Ga direct naar de content

Jrg. 23, editie 1194

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 16 1938

16 NOVEMBER 1938

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Economis

é

h-Statistiséhe

Ber
i*chten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NÈDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

23E JAAROANG

WOENSDAG 10 NOVEMBER 1938

N
o.
!
1194

COMMISSIE
VAN REDACTIE:

P. Lief tinck; N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de lTries en

H. Al. Ii. A. van der Vaik (Redacteur-Secretaris).

M. F. J. Gooi – Adjunct-secretaris.

Redactie-adres: Pieter de Roochweg 122, Rot terdam-Wejt.

Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.

Telefoon Nr. 35000. Postrekevin.g 8408.

Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere pagi-

na’s f0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens

tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:

Nijgh
d
van Ditmar Nv., Uitgevrs, Rottcrdam, Anz-

sterdam, ‘s-Oravenhage. Postchè qua- en giro-rekening

No. 145192.

Ahonnementsprjs voor het weekblad •franco
P. P.
in

Nederland f 16,—. Abonne,uents prijs Economisch-S tatis.

tisch Maandbericht f 5,— per jaar. Beide organen samen

f 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f 18,—.

en f23,— per jaar.. Losse nummers 50 cent. Done-

teurs en leden van het Nedarlandsch Economisch Instituut

.ontvangen het weekblad en het Maandbericht gratis en

genieten een reductie op de verdere publicaties.

INHOUD:


Blz.

Is Nederland rijp voor vreemdelingenindustrie? door
-.
Mr. W. J. van Balen ……………………….864

-J[et econoniisch.politieke
irobleem.
achter eenige niet
• sluitende rijksbegrootingen
door Mr. L. A Ries…. 865

Centraal vliegveld Woerden door
Ir. .Jac. Brouwer…. 867

:De stijging der landprijendoor
J. Rorring ……..869

Concentratie in het hypotheekbankwezen door
Dr. H. M. H. A. van der Valk ………………….871

De translerregeling en haar voorgeschiedenis. door
J. M. Boogert ………………………………. 872

Denemarken de modelboerderij van Europa door
Mr.
P. G. Knibbe ……………………………….874

AANTEEKENINGEN:

-.

De zichtbare suikervoorraden in de wereld ……..
875

De dejiotiractiebedrijven ……………………
875

INGEZONDEN STUKKEN:

1-Jet vraagstuk van de exploitatie der Peelmijuvel-
den door.
Dr. A. de G,aaff
met Naschrift van
Dr.
Ir. J. A. W. Muller ……………………….. 875

BOEKBESPREKINGEN: . .

Johan Einarsen: Reinvetmentycles and tIti r mani- –
j n
Featio

in the
orneglln
Shippin ,Trdustr3
878

MAANDOÇJFERS:-

……


Hyp6the1rrentein Nederland. .

Stiititieken: . : : ………-
– . Orooth4tideiprijzen
..
………………………………… 880-881
– . Qeldkoersen-Wi.sscikoerseii-Banksiaien
.
…………………879, 882

GELD-; KAPITAAL- EN WISELMARKT.

1:,I?
v
!
s
l
aw
icidjen Dollars de feature van dc

m ukt. Do uitsUg dci’ icikieiingen heeft een gunstige

uitwerking gehad
èti
op liet koersverloop ter New-

oikschc beusie, en
0
het vtri’u en cl
Lt 1
Ames i

ka uitstaande kapitalen niet iper ioozeer ils vooi

heen aan bedreiging door overheidsiig’rijpen onder-

hevig zullen zijn.

Daartegenover stoid, dat er voor houcIrs van

Francs en Ponden weer aanleiding was om een

daling dezer valuta’s
fii
veigelijking tot Dollars al-
thans nIet als uitgesloten te beschouwen. In Frank-

rijk verkeerde men in &fwachtiug
an.lo l)Uhli-

ceeren saneoringsmaatregelen op economisch cii finan-

cieel terrein. Wei werd doör cle.Regeering bij> her

haling verklaard, dat men geen nuintitanpassing
0
1)
het oog had, maar geheel zeke ijoelde men zich toch

niet.

Daarbij kwam, dat in elk geval als beste mogelijk-

heici aan te nemen was, dat Franc ten aanzien

van Sterling stabiel zou blijven. Maar juist Över do

toekomst van het Pond hebben weer geruchten de

ronde gedaan in verband met de vervachttfsluiting

van het Engelsch-Amerikaansche handeisvercirag. In

het licht, van de rem, die de Engelsche monetaire

autoriteiten sedert eenigen tijd aan de Ponciendaling

hebben aangelegd, klinkt het weliswaar niet waar-

schijnlijk, dat de Vereenigde Staten een noemenswaar-

de daling van het Pond zouden sanetionnecren, maar

de geruchten wareh toch dusdanig, dat een toekom-

stige koers van 4.50 werd genoemd. Zoowel te Lon-

den als Parijs hebben dan ook cle Egalisatiefoudsen

moeten intervenieeren om te scherpe reactie tegen te
gaan. riet Pondenaanhod kwam daarbij ten dccle van
Franschen kant, èn van particuliere zijde, èn van clie

der autoriteiten. –

De groote vraag naar Dollars heeft niet alleen den

koers te Londen beïnvloed, ook
01)
onze markt was cle
koers hooger, zij het dan ook, dat cle stijging geringer

was dan ten aanzien van het Pond, dat hier enkele

centen van zijn koers moest prijsgeven, venaI1s trou-
wens de Fransche Franc. –

0
1
)
de geldmarkt trok het. nieuwe Fransche schat-

kistpapier de meeste aandacht. 1

let disconto ad circa

2% pOt. is lager dan dat van het oude papier, het-

geen slechts toegeschreven kan worden aan de voor

het nieuwe papier geldende gouciclausule. Het ple-
zir, dat men bij spoorwegwissels van deze bepaling

heeft beleefd, stimuleert blijkbaar de animo voor het

schatkistpapier. – .

864

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

16
November 1938

IS NEDERLAND RIJP VOOR VREEMDE-

LINGENINDUSTRIE?

Een paar seizoenen zijn er al weer verstreken sinds

het veelgeprezen Rapport van de Regeeringscommis-
sie voor het Vreemclelingenverkeer (zgn. Commissie-

Krayenhoff) cle niet geringe fouten in structuur en
werkwijze onzer vreemdelingenorgan isatie heeft aan-

getoond. Niet alleen critiek gaf dit rapport, doch

tevens voorstellen tot verbetering. Over de juistheid

van cle aanmerkingen en over de uitvoerbaarheid van

de practische adviezen kon clan ook een treffende

eenstemmigheid geconstateerd worden. Ook cle Mini s-
ter, clie het onderzoek had gelast, toonde zich met

het resultaat daarvan ingenomen. I ?en zou dus ver-

wachten, ‘dat g nu eens doortastend werd opge-

treden.
Niets echter is er geschied. Althans niets positiefs

of van pri.ncipieele beteekenis. Aan de A.N.V.V. is

een ietwat hoogere subsidie toegekend, en deze ver-

eeniging is nog steeds trachtende om met le beschik-

bare middelen te doen wat men op dien voet mag ver-
wachten. In cle ernstige structureele fouten, welke

aan dat orgaan kleven, is iatusschen geen verbetering
gebracht.

Nog steeds is cle exploitatie van deze voor ons

geheele volksbestel zoo belangrijke nijverheid toe-
vertrouwd aan een ,,Vereeniging” van goedbedoelen-
de amateurs. Reeds deze grondslag op zichzelf is ge-

heel verouderd, en thans dus fout. Nog verkeerder
wordt intusschen cle figuur, wanneer blijkt dat zulk

eeu dilettantenlichaam bestuurd wordt op cle basis
van een -soort federatieve groepsvertegenwoo rdiging.

Bepaalde kernen van belanghebbenden, of ook wel

belanghebbende bedrijven zelf, wijzen bestuursleden
aan, en wenschen zeggenschap ter wille van hun af-

zoncle.rlijko belangen. Ook territoriaal zien wij stem-
gerechtigden namens bepaalde streken optreden.Kort-
om: aan deze meikkoe wordt aa.n alle kanten tegelijk
getrokken, met het gevolg, dat het arme beest slechts

zorgen kent in plaats van verzorging. Voor grazen is

geen tijd en geen gras ter beschikking; ook voor mel-
ken ontbreekt het aan werkkracht, ja zelfs aan.
melk.

Vereenigiigsv erna niet de juiste organisatie.

Neen, de Reeeringscommissie had zeer terecht op-

gemerkt, dat de vereenigingsvorm niet cle meest
bruikbare is voor een industrie, welke men tot bloei
brengen en vervolgens uithaten wil. Bestuursleden
clie kleine provinciale belangetjes voorstaan, of die
zich als behartigers van groepsinte.ressen beschouwen,
zijn. niet cle leiders, welke zulk een bedrijf nooclig
heeft.
Niet zonder reden had cle Regeering clan, ook
het verrichten van deze studie opgedragen aan een
beperkt aantal mannen, van wie een onhevangon en
frissche
kijk
op dit onderwerp kon worden verwacht,

en niet bijvoorbeeld aan. een commissie, welke in sa-
inenstelling een afspiegeling zou zijn geweest van den
bestaanden foutieveim opzet. En het Rapport heval clan
ook aan om cle zorg voor het vreemdelingenverkeer
aan het I)articularisnle en dilettantisme to onttrekken
voor zoover hier van èen algemeen landsbelang ge-
sproken ken worden. Naast deze centrale zorg zou er
plaatselijk nog genoeg ruimte overblijven voor initia-
tief van meer localen aard. Gedacht werd aan een
soort van toeristischen. Raad, als wiens hoogste uit-
voerencl orgaan een Commissaris-Generaal voor het
Vreemdelingenverkeer zou op treden, geassisteerd door
een Directeur en vercleren beroepsstaf. Het jaarlijks
benooctigde budget werd op grond van uiterst zuinige taxaties geschat op een half millioen, een bedrag, het-
welk een niet onbescheiden figuur zou maken naast
de sommen, welke in vergelijkbare landen tot dit doel
worden gevoteerd.
Dit alles leek dus zeer wel te verwezenlijken. Al-
dus luidde dan, ook het algemeine oordeel van al
dezulke personen of kringen aan wier meening ohjec-

tieve waarde kon worden toegekend. Wat is hiervan

echter terechtgekomen? De oude Vereeniging is met
al haar zwakterc en leemten hljren voorttôhben, en

alleen het bedrag harer subsidie is iets vergroot. Doch
nog steeds wordt onze vreemdelingen industrie niet
aangepakt op een wijze, welke zulk een gewichtige tak
van volkswelvaart waard is. De geheele mentaliteit

deugt niet.
Om te beginnen reeds niet hij de Regeering,

clie het betrekkelijk geringe bedrag. er
niet in wil-

de steken, hoewel zij op tal van andere gebieden

met heel wat grootere ondersteuningen pleegt te ver-
schijnen. Soms ook toont zij zich bereid om inkomsten

van overeenkomstige of nog meerdere hoogte prijs

te geven zonder dat hier een w’aardeerhare bate. tegen-
over zou staan. Zoo kan de aangekondigde opoffe-

ring van de omzetbelasting over het tijdelijk ver-

hoogde invoerrecht
01)
benzine, nauwelijks eenige ver-
lichting van beteekenis teweegbrengen in de lasten,
welke het motorwegverkeer reeds te dragen heeft;
men is dan ook geneigd, te vragen of het niet nut-
tiger zou
zijn
om, zoolang cle cirukvermindering niet
waarlijk zoden aan den dijk zt, althans tijdelijk zulk

een vrijkomende marge te bestemmen voor het finan-
cieren der zoozeer noodzakelijke reorganisatie van

het vreernclelingenverkcer. En zoo zijn er meer van
die
mogelijkheden
te vinden, doch de bestaande men-
taliteit heeft zich voor dit besef nog niet rijp

getoond.
Dat onder dergelijke omstandigheden ook in den

schoot der Vereeniging zelve de kansen voor het baan-
breken van forschere denkbeelden gering
blijven,
be-
hoeft geen verwondering te wekken. Dit is een ver

schijnsel, hetwelk op zoo menig gebied gade te slaan

valt: wie jaren lang met liefde en -toewijding een

ideöel çloel heeft helpen nastreven,
blijft onwille-

keurig voortkabhelen op een vaarwater van traditie
en piëteit, en neemt niet licht rechtstreeks het initia-
tief tot een verandering, welke uiteraard moet mee-
,hrengen, dat men zelf naar den achtergrond terug-

treedt.
Kortom: dit alles is zeer begrijpelijk en zeer men-
schelijk. Maar ondertusschen blijven de zakelijke mo-
gelijkheclen grooten’deels veronachtzaamd liggen. Door
gebrek aan middelen, door gebrek aan kracht.

