90,-
41,8
96,50
50,3
107,-
50.2
4,30
353
3,70
29,5 3,80 28,2 2,02
30,9,
418
3
14
0,84 40,8 0,70
20,-
43,9
4
1
55
56,7
3-10 Jan. ’39
88,50
411
99,-
51,6
108,50
50,9 4,40
36,2 3,75
29,9 3,85 28,5 2,12 32,5
4111114
0,85
41,3
0,70
20,-
43,9
4,75
59,2
0-17
88,-
40:9
97,75 50,9
106,-
49,7 4,25
34,9
3,70 29,5 3,80
28,2
2,11
32,3
4111
0,55 45,3 0,60
20,25
44,4 4,40
54,9
7-24
86,50
40,2
95,25 49,6
106,50
49,9 4,30
35,3
3,80 30,3 3.80
28.2
2.15 32.9
4!l1
3
!
0.84
40.8
0.60
18.75
43.3
380
,1RIi

JUTE
KATOEN
AUSTRAL1SCHE WOL JAPAN. ZIJDE
RUBBER
,,F’irst Marks”
elf. Londen
in olie gekamd; loco Bradford per Ib.
13114 Dernier
Stand. Ribbed Middling Upland
Super Fin
Crossbred Colonial
Carded 50’s Av.
erino

,
S

v.
per Eng, ton
loco
New York per Ib.
Oomra
Liverpool per Ib. wit Gr. D. te
New York per Ib.
Smoked Sheets
loco Londen p. lb.
Herl.Ned.Ct.I
Not,
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.j
Not.
Herl.Ned.Ct.
I

Not.
Herl.Ned.Ct.
1

Not.
Herl.Ned.Ct.
Not.
Herl.Ned.Ct.1
Not.

1927
/
442,38
%
103,4
£
36.10/-
ets.
43,8
%
93,1
Sets.
17,60
Es.
36,7
%
102,1
pence
7,27
ets.
133,8
%
96,8
pence
26,50
ets.
244,9
%
104,8
pence
48,50
/
13,55
%
105,8 $
5,44
ets.
93
%
540,2
penci
18,50 1928
445,89
104,2
36.16111
49,8
105,8
20,-
37,9
105,5
7,51
153,8
111,2
30,50
259,7
111,1
51,50
12,60
98,4 5,07
54
85,4
10,75
1929
395,49
92,4 32.1413
47,6
101,1
19,10
33,2
92,4
6,59
127,2
92
1
0 25,25
196,5
84,1
39,-
12,28
95,9
4,93
52
78,4
10,25
1930
1931
Q
257,97
60,3
21.619
33,6
71,4
13,50
19,7
54,8
3,92
81,9
59,2
16,25
134,8
57,7
26,75
8,50
66,4 3,42
30
45,2
5,87
1932
192,15
440

17.117 21,1
44,8 8,50
20
1
1
55,9 4,28
60,9
44,0
13,-
109
1
0
46,6
23,25
5,97 46,6 2,40
15
22,6
3,12
146,86
34,3
16.18/-
15,9
33,8
6,40
19,5
54,3 5,39
42,5
30,7
11,75
79,7
34,1
22,-
3,87
30,2
1,56
12
18,1
3,37
1933
Z
128,63
30,1
15.12/2
17,4
37,0
8,70
56,8
46,8
4,91
48,9
35,4
14,25
96,9
45,5
28,25
3,21
25,5
1,61
II
56,6
3,25
1934 5935 115,85
27,5
15.9/9
18,3
38
1
9
12,30
13,6
37,8 4,37
51,4
37,2
16,50
95,8
45,0 30,75
1,92 15,0 1,29
19
28,6
6,25
134,52
31,4
18.1118
17,6
37,4
11,90
17,7
49,3 5,87
42,2
30,5
54,-
84,5
36,2
28,-
2,41
18,8 1,63
18
27,1
6,-
1936
0
142,61
33,3
18.618 19,0
40,4
12,10 18,2
50,7
5,60
54,3
39,3
16,75 108,6
46,5
33,50
2,71
21,2
1,73
25
373
7,75
1937 1938
4
=
183,46
42,9
20.814
20,8 44,2
11,44
20,0
55,7
5,34
89,0
64,4
23,75
132,7
56,8
35,50
3.30
25,8
5,86
5

36
543
9,50
565,24
38,6
18.15/3
15,7
33,3
8,64
15,1
42,0
4,08
61,9
44,8
16,75
96,1
41,1
26,-
2,99
23,3
1,64
27 40,7
7,25
Dec.
0
173,86
40,6
19.7/-
14,9
31,6
8,29
15,5 43,5
4,15
69,5
50.3
18,50
110,5
47,1
29,50
2,71
21,2
1,505
28
42,2
7,37
Jan.

1938
z
168,56 39,4
20.1518
15,4
32,7
8,56
55,9
44,2 4,26
67,3
48,7
18,-
105,2
43,3
27,-
2,69
21,0
1,495
26 39,2
7,-
Febr.
Mrt.

566,62
38,9
18.1117
16,1
34,2
9,00
16,5
45,9
4,45
63,9 46,2
17,-
98,1
42,0
26,25
2,78
21,7
1,555
27
40,7
7,12
,,
Apr.
Z
165,08 156,59
38,6
18.8/-
16,1
34,2
8,95
16,1
44,8
4,30
61
11
44,2
16,25
98,3
42,1
26,25
2,81
21,9
1,56
25 37,7
6,75
,,
Mei
36,6
17.915
15,8
33,5
8,76
15,5 43,1
4,15
60,7
43,9
56,25
95,6
40,9
25,50
2,75
25,5
1,52
5

22 33,2
5,87
Juni
°’
158,09
153,41
36,9
17.12/2
55,3
32,5 8,48
15,2
42,3 4,06
.
61,7
44,6
16,50
98,9
42,3
26,50
2,82
22,0
5.56
21
31,7
5,62
Juli