Mac hiloosheid.
De machteloosheicl van ons vreen’tdelingenbedrijf is

in dien tusschentijd weer eens herhaaldelijk gebleken,
tot droefenis clergenen, die inzien hoe geheel anders
dit had kunnen zijn. Van de unieke gelegenheid tot
grootsche nationale viering, welke zich in 1938 voor-
‘deed, is wederom slechts plaatselijk gebruik gemaakt,
en’ ook ditmaal weer zeer bepaaldelijk op dilettanti-
sche wiize. Een . groote lijn ontbrak. Een geconcen-
treerde leiding was afwezig. De feestviering heeft in
wezen bestaan uit een aantal nogal onbeholpen onder-
onsjes, waar geen vreemdeling zich toe aangetrokken
kan hebben gevoeld. De automobilist, die op zijn route
een stadje of dorp passeerde, waar toevallig dien dag
het jubileumfeest werd gehouden, heeft betreurd dat
hij dit te laat geconstateerd had; anders zou hij een
omweg hebben gekozen. Was het aldus in het klein
gesteld, niet veel anders is het op grootere schaal
geweest.
Want ook de programma’s in onze groote cn-
tra waren niet van een aard om een werkelijk be-
langrijk vreemdelingenbezoek te trekken. Reeds de
versiering onzer steden, bleek, met slechts enkele uit-zoncleringen, zich niet te kunnen verheffen hoven dat cenigszins muffe en provinciale peil, hetwelk tot dus-
verre in dat opzicht ons niveau is geweest. Niets
blijken wij geleerd te hebben van de ons omringende
volkeren. Persoonlijke aanschouwing van cle allegori-
sche optochten te Haastrecht, Alkmaar en Den Haag
heeft aan.schrijver dezes de bevestiging verschaft van
het reeds in het Rapport Vreemdelingenverkeer uit-
gesprolcen vermoeden eener fantasielooze kleinhurger-
lijkheid hij onze feestuitingen; zoo Residentie als

16 November 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

865

provinciestad, zij presteerclen in dit opzicht niet veel

meer clan het simpele dijkdorp.
* *
*
Wat een Vereeniging voor Vreemclelingenverkeer
op een dergelij ken grondslag van goecihecloelci duet-

tantisme pleegt te verrichten, mag als bekend worden
verondersteld. De humoristische bi aclen (van het bui-
tenlanci) hebben dergelijke daden en opvattingen reeds

geca.noniseercl tot vormen wier komische kracht ligt

in een zekere groteske onnoozelheid. Men zou zulke
gestaudaardiseerde grapjes
01)
ébfl lijn w’iilen stellen

met de onuitputtelij ke gbestigheden over schoonmoe-
ders, indien niet in dit geval inderdaad de twijfel ge-

wettigcl leek of wijzelf misschien toch wel wat âl te

naïef zijn.
De ,,Verschönerungsverein”, die haakjes plaatst
op cle ,,Eiisabethen ruh”, en het ,,Syrcdicat d’Initia-
tive” dat een fanfarecorps doet optreden, – zijn
diït de lichamen aan wi& de zorg voor een wereld-
bedrijf moet worden toevertrouwd? Saaie baciplaat-

sen, vervelende hotels, fantasiolooze eethuizen, dood-
sche zitjes op aantrekkelijk to achten punten, –

zijn
dit
cle deskundige elementen clie ons gefl1een-
schappelijko belang zouden moeten behartigen? Hoe-
vele ,,hij uitstek deskundigen” hebben niet telkenmale
getoond, het henoodigde inzicht en voorstellingsver-
mogen. te missen! lioevelen zijn niet voor ,,bij uitstek
deskundig” gaan gelden, omdat zij na tientallen jaren

van talen tloos beuzelen ten minste een eorvaardige
gTijshoicl hadden bereikt. Tientallen jaren lang heeft
de kleine burgerij geen andere ontspanningslokalen of eetgclegenhoden tot haar beschikking gehad dan
muffe cafétjes of dorro meikinrichtingen, totdat op-
eens dc paddenstoelengroei van Heck’s en cafetaria’s
aan toonde, hoe het ook anders kon. Tientallen jaren
lang hebben de spoor- en tramwegen ons in den waan
gelaten, dat slechts goedkoopo tre:inen en extra-tram-
diensten den sleutel boden tot gelegenheids-natuur-
genot; totdat cle veel minder deskundige autobussen
en toerwagens bewezen, het heel wat beter te kunnen.
Verdere voorbeelden liggen voor het grijpen. Op den
duur haat het werkelijk niet, de oogen te sluiten voor
zulke verschijnselen van w’ijziging in de prestaties en
in de mentaliteit.

Andere mentaliteit noodzakelijk.

Inderdaad, het is vooral de mentaliteit clie in Ne-
derland een beletsel vormt. Wij zien dit vreemdelin-
genbedrijf nog te veel als een genoogelijk snoepwin-
keltje, en niet als een moderne grootinclustrie. Een
sfeer van plaatselijke naïefheid omgeeft ons. Volijve-rige bestuursleden maken zich warm over de schoon-
heid der plaats hunner inwoning, zonder rijp te zijn
voor eenig besef omtrent de vraag
wrat
de vreemdeling
daar wel van vinden zal. Gebrekkig uitgevoerde druk-wcrkjes, bestemd om in opgetogen woorden do lokale
bezienswaardigheden op te hemelen, maken deze door
hun onheholpen brcedsprakigheid slechts belachelijk.
Nu wil ik hier niet eens onze vaderlanclsche ver-
bodsbepalingen en onze k inderach tige dw i ugelan-
dijtjes vermelden, die zich bemoeien met cle wijze
waarop men zijn brood mag nuttigen, zijn versnape-
ringen mag gebruiken, zijn, bus of bad mag nemen,
cnz. Op een ker, juist wanneer wij daar het minst
op verdacht zijn, zal misschien eens een frissche
wind al deze beuzelarij wegblazen; daar is echter geen
wachten op, en. daarom dienen wij wel te beginnen met datgene wat wij werkelijk zelf in de hand heb-
hen. Namelijk: te zorgen dat niet de mentaliteit der
meest naïeve en meest primitieve lagen den toon aangeeft in cle leidende kringen, doch dat er van
bovenaf door leiders met breed inzicht stuur én rich-
ting worcle gegeven aan de minder rijpe elementen
onderaan. Zooals het op het oogenhlik gesteld is, on-
dervindt onze nationale organisatie voor iii thuiting van de vreemdelingenindustrie in hoofdzaak hinder
van haar eigen structuur. De blinde leidt hier den
lamme. De lammo moet den blinde torsen.

Nederland kan beter.

Is ons land eigenlijk al wel rijp voor moderne op-
vattingen op een gebied, waarop w’ij ons nog nooit
zoo heel erg thuis gevoeld hebben? Op sommig ander

terrein heeft Nederland wel
degelijk
getoond, tot zeer
bijzondere prestaties in staat te zijn. Een verwijzing

naar onze luchtvaart
zij
hier voldoende; maar daar

is dan ook geconcentreerd aan gewerkt, zonder dat af-
hankelijkheid van henepen meeningen of ontzag voor
heilige huisjes deactiviteit behoefden te verlammen.

Ten opzichte van de vreemdelingenindustrie schijnen wij echter nog niet zoo ver gevorderd te zijn. Te dien
aanzien geldt menige zeer eenvoudige waarheid nog

als ketterij; en te vele
persoonlijke
gevoeligheden
houden op dat gebied de toepassing van zakelijker

opvattingen en werkwijzen tegen, als w’ercl er met in-

voering van betere methodes slechts iets grievends
voor anderen bedoeld.
Moet nu op zulke overweginge.n een veelbelovend,
ja onmisbaar onderdeel van ons economische leven
verwaarloosd blijven liggen? Of zal Nederland zich
voor flinker optreden rijp toonen?

Laat gerust elk onzer steden en dorpen ean eigen
V. v.
V
. V. bezitten, die onder aanvoering van een
volijverig bestuur naar hartelust moge vergaderen
over plaatselijke belangen, zoo groot als klein. Maar
laat men nimmer cle som van al die lofwaarclige locale

inspanning, aangevuld met de wenschcn van eenige
d ireat belanghebbende groepen, houden voor het cen-
trale, zakelijke en kordate beheer dat nooclig is om een
wereldinclustrie, als het vreemdehingenverkeer, in het
collectieve belang des lands tot commercieele ont-

wikkeling te brengen. Mr. W. J.
VAN BcLEN.

HET ECONOMISCH-POLITIEKE PROBLEEM

ACHTER EENIGE NIET SLUITENDE

RIJKSBEGROOTINGEN.

Enkelen hebben mij de opmerking gemaakt: het is
ons uit uw brief aan den Voorzitter van den Minister-
raad, nopens het manifest der negen mannen, gehle-
ken, dat gij, in het tijdperk waarin w’ij thans leven,
het doen van sommige bijzonder groote uitgaven een
kleiner kwaad acht, dan de daardoor veroorzaakte be-
grootingstekorten. Acht gij de verarming, die van dit
maken van aanzienlijke schulden het gevolg moet zijn,
dan niet zeer bedenkelijk?

Verarming onvermijdelijk.

Antwoord: Ja, ik acht deze verarming bedenkelijk
en betreurenswaardig. Maar tevens acht ik haar in
deze tijden volkomen onvermijdelijk. Er is geen ont-
komen aan. Men moe1 er nu eindelijk eens van door-
drongen zijn, dat wij in een zeer moeilijke periode der
economische en Politieke wrereidgeschiedlenis leven. En
dat wij dit feit dagelijks aan den lijve moeten voelen
en nog lang zullen voelen. De volksmassa’s, die in
Europa in steeds grooter getale konden leven, toen
dit wrereiddeel de indust.rieele hegenionie in de wereld
bezat en de goederenruil vrij was, zijn in moeilijkhe-
don geraakt, nu Europa die hegenionie geheel ver-
loren heeft en de vrije goederenruil, goeddeels daar-
door, gestremd is. Daaruit volgen uiterst moeizame
structuur- en evenwichtsveranderi ngen, die econom i-
sche aardhevingea voroorzalcen èn die lange jaren zul-
len duren. Zij zullen enorme kapitaalverliezen ten-
gevolge hebben e.n dit is thans reeds op allerlei plaat-
sen der wereld merkbaar.
De uitgaven voor een werkelijk deugdelijke defensie
en voor de
bestrijding
der chronisch w’ordende werk-
loosheid hehooren in Nederland tot
die
kapitaalver-
liezen. Het is uitgesloten, dat deze soort uitgaven in
het kader eener gewone Rijkshegrooti.ng zouden kun-
nen worden ondergebracht, thans of binnen de eerst-
volgende jaren. Men zou om verarming te voorkomen,
èf deze uitgavenzelf grootendeels achterwege moeten
laten, bf andere, misschien – maar dat is niet zeker
minder vitale, die thans reeds in de overigens reeds

866

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

16 November 1938

eenige inale.n ,,u itgeheende” Rijksbegrooti ng voor-

komen. Dit laatste is in 1935 in de Bezuinigingswet
geprobeerd.

Aanpassingspoliliek
Dét
as
cle ,,aanpassingspoliti.ek”. Indien uien

niet vergeet, dat in die jaren, althans do defensie

hij lange na niet de eischen van tegenwoordig

stelde, dan kan worden gezegd, dat die aanpm-

singspolitiek samen niet de daarop gevolgde devalua-
tie wel eenige verlichting heeft gegeven en dat zij

met name den omvang dier devaluatie ietwat binnen
de perken heeft gehouden. Het is niet onwaasschijn-
lijk, dat deze zonder de daaraan voorafgaande bezui niging, 4
a
5 pOt. grooter zou zijn geweest. V66r de
devaluatie had deze politiek, op zichzelf, echter geen
noemenswaardige verbetering gebracht, wi hebben

daarvan althans niets kunnen bespeuren. Echter wel

eindelooze moeilijkheden. Ik kan niet anders dan met

een soort horreur denken aai den tijd, waarin wij
met het vaste-lasten-ontwer en andere onmogelijke

instrumenten genoodzaakt waren te trachten een me-
thode te zoeken om de renten, huren, pachten, euz.

,,aarc te passen”, cl.w.z. naar beneden te krijgen, ten-

einde de sociale rechtvaardigheid niet geheel teloor
te doen gaan.
Men zal zich herinneren, dat dit grootendeels op

een mislukking is uitgeloopen en het hypothecair

crediet heeft geschaad, hoewel deze pogingen niet
dwingende logica ,uit de aanpassings- en .deflatiehe-

ginselen voortvloeiden en als consecluentie daarvan
niet konden worden gemist.

Non bis in/idem!

In die jaren is bij mij uit de practische ervaring

van eiken werkdag de overtuiging ontstaan, dat deze
weg, althans in een zeer, ontwikkeld Westersch land
als Nederland, onbegaanhaar is. En iu deze onbegaan.
baarheid schuilt mi, de oorzaak van het feit, dat de

voorstanders van een politiek van deflatie, haar alleen

maar kunnen noemen, zonder in concreto ook maar
eenigszins te kunnen aangeven; hoe zij practisch zou
moeten worden uitgevoerd. Niemand, die de werkelijke
situatie kent en tevens van Nederland, zooals liet
thans is, geestelijk en materieel, zooveel mogelijk wil

redden, zal dit kunnen. Wil men een consequente de
flatiepolitiek thans doorzetten, dan nioet men begin-
•nen een totalitair systeem in te voeren en een dicta-
tor aan te stellen. Deze zal dan echter van een geheel afwijkend model nioeten zijn, want de dictatoren, die
in sommige andere landen het heft in. handen hebben
voerden tot nog toe het tegendeel van deflationistische

politiek. Wat misschien één der redenen van hun
succes is…. –

Deflatie is ook verarming.
Het is een groote fout te meenen, dat deflat,ionis-
tische hegrootingspolitiek do onder cle huidige om-
standigheden onvermijdelijke verarming zou kunnen tegenhouden. Deze deflatie zou juist een der vormen
zijn, waarin die verarming tot uiting komt. Als men
bedenkt, dat de uitgavenzijde der Rijkshegrooting, hij
nauwkeurige analyse, onmiddellijk of middellijk, vrjj-
wel geheel uit bonen, salarissen en andere uitkee-
ringen bestaat, dau is het duidelijk, dat consequente
vermindering van die uitgaven over de geheele linie, verarnhing beteekent voor de talloozen, die van deze
bonen, enz. moeten leven. Verarming tevens van de
vele producenten, die voor do eerstgenoemden produ-
ceeren, maar thans hun afzet zien verminderen en
van den hemiddelenden middenstand. Verbetering
echter voor
alle
belastingbetalers als zoodanig, die
echter slechts voor een kleine ‘minderheid de even-

genoemde verarming weer goed zou maken. In het
algemeen zou dus een verschuiving van inkomen, waar-
van niet te bewijzen valt, dat zij thans maat,schappe-
lijk nuttig en wenschelijk zou zijn, het resultaat zijn
van een politiek van consequente deflatie, gesteld zij
ware in het huidige Nederland doorvoerbaar.

Geen eenzijdige verschuiving van lasten.

Nu behoeft hen allerminst sociaal-overgevoelig te
zijn, om zich af te vragen of een dergelijke verschui-
ving van inkomen rechtvaardig – en dat beteekent

on the long run steeds: politiek houdbaar – zou zijn,

teneinde daardoor een goed deel van de bijzondere
uitgaven, die een volk, soms in moeilijke perioden
‘moet doen, af te wentelen
01)
de breede massa der
loontrekkenden in zeer ruimen zin, met alle beden-
kelijke gevolgen, die daaraan. voor het geheele volks-

leven verbonden kunnen zijn. In Engeland hebben

vele leidende conservatieve figuren hiervan nooit

srjllen weten en het financieel beleid der Britten doet
dit duidelijk uitkomen, juist in tijden als deze, nu in
Engeland ep veel grooter schaal dezelfde extra-uit-

gaven moeten worden gedaan. Moet inderdaad in
zulke
tijden,
die niet alleen economische, maar ook
bedenkelijke politieke spanningen in zich dragen, niet

veeleer ‘het geheele volk in al zijn geledingen in de

onvermijdelijke verarming naar draagkracht zijn deel
krijgen?

Ik denk daarbij geen oogenblik aan’ het uitermate
schadelijke middel der ,,heffing ineens”, dat onbruik-
hre andere uiterste, dat m.i. nog eenzijdiger en

daarom nog minder verdedigbaar is dan zuivere de-

flatje. De verdeeling eener hopelijk tijdelijke natio-
nale verarming naar draagkracht, kan slechts via een

goed uitgebalanceerd belastingstelsel geschieden en
op geen enkele andere
wijze.
En aan deze belastingen
zullen ook de zeer kleine inkomens hun evenredig
deel moeten bijdragen. Want
dat
is een rechtvaardige
vorm van contributie voor de verdediging van goe-

deren, die er als het er op aankomt, voor alle bur-
gers even gewichtig
zijn.
In dit verband zou ik even-
tueel van de instelling van een nieuw Leeningfonds,

gevoed door speciale belastingen, op te brengen door
een aanzienlijk grooter aantal contribuahelen, dan het
geval is hij de andere belastingen, niet afkeerig zijn.
Noodzakelijk ter bereiking van het gewenschte doel lijkt mij dit Fonds echter niet.

Uiteindelijk is derhalve het politieke probleem ach-
ter de begrootingstekorten een vraagstuk van ver-
deeling van lasten. De lasten eener onvermijdelijke
verarming.

Geen misverstand omtrent bezvin.igingsmo gelijk-
heden!

Uit het bovenstaande kan een misverstand ont-
staan, waartegen ik hij voorbaat wil opkomen.
Men zou kunnen meenen, dat ik zou willen bewe-
ren, dat er heebemaal niet kan of moet worden be-
zuinigd. Dit zou zeer onjui’st
zijn.
Het is theoretisch
mogelijk op niet vitale uitgaven heel wat te schrap-
pen. Het is practisch in de hoogste mate wensche-
lijk, dat dit geschiedt. Maar jarenlange ervaring heeft
mij’ geleerd, dat men het nimmer eens wordt over wat
vitaal is en wat niet en dat er onderwerpen zijn, zoo-
als bijv. het onderwijs – m.i. niet vitaal – dat enorm
veel kost, maar waarop, sinds de pacificatie, in een
land met de religieuze verscheidenheid van Neder-
land, geen belangrijke bedragen zullen vrijkomen, om-
dat daarvoor uiteraard geen meerderheid te vinden is.
Alles hij ‘elkaar genomen, blijken bezuinigingscani-

pagnes hier altijd slechts weinige contante millioenen
op -te brengen. Een zeer groot deel van het resultaat
vormen steeds de – z.g. perspectief-bezuinigingen, die
zich eerst in een reeks van jaren zullen uitwerkei;
een soort, waarin ik aitijd het diepste wantrouwen
heb gehad. Het zijn deze schsiduwmaatregelen, die in
het verleden vaak het dekkingsplan eener hegrooting
ondoorzichtig en tot op zekere hoogte misleidend heb-
ben gemaakt. Per slot van rekening staat het resul-
taat nimmer in een redelijke verhouding tot de aan-

vankelijke verwachtingen en tot hetgeen zou moeten
worden verkregen om het begrootingsgat te dichten.
Niettemin zijn, zooals vanzelfspreekt, eenige wer-
kelijk en onmiddellijk bespaarde millioenen op een
budget uiterst ivelkom ter verlichting van de opboo-

16 November 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

867

pende posten: rente en aflossing der Nationale

Schu’d. Maar mogelijkheid tot belastingverlaging
bieden zij vrijwel nimmer: zij zijn zeer welkom, en
zeer wenschelijk en zeer weinig afdoende. Afdoende
bezuinigingen zijn, zooals gezegd, hier te lande slechts

door te voeren door een dictator, geschapen volgens

do normen van den homo economicus, d.w.z. een robot,

die bereid is over alles heen te loopen, wat de groote

meerderheid der Nederlanders, om zeer verschillende
redenen, dierbaar is, waaronder ik geen hobbies of

liefhebberijen versta, maar groote belangen van het
Land, hier en overzee, waartoe ik ook den parlernen-

tairen Regeeringsvorm meen te mogen rekenen.

Als tegenwicht ligge de leiding der Staatsschuld
in even behoedzanie als talentvolle handen.

Tenslotte zou ik nog de volgende opmerking wil-

len maken.
Bij de licht-infiationistische methode, die ‘thans
sinds kort, nolens volens, wordt gevolgd en die mij

onder de
huidige
omstandigheden van twee kwaden
het geringere toeschijnt, behoort een uiterst zorgvul-
dige behandeling van de door die politiek aangroei-
ende Staatsschuld. Elke Regeering, van welke poli-

tieke samenstelling ook en a fortiori een Regeering, die haar bewind moet voeren in een periede, waarin
het Staatscrediet in abnormale mate moet worden

aangesproken, teneinde de natie zoo goed mogelijk
voor grootere gevaren te behoeden, heeft den heiligen
plicht den dienst der Staatsschuld als sacrosanct te
beschouwen ‘en dienovereenkomstig te handelen. Tot
dit handelen behoort in de eerste plaats het uittrek-
ken ook in de slechtste tijden – van voldoende be-

dragen voor een aan alle
geijkte
financieele normen
heantwoordende schuldaflossing. 1-liertegen is gedu-
rende eenige jaren zeer ernstig gezondigd en het is in
hooge mate verheugend, dat daarin spoedig eenige
verbetering wordt gebracht, alhoewel ik ii’et geloof,
dat daarmede aan de noodzakelijke eisehen op dit

punt
geheel is
voldaan. Het is verwonderlijk, dat
een, nog wel hooggeleerde, schrijver in de Arbeiders-
pers niet schroomt, zôô duidelijk te toonen, dat hij een hem geheel vreemd terrein betreedt, dât hij de
noodzaak van bovenbedoelden maatregel probeert te bestrijden. Hoe sterker men een deflationistische
p0-litiek van afbraak ongewenscht acht, des te meer
moet mcii het Staatscrediet behoeden. Ook mag in
betere tijden nimmer vergeten worden batige sloten
altijd integraal voor extra-aflossing van Staatsschuld
to gebruiken. Men kan thans ‘niet dankbaar genoeg
zijn, dat zulks in de jaren tusschen 1925 en 1930
zooveel mogelijk is gebeurd, ook destijds tegen even
,,deskundige” kritiek in. Oud-Minister De Geer zal

zich dien
strijd
nog wel herinneren.
Het Staatscrediet behoort elastisch te zijn, het moet
zich kunnen uitzetten in slechte tijden, zelfs zeer sterk
in nood, om weer snel .in te krimpen als de tijden
beter worden. Het moet geen arterioselerose ver’too-
zien, slechts dan zal het aan zijn doel, de natie zonder
te hevige schokken over moeilijkheden heen te helpen,
beantwoorden.
Maar dan zal ook niet het vertrouwen, dat Neder-
land onder alle omstandigheden zijn schulden zal be-
talen – waaraan in werkelijkheid geen sterveling
twijfelt – mogen worden ondermijud op grond van het feit, dat de Staatsschul’d gedurende een zekere
periode oploopt:
Het Staatscrediet berust gröotendeels op psycho-
logische grondslagen: wie het door het zaaien van
wantrouwen, zij het niet de beste bedoelingen, aan-
tast, brengt het inderdaad in veel sterker mate in-
gevaar, dan een bewindsman, die door aanzienlijke,
maar vitale nooduitgaven de Staatsschuld doet toe-
nemen.
De beste en eigenlijk de eellige werkelijke, garantie,
die de geldgevers van den Nederlandschen Staat be-
zitten, lig-t en zal altijd liggen in den aard van het
Nederlandsche Volk.
I1r. L. A.
RIEs.

CENTRAAL VLIEGVELD WOERDEN.

Landsbelang of plaatselijk belang?

,
In de Memorie aan de Kamer liet de Regeering

weten, dat zij nog geen beslissing heeft genomen om-
trent de definitieve vestigingsplaats van het centrale

vliegveld, al blijft
zij
van meeiiing, dat dit om de vele

voordeelen toch geprojecteerd dient te worden ter
vervanging der plaatselijke velden.

Hoe le groote steden des lands pogingen in het

werk stellen om
haar
plaatselijk veld tot centraal veld

te doen promoveeren; is ons uit de krantenberich-

ten wel bekend’.
In ons land is men 1-lollander, zoodra het tegen-

over het buitenland gaat, maar men wordt provinciaal
of stedelijk patriot, zoodra het hinen de grenzen om

een mogelijk plaatselijke hevoordeelung gaat.
En waarom ook niet? Iedere stad heeft het recht
voor haar eigen belangen op te komen, in zooverre
kan men de verdediging hiervan door de zuiver plaat-

selijke bladen dan ook wel respecteeren.
Anders lig-t het geval, indien het landsbelang een

offer aan alle belanghebbende steden tegelijk en ge-
lijkelijk vraag-t, dan dient aan ieder plaatselijk chau-

vinisme het zwijgen opgelegd te worden en de bladen,
die op andere tijden gaarne niet voor plaatselijke

maar juist voor algemeene en landelijk verspreide
willen worden aangezien, moeten dan een breeder en objectief standpunt innemen.
Eerst heeft men trachten te ontkennen, dat een cen-
trale luchthaven nu wel zoo noodzakelijk was, echter
is hierin de laatste maand een wijziging ingetreden
en wij zien nu verschillende gemeentebesturen en
Kamers van Koophandel adhaesie betuigen aan een
nieuw veld; meestal wordt dan Leiderdorp genoemd.

De meest economische vestigingsplaats van een cen-
traal vliegveld.

Op dat nloment vrordt de belangrijkste vraag: ,,waar
ligt dan het werkelijk centraal veld?”

Nu kan men ‘de wiskundige constructiès, zooais
deze.undertijd door Prof. Launhardt voor plaatsen van
het z.g. transportminimum zijn ontworpen, gebrui-
ken; men kan ook de theorie der vestigingsplaats der
nijverheid met de constructies van Prof. Weher en Piek in zijn beschouwing betrekken. Echter zullen
velen het niet met Weber eens zijn, dat deze methode

een ,,schmerzlich empfundene Notwendigkeit” is, en
anderen het met Prof. Sombart’s critiek eens zijn,
dat iedere koopman zonder wiskunde tot hetzelfde
resultaat zou kooien.
Ik sla om deze redenen dan ook de voor leeken
onhegrijpeljke poolconstructies en vektorentheorie
over en zal alleen het resultaat meededen, dat een
ieder tevoren reeds zal hebben vermoed.
Dit is: dat, indien men Amsterdam, Rotterdam,
Utrecht en Den Haag met gelijke’spanningen belast,
het centrale veld zich ongeveer hoven Bodegraven
instelt.
Bij, overwicht van Amsterdam trekt dit punt naar
Amsteiveen, hij overwicht van Rotterdam naar Over-
schie, bij overwicht van Den Haag naar Voorscho-
ten,
bij
een gelijke spanning voor Amsterdam, Rot-
terdam en Utrecht en de halve spanning voor Den
Haag zweeft liet evenwichtspunt hoven Woerden.
Dit laatste geval is daarom bekeken, omdat het
weleens den werkeljkn toestand zou kunnen dekken.
Immers, men moet achter ‘Amsterdam nog de
geïndustrialiséerde Zaanstreek denken, achter
Utrecht het knooppunt van spoor- en landwegen. naar
liet Noorden, Oosten en Zuid-Oosten des lands, ach-ter Rotterdam de, eveneens sterk geïndustrialiseerde,
Waterweg met Zuidelijk Westiand, de Zuid-Holland-
sche eilanden, Zeeland met West-Brahant en bij Dèn
Haag het Noord-Westland met de lijn naar Lei-
den. De drie eerstgenoemde achterlanden zijn ontegen-
zeggelijk de voornaamste.
Een meer preciese, analyse, waarbij rekening ge-

868

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

16
November 1938

houden wordt met cle juiste ton-kilometrische gege-

vens, heeft daarna geen zin, omdat nu de nadere
fixeering afhankelijk gaat worden van andere factoren

als: bodemprijs, boclemgesteidheid, klimatologische
omstandigheden en de mogelijkheid van een betrouw-
bare, en snelle, toe- en afvoer van personen en goederen.

Bezien wij de hoogtekaart van Nederland, clan blij-ken onder Toerden
tot aan Gouda slechts terreinen
beneden N.A.P. aanwezig te
zijia,
hetgeen met het oog
0
1) een eventueele overstrooming of inundatie niet
aan te bevelen is, afgezien van het aan iederen auto-

mobilist bekende verschijnsel, dat in een drassige en

slotenrijke omgeving de méeste kans op dauw of
zwaren g’rondmist bestaat.
Bij Woerden en daarboven echter rijst het maaiveld

tot aan of boven N.A.P. Interessant zou het zijn de

verdere klimatologische gegevens te kennen omtrent
neerslag, heerschende winden en ,,dichtzitten” •door
mist van de duinstreek en van het midden des lands.

Wij weten reeds, dat Schiphol nieer rdieht,zit, dan bij

voorbeeld Twente.

Vermoedelijk bezitten de terreinen langs de hin-

nenduinstreek boven Woerden in deze opzichten geen
uitgesproken voordeelon.