0
169,20
35,9
57.2/6
15,1
32,5
8,37
14,3
39,8
3,85
60,5 43,8
16,25
95,5 40,9
25,50
2,85
25,9
1,55
23
34,7
6,25
Aug.
174,59
39,5 40,8
18.17/10
19.1018
16,1
15,3
34,2
32,5.
8,88 8,37
15,7 54,7
43,7 40,9
4,20 3,95
60,9
61,4 44,0
44,4
16,25
16,50
97,1
96,8
41,5 41,4
26,-
26,-
3,22
3,11
25,1
24,3
1,775 1,695
28
29 42,2 43,7
7,50
Sept.
170,11
39,8
19.119
14,9
35,6 7,99
14,1
39,2
3,84
62,0 44,9
16,75
94,9
40,6
25,50
3,17
24,7
5,70
5

30
45,2
7,87
8,
Oct.
Nov.
Z
171,48
40,1
19.15(3
55,9
33,8
8,62
14,3
39,8
3.92
62,6
45,3
17,25
94,8
40,6
26,-
3,27 25,5
1,77e
31
46,7
8,42
Dec.
165,33
38,6
59.1(3
16,7
35,5
9,09
14,6
40,6
4,03
61,4
44,4
17,-
92,2
39,5
25,50
3,19
24,9
1,73
5

29
43,7
8,12
.,
c,
163,83
38,3
19.1(6
15,9
33,8
8,62
14,4
40,1
4,03
59,3
42,9
16,50
89,5
38,3
25,
3,22
25,1 1,75
29
43,7
8,12
17 Dec.-3 Jan.
167,12
39,5
19.10/-
16,3
34,6 8,88
14,8
41,2 4,15
59,0
42,7
16,50
89,4
38,3
25,-
3,26
25,4
1,77
29
43,7 8,25
’39
3-10 Jap.
170,80
39,9
20.-!-
16,2
34,4
8,80
15,1
42,0
4,25
58,7
42,5
16,50
89,0
38,)
25,.-
3,28
25,6
1,78
5

29
43,7 8,12
0-17

,,

,,
171,85
40,2
20.-!-
16,4
34,8
8,93
14,6
40,6 4,08
59,1
42,7
16,50
89,5
38,3
25,-
3,27
25,5
1,78
29
43,7
8,12
7-24
184,23
43,1
21.7/6
16,7
35,5
9,01
14,8
41,2
4,13
58,4
42,2
16,25
89,8 39,4
25,-
3,41
26,6
1,855
28
42,2
7.87


KOPER
Standaard Loco Londen
per Eng, ton

LOOD
gem. prompt en
1ev. 3 maanden
Londen per Eng.ton

,

TIN
OCOE on,
pe

ng.

n

IJZER
Cleveland No. 3
franco Middlesb.
per Eng, ton

GIETERIJ-IJZER
(Lux III)
per Eng. ton
f.o.b. Antwerpen

ZINK
gem. prompt en
1ev. 3 maanden
Londen p. Eng, ton

ZILVER
cash Londen
per Standard
Ounce
Herl.Ned.Ct.1
Not,
Herl.Ned.Ct.1
Not.
Herl.Ned.Ct.l

Not.
Herl. Ned.Ct.1
Not,
Herl.Ned.Ct.l
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
HerI.Ned.Ct.INot.

1927
/
675,10
%
85,9
£
55.13/11
/
295,75
%
106,5
£
24.8/1
/
3503,60
%
120,6
£
289.115
/
44,10
%
504,7
sh.
7219
/
39,10
%
98,9
Sh.
6416
/
345,40
%
108,8
£
28.9111
ets.
132
%
101,5
pence
26
1
/16
1928
771,20
99,1
63.1419
256,15
92,2
25.314
2749,50
94,6
227.4/8
39,85
94,6 65/10
37,90
95,9
6218
305,75
96,4
25.515
535
103,8
26
3
14
1929
912,55
116,1
75.9(7
281,10
101,2
23.4115
2465,65
84,8
203.18110
42,45
100,8
70/3
41,55
105,1
6819
300,80 94,8
24.17/8
123
94,6
24
7
116
1930
.’
661,10
84,1
54.1317
218,70 78,8 18.1/5
1716,20
59,1
141.19(1
40,50
96,1
671-
35,95
91,0
59(6
203,55
64,1
16.16/9
89
68,5
17″1,
1931
<
431,85
54,9
38.719
146,60
52,8
13.-/7
1332,55
45,9
158.9/1
33
1

78,3
58/8
28,90
73,1
5115
140,05
44,1 12.8111
69
53,1
14
5
18
1932
275,75
35,1
31.14/8
104,60
37,7
12.-/9
1181,30
40,6 135.18/10
25,40
60,3
58/6
22,20
56,2
51
1
1
118,95
37,5
13.13
1
10
64 49,2

1
713/
1933
1934
11

268,40
34,1
32.11/4
97,25
35,0
11.16(1
1603,50
55,2
194.11/11 25,55
60,6
62/-
21,-
53,1
51
1

129,80
40,9
15.14(11
62
47,7
18
1
(8
226,80
28,8
30,6/5
82,65 29,8
11.1/-
5723,15
59,3
230.7/5
25,-
59,3
66(11
20,25
51,2
54(1
103,05
32,5 13.15(6
66 50,8
2111
4

1935 1936
u,
230,95
298,75
29,4
31.1811
103,40
37,2 14.5/8
1634,25
56,2
225.1415
24,70
58,6
68/2
20,25
51,2
561- 102,65
32,3
14.3/6
87 66,9
28
15
11,
1937
488,55
38,0
62,1
38.8/1
54.813
137,15
208,95
49,4
75,3
17.12/7
23.56
5592,-
2576,70 54,8 74,9
204.12/8
242.7110
28,40 41,30
67,4 98,0
73/-
91111
22,40 47,10
56,7
119,2
5717
105(1
116,55 199,80
367
63,0
14.1917
22.4/4
65 75 50,0
57,7
201116
201/
16

1938
361,40
46,0
40.1318
135,75
48,9 15.5/6
1684,25
58,0
189.13111
48,45
115,0
1091-
30,30
76,7
6812
125,55
39,4
14.1(10 72
55,4
199j
j5

Dec.

, ‘
362,70
46,1
40.712
144,90
52,2
16.216
1734,45
59,7
193.-/
49,-
116,3
1091-
38,80
98,2
8614
139,-
43,8
15.915
70
53,8
18
5
/s
Jan.

1938
U.1
367,75
46,8
10.19/6
143,50
51,7
15.19
1
9
1640,65
56,5
182.16
1

48,90
156,1
109
1

36,50
92,4
81
1
4
134,05
42,2
14.18
1
9
74
56,9
19h2J,,
Febr.

Mrt.
353,70
45,0
39.8/9
137,35
49,5
15.6/3
1642,15
56,5
183.1151
48,90
116,1
1091-
33,45
84,6
7416
128,85
40,6
14.7/4
75
57,7
20
3
116
357,25
45,4
39.1617
144,80
52,2
16.2/10
1649,65
56,8
183.1812
48,90
116,1
1091-
31,80
80,5
70/11
128,90
40,6
14.714
75
57,7
263(16
Apr.

,,
354,85
45,1
39.11(7
141,35
50,9
15.55
1
4
1536,80
52,9
171.9/5 48,85
115,9
109/-
32,80
83,0
73
1
2
124,75
39,3
13.18
1
4
71
54,6

1
8(s
Mei

,,
328,80
41,8
36.12/9
127,85
46,0
14.4111
1452,30
50,0 161.16/6
48,90
116,1
109/

.
29,75
75,3
6614
113,50
35,8
12.1216
70
53,8
18/
4

Juni

,,
317,80.
40,4
35.9/5
125,35
45,1
14.-!-
5599,30
55,0
178.10/-
48,85
115,9
109/-
28,05
71,0
62
1
8
118,40
37,3
13.4
1
3
71
54,6
18
15
/it
Juli

,,
I.
356,45
45,3
39.15/11
133,50
48,1
14.18(2
1725,45
59,4
192.13/2
48,80
115,8
109/-
27,25
69,0
60/11
127,85
40,3
14.5/6
72
55,4
193/s

Aug.

»
363,35
46,2
40.12/9
127,20
45,8 14.4/6
1722,60
59,3
192.13/-
48,75
115,7
109
1

26,80
67,8
60
1

124,10
39,5
13.17
1
6
72
55,4

1
9
3
1

Sept.

1-.
374,70 47,7
42-/-
136,50
49,2
15.61- 1727,30
59,4
193.12(6
48,60
1)5,3
109/- 28,30
71,6
63/5
126,85
40,0
14.415
72 55,4
19/i&
Oct.

Nov.
399,35
50,8
45.11/-
141,55
51,0
16.2/11 1817,05
62,5
207.5/-
47,80
113,5
1091-
30,05
76,0
68/7
132,30
41,7
15.1/9
72 55,4
19
9
/
z
389,70 49,6
44.1915
139,10
50,1
16.111
1855,20
63,8
214.216
47,20
112,0
109/- 29,85
75,5
68111
124,25
39,2
14.619
72
55,4
19
1
j
Dec.

,,
0
372,90 47,4
43.81-
130,70
47,1
15.412
1842,55
63,4
214.8/6
46,90
111,3
1091-
29,20
73,9
67110
118,05
37,2
53.14/9
72
55,4
20
1
1s
7 Dee.-3 Jan.
3.10

’39
99

380,75
48,4 44.101-
132,35
47,7
15.9/5
1856,70
63,9
217.-1-
42,20
100,2
991-
28,90
73,1
6719
120,05
37,8
14.-/8
71
54,6
20
Jan.
379,20 48,2
44.2
1
6
126,20
45,4
14.13
1
9
1867,-
64,2
217.5
1

42,55
101,0
99
1

29,20
73,9
68!-
117,65
37,1
13.13(9
73
56,2
20
5
/16
0’17

370,40
47,1
43.113
125,25
45,1
14.1113
1857,85
63,9
216.-1-
42,60
101,1
991-
28,60 72,4 •6616
119,35
37,6
13.1716
1
13.10/-
73
56,2
1 20
3
(
7-24

,,
366,75
46,6
42.819
122,35
44,1
14.312
1847,35
63,6
1

213.15/.
42,80
101,6
991-
28,75
72,7
6616
116.65
36.8
73
56.2 1
201,,

4IDDELEN EN GRONDSTOFFEN.
(Indexcijfers gebaseerd op 1927
tim
1929 = 100).

81

GE-
SLACHTE
GE-
SLACHTE
I

DEENSCH
BACON
BEVROREN
ARG. RUND-

CACAO G.F.
KOFFIE
Loco R’dam/A’dam
Witte krlsL-
THEE
N.-Ind.thee-
RUNDEREN
VARKENS
middelgew. No. 1
VLEESCH
Accra per 50 kg
per ‘/s kg.
suiker loco
veiling A’dam

c

0
(versch)
oer 100 kg
(versch)
per 100kg
Londen per cwt. Londen per 8 lbs.
c.i.f. Nederland
Rotterdam! Amsterdam
Gem.Java- en Sumatrathee
Robusta
1

Superior
H

Ned.Ct.l
Not.
HerhNed.Ct.(
Nr
Herl.Ned.Ct.I
Nôt.
Rotterdam
Rotterdam
Santos
per 100 kg.

per
1
!2
kg.
/
x
t
%
T
%
sh.
7
sh.
7

y
sh.
cts.
%
cts.
%
/
%
cts.