En zoo komen wij dan aan het belangrijke vraagstuk

der verbindingen met de vier hoofdplaatsen des lands, te wier behoeve het centrale veld zal dienen.

Merkwaardig is, dat daarbij uitsluitend aan land-
wegverhindingen wordt gedacht, hetgeen, zooals ik

in het volgende hoop aan te toonen, niet alleen niet
noodzakelijk maar zelfs niet als incest gewenschte op-

lossing beschouwd moet worden.
In de havenpiaatsen ziet men een- of tweemaal per
etmaal hooten aankomen, die op treinen aansluiten

om de verdere distributie van reizigers en postgoe-
deren op zich te nemen.

Dit instituut der hoottreinen moet men in verband

niet luchthavens geheel uit het hoofd zettèn.

Want een boot is een groote vervoerseanheid, waar-
tegenover een vliegmachine slechts een kleine is.
Eéhter is het kardinale verschil hierin gelegen, dat

vliegtuigen een zeer groote frekwentie van vertrek en
aankomst .vertoonen, zoodat Schiphol al een gemiddel-
de van 300 landingen per dag meldt en zelfs dagen

van het dubbele getal.
Voeg
daarbij de opstijgingen,

dan vormt zich het beeld van een moderne lucht-
haven met permanent bijna
continuen of- en aanvoer
van postgoederen en passagiers.

Wij leven momenteel in een auto- en wegenroes
en meenen te voorbarig, dat auto’s in de 5rste plaats
voor doorvoer moeten zorgen, en dus dat een centraal
veld een direct uitstekend wegennet moet bezitten.
Mits behoorlijk aangepast, meen ik echter, dat spoor-
wegvorhindingen superieur te achten zijn.
Wat is echter ,,behoorljk aangepast?”

Als niet een eeuw terug de eerste ijzeren weg over
Haarlem was aangelegd, is het niet aan te nemen,

dat nu nog de
directe
verbinding tusschen Rotterdam
en de hoofdstad over Leiden geprojecteerd zou worden,
maar eerder over Woerden, Breukelen.

Denken wij ons nu het knoop- en splitsingspunt
Gouda vervangen door Woerden, waar alzoo de lijnen
Den Haag—Utrecht en RotterdainAmsterdam elkaar
kruisen en denken wij ons het centrale veld
on.mid-

delijk naast het station Woerden,
alwaar de open vel-
den liggen, dan ware een verdere organisatie onge-
veer als volgt uit te werken.

Het veld bezit een huitenlandsch en hinnenlandsch
landingsterrein, gescheiden door een douaned ienst; en onderling verbonden, alsook heide met de spoor-
wegperrons door lage motorlorries, zooals wij deze
van wereldtentoonstellingen kennen.

Naar alle vier richtingen loope.n •,,ae.rotreinen”
in kleinere eenheden, maar met een 120-130 km-
snelheid en in
ccii
20-minutendienst, waarbij men
aan de uit Woerden vertrekkende treinen zou kunnen

toestaan hoogstens 3 minuten te mogen wachten, bij

een vanaf het vliegveld gegeven ,,aansluitsein”.

Hiermede bereikt men een grootere soüplesse en
wel dat hoogstens de doorgeleiding binnen 17 minu-ten, aizoo met een groot kwartier, te bewerkstelligen
is. Dit is maar een onderdeel, een aardige variant,

niaar niet van intrinsieke heteekenis.

Naar Zeeland, Brahant, Twente en Groningen zou

men doorgeleiding met vliegdiensten vanaf het bin-
nenlandsch landingsterrein kunnen overw’egen.

De aerotreinen zouden aan open pe±rons moeten

aankomen, aan wier andere zijden de stationeerende

auto’s, taxis, zelfs trams, een vrijwel onmiddellijk con-

tact toelaten, zoodat hier eenzelfde snelle evakuatie
te verwachten is, als men van sommige Londensche
stations wei kent.

Alle vervoer degradeert in snelheid bij voortschrij-
dende distributie
en als zoodanig is de volgorde:
vliegmachine, aerotrein, auto, of binnen de steden

van trams enz. volkomen logisch.
Deze vlugge,
bijna
doorloopende en zekere vervoer-
wijze is niet te verwachten, van busdiensten, die allicht
ook een 10-15 minuten wachttijd na aankomst eener

machine moeten invoegen, en zelfs niet van de ,,on-
middeilijke eigen gelegenheid”, want, ten eerste valt

niet te concurreeren tegen de rijsnelheid der aero-
treinen., ten tweede moet men wel bedenken, dat in

ons land vanaf den herfst tot aan de lente de land-
wegen door mist, ijzel of gladheid door neerslag ‘dik-
wijls een snelheid van slechts 60 kin of veel minder
toelaten.

Zoodat hieruit volgt, dat een nu reeds bestaand
wegennet van en naai het centrale vlieve1d geen

conditio sine qua non is en er zelfs een oplossing te
vinden is, die verkeerstechnisch beter geacht moet
worden èu. . . . waaraan nog de navolgende aantrek-
kelijkheid zit.

De taak der spoorwegen in groot verband.
Het is toevallig, ‘dat op bovenheschreven wijze evn
vervoerinstituut ingeschakeld wordt, dat wij niet

missen kunnen, maar dat ons een groot stuk belas-
tinggeld kost, wijl het niet rendabel is.

Merkwaardigerwijze zijn hier twee vliegen in één
klap te slaan, voornamelijk doordat een intens utili-
teitsverkeer tusschen de vier grootste plaatsen des
lands bestaat, dat al reeds door hovei
1
iomschreven plan
zou winnen, onafhankelijk van de eventueele opne-
ming van een vliegveld in dat net.
Alleen het
toeristisch
autoverkeer is geen aanklacht
tegen een bestaande spoorwegverhinding. Immers,
zoodra een sterk utiliteitsautov erk eer
zich tusschen
twee plaatsen instelt, zegt dit, dat aan de spoorver-
binding iets hapert, en men met andere middelen 5f
geriefeljker 5f goedkooper vervoert.

Beter dan het doen verbieden van concurreerende
soorten van vervoer, is het zboveel mogelijk ontnemen.
van de geriefs- en economische motieven.
Dat van de op bovenomschreven wijze versnelde

en vermeerderde spoorverbindingen het grootste deel
der verbetering aan Rotterdam ten goede zal komen, is toeval, misschien wel een herstel van een verzuim
in de vorige jaren.
En tenslotte verzacht deze oplossing van het vraag-stuk de groote on’gerijmdheid, dat een
Regeering mii-
lioenen voor autostrada’s uitgeef t om hiermede het
door diezolf de Regeering te betalen millioenentekort der spoorwegen te helpen bestendigen.
Dit plan is niet geheel immanent verhbnden aan
Woerden, al zij nu reeds opgemerkt, dat Leiderdorp,
kilometrisch gezien, onjuist ligt en niet name te ver
van Utrecht verwijderd is.
Ir.
JAC. BROUWER.

16
November
1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

869

DE STIJGING DER LANDPRIJZEN.

De opvallende stijging der landprijzen in de laatste
jaren geeft aanleiding eens na te gaan, in welke mate
deze heeft plaats gevonden en te trachten hiervoor
een aannemelijke verklaring te vinden.

De feiten.

In de jongste publicatie van de Directie van den

Landbouw
1)
treffen wij interessante gegevens aan

over den loop der prijzen van boerderijen. Deze gege-

vens zijn sinds het einde van
1935
verzameld door de

bedrijfsconsulenten en de Rijkslandbouwconsulenten
en kunnen dus als betrouwbaar gelden. Een groepee-
ring volgens de voornaamste landhouwgebieden vond

plaats. De resultaten worden in onderstaand staatje

weergegeven.

Verkoopingen van boerderijen.

Verkochte oppervlakte

Gemiddelde prijs
in ha.

per ha.

1936

1

1937

1936

1

1937

Zeeklei met akker-
bouwen gemengd
bedrijf ………1.784,78.16 1.738,36.-
f
1.177,-f 2.090,-
Weidestreken .. 1.804,88.55 2.036,71.44 ,, 1.549,- ,, 1.877,-
Zandgronden…. 2.220,19.76 2.313,70.05,, 1.276,-,, 1.653,-

hoewel men met recht kan betwijfelen, ef het
noemen van een gemiddelden prijs veel representatie-
ve waarde heeft, in verband met de zeer uiteenloopen-
de qualiteit van den grond, ook in elke afzonderlijke
groep is een gemiddelde toch als vergelijkingscijfer
voor ons doel heel bruikbaar. Uit deze gegevens blijkt
een belangrijke stijging van de landprijzen in één

jaar.
Om den loop der prijzen op korter termijn dan een
jaar te analyseeren, werd een voortschrijdend half-jaarlijksch gemiddelde van maand tot maand bere-
kend. De gegevens, aldus berekend door de Afdeeling
Economische Landbouwvoorlichting van het Depar-
tement van Economische Zaken, nemen wij in het

volgende staatje over:

Zeekleigronden Weidestreken

Zandgronden

Halfjaar

Bedrag Verhou-
Bedrag
Vrhou.
Bedrag
IVd’,inhou.
erha

ing

eha
in
g
s

erl,a

gs

getal

getal

getal

Nov.
1
35_Apr. ’36
f
1.688 100,0
f
1.493 100,0
f
1.318 100,0
Dec. ’85-Mei ’36 1.668 98,8 » 1.508 101,0 ,, 1.319 100,1 Jan. ’36-Juni 86 1.706 101,1

1.501 100,5 ,, 1.359 103,1
Febr.’36-Juli’361.644 97,4

1.496 100,2 ,,1.422 107,9
Mrt. ’30-Aug.’36,, 1.669 98,9

1.561 104,6 ,, 1.383 104,9
Apr. ’36_Sept.’36 1.724 102,1

1.495 100,1 ,, 1.292 98,0
Mei ’36-Oct. ’36 1.735 102,8

1.529 102,4 ,, 1.113 84,4
Juni ’30-Nov.’36 1.804 106,9

1.550 103,8 ,, 1.177 89,3
Juli ’36_Dec. ’36 1.820 107,8

1.596 106,9 ,, 1.231 93,4
Aug.’36_Jan. ’37 1.885 111,7

1.566 104,9 ,,1.256 95,3
Sept.’36-Feb.’37 ,,1.913 113,3 ,,1.576 105,6 ,,1.281 97,2
Oct. ’36-Mrt. ’37 1.924 114,0 ,, 1.680 111,2 ,, 1.332 101,1
Nov. ’36_Apr. ’37 1.967 116,5 ,, 1.751 117,3 ,, 1.418 107,6
Dec. ’36_Mei ’37 1.981 117,4 ” 1.766 118,3 ,, 1.514 114,9
Jan. ’37_Juni ’37 1.975 117,0 ., 1.795 120,3 ,, 1.516 115,0
Febr.’37_,Juli’37 1.979 117.2

1.853 124,1 ,, 1.566 118,8
Mrt.’37_Aug. ’37 „2.0971 124,2

1.816 121,6 ,, 1.630 123,7
Apr.’37_Sept.’37,,2.082 123,3 ,, 1.806 121,0 ,, 1.665 126,3 Mei ’37-.Oct. ’37 ,,2.092 123,9 ,,1.704 114,1 ,, 1.691 128,3
Juni ’37_Nov. ’37 ,,2.156 127,7 ,, 1.874 125,5 ,, 1.698 128,8 Juli ’37_Dec. ’37 ,, 2.241 132,8 1.913 128,1 ,, 1.7421 132,2

Hieruit laat zich afle’zen, dat de prijzen in het ge-
bied van de zeeklei en in de weidestreken gedurende
de eerste helft van
1936
vrijwel constant bleven, ter-
wijl zij daarna in vrijwel gelijkmatig tempo zonder
onderbreking zijn gestegen tot ongeveer
30
pOt. boven

de waarde in de basisperiode. De prijzen van cle zand-
gronden vertoonen een eenigszins afwijkend beeld.
ilet eerste halfjaar loopen de prijzen iets op, maar

) De Economische Toestand van den Landbouw in 1936/ 1937 en andcre onderwerpen, 1938, pag. 55.

in de tweede helft van
1936
dalen ze belangrijk onder
de
prijzen
in de hasisperiocle. Pas in
1937
zet dan de
stijging weer in, die de prijzen snel brengt op het-
zelfde niveau als de
prijzen
van den grond op de klei

en in de weidegebieden.
Gerekend vanaf do eerste helft van
1936
tot de

tweedA helft van
1937
zijn de
prijzen
dus gemiddeld

ruim
30
pCt. gestegen.

Een poging tot verlclaring.

Evenals elk ander kapitaalgoed ontleent de grond

zijn waarde aan de kapitalisatie van
zijn
opbrengst,
d.w.z. de waarde van den grond is gelijk aan de som

der contante waarde van alle toekomstige opbreng-

sten. Wel oefenen de momenteele opbrengst en cle
nabije vooruitzichten den grootsten invloed uit, daar

de contante waarde kleiner wordt naarmate de op-
brengsten nog verder in het verschiet liggen en ook
omdat het economisch gezichtsveld beperkt is. Bij de
kapitalisatie
zijn
rentevoet en opbrengst de hepalende
factoren.

De daling vcwi den rent evoet.

De rentevoet, dien men
hij
de kapital isatie van dcc
grond als basis neemt, staat in nauw verband met den

algemeenen rentevoet op de kapitaalmarkt. Afwijkin-
gen zijn evenwel mogelijk.