1927




65,15
97,8
10716
2,73 92,2
416
41,21
119,4
68/-
46,87
5

95,5
54,10
91,4
19,12
5

119,6
82,75
109,2
101,3
1928
93,-
98,2
77,50
90,8 66,80
100,3
11015
3,03
102,4
51-
34,64
100,4
57/3
49,625
101,1
63,48
107,3 15,85
99,1
75,25
99,3
102,2
1929
96,40
101,8
93,12
5

109,2
67,81
101,8
112(2
3,12
105,4
512
27,70
80,2
45110
50,75
103,4
59,90
101,2
13,-
81,3
69,25
91,4
94,1
1930
108,-
114,0
72,90
85,5 57,19
85,9
94/7
2,97
100,3 4/11
2104
61,0
34111
32
65,2
38,10
64,4
9,60
60,0
60,75
80,2
72,1
1931
88,-
92,9
48,-
56,3
35,72
53,6
6316
2,44
82,4
4/4
1
3:8
4

40,1
24/7 25 50,9
27,10
45,8
8,-
50,0
42,50
56,1
53,3
1932
61-
64,4
37,50
44,0
25,46
38,2
5817
1,70
57,4
3(11
11,77
34,1
2711
24
48,9
30,04 50,8
6,32
5

39,6
28,25
37,3
43,0

1933
52:-

54,9
49,50
58,0 30,74 46,2
7417
1,54
52,0
3/9
9,30
26,9
22/7
21,10
43,0
22,83
38,6
5,32
5

34,5
32,75
43,2 37,0
1934
d

1935
61,50
64,9
46,65
54,7
32,94
49,5
8811
1,42
48,0
3/911
2

8,15 23,6
21/10
16,80
34,2
18,40
31,1
4,07
5

25,5
40
52,8
34,9 32,5
1936
48,125
53,42
5

50,8
56,4 51,62
5

48,60
60,5 57,0
32,-
36,37
48,1
54,6
8815 9316
1,19 1,48
40,2 50,0
3/3
1
12
3(9
1
1
8,15
12,05
23,6
34,9
2216 3014
14,10
13,62
5

28,7
27,8
15,21
16,87
5

25,7
28,5
3,85 4,02
5

24,1
25,2
34,50
40 45,5 52,8 39,2
1937
71.275 75,3
61,85
72,5
42,27
63,5
9411
1,90
64,2
413
17,35
50,3
3818
16,62
5

33,9
22,37
5

37.8
6,22
5

38,9
53,50
70,6
53,8
1938
67,55
71,3
63,625
74,6
44,17
66,3
9915
1,95
65,9
414/
10,48
30,4
2318
13,20
26,9
14,91
25,2
5,20 32,5
51,-
67,3 46,6

Dec.

1937
68,95
72,8
72,15 84,6
43,23
64,9
9612
1,92
64,9
4(31(

11,07
32,1
2418
13
26,5
17,25
29,2
6,40 40,0
47,75
63,0
51,0

Jan.

1938
70,82
5

.74,8
70,37
5

82,5
43,54 65,4
97/-
1,96
66,2
414
1
/
12,18
35,3
2’72
13
26,5
16,10
27,2
6,17
5

38,6
51,25
67,7
51,1
Febr.

,,
70,25
74,2
68,75 80,6 43,95
66,0
981-
2,08 70,3
4/711

12,44
36,0
27(9
13
26,5
16
27,0
5,40
33,8
50,25
66,3
50,3
Mrt.


69,15
73,0
66,37
5

77,8 45,87 68,9
102/2
1,90
64,2
413
13,30
38,5
2918
13
26,5
15,50
26,2
5,05
31,6
52,25
69,0 48,6 70,35 74,3
64,40

159.95

75,5
47,29 71,0
10516
1,88
63,5
4/2
11,68
33,8
2611
13
26,5
15
25,4
4,65
29,1
53,50
70,6 47,9
71,50
75,5
62,-
72,7
46,22 69,4
1031-
1,92
64,9
4/3
1
1
8,64 25,0
19/3
12,50
25,5
14
23,7
4,70
29,4
53,
70,0
41,1
,,
70,50 74,4
70,3 43,99
66,1
98/2
1,96
66,2
41411
8,74
25,3
1916
12,50
25,5
13,75
23,2
4,72
5

29,6
49,50 65,3
45,5

j

uni
uli

67,20
71,0
62,40
73,1
46,46
69,8
10319
1,98
66,9
415
9,76
28,3
21/94
12,75
26,0
14
23,7 4,95
31,0
47,75 63,0
46,5
ug.
67,-
70,7
63,75
74,7
45,32
68,1
101/5
1,96
66,2
4141(

10,04
29,1
22154
13,30
27,1
14,10
23,8
5,–
31,3
49,50
65,3
45,5
Sept.
64,65
68,3
62,45
73,2
43,67
65,6
99/-
1,90
64,2
413514

10,41
30,2
23144
13,50
27,5
14,50
24,5
5,35
33,5

70,0
45,7
Oct.


63,65
67,2
62,50 73,3
43,-
64,6
98/-
1,99
67,2
416
1
/4
10,02
29,0
221104
14,30 29,1 15,50
26,2
5,22
5

32,7

71,3 44,0
Nov.
62,15
65,6
60,87
5

71,4
39,28
59,0
9017
1,99
67,2
417
9,51
27,5
221114
14
28,5
15,50
26,2
5,45
34,1
50,25 66,3
43,2
Dec.

,,
63,35
66,9
59.75
70,0
41,46
62,3
9616
1,89
63,9
414314

9,03
26,2
21!-
13,50
27,5
15
25,4
5,72
5

35,8
46,50
61,4
43,6
7 Dec.-3 Jan.
63,30
66,8
59,-
69,2
41,66 62,6
971-
1,90
64,2
415
8,94 25,9
211-
13,50
27,5
15
25,4
5,87
5

36,7
46,-
60,7
43,3
3-10 Jan. ’39
63,30
66,8
59,-
69,2
42,63 64,0
1001-
2,02 68,2
4(9
9,07 26,3
21114
13,50
27,5
15
25,4
5,75
36,0
46,
60,7
44,2
0-17

,,
66,-
69,7
57,-
66,8 42,97
64,5 100/-
1,90
64,2
4(5
9,04
26,2
211-
13
26,5
15
25,4
5,87e
36,7 46,50 61,4
43,5
7-24

,,

,,
62,70
66,2
56,-
65,6
40,96
1

61,5
1

95/-
1,92
64,9
4(5
1
/
8,87
j

25,7
2016
13
26,5
15
25,4 5,87
5

36,7
46,50
61,4
42,7

GRENENHOUT
Zweedsch ongesort.
2
1
/t
X 7 per standaard
ex opslagpi. Londen

VUREN-
HOUT basis 7″ f.o.b.
Zweden/FinI.
perstandaard
van 4.672M
3
.

KOE- HUIDEN
Gaaf,open kop
57-61 pond
Veiling te
Amsterdam

COPRA
Ned.-Ind.
.
m.s.
per 100 kg
Atd
mseram

1

GRONDNOTEN
1
Gepelde Coromandel,
1

per Iongton
c.i.f. Londen

1

LIJNZAAD
1

La Plata
1

loco
1

Rotterdam
per 1000kg.)

GOUD
cash Londen
per ounce line

__________
I•00

Herl.Ned.Ct.I

Not.

0
0 0
I

.,,
1

.”

1.2

‘E

0 0

0
2,11

I
L

__________
Hen. Ned.Ct.
Not
___________
1
Herl.Ned.Ct.
I

Not.
‘i
T
T
T
T
7
3
P,
T
/
x
1927
230,28
100,1
19.-/-
160,50
105,1
40,43
100,9
32,62
5

106,5
266,03
106,4
21.18/11
185,-
95,0 51,50
100,1
85/-
105,3 104,4
124,1 1928
229,90
100,0
19.-/-
151,50
99,2 47,58
118,7
31,87
5

104,1
254,10
101,6
21.-/-
185,25
95,1
51,45
100,0
85/-
102,0 100,2
94,6
1929
229,71
99,9
19.-/-
146,-
95,6 32,25
80,5
27,37
5

89,4
230,16
92,0,
19.-/9
214,-
109,9
51,40
99,9
85/-
92,7 95,4
84,5
1930
218,43 95,0
18.112
141,50
92,7
25,36
63,3 22,625 73,9
175,55
70,2
14.10(4
181,75
93,3 51,40
99,9


ii;:-

85/-
89,6
75,1
60,0
1931
187,88
81,7
16.141- 110,75
72,5
18,65
46,5
15,375
50,2
136,69
54,7
12.2/11
95,50
49,0
52,-
101,1
92/5
47,6
54,6
44,7
1932
136,14
59,2
15.1314
69,-
45,2
11,15
27,8
13,-
42,4
130,52
52,2
15.-/4
70,-
35,9
51,25 99,6 118/-
35,1
43,0 38,4
1933
136,48
59,3
16.1112
73,50
48,1
13,26
33,1
9,30
30,4 90,39
36,1 10.1914
75,50
38,8
51,35 99,8
124/7
33,1
39,0 34,5
1934 134,02
58,3
17.1814
76,50
50,1 12,07
30,1
6,90
22,5
71,90 28,7
9.12(3
72,75 37,3 51,50
100,1
137/8
31,6 37,3 36,5
1935
127,91
55,6
17.13(4
59,50 39,0
12,54
31,3
9,15
29,9
104,26
41,7
14.8/-
67,25
34,5
51,50
100,1
142/2
32,2
37,0
34,8
1936
139,98
60,9
17.19110
78,25 51,3
15,40
38,4
11,90
38,9
113,49
45,4 14.11/9
85,-
43,6
54,60
106,1
140/4
39,0
42,2 40,7
1937
205,35
89,3
22.1712
132,25
86,6 23,35
58,2
15,225
49,7
127,81
51,1 14.418
110,50
56,8
63,20
122,8
14019
53,4 57,8 55,9
1938 189,94
82,6
21.717
109,50
71,7
15,38
38,4
10,07
5

32,9
92,12
36,8
10.713
99,-
50,9 63,30
123,0
142/6
41,1
48,5
43,3

Dec.

1937
206,69
89,9
23.-!-
125,-
81,9
17,-
42,4
12,375
40,4
105,31
42,1
11.1415
109,75
56,3
62,85
122,2
139110
44,9
51,8
45,5

Jan.

1938
203,65
88,6
22.13/9
123,-
80,6
19,-
47,4
11,87
5

38,8
99,85
39,9
11.216
109,75
56,3
62,65
121,8
13917
44,4
51,9
43,5
Febr.
199,56
86,8
22.5/-
122,50
80,2
17,-
42,4
10,95
35,8
95,86
38,3.
10.1319
108,-
55,5
62,70
121,9
139194
43,4
51,0
43,4
Mrt.

,,
197,49
85,9
22.-/-
116,25
76,1
15,-
37,4
10,97
5

35,8
92,92
37,2
10.712
106,25
54,6
62,75
122,0
139111
41,8
49,9
42,0

A.


197,23
85,8
22-1-
110,-
72,0
14,50
36,2
10,62
5

34,7
90,22
36,1
10.1(3
101,75
52,3
62,65
121,8
13919
40,0
48,9
38,8
Mei
195,17
84,9
21.151-
105,50
69,1 14,50
36,2
10,425
34,0
91,54
36,6
10.4/-
98,50
50,6
62,85
122,2
1401-4
39,4 47,8
37,5
,,
190,37
82,8
21.51-
102,50
67,1
14,-
34,9 9,775
31,9
92,40
36,9
10.6/3
96,-
49,3
63,05
122,5
140/84
38,9
47,1
39,2
i
uni
uli
188,10
81,8
21.-1-
102,50
67,1
14,75
36,8
10,125
33,1
97,26
38,9
10.1712
102,-
52,4
63,20
122,8
141/2
41,3 48,2 43,8
Aug.
187,70
81,6
21.-!-
103,-
67,5
14,75
36,8
9,72
5

31,8
93,55
37,4
10.913
96,50
49,6
63,60
123,6
14214
40,9 47,6
44,7
Sept.

,,
182,97
79,6
20.151-
105,-
68,8
‘15,25
38,0
9,475
30,9
91,44
36,6
10.51-
96,25
49,4
64,55
125,5
144/9
41,0
48,0
46,0
Oct.

,,
184,29
80,1
21.-!-
107,-
70,1
15,75
39,3
9,07
5

29,6
88,01
35,2
10.-/9
‘92,50
47,5
63,90
124,2
145/94
41,3 47,8
47,2
Nov.

,,
177,72
7,3

20.10/-
108,50
71,1
15,50
38,7
8,72
5

28,5
85,14
34,0
9.1617
90,-
46,2 63,95
124,3
147/74
40,6
46
1
8
45,4
Dec.