De belegger ziet waarschijnlijk in tijden van oor-
logsgevaar en monetaire onzekerheid
2)
het risico van
de hoofdsom relatief kleiner voor kapitaal in grond
belegd, dan voor kapitaal belegd in staatsobligaties en

hypothecaire leeningen. De landhouwer, die zichzelf
een arbeidsgelegenheid wil verschaffen, ken
bij
het
groote tekort aan cultuurgrond ook een hoogeren
prijs voor den grond willen besteden dan overeen-
komt met de kapitalisatie van de opbrengst tegen
den algemeenen rentevoet.
Uit beide gevallen blijkt, dat de rentevoet voor
kapitaal belegd in grond kan liggen beneden den al-
gemeenen rentevoet voor kapitaal en bovendien er-
mee in zijn loop kan divergeeren. Deze rentevoet van den grond is moeilijk te bepalen. Waarschijnlijk geeft
de ioop van de hypotheekrente nog de beste aanwij-
zingen voor de daling van den hetreffenden rentevoet,
al is dan ook afwijking naar beneden waarschijnlijk.
Na het loslaten van den gouden standaard in Sep-
tember
1936 is
er een algemeene rentedaling inge-
treden. Ook de hypotheekrente is gedaald. liet is
evenwel moeilijk aan te geven, hoeveel deze daling
exact bedraagt, daar de rentevoet zeer uiteenloopt
van in hetzelfde jaar gesloten hypotheken, o.a. in ver-
band met de mate van zekerheid, die het onderparid
biedt.

Beschouwt men quantitatief de verdeeling van de
hypothecaire inschrijvingen naar den reatevoet in cle
kringen van bewraring vami de hypotheken en het ka-
daster, waar de hypotheken op landelijke eigendom-
men van overwegenden invloed zijn, dan kan men
constateeren, dat het beeld van de verdeeling in
1937
vergeleken niet
1036
een verschuiving heeft onder-
gaan, die overeenkomt met een daling van den remi-
tevoet van ruim een 3′ pOt.
3)

Dit betreft de gemiddelde rente in het geheele jaar
1936
en
1937,
terwijl w’ij eigenlijk vergelijken moeten
de hoogte van de hypotheekrente in het eerste half-
jaar van
1936
en het tweede halfjaar van
1937.
De
statistiek van de hypotheekrente in Nederland, welke
in de E.-S.B.
4)
gepubliceerd wordt, geeft maande-
ljksche cijfers. De hypotheekrente blijkt gedurende
1936
vrijwel stabiel op 43 pOt. te hebben gestaan. In
1937
begint een gelijkmatige daling, die het heele
jaar voortduurt; het gemiddelde van de tweede helft
van
1937
ligt iets beneden 4 pOt. De gegevens uit de

2)
Men imoort bijv., dat in.woners van België cii Frank-
rijk boerde rijen koopen in Zeeuwsch-Vlaanderen.
‘) Statistiek van het Grondkredict, 1937, Centraal J3u-
reau voor de Statistiek.
4)
Zie bijv. blz. 878 van dit nummer.

870

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 .November 1938

statistiek van de E.-S.B. hebben betrekking, op alle

hypotheken. Er schijnt evenwel geen aanleiding te

zijn om een geringere daling van de rente van hypo-
theken op landerijen aan te nemen; eerder het tegen-
deel.

Een daling van dën rentevoet met een l’ pOt. ver-
klaart een stijg’ing van de kapitalisatiewaarde met

123 pOt.; een daling van % pOt. zou zelfs een stij-

ging der waarde met 20 pOt. rechtvaardigen. Het is

en algemeen bekend feit, dat in den laatsten tijd een
groote belangstelling bestaat voor belegging va.0

kapitaal in land. Naast rendernentsoverwegingen

speelt zeker ook het verlangen een rol risico’s voor
cle hoofclsorn te ontwijken.

De
stijging
van
dc
opbrengst.

Als beste maatstaf voor ‘de
n.et.to-opbrengst
van

den grond
kan de pachtprijs na aftrek van polder-,
waterschaps-, grondlasten, verzekeringspreinie, af-

schrijving en kosten van onderhoud worden geno-
men. De gegevens, afkomstig van de vele hoekhoud-
bureaux op landbouwgebied, die ook door den Eco-

nomischen Landbouwvoorlichtingsdienst zijn be-
werkt, geven alleen de bruto-pachtprij.zen, terwijl ook
uit de andere gegevens niet de netto-pacht.prijs

berekend kan worden. Daar men evenwel het af te

trekken bedrag practisch als constant mag beschou-
wen, kan men aannemen, dat de netto-pachtprijs ab-

soluut met eenzelfde bedrag verandert als de bruto-

pachtprijs.

Gemiddelde pacht of geschatte pachtprjs.
1)

(Uitgaven in guldens per ha.)

Jaren
Zeeklel
Weidestreken
Zandgronden

1932_1933

..
82
81 57
1933-1934 ..
84 79 53
1934-1935

..
82
71
50
1935-1936

..
84
70
49
1936-1937

..
76
70
51

1)
Ter oriënteering geven wij in dit en het volgend staatje
de cijfers van meer dan twee jaren.

Deze cijfers geven niet het beeld van stijgende op-
brengsten van den grond. Daar de pachtprijzen veel-
al voor een langeren teimijn dan één jaar – een ge-
middelde termijn is moeilijk te schatten – bepaald
worden, zou een stijging van den pachtprijs ook niet
ten volle uitkomen in een gemiddelde van alle loo-

pende pachtprijzen. Het is jammer, dat de cijfers
over 1937/’38 nog niet bekend zijn. Voor de koop-

prijzen in het jaar 1937 zijn deze van het meeste
gewicht. De pachtprijs wordt gewoonlijk voor het be-
gin van het nieuwe pachtjaar overeengekomen en be-
invloedt dus reeds in dat jaar de koopprijzen.
De pachtprjzen zijn voor een groot deel weer een
reflex van de bedrijfsuitkomsten van het jaar, in het-
welk de pachtovereenkomst gesloten• wordt, zoodat de

bedrijfsuitkomsten van 1936/’37 wellicht ten naasten-
bij de ontbrekende gegevens over de pacht in 19371’38

kunnen vervangen.

Netto-opbrengst in guldens per lia.

o
e b 1 e
d
19321
1933
19331
1934
1934/
1935
1

19351
1936
19361
1937

Zeeklei met akkerbouw-
en gemengd bedrijf
-22,51
33,07
49,30
118,81
59,07
Weidestreken

……….

20,72
15,51
4,05
1
23,55 57,73
Zandgronclen

………

34,99
10,93
_4,91
113,8
6

60,38

Deze
netto-opbrengst van het bedrijf

te onder-

scheiden van do netto-opbrengst van den grond –
is het overschot boven pacht en rente voor het be-
drijfskapitaal, evenwel is geen vergoeding in rekening
gebracht voor het werk door den ondernemer ver-
richt en venmin voor dan arbeid van diens echt-

genoote en minderjarige inwonende gezinsleden.
De
cijfers
van 1936f’37, laten een belangrijke stij

ging zien en zullen
ongetvijfeld
een verhooging van
de nieuw bepaalde pachtprijzen tengevolge gehad
hebben, hoewel niet voor het volle bedrag. De gemid-
delde grootte van de bedrijven op de zeeklei was 37 ha,

in de weidestreken 22 ha en op de zandgrondefl 14 ha.
Dat wil zeggen, dat de totale belooning voor den ar-

beid van dan pachter, zijn vrouw en minderjarige ge-

zinsleden in het betrekkelijk gunstige jaar 1936/’37
gemiddeld op de zeeklei 37 X 60
= f
2220,
op een
weidebedrijf 22 X 58
= f
1276 en op den zandgrond
14 X 60
= f
840 bedroeg. Een jaar tevoren varen deze

cijfers respectievelijk slechts
f
700,
f
550 en
f
210.

De helooningen in 1935/’36 zijn niet van dien aard,
dat men do geheele verhooging in 1936/’37 aan pacht

zou kunnen afstaan. De pachtprijs in de jaren v66r

1936f’37 is waarschijnlijk meer bepaald door hoop op een betere toekomst, dan door de
bedrijfsresultaten
in
de voorafgaande jaren. Het is dan ook niet aanneme-

lijk, dat, toen de betere toekomst in 1936/’37 zich be-
gon te
verwerkelijken,
dit tot een evenredige verhoo-
ging
1
van den pachtprijs heeft geleid.

Waarschijnlijk heeft ook de nieuwe pachtwet van
den 31sten Mei 1937 onbedoeld een stimulans ge-
geven tot hoogere pachtprijzen. Het continuatierecht

zal ongetwijfeld meebrengen, dat er de eerste jaren na

het in werking treden der wet minder gelegenheid zal
bestaan een boerderij te pachten. Er was daardoor

een begrijpelijke drang zich van een goede boerderij

te voorzien, véôr de wat in werking zou treden. Hier-
bij zal wel eens minder op do hoogte van den pacht-
prijs gelet zijn, daar velen wel de stille hoop gekoesterd

zullen hebben, dat de toetsing van het pachtcontract,

onder de nieuwe w’et op ,,buitensporige verplichtin-
gen” en de mogelijkheid van ,,i’edeljk bestaan”, aan-
leiding zal geven tot verlaging van de pachtsom voor
de Ï’esteerende jaren.
Een
stijging
van de pachtprijzen ligt wel voor de
hand, maar hoeveel deze uitmaakt valt
moeilijk
te

begrooten
5).

Neemt men aan, dat de verhooging van den pacht-
prijs ongeveer de helft van de stijging der netto-
opbrengst heeft bedragen, dan is dit bedrag ruim

voldoende om de
stijging
der grondprijzen, voorzoover

die niet veroorzaakt kan zijn door de daling van den

rente’oet, te verklaren.
Het blijkt dus, dat men aan beide factoren – da-
ling van den rentevoet en stijging van de opbrengst
van den grond – heteekenis moet toekennen voor de
verklaring van de stijging der prijzen van boerderijen
met globaal 30 pOt. van begin 1936 tot het tweede
halfjaar van 1937
6).

Slotopnerlcing

In het bovenstaande hebben wij slechts getracht een
aannemelijke verklaring te vinden voor de opmerke-
lijke
prijsstijging
van den. cultuurgrond. De dieper-
liggende factoren, die de
absolute hoogte
van de
prijzen bepalen, zijn niet geanalyseerd, terwijl ook de beteekenis van de hooge grondprijzen voor den
economischen toestand van den. Landbouw buiten be-
schouwing bleven.
J. HORRING.

Na ht schrijven van dit ar’tikil kregen wij gegevens
onder oogen van de
Cobp.
Centrale Landbouwboekheuding
in Friesland over het boekjaar
1937/’38,
die in vergelij-
king met het jaar
1936/’37
een
gemiddef cle
stijging der
pacht van
f
5.— per ha vertoonen.
Vermoedelijk staat het afwijkende beeld, dat het
prijsverloop van zandgronden vei-toont in de tweede helft
van
1936,
in verband met den minder gunstigen toestand
in het gemengde zandbedrijf, als gevolg van de verminde-ring en tenslotte afschaffing der denaturatietoeslagen voor
rogge.

16 November 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

871

CONCENTRATIE IN HET HYPOTHEEK-

BANKWEZEN.

De voorgestelde fusie tusschen de Westiandsche,
de Zuid-iLoilandsche en Zuider llypot.heekbank werpt
opnieuw een licht op de moeilijkheden, waarmede de
hypotheekbanken als groep op het oogenblik te kam-
pen hebben en waartegen slechts één middel, ver-
laging van de onkosten in den ruimsten zin des

woords, is opgewassen.

Positie van de hypotheekbanken op de hypotheek-

markt.
Alvorens op de concentratieheweging in het bij-

zonder in te gaan, is een korte schets van de huidige

verhoudingen op cle hypotheekmarkt van heteekenis.

In do toelichting, waarin de genoemde hypotheek-
banken de samenwerking motiveeren, wordt het vol-
gende opgemerkt: ,,de omstandigheid, dat de lage
rentestand op den duur zijn invloed op de rente-
marge tusschen hypotheken en pandbrieven – de

basis van het bedrijf – nog meer zal doen gevoelen,
noopt het hypotheekbankbedrjf alle middelen aan
te wenden, die kunnen strekken tot een meer econo-
mische en doeltreffende organisatie.”
De sterk gedaalde hypotheekrente is een gevolg van
de daling van den algemeenen rentestand en van de

ontwikkeling op de markt voor hypotheken op wonin-
gen. In het kort is de toestand zoodanig, dat de vraag
naar hypotheken gering en het aanbod groot is. De verminderde vraag naar hypotheken vloeit voorna-
melijk voort uit den aankoop van huizen door ver-

schillende levensverzekeringmaatsehappijen en fond-
sen en uit de sterk gedaalde bouwbedrijvigheid in de
laatste jaren.
Tegenover de verminderde vraag staat een vergroot
aanbod van gelden op de hypotheekmarkt. De toene
mende vermogens van institutioneele beleggingsin-stellingen en de geringe bereidheid tot belegging in
vaste rentedragendo fondsen op langen termijn ver-meerderen het aanbod en verscherpen daardoor den
concurrentiestrijd op do hypotheekmarkt.
Daarbij komt, dat deze markt in de laatste jaren
waarschijnlijk geen uitbreiding heeft ondergaan. Een

onderzoek, dat
wij
naar den omvang van de hypo-
theekmarkt hebben ingesteld – welk onderzoek voor
een deel op schattingen is gebaseerd – heeft tot het
resultaat geleid, dat de jaarlijks uit aflossingen vrij.-
gekomen bedragen in de laatste jaren ongeveer gelijk
zijn aan de totale vraag naar nieuwe hypotheken, zoo-

dat nieuwe geldmiddelen op de hypotheekmarkt alleen
ondergebracht kunnen worden door verdringing van
oude middelen, die op de een of andere wijze Vrij

komen
2).
Dit proces van verdringing is reeds geruimen tijd
aan den gang en leidt tot uitschakeling van de duurste
credietgevers: in het algemeen de hypotheekhanken.
De onderstaande tabel werpt hierop een duidelijk

licht.

Positie der hypotheekbanken.
(In millioenen Guldens.)
Hypothecaire Uitgegeven
In Omloop zijnde
vorderingen
1)
pandbriev.l)
pandbrieven
2)
1925
……….749

729
669
1929
……….944

915
902
1931
……….1.056

1.010
996
1932
……….1.044

1.013
999 1933
……….1.032

1.002
987
1934
……….1.014

984
975
1935
……….960

936 922
1936
……….919

912
901 1937
……….855

856
850

Ontleend aan ,,De Krouiek” van Dr. Stemuheim. (Jij-
Iers Jlebben betrekking op binnenlands werkende hy-
potheekbankeii.
Uitstaande pandbrieven van in Nederland werkzame
hyp(>theekbankon volgens het Centraal Bureau voor de
Statistiek.