,,
175,-
76,1
20.716′
108,50
71,1
14,50
36,2
9,-
29,4
87,24
34,9
10.2110
91,25
46,9
63,95
124,3
148110
‘40,2
46,6
45,1
7 Dec.-3 Jan.
173,62
75,5 20.51-
108,50
71,1
14,50′
36,2
9,-
29,4
86,34
34,5
10.2(6
89,50
46,0 63,95
124,3
149154
40,3 46,5
45,2
3-10 Jan. ’39
172,63
75,1
20.51-
108,50
71,1
14,50
36,2
9,25
30,2
89,70
35,9
10.89
90,50 46,5
63,85
124,1
148174
40,6
46,8
45,3
0-17

,,

,,
174,02
75,7
20.51-
108,50
71,1
14,50
36,2
9,12
5

29,8
88,70
35,5′
10.613
88,-
45,2
63,95
124,3
4
8184
40,5 46,5
45,3
7-24

,,

,,
174,62
75,9
20,51- 108,50
71,1
14,50
36,2
8,87
5

29,0
87,06
34,8
10.113
88,25
45,3
64,25
124,9
148/84
40,6
46,1
44,4

FNKOLEN
Westt (Hou.
PETROLEUM
BENZINE
KALK-
ZWAVELZURE
CEMENT
.

STE EN EN

0
S

bunkerk. ongez. Mid. Contin. Crude
33 t/m. 33.9°
B

s.
g.
Gulf Exp. 64/66°
per
SALPETER
franco schip
AMMONIAK
levering bij S0ton franco

s2

E’
binnenmuur buitenmuur
f.o.b. R’dam/
A’dam per
iHerl.Ned.Ct.1

te N.-Yonk p. barrel

_________
U.S. gallon
_________
Ned.perlookg
franco
schip
Ned. per 100kg voor den wal
p. 1000 stuks
Rood en
p. 1000 stuks
Klinkers en
0.1.0
,0’0

Not.
HenI.Ned.Ct.

Not.

bruto
Rotterdam
Boeregrauw
Handenauw

.2
2

T
x
T

ir

r
cts.

ii.i

T
r
T


T



r

r
r
1927
11,25
103,1
3,21
103,6
1,28
37
128,0
14,86 1
11,48
102,6
11,44
102,5
18,

99,0
13,65 104,3 16,50
88,4
105,1
105,2
1928
10,10
92,5
2,99
97,1
1,20
24,85
85,9 9,98
1
11,48
102,6 11,08
99,3
18,

99,0
13,60 104,0 19,50 104,5
96,5 99,0
1929
11,40 104,4
3,06 99,4
1,23
24,90
86,1
10
10,60
94,8
10,96
98,2
18,55
102,0
12,

91,7 20,

107
1
1
98,5 95,9
1930
11,35 104,0
2,76 89,6
1,11
21,90
75,7
8,81
9,84
88,0
10,55
94,5
18,55
102,0
II,

84,1
19,

101,8
83,3
77,1
1931
10,05
92,1 1,42 46,1
0,57
12,38
42,8
4,98
8,61
77,0
7,73 69,3
16,55
91,0

‘76,4
15,50
83,0
61,9
55,4
1932

73,3
2,01
65,3
0,81
11,99
41,5 4,83
6,15
55,0
4,20
.

37,6
12,

66,0
8,50
65,0
II,

58,9
49,6
43,0
1933
7,-
64,1
1,14
37,0 0,57
9,24 32,0 4,63
6,18
55,2
4,63
41,5
II,

60,5
.8,75
66,9
10,50
56,2
46,4
40,3
1934
6,20
56,8
1,40
45,5 0.94 7,18
24,8 4,84
6,11
54,6 4,70
42,1


11,25
61,9
7,

53,5 8,50
45,5
44,8
38,8
1935
6,05 55,4
1,39
45,1
0,94
7,65
26,5
5,18
5,89
52,7
4,81 43,1

60,5
6,75
51,6 8,50
45,5
46,4 39,9
1936
6,60 60,5
1,63
52,9
1,04
8,86
30,6
5,65 5,70
51,0 4,82 43,2
10,50
57,7 6,75
51,6
8,75 46,9
48,5
44,1
1937
.
8,80
80,6
.2,09
67,7
1,15
11,08
38,3
6,10
5,75
51,4 4,97 44,5
11,35
62,4
7,50
57,3
9,50
50,9 66,4
60,5
1938
9,75
89,3
2,03 65,8
1,12
8,84
30,6
4,87
5,95
53,2
5,17 46,3
12,85
70,7
9,

68,8
11,75
62,9
56,7
48,0

Dec.

1937
9,35
85,6 2,09
67,7
1,16
9,60
33,2
5,34 5,95
53,2
5,15
46,1
11,35
62,4
8,25
63,1
9,75
52,2
58,5 52,3

lan.

1938
9,90
90,7
2,08
67,4
1,16
9,34 32,3
5,20 6,05
54,1
5,25
47,0
12,85
70,7
8,50
65,0
10,50
56,2
59,1
52,4
l’ebr.
9,90
90,7
2,08
67,4
1,16
9,10
31,5
5,09
6,10
54,5
5,30
47,5
12,85
70,7
8,50
65,0
10,50
56,2
58,0 51,4
Mrt.
9,90
90,7
2,09 67,7
1,16
9,08
31,4
5,05
6,15
55,0
5,35
47,9
12,85
70,7 8,50 65,0
10,50
56,2
58,1
50,7
Apr.
9,90
90,7 2,09 67,7
1,16
8,89
30,7 4,94
6,20
55,4
5,40
48,4
12,85 70,7
9,-
68,8

64,3
57,5 49,5
Mei


9,90 90,7
2,10
68,0
1,16
8,92
30,8
4,94
6,25
55,9
5,45
48,8
12,85
70,7
9,-
68,8
12,

64,3
55,6
48,3
Juni
9,90
90,7 2,10
68,0
1,16
8,88
30,7
4,91
6,25
55,9
5,45
48,8
12,85
70,7′
9,-
68,8
12,

64,3
55,7 48,0
Juli

,,

9,90
90,7
2,11
68,4
1,16
8,97 31,0
4,94
5,55
49,6 4,80 43,0
12,85
70,7
9,-
68,8
12,-
64,3
,

55,9
49,3
Aug.
9,80
89,8
2,12 68,7
1,16
8,89 30,7
4,85
5,65
50,5
4,90 43,9
12,85
70,7
9,50
72,6
12,

64,3
55,7
48,9
Sept.

,,
9,60
87,9
2,16
70,0
116
8,93
30,9
4,81
5,10
51,0 4,95 44,4
12,85
70,7
9,50 72,6
12,-
64,3
56,5 49,5
Oct.

,,
9,45
86,6
1,91
61,9
1:04

8,68
30,0
4,72
5,75
51,4
5,

44,8
12,85
70,7
9,50
72,6
12,

64,3
56,9 49,8
Nov.
9,35
85,6
1,77
57,3 0,96
8,31
29,0
4,52
5,80 51,8
5,05 45,3
12,85 70,7
9,50 72,6
12,-
64,3
56,1
49,0
Dec.

,,
9,50
87,0
1,77
57,3 0,96
8,11
28,0′ 4,4
1

5,90
52,7 5,15
46,1
12,85
70,7
9,50
72,6
12,-
64,3
55,5
48,6
)
7 Dec.-3 Jan.

82,4
1,77
573
0,96 8,06 27,9
4,38
6,10 54,5
5,30
47,5
12,35
67,9 9,50
72,6
12,-
64,3
55,3
48,4
3-10 Jan. ’39
9,-
82,4
1,77
573
0,96
8,06
27,9
4,38
6,10
54,5
5,30
47,5
12,35

67,9 9,50 72,6
12,–
64,3
55,2
48,8 10-17

,,
9,-
82,4
1,77
57,3 0,96 8,05 27,8 4,38 6,10
54,5
5,30
47,5
12,35
67,9
9,50 72,6
12,-
64,3
55,0
48,4
17 24

,,

,,
9,-
82,4
1,77
57,3
‘0,96
8,07 27,9
4,38 6,10 54,5
5,30
47,5
12,35
67,9 9,50 72,6
12,-
64,3
54,8
48,3

82

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

25
Januari 1939

WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NKDERLANI)

Data

1 New
I
Londen
IBen1Unl
Parijs
I
BrussellBatavia

1
York)

S)

a)

*)

1)

17 Jan. 1939 1.84%

8.61%

73.95

4.86%

31.16

100%
18

,,

1939 1.84%

8.62%
6

73.924 4.86% 31.15

100%
19

,,

1939 1.84%

8.61%

73.80

4.86%

31.13

100% 20

1939 1.84%
6

8.62%

73.60

4.86%

31.14

100%
21

1939 1.84%

8.61%

73.70

4.86%

31.15

100%
23

1939 1.84%

8.64%

73.90

4.89

31.95

100%
Laagste d.wl) 1.83%

8.59%

73.45

4.85

31 08

100
Hoogste d,wl) 1.85

8.65

74.-

4.89%

31.26

100%
Muntpariteit

1.469

12.1071

59.263 9.747

24.906 100

Dataserland

Praag

Boeka-

Milaan

Madrid
1)

rest’)

)

5*)

17 Janӕ9

41.62

6.31


18

1939

41.61

6.30


19

,,

1939

41.58

6.31


20

1939

41.60

6.31


21

1939

41.62

6.31


23

1939

41.78

6.33


Laagste d.w1)

41.54

6.27%


Hoogste d.wl)

41.75

6.35

2.25

9.75


Muntpariteit

48.003

7.371

1.488

13.094

48.52

Dat

Stock-

Kopen-

1 *

Buenos-

Man-

a

hoirn’) hagen*)

50
)

;
znç

Aires’)

trea!’)

17 Jan. 1939 44.374 38.474 43.30

3.80

42%

1.82%
18

1939 44.424 38.50

43.35

3.79

42

1.82%
19

,,

1939 44.374 38.474 43.30

3.80

42

1.82%
20

1939 44.40

38.50

43.324

3.80

42

1.83
21

1939 44.274 38.474 43.30

3.80

42

1.83
23

1939 44.524 38.60

43.45

3.80

42%

1.83%
Laagste d.w’) 44.274 38.40

43.20

3.764

41%

1.82%
Hoogste d.w’

44.524 38.624 43.474

3.824

43

1.84
Muntpariteit 66.671 66.671 66.671

6.266

95%

2.1878
5)
Noteering te Amsterdam.
5*)
Not, te
Rotterdam.
2)
Part. op
g
ave.
In ‘t lst.e of 2de No. van iedere maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.
KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

Data

1
($per

S

)

I($.7Ofr.)I($0fk.)I(i6i’uiL)

17 Jan.

1939

4,68%

2,64

40,15

54,32
18

,,

1939

4,68%

2,64%

40,14

54,28%
19

,,

1939

4,68%

2,64%

40,08

54,31%
20

,,

1939

4,68%

2,64%

40,05

54,29%
21

,,

1939

4,67%

2,6494
e

40,06

54,26
23

,,

1939

4,67%

2,64%

40,02

54,09%

24 Jan.

1938

4,99i8

3,32%

40,28

55,74
Muntpariteit..

4,86

3,90%

1

23,81%

40%
IiIJERSEN TE LONJ)fl.

Plaatsen en

Noteerings-1 7 Jan.

14 Jan.

16/21 Jan.’39

21Jan.
Landen

eenheden

1939

1939

Laagste IHoogste

1939

Alexandrië.. Piast. p. £

9734

9734

97%

97%

97%
Athene

….

Dr.
p.g

547%

547%

540

555

547%
Bangkok…. Sh.p.tical

1/10

‘/’°T3

1/10

/1T5
Budapest

.. Pen. p. £

23%

23%

23%

24

23%
BuenosAires’ p.pesop.0 20.20

20.404 20.31

20.44

20.344
Calcutta …. Sh. p. rup. 1/5i%

1j515/,

1j5
25
/. 1/5
3
‘,’,, 1/5’%
Hongkong ..

Sh. p. $

1/3

1 /3

1I2%

113%

13
Istanbul

.. Piaat. p. £

575

575

575

575

575

Lissabon…. Escu.p.
X
110%

110%

110

110%

110%,
Kobe

…….Sh. p. yen

112

1/2

1/1%

1/2%

1
1
,
2

Montevideo .

d.perC

19

18%

18

19%

18%
Montreal

..