1)
Voor
0C12
uitvoerigcr beschouwing verwijzen wij naar
onze artikelen in E.-S.B. van
22
en
29 Juni ji.

De eerste twee kolommen wijzen erop, dat cle hypo-

theekbanken als groep ook hypotheken hebben afge-
sloten uit. andere dan met pandbrieven opgenomen
middelen, nI. uit de eigen middelen (gestort kapi-
taal en reserves). Volgens ,,De Kroniek” van 1 Nov.

ji. bedroegen het gestorte kapitaal en de reserves te-
samen op einde 1937
f
63 millioen, hetgeen een extra
w’aarborg voor pandbriefhouders van ongeveer 7 4 pCt.

is. Beschouwt men het geheelo aandeelenkapitaal als

waarborg, dan is dit percentage ongeveer 18 pOt.,
hetgeen een bewijs is van de kracht van de hypotheek-banken als groep.

Sedert 1931 zijn de hypothecaire vorderingen met

f
200 millioen of ongeveer 20 pOt, gedaald. Thans

zijn deze vorderingen gelijk aan ‘de uitgegeven pand-

brieven, hetgeen een gevolg is van de stijging van de
ingekochte onderpanden en van. cle stijging van de
kasrnicldelen.

Positie van de hypotheekbanken op de woning-
markt.

Het vraagstuk van de hypothecaire credietverlee-
ning kan niet uitsluitend kwantitatief worden ge-
zien; de kwalitatieve zijde is verreweg het belang-

rijkst. In dit opzicht verkeeren de hypotheekhanken
als groep in een minder gunstige positie. Als relatief
duurste credietgevers hebben zij na den oorlog crediet verleend op onderpanden (o.a. groote huizenbiokken),
welke na 1929130 sterk in waarde zijn gedaald. Boven-
dien hebben zij zich vooral geïnteresseerd in de grooto
steden, waar de huurdaling waarschijnlijk het grootst is geweest. Het sterk gestegen bedrag der ingekochte
onderpan.den wijst duidelijk op de huidige moeilijk-
heden.

]3aIanswaarcle der i agekochte onderpanden
1

1925 ……….

1.3
millioen gulden
1929 ……….

0.7
1930 ……….

0.8
1932 ……….

2.3
1935 ……….

12.9

1 027

20.4

,,

,,
i) Volgens
,,De Kronie.k” van Dr. Sternheinl van 1 Nov.
1938.

Het is zeer de vraag, of hiermede de moeilijkheden
voldoende uitkomen. Immers, het is mogelijk, dat er
nog verborgen verliezen
2)
aanwezig zijn. Dit klemt te
meer, waar de huurdaling volgens de gegevens van
het Centraal Bureau voor de Statistiek nog niet tot
staan is gekomen. Sedert de depreciatie van den Gul-
den is de algemeene huurindex nog met 26 pOt.
gedaald.
Ondanks de huurdaling, is er hier en daar wel een
stijging van den prijs van huizen te constateeren,
maar deze stijging is niet algemeen en beperkt zich
voor een belangrijk deel tot de nieuwe huizen. Daar-
entegen vindt, vooral bij de oude huizen, nog een
voortdurende waardedaling plaats.

Verschillen tstssc hen de afzonderlijke hypotheek-
bank en..

Tot dusverre is er sprake geweest van de hypo-
theekhanken als groep. Men moet zich echter op dit
gebied hoeden voor generaliseeren. Alle hypotheek-
banken verkeeren niet in dezelfde positie. Sommige
hebben relatief weinig kwade posten, zijn minder
sterk bij de groote steden geïnteresseerd, zijn in staat
geweest om de rente van haar pandhrieven geleidelijk
te verlagen enz.
Het verschil tusschen de sterke en zwakke hypo-
theekbanken is nu reeds eenigszins zichtbaar, maar
bij het aanhouden van den lagen rentestand en de
moeilijkheden op de woningmarkt zal de scheidslijn
waarschijnlijk nog scherper worden. Men moet name-

2)
Een gewoon versehijnsel is op het oogenblik de ach-
terstand in aflossingen, ht oedecren van huren aan de
hypotheekbank of iit in administratie nemen der onder-
Panden door de hypotheekbank.

872

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

16 November 1938

lijk rekening houden met het feit, dat de verschui-

vingen op de hypotheekmarkt zich niet plotseling vol-
trekken met het oog op den duur van de hypotheek-
contracten. Daaruit vloeit ook voort, dat de hypo-

theekhanken, die de rente van haar paudhrieven snel
hebben verlaagd
in
een gunstiger positie verkeeren,
omdat de rente van een deel van de uitstaaiide hypo-

theken nog op een hoogere basis staat.

De snellere daling van de pandhriefrente dan de
rente van de hypothecaire vorderingen heeft ertoe ge-

leid, dat in 1937 de rentemarge sterk is gestegen.
Deze toestand is echter tijdelijk en gerekend moet
worden, met cm inkrimpin.g van deze marge. Daar-
bij komt, dat deze marge grooter moet zijn dan nor-

maal, omdat een deel van de verliezen daaruit be-
streden word t.

Voordoelen Van de concentratie.

Een verlaging van de rente van de pandbrieven is een levenskwestie voor de hypotheekbanken. Dit is

een van de belangrijkste redenen voor de coneentra-
tiebeweging. Hoe krachtiger de hypotheekbank, hoe
meer zij de rente van haar pandhrieven in overeen-stemming kan brengen met de rente van staatsobli-

gaties. De positie van een hypotheekbank wordt ech-
ter niet alleen bepaald door de Jcvaliteit van ‘de

onderpanden, waarop zij crediêt heeft verleend, maar

tevens door de marge tussehen bruto opbrengsten en
onkosten. Twee posten zijn in dit verband van spe-
ciale beteekenis:

lo. de verminderende marge tusschen hypotheek-
rente en pandhriefrente;
2o.
de algemeene onkosten.

Tengevolge van den dalendon rentestand is aan
den eersten factor niets te veranderen en daarom zal

aan een verlaging van de algemeene onkosten niet
zijn te ontkomen. Concentratie brengt hier aanzien-
lijke voordeelen, vooral indien meerdere hypotheek-

banken zich tot een grootere vereenigen, zooals o.a.

in het geval van do bovengenoemde drie hypo-
theekbanken. Dan kan volstaan worden met één hoofd-
kantoor en één bijkantoor in plaatsen, waar anders
meerdere kantoren zouden zijn gevestigd. Ook op den
buitendienst – een belangrijk onderdeel van het
hypotheekbedrjf – kunnen door samenvoeging aan-
zienlijke kosten bespaard worden, vooral wanneer het
geographische arbeidsterrein van de zich vereenigen-
de instellingen voor een deel hetzelfde is. Tenslotte zal ook op het personeel in den binnen-
dienst bezuinigd kunnen worden. In dit verband trekt
het bij de genoemde fusie cie aandacht, dat ‘de in func-
tie zijnde 5 directeuren en een gedelegeerd-commis-
saris aanblijven, maar dat binnen ‘vijf jaren de direc-
tie geleidelijk tot 3 leden zal worden teruggebracht in verband met den leeftijd van enkele directeuren.
Op dit punt ligt waarschijnlijk een belangrijke factor
in de concentratiehew’eging. Immers, bezuiniging kan
niet alleen verkregen worden op kantoren, buiten.-
dienst, lager personeel enz., maar zal ook bij’ de lei-
ding gevonden moeten worden.

Belensmer’in gen voor de concentratiebeweging

De concentratieheweging in het hypotheekhankwe-
zen heeft zich in de laatste jaren beperkt tot een fusie
van gelijkwaardige instellingen (cle thans aanhangige
fusie en de fusie van de Friesch-G-roningsche Hypo-
theekbank met de Nederlanidsche Hypotheekbank in
1937). Het schijnt ons echter
bij
het aanhouden van
den lagen rentestand en van de moeilijkheden
01)
de
woningmarkt noodzakelijk, dat de concentratiebewe-
ging zich ook uit in het overnemen van kleinere in-
stellingen door grootere, omdat alleen op deze wijze de
hypotheekhanken als groep haar positie op de hypo-
theekmarkt kunnen handhaven. Dan wordt echter de
situatie van geheel anderen aard, omdat niet te ver-
wachten is, dat het vraagstuk van de leiding op de-
zelfde vlotte wijze kan worden opgelost als bij de
bovengenoemde twee gevallen. v.
‘d. V.

DE TRANSFERREGELING EN HAAR VOOR-
GESCHIEDENIS.

Inleiding.

In de publicaties over cle transferovereenkomst
met Dui tschlancl in Economisch-Statistische Ben cli-
ten zoowel als in de dagbladpers, heb ik, hoe belang-

rijk deze beschouwingen op zichzelf ook mochten zijn,

een overzicht van de historische ontwikkeling ge
mist.
1-let komt mij daarom voor, dat, door den op-

bouw in herinnering te brengen, de cnitiek, die uit
cle kringen van cie kapitaal- o:f huize.nhezitters naar voren komt, veel beter begrepen zal worden.

Publicaties, die alleen de veranderingieji sedert de
voorgaande overeenkomst de revue laten passeoren,
geven een niet geheel volledig beeld. Men dient te
bepalen, hoe cle situatie bij het kapitaal-‘ nn goede-

rertverkeer was in de jaren 1931. resp. 1933 om dan

te vergelijken, welke verhoudingen thans bestaan.

Sondericonto en 7,’reuhaenderlconlo.

Tusschen 1924, toen de Mark ge.stabil:iseercl was,
en 14 Juli 1981, den dag waarop de financieele in-

een’stort.ing van Duitschiand dreigde, zijn met dit
land normale zaken gedaan, zoowel in goederen als

op het gebied van het kapitaalverkeer. De exporteurs

calculeerden in hun goeclerenprijs een mogelijk dcl-
creclere-nisico, de kapitalist bedong hiervoor een hoo-
gere obligatie- of hypotheekrente.

Na 14 Juli 1931 ontwikkelde de toestand zich zoo-
danig, dat. de kapitalist geen nieuwe credieten meer
aan Duitschiand verstrekte, doch trachtte terug te

trekken vat mogelijk was. De exporteur ging echter

met de goederenleveranties door.
Tengevolge van het in werking treden van cle cle-viezenbepalingen in Duitschland werd cle import al-

daar reeds spoedig gecontingenteerd. De Nederland-
sche exporteur wist dus, dat
hij
hij leveringen, die
het bedrag van het contingent van zijn afnemer ‘te
boven gingen of in het geheel niet door een contin-
gent gedekt werden, een sterk verhoogd risico liep.
Toch leverde hij voor groote bedragen goederen naar

Duitschiand, die eventueel slechts over het z.g. ,,Son-
derkonto” bij De Nederlandsche Bank a.fgewikkeld

zouden kunnen worden. Dit onafgerekende saldo nam
weldra zulke afmetingen aan, t.w. en. 65 millioen
Reichsmanlc, dat de Regeening het voor haar taak
hield, oen waarschuwing tot de exporteurs te rich-
ten en er op attent te maken, dat het afrekenen door
De Nederlandsche Bank afhankelijk was van cie vraag
naar Reichsmark, hetgeen deze exporteurs natuurlijk
van den aanvang af reeds w’isten of althans konden
weten.
De export nam echter allerminst af; de expor-

teurs werden verder gesteund door de Regeening, om-
dat, nadat het Sonderkonto vol was, het z.g. ,,Treu-
haenderkonto” werd ingericht, waardoor de op vrij
riskante wijze opnieuw gegeven goedereneredieten
van’ ca. 35 millioen Reichsmark in bescherming ge-
nornen werden.

Men heeft tegen deze wijze van beschouwen der
historische ontwikkeling wel aangevoerd, dat de ex-
porteur en ook hij, die als normaal bedrijf diensten
aan Duitschiand bewees in expeditie- of ander be-
drijf, toch niet, zonder tot liquideeren over te gaan,
deze transacties konden staken, zonder hun vorderin-
gen in gevaar te brengen. Ook stelt men wel, dat de
tegenstelling, in het bovenstaande tusschen de ere-
dietverleening van den kapita:ist en den exporteur
gemaaict, mede in zooveni’e niet geheel juist zoude
zijn, dat voor den exporteur de eenige weg om zijn
vordering binnen te
krijgen
zou zijn het telkenmale
vernieuwen van zijn eens gegeven voorschot, om zoo-
doende uit de winst op de aan clie vernieuwingen ten
grondslag liggende, transacties geloidelijk aan een

16 November 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

873

fonds te vormen, waaruit een eventueel geheel of ge-
deeltelijk verlies van de hoofdsom zou kunnen wor-
den bestreden.
hoewel dit naar het voorkomt tot
01)
zekere hoogte
juist moge zijn voor alle exporteurs (niet alleen cle Nederlandsche!) op Duitschiand als geheel gezien,
komt het mij toch voor, dat deze redeneering voor

het onderwerp, dat ons thans bezig houdt, van wei-

nig belang is te achten. Immers, elke exporteur, voor-zoover hij zijn handeistransacties hee:f t weten te be-
perken tot
volkomen solvccbele
afnemers – en alleen
die handelaren verkeeren in een vergelijkbare positie

t.o.v. de voorzichtige beleggers – is reeds jaren in

de gelegenheid geweest zijn afzet op andere landen

te richten en cie relaties in Duitscliiand af te wik-
kelen.

Ïntusschen zaten de banken, die credieten met kor-
ten looptijd aan Dui.tschlançl gegeven hadden, niet

stil en in 1.933 kwam het z.g. ,,Deutsches Kreditab-kommen” (Stilihalte-overeenkomst) tot sta.nd. Deze

overeenkomst voorzag in het geleidelijk terugtrekken
van bankereclieten, de mogelijkheid van overdracht
van deze belangen en de rentebetaling.