$ per £

4.71% 4.71%

4.70

4.72

4.70%
Riod.Janeiro d. per Mil.

3%,

3%,

3%,

3%,

3%,
Shanghai

..

d. p. $

8%

8%

8

8%

8%
Singapore ..

Sh. p. $

2/3% 213% 2/3%

2/4%, 2/3%
Valparaiso
2
).

$perE

116

117

117

117

117
Warschau ..

ZI. p. £

24%

24%

24%

25

24%
‘)Olfic. not. l5laten, gem. not.,
welke
Imp.
hebben
te
betalen
10Dec.1936
16.12; I5Nov.17.13.
2
) 90 dg. Vanaf 13 Dec. 1937 laatste
.export”noteering.

ZILVERPRIJS

GOUDPRIJS
Londen’)
N.York
2
)

A’dam’)

Londen
4
17 Jan. 1939.. 20%,

42%

17 Jan. 1939.. 2075

148/84
18

1939.. 20%

42%

18

,,

1939.. 2075

148/74
19

,,

1939.. 20%

42%

19

,,

1939.. 2075

148/54
20

1939.. 20%,

42%

20

1939.. 2075

148/7
21

1939.. 20%,

21

,,

1939.. 2075

148/84
23

1939.. 20%,

42%

23

,,

1939.. 2075

148/84

24 Jan. 1938.. 20

44%

24 Jan. 1938.. 2035

139/74

27 Juli

1914.. 240% 159

27 Juli

1914.. 1648

84/10e
1)
in pence p. oz. stand.

2)
Foreign silver in $c.p.oz. line.
3)
In guldens
per Kg. 100011000.
4)
in ah. p. oz. line.

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op 23 Januari 1939.

Activa.

Binnen!. Wis.(Hfdbk.
f

7.677.150,22
sels, Prom., Bijbnk.

250.169,89
enz. in disc. Ag.sch.
,,

281.611,04
f

8.208.931,15

Papier o. h. Buiteul.
f

3.150.000,-
Af: Verkocht maar voor
de bk.nog niet afgel.

3150 000-
Beleeningen
1
Ilfdbk. f 278.882.993,011)

e

ncl. vrsch. Bijbnk.

2.532.448 57
in rk.crtl
op onderp.Agscb

23.769.313,08

f 305.184.755,56

Op Effecten enz.
..
f
303.461.942,941)
Op
Goederen en Ceel.
,,
1.722.812,62 305.184.755,561)

Voorschotten a. h. Rijk …………….,,


Munt, Goud ……
f
106.637.555,- Muntmat., Goud .. ,,1.354.609.180,89

fl.461.246.735,89
Munt, Zilver, enz.

29.042.591,54
Muntmat., Zilver..


,, 1.490.289.327,43
Belegging van kapitaal, reserves en pen-

sioenfonds ……………………,,

43.646.263,07

Gebouwen en Meub. der Bank ……..,,

4.580.000,-

Diverse rekeningen …………. …..,,

11.988.934,91

Staat d. Nederl. (Wetv. 27/5/’32, S. No. 221) ,,

8.905.871,61

Passiva.

f 1.875.954 083,73

Kapitaal ……………………….
f

20.000.000,-

Reservefonds ……………………,,

4.860.787,51

Bijzondere reserve ………………,,

7.102.179,67

Pensioenfonds …………………… ,,

11.825.252,85
Bankbiljetten in omloop ………….. ,, 963.337.320,-
Bankassignatiën in omloop ………. .. 54.761,61
Rek..Cour.J Het Rijk [179.864.203,17
saldo’s: ‘, Anderen ,,684.172.552,55

864.036.755,72
Diverse rekeningen ……………… ,,4.737.026,37

f 1.875.954.083,73

Beschikbaar metaalsaldo
….
……..
f
759.504.007,64
Minder bedrag aan bankbiljetten in om
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is

1.898.760.010,-
Schatkistpapier, rechtstreeks hij de Bank

ondergebracht ………………..,,


1)
Waarvan aan
Nederlandsch-Indië
(Wet
van
15 Maart 1933, Staatsblad
No.
99) ……..f 63.247.800,-

Voorn
,
aamsite postein in duizenden guldens.

Goud

AndereBeschikb. Dek-
Data

Circulatie opeischb. Metaal- kings
Munt
1
Muntmat.

schulden saldo

perc.

23 Jan. ’39 106638 1.354.609

963.3371864.0911

759.504 82
16

,,

’39 106638 1.354.609

972.344 854.696

758.96]

81

25 Juli

’14 65.703

98.410

310.437

6.198
1

43.521

154

Totaal

Schatkist-

Belee-

Papier

Diverse
Data

bedrag

promessen

op het

reke-
disconto’s_rechtstreeks_
n_n
g
en

buiteni.

nin gen
1
)

23 Jan. 1939

8.209

1305.185

3.150

11.989
16

,,

1939

8.223

305.362

3.150

12.077

25 Juli

1914

67.947

61.686

20.188

509
‘)Onder de
activa.

JAVASCHE BANK.

Andere

Beschikb,
Data

Goud

Zilver

Circulatie

opeischb.

metaal-
schulden

saldo

14Jan.’39
2
)

1387510

191.440

79.150

30.274
7

,

1392)

116.860

193.680

76.970

30.600

24 Dec.1938 ‘11686
1

21.934

184.339

83.764

31.578
17

,,

1938

116.886

21.142

186.726

83.117

30.090

25 Juli 1914

22.057

31.907

110.172

12.634

4.842

Wissels,

Dek-
bulten

Dis-

Belee-

ree’

kings-
a a

N.-Ind.

conto’s

ningen

nin en”

percen-
bef aalb.

g______lage

14Jan. ‘392

9.910

’40

61.100

51
7

,,

1392)

9.340

78.230

58.510

51

24 Dec.1938

9.087

14.149

482

60.060

52
17

,,

1938

8.984

14.126

48.259

59.815

51

25 Juli 1914

6.395

7.259

75.541

2.228

44
t) Sluitpost activa.

2)
Cijfers telegrafisch ontvangen.

Auteur