De. clearing ingesteld.

Daarna, op 1. Juli. 1933, kwam de eerste transfer-
overeenkomst tot stand, t.w. betaling van het volle rentepercentage, waarvan echter slechts 50 pOt. in
contanten en 50 pOt, gedacht als terughetaling op
de hoofdsom.
Dit laatste is echter nooit doorgevoerd en op

24 September 1934 trad de Olearingovereenkomst in
werking, waaraan de transferovereenkomst onder-
geschikt werd gemaakt. Practisch werd toen de vol-
gende situatie geschapen:
De banken, die zichzelf tot preferente crediteuren

van D ui tschlancl hadden gemaakt, werden beschermd
en cle Stilihalte-overoenkomst bleef onaangetast. Bo-
vendien werd de rentedienst, buiten de Konversions-
kasse om, over de Olearing geleid.

De betaling van liet goederenverkeer werd ge-
regeld, terwijl de vorderingen van ca. 100 millioen
Reichsmark voor leveringen né 1.4 Juli 1.931. en v66r
24 September 1934 (zie hetgeen hierboven over Son-
der- en Treuhaenderkonto :is gezegd) over de Olea-
ring werden afgerekend.
Houders van obligatie- en hypothecaire vorde-
ringen, particuliere credieten, deelnemingen en hu i –
zenbezitters kregen slechts gedeeltelijke rente, raap.
huren of pachtbetaling, terwijl over cle hoofdsom
niet werd gesproken. Het merkwaardige hierbij is,
dat hun Duitsche debiteuren de volle oorspronkelijk
overeengekorneu rente aan de Konversionskasse moe-
ten betalen. Dit instituut betaalt slech.ts liet bij trans-
ferprotocol overeengekomen percentage uit en maakt
niet de rest, ten koste van de tot groep c. behooren-
de partijen, enorme winsten!

Verdere ontwikkeling.

In den loop van de jaren is de voor
groep a.
ge-
ma akte regeling on veran derd gebleven.

De belanghebbenden hij
groep b.
zagen hun positie

steeds verbeteren, omdat liet rentepercentage, het-
welk voor
groei) c.
werd vastgesteld, voortdurend
lager werd.
Bovendien w’ercl door den inkoop van een enorm be-
drag aan Duitsche vorderingen bereikt, dat een niet

meer zoo groot bedrag aan rente op cle Olearing-eij-
fors behoefde te drukken. Dit heeft tot gevolg ge-
had, dat de exporteurs hun contingenten steeds ver-
groot kregen.
Do verhoudingen onder
groep c.
zijn echter voort-
durend slechter geworden. [Let rentepercentage is
steeds lager gesteld, terwijl de terugbetaling van de
hoofdsom nog niet geregeld
is.
Vraagt men zich eeh-

ter af, of de achteruitgang van hun positie het ge-

volg is van een wellicht te groot risico, hetwelk zij
destijds – dus véér 1.4 Juli 1.931. – zouden hebben
aangegaan, zoo meen ik deze vraag ontkennend te
moeten beantwoorden.

Men kan toch, naar het mij voorkomt, bezwaar-
lijk beweren, dat de Duitsehe dehiteuren van hun
groep van slechter gehalte zijn dan die, welke de

exporteurs op 24 Sept. 1934 hadden. Obligatielee-

ningen aan concerns als Siemens & Ilaiske, A.E.G.,
Rhein Elbe Union, enz., voor een bepaald aantal jaren

op goudbasis verstrekt en door trustee-bepalingen,

betaalkantor,e.n in het buitenland ed. gewaarborgd,
kunnen, naar het mij toeschijnt, zeker niet slechter

geelassificeercl geacht worden dan cie credieten ver-
strekt aan bekende Duitsehe importeurs van zuivel-
producten of groenten. Niettemin heeft onze Regee-
ring een scheiding gemaakt en de exporteurs voor
de geriskeerde hoofdsommen beschermd, doch de ka-
pitaalbezitters aan hun lot overgelaten.

De kapitaalbezitters het kind van de rekening.

Uit het bovenstaande blijkt, naar het mij voorkomt,
duidelijk, dat de belangen van de kapitaalhezitters

van den aanvang der moeilijicheclen met Duitschiand
af zijn opgeofferd aan die van den export. Het is
den obligatie-, hypotheek- of huizenbezitter gegaan
als een hond, dien men steeds een stuk van zijn staart
coupeert.
T
e
l
is het verschil in staartlengte sedert de vorige
operatie niet groot, doch alle vorige eoupures tezamen
maken, dat het dier bijna zijn geheele pluim mist.

In liet belang van de laatstgenoemde groep is voorts
geen enkele maatregel genomen om te voorkomen, dat de waarde van dit bezit door cie uitwerking der
Duitsche devi ezenbepalingen geleidelijk wegsinelt.

Het belang van ca. 1Y5 milliard op den datum van
de enquête van De Nederlandsche Bank, t.w. Juni
1933, is thans practisch
0])
minder dan deel van
de oorspronkelijke waarde ingezakt.

Bij het optreden van een dergelijk groot verschil
zal men nioeilijk kunnen volhouden, dat de risico-
premie, gecaleuleerd in de wat hoogere rente dan destijds elders gold, een dergelijk verlies kan op-
vangen.

Waarom dan wel de exporteurs geholpen moesten
worden hij het ineasseeren van hun vorderingen,

die later ontstaan zijn en waarvoor zij toch ook een
risicopremie in den goederenprijs hadden gecalcu-
leerd, is mij niet recht duidelijk.

Ook gaat de vaak gemaakte vergelijking met den
thans geldenden rentevoet van 3 pOt. voor goede Ne-
derlandsche obligaties niet op. De stellers van deze
vergelijking vergeten steeds opnieuw, dat in het eene geval de hoofdsom op den vervalclag prompt betaald
zal worden, terwijl deze in het andere 6f in het geheel
niet, 6f in Sperrmark wordt voldaan, dit terwijl de
lioofdsomnien slechts voor een bepaald aantal jaren
(obligatieleeningen van 30 tot 50 jaar, hypotheken
van 5 tot 10 jaar) zijn verstrekt.

Na afloop van de besprekingen heeft cle Regeering een uitvoerig verslag gepubliceerd; hierin wordt o.m.
niedegedeeld:

,,Immers de Regeering heeft niet alleen rekening
te houden met de belangen van één groep van de be-
volking, doch met alle groepen.”

Het lijkt mij, na hetgeen hierboven betreffende de
ontwikkeling tot den thans geschapen toestand is ge-
constateerd, volmaakt begrijpelijk, dat de bezitters
van kapitaalvorderingen en huizen tot de conclusie
]comen, dat zij van dit opkomen voor. hun belangen
weinig hebben gemerkt.
J.
M. BO0GERT.

874

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

16 November 1938

DENEMARKEN DE MODELBOERDERIJ

VAN EUROPA.

Denemarken is in zeker opzicht te. beschouwen als

een groote modelboerderij op coöperatieven grondslag.

De uitvoer van landbouwproducten bedroeg in 1937
1.094 millioen Kronen, tervijl voor slechts 388 mii-

lioen Kronen industrieproducten werden geëxpor-
teerd. Onder deze laatsten wordt dan ook nog gere-
kend gecondenseerde melk, conserven, oliekoeken,

dierlijke en plantaardige oliën en ieder, welker export
in elk geval zeer iïauw verband houdt met landbouw

en veeteelt. Zou men ‘deze laatste artikelen onder

producten van landbouw of veeteelt rekenen, dan zou
de verhouding worden, landhouwproducten en pro-

ducten daarmede verband houdende 1217 millioen

Kronen tegen zuiver in’dustrieele producten slechts

265 millioen Kronen. Voor Nederland, toch ook een

land met een zeer helangrijken export van landbouw-
producten, nemen landbonwvoortbrengselen in dezen

ruimen zin nog niet dehelf t van allen export in.

Coöperatieve bedrijfsvorm.

Gezien het. groote aandeel van landbouw en vee-

teelt in de voortbrenging, is het derhalve gerecht-vaardigd Denemarken tot op zekere hoogte te be-

schouwen als één grbote modelboerderii.
De kenmerkende eigenschap van deze modelboer-
derij is, dat zeer veel geschiedt langs coöperatieven

weg. De Deensche boerderijen, van de grootste tot de
kleinste toe, zijn. in coöperaties georganiseerd, die

haar werkzaamheden uitstrekken zoowel over den aan-
koop van benoodigdheden als ook den verkoop van de

producten en verder tot practisch eJken vorm van
landbouwproductie. In Denemarken heeft men toege-

past wat hier tegenwoordig ook zoo vaak wordt
gehoord, dat de boeren ook bij’ de verwerking en

bij den afzet van
,,hun”
producten zelf de baas moe-

ten blijven en in dit opzicht niet van de particuliere

Tabrikanten en handelaren afhankelijk moeten zijn.
De coöperaties vormen zoodoende in
.
Denemarken

den grondslag, waarop het geheele systeem van den
landbouw en de veeteelt rust. Dit was de kracht maar

is ook het zwakke punt van den Deenschen landbouw.
Men moet met bewondering vervuld worden, als
men ziet wat de Deensche boeren door coöperatie heb-

ben weten te bewerken, maar tegelijkertijd moet men

de
vraag
stellen, of de coöperatie aldaar niet de
ruïneering van den boerenstand met zich zal brengen.

Wat toch is het geval?

Consequenties en gevaren van dezen organisa.tievorm.

Doordat alles coöperatief geschiedde, werden de
individueele fabrikanten en handelaren uitgeschakeld
of kregen geen kans zich te vestigen. Aan den anderen
kant waren de leiders der coöperaties, welke buiten-
gewone prestaties zij ook op hun naam hadden staan,
toch niet degenen, die hijF de vrije concurrentie in eigen bedrijf zich tot de grootvorsten van industrie

en handel hadden opgewerkt. Altijd stond voorts het
bestuur achter hen, om te remmen als er gevaarlijke
experimenten dreigden te geschieden. Het ,,dek je op je voorman”, dat de dood is voor alle initiatief,
moet ook in Denemarken toepassing gevonden hebben.
Dit heeft voor den Deenschen export en Deenschen
landbouw zeer typische gevolgen gehad. Alleen op
dien export, die niet te veel ondernensersinitio.,iief

vereischte
en,
naa.r aller overtuiging,
succes beloofde,

werd
alle
kracht geconcentreerd.
Typeerend voor Denemarken is bijv. dat, geheel in
tegenstelling met ons land, kaas, welke veel minder
dan boter een uniform product is, bij den export een
zeer onheteeke.nende rol speelt. Bedroeg de boterex
port. in 1937 355.3 millioen Kronen, de kaasexport
bracht het niet verder dan 94 millioen Kronen.
Terwijl voorts in Nederland, dank zij den particulie-

ren handelaar, een
zeer groote
variatie bestaat ten aan-
zien van de voornaamste landbouwexportproducten,

bedroeg de export van bacon, boter en eieren in Dene-

marken alleen al meer dan de helft, in 1936 zelfs
58.8 pCt. van den totalen Deenschen expert.
Mede daardoor werd deze export geconcentreerd
op één of twee markten, (zie het volgende staatje):

Export van Denemarken in millioen kg in
1937.
Bacon Boter ]ieren )
Groet-Brittannië …………..
178.2 115.7

60.4
Duitsohiand ………………
2.2

34.7

17.7
België-Luxemburg ……. . …..

0.9


Frankrijk ………………..-

0.2


Zwitserland … ……………

0.3


Andere landeii ……………..
1.3

0.6

2.6
1)
in millioeiien sneezen. Een snees is
20
atuks.

Als Engeland er den slag van te pakken krijgt om

zelf bacon te gaan produceeren, of er wordt een pro-

cédé uitgevonden, waardoor de Dominions hun hacon

zonder verlies van kwaliteit naar ,,the old country”

kunnen vervoeren (welk procédé reeds
schijnt
te be-

staan), of wanneer in Engeland de preferentiai duties

of de invoerrechten hoog worden opgevoerd, of de
invoer sterk wordt gecontingenteerd, als slechts één
dezer mogelijkheden werkelijkheid wordt, stort de ge-

heele Deensche landbouw ineen.
Dit is de groote les, welke Denemarken ons geeft.
Laat het voor onze boeren, maar vooral ook voor de
leiders van den landbouwcrisisdienst en voor degenen,

die zoo hard propageeren om de crisismaatregelen

aan de landbouworganisaties over te dragen, een em-

• stige waarschuwing zijn.
Om het populair te zeggen: de coöperaties stappen
gaarne in het bed door den particulieren handelaar

opgemaakt.
Het snelle aanpassingsvermogen en de goede koop-
manschap, die den particulieren handel eigen zijn,

en mede den producent ten goede komen,
zijn
niet

de sterkste zijden der coöperatie.
Als men coöperaties enz. de makkelijke, of schijnbaar
makkelijke dingen laat opknappen, als men de coöpe-raties tot opslaghouders van tarwe maakt, of men laat
een pas opgericht Strooverkoopbureau het overtollige

stroo verkoopen, (wat overigens niet op een succes
is uitgeloopen), ena. enz., dan roomt men de bestaans-
mogelijkheid van den particulieren handel af en wordt

deze in een hoek gedrukt en kan deze ook op ander
terrein zijn functie niet meer naar hehooren vervullen.

De positie van den Nederlandschen boer, met zijn
groote verscheidenheid van voortbrengselen, welker
productie mogelijk gemaakt werd, doordat de particu-
liere handel er afzet voor wist, is thans nog heel wat
safer dan die van zijn Deenschen collega.

Men handhave de functie; van den particulieren

handelaar.
Laten de leiders van ons volk ervan doordrongen zijn, dat men terug moet gaan tot dan tijd der Bata-

vieren en nog verder, als men zeggen wil, dat da pro-
ductie primair en de handel slechts secundair is. De
handel is even primair als de productie. De hande-
laar, die den afzet bezorgt, is precies even onmisbaar
als de producent. Zonder handel is productie onbe-
staanbaar. Dat zijn waarhedan, even eenvoudig als

duidelijk.
Handel schept productie.
Het zou voor ons

land en volk, en vooral voor onzen boerenstand, niet
minder dan een ramp worden, als, via de overneming
door de landbouworganisaties, de boeren gelegenheid
zouden krijgen om langzamerhand de verwerking en

den afzet van hun
eigen
producten aan den particu-

lieren fabrikant en handelaar te ontnemen. Daarop
zou deze overdracht aan de landbouworganisaties zon-
der eenigen twijfel op den duur uitloopen.
Geheel op zichzelf genomen zou het reeds immoreel

zijn als de boeren, nu zij, dank zij groote offers van ons volk, van den ondergang werden gered, zouden trachten om, geheel onnoodig en tegen alle recht en
rede in, een andere groep van ons volk het bestaan te
ontrooven, door den handel en de nijverheid in land-
bouwproducten aan zic} te trekken. Zulks zou boven-
dfen 5f direct, 5f op den langen duur voor den land-

bouw fataal worden. •
P. G. KNIBBE.

16 November 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

875

AANTEEKENINGEN.

De zichtbare suikervoorraden in de wereld.

De zichtbare voorraden per 1 Oct. zijn volgens C. Czarnikow:

En tons
1938
1937
1936
Duitschland …………..
544.000
163.000
207.000
Tsjecho-Slowakije

……..
44.000
41.000
53.000
Frankrijk …………….
172.000
155.000
267.000
Nederland…………….
62.000 81.000 107.000
België

………………
52.000
35.000
36.000
Hongarije…………….
16.000
28.000
18.000
Polen

………………
62.000 48.000 47.000
U.K.
Geïmp. suiker ……
332.000
195.000 146.000 Binneni.

,…….
24.000 50.000
2.000

Europa……..
1.308.000
796.000
883.000
V.S.
Alle havens

……..
308.000
168.000
334.000
Cuba ………………..
1.188.000 1.066.000
914.000
Java ………………..
797.000
725.000
895.000

Totaal……
3.601.000 2.755.000 3.026.000

De depotfractjebewjjzen.
R ee t i f i e a t i e. Door een vergissing onzerzijds zijn hij, het afdrukken van het artikel onder bovenstaanden
titel van de hand van den heer W. Willems op blz.

844-847 van ons vorige nummer een paar woorden
ingelascht, die niet van de hand van den schrijver
zijn. Wij verzoeken daarom onzen lezers de in den

eersten regel van de derde alinea van bedoeld artikel
op blz. 844 voorkomende woorden ,,Alle overdrijving
schaadt;” te willen schrappen.

INGEZONDEN STUKKEN.

HET VRAAGSTUK VAN DE EXPLOITATIE DER

PEELMIJNVELDEN.

Dr. A. cle Gr aaff schrijft ons:
Dr. Ir. J. A. W. Muller publiceerde in uw num-

mers 1189 en 1190 een pleidooi voor de exploitatie der Peelmijnvelden. Zonder de bedoeling te hebben op deze artikelen uitvoerig in te gaan, veroorloof ik mij een paar opmerkingen, welke het, naar ik hoop,

ook voor den niet-deskundigen lezer duidelijk zullen

maken, op welke wankele gronden dit pleidooi steunt.

Het soorte?probleem.

In zijn eerste artikel wil Dr. Ir. Muller de ven-
schelijkheid van de ontsluiting betoogen, gebruik
makende van een tabel over de ontwikkeling van het
verbruik (blz. 765). Aannemende, dat deze cijfersjuist
zijn, wat overigens voor de principieele fouten in het

betoog niet ter zake doet, becijfert hij de ontwikkeling
van het verbruik, alsmede de maximale variaties,

welke daarin kunnen optreden. Door optelling van
deze cijfers wordt de laatste kolom verkregen, een
kolom, welke gelijk de wijze van berekening aantoont,
aangeeft het maximaal te verwachten gebruik.
Dr. Ir. Muller echter noemt deze kolom, zonder

eenige nadere verdediging, ,,totaal vereischte produc-
tie-capaciteit”.

Het zal den aandachtigen lezer niet ontgaan zijn,
dat hier een gedachtensprong is gemaakt, welke in
een wetenschappelijk en in ieder geval zakelijk be-
toog niet onverk]aarcl mag blijven. Dit zou slechts
dan geoorloofd zijn, indien op het oogenblik de ge-

heele binnenlandsche consumptie uit hier te lande
voortgebrachte kolen werd gedekt en het buiten twij-
fel ware, dat zulks ook in de toekomst het geval zal
zijn. Maar wat is het geval. De voor binnenlandsch
verbruik ter beschikking gekomen hoeveelheid bedroeg
in 1937 13.357.000 ton, waarvan 7.195.000 ton Ne-
derlandsche kolen en 6.162.000 ton ingevoerde kolen.
Van de Nederlandsche productie ad 14.321.000 ton
werd juist de helft geëxporteerd, te weten 7.126.000
ton. Van dergelijke cijfers kan men zich maar niet
afmaken door te zeggen. ,,indien wij aannemen. . .
dat de Nederlandsche mijnen haar exportpositie niet
zullen versterken….

? Want zelfs een leek kan be-
grijpen, dat dergelijke cijfers een karakteristiek geven
van een bedrijf. De Nederlandsche mijnindustrie was

en is voor een groot gedeelte een exportbedrijf. Wij

gaan niet de helf van de productie uitvoeren en bijna
evenveel weer invoeren, indien dit dezelfde of soort-
gelijke kolen zijn. De 7 millioen ton export betreft
kolen van soorten, welke wij hier te veel voortbrengen,
de 6 millioen ton invoer soorten, welke wij hier niet
of te weinig voortbrengen. Dergelijke eigenschappen

van het bedrijf laten ‘zich niet wegeijferen.
De
schrijver
meent voorts, dat zijn cijfers bewijzen,
dat het tijdstip is aangebroken om met een Peelmijn
aan te vangen. Wij plaatsen daitrbij de volgende op-
merki ngen.

De berekende cijfers geven aan het maximaal te
verwachten verbruik, niet de maximaal benoodigde
productie-capaciteit.

Door niets is aannemelijk gemaakt, dat verbruik
en productie-capaciteit gelijk moeten zijn.

Door niets is bewezen, waarom aannemelijk is,
dat de cijfers voor den uitvoer gelijk blijven; het-
zelfde geldt t.a.v. den invoer.

Het soortenprobleem is volkomen verwaarloosd
hoewel het een essentieel vraagstuk van den Neder-

landschen mijnbouw is. De schrijver laat de vraag

onbesproken, of de Peelmijnen dezelfde soorten zul-

len voortbrengen als de Nederlandsche mijnen, welke
uitgeput raken. Evenmin bewijst hij, dat de Peelmij-
nen, die kolen zullen voortbrengen, welke tot dusverre

ingevoerd worden, hetgeen toch noodig ‘zou zijn, om-dat anders noodzakelijk de invoer zou moeten stijgen,
in verband met de toeneming van het verbruik van
die soorten.

Zou het niet verantwoordelijker geweest zijn – het

is maar een bescheiden suggestie – ter steuning van
een betoog tot oprichting van mijnen in het Peelge-
bied ongeveer als volgt te werk te gaan:

Uit het verbruik, onderverdeeld in verschillende
soorten, kan men voor ieder van die soorten een be-

paalde ontwikkeling en een bepaald toekomstig ver-
bruik vastleggen. De Nederlandsche productie, onder-
verdeeld langs verschillende soorten, zal zich even-
eens langs bepaalde lijnen, beheerscht door den levens-
duur van de verschillende mijnen, bewegen. De Peel-

mijnen zullen, indien zij worden opgericht, eveneens
bepaalde soorten voortbrengen, welke hierbij zijn te
voegen. Vergelijking van het aldus gespecificeerde
verbruik met de productie bewijst, van welke soorten
wij aladan nog tekort zullen komen (de soorten, welke
oorzaak zijn, dat tot dusverre de helft werd geïmpor-
teerd), voor welke soorten wij aan de vraag kunnen
voldoen en tenslotte voor welke soorten wij zullen
overhouden. Vervolgens nioeten
wij
becijferen, hoe
de export, welke maar geen toevallig overschot is,
maar altijd een groot deel van de productie heeft op-
genomen, ‘zich zal ontwikkelen. Hebben wij deze fac-
toren bepaald, die in werkelijkheid het wel en wee

van onze mijnindustrie beheerschen, dan kunnen wij
berekenen, hoe groot de toekomstige eventueel in het
binnenland voort te brengen productie ‘zal kunnen
zijn en wat daarvan dan voor de Peelmijnen ter be-
schikking is. Waarbij als laatste vraag de kwestie

moet worden bewezen, dat hinuenlandsche productie,
gegeven de positie van ons land, oeconomisch voor-deeliger is dan invoer. Op die wijze zal het mogelijk
zijn een zakelijk en eenigszins gefundeerd oordeel te
geven over de vraag, of de Peelmijnvelden nu in
exploitatie moeten worden gebracht.

De rentabiliteitsv erwachtircg.

Nu nog een enkel woord over de rentabiliteit, welke

) Dezelfde fout betreffende de verwaarloozing van het
soortenprobleem vindt men o.a. terug in het rapport over
de uitvoering van openbare en aansehaffitgswerken van het N.V.V., waarin op dezelfde oppet-vlakkige wijze de
ecploitatie van’ Peelmijnen wordt aangeprezen. Misleiding
tav. het soortenvraatuk vindt men voorts in de laatste
publicaties van de hand van den hoofdingenieur der mijnen,
om, in een gedenkbosk voor het regeeringsjubileum van
H.M. de Koningin en in het laatste financieel economisch
kwartaa1verzioht van de Amsterda.msohe ]3ank.
1

876

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

16 November 1938

de schrijver in het tweede artikel behandelt.
Wij
zou-

den hierbij willen opmerken, dat de rentabiliteit niet
wordt bepaald door den kostprijs alleen, maar door
de verhouding daarvan tot den opbrengstprijs van het
Product, Dit’ . is geen theoretische muggenzifterij,
maar een realiteit, welke uit de winsteijfers van de
Nederlandsche mijnen duidelijk spreekt (zie jaarver-

slagen Staatsmijnen). Immers, de opbrengst van de

kolen wisselt naar gelang van de soort sterk. Daar-

om heeft bijv. de Staatsmijn Wilhelmina ook in de
diepste depressiejaren altijd winst opgeleverd, terwijl

de Staatsmijn Maurits, die als de modernste van

Europa geldt en het.pronkstuk van de Nederlandsche

mijningenieurs is, vrijwel jaar in .aar uit verlies

heeft opgeleverd.
Daaruit volgt, dat het feit, dat de gemiddelde kost-

prijs van de kolen’ der Peelmijnen ongeveer gelijk zal
zijn aan dien van do bestaande mijnen voor de rentabi-

liteit niets zegt. Wil de schrijver bewijzen, dat een

dergelijk mijnencomplex rendabel is, dan zal hij moe-
ten aangeven, welke soorten de mijnen voortbrengen
en haar prijzen met den kostprijs moeten vergelijken.

De les van de mijn Maurits, die een verliespost is
geworden moge voor ons als de steen voor den ezel

zijn.

Prijsverwachting.

Tenslotte nog een opmerking, welke meer op gevoel

dan op bew’ijs kan rusten. De schrijver zegt, dat de

groothandelsprijzen op het oogenblik op een laagste
peil zijn. Schrijver dezes meent dit te moeten be-
twisten voorzoover het kolenprijzen betreft en yer-

wacht hiervoor op den duur een verdere daling. Ver-

schillende argumenten, welke ons echter te ver zou-
den voeren, zijn hiervoor aauwijsbaar.

N a s c h r i f t: Gedachtig aan het gezegde: ,,Du
choc des idées jaillit la lumière” is het te waardeeren,

dat de beschouwing van mijn hand over de ontwikke-
lini der Peelmijnvelden een critische pen in bewe-

ging bracht.

Het soortenprobleem.

De bezwaren van mijn opponent zijn in het kort

samengevat de .volgende: Voor het berekenen van den
te veiwachten afzet mag het soortenprobleem niet ver-
waarloosd worden, daar anders de begrippen verbruik
en productiecapaciteit elkander, in verband met in-

en uitvoer niet behoeven te dekken en wat betreft
de rentabiliteit, dat deze bèpaald wordt door de marge
tusschen kostprijs en opbrengstprjs, welke laatste
eveneens weer afhankelijk, is van de soort kolen, ‘die

geproduceerd wordt.
In het bovenstaande wordt door Dr. De Graaff biet nader gedefinieerd, wat onder ,,kolensoorten” te ver-
staan is. Het is echter aan te nemen, dat hiermede
bedoeld wordt, de rangschikking van de kolen volgens
haar chemische samenstelling, ie. het gasgehalte, en
de hiermede in verband staande gebruiksrnogelijkheid.

Het verwijt van schrijver van bovenstaande regels,
dat aan mijn betoog een overweging van het soorten-probleem geheel vreemd zou zijn, moet ik ten eenen-
male van de hand wijzen. Gezien de beperkte plaats-

ruimte, die mij bij het redigeeren van mijn beschou-
wingen ter beschikking stond, heb ik moeten vol-
staan met een verwijzing naar de resultaten van het
Peelveldonderzoek, vastgelegd in het Eindverslag van
den Rijksopsporingsdienst van delfstoffen (zie E.-S.B.

bla.
789
bovenaan). Het zou te betreuren zijn, indien

daardoor ten onrechte de indruk gewekt ware, dat
rnijnerzijds geen rekening werd gehouden met het
soortenprobleem. Ten overvloede zij hier uitdrukkelijk
vastgesteld, dat bij de ontginning van eAn eerste Peel-
mijn slechts sprake kan zijn van kolen met meer dan
20 pOt. gasgehalte en dat slechts een zeer gering en
excentrisch gelegen gedeelte van het Peelmijnveid
kolen van 14-20 pOt. gasgehalte bevat.

Deze feiten zijn overigens ook elders reeds duidelijk

naar voren gebracht
1)
en het nut van een ‘herhaling

ad iii’finitum schijnt nihil. Het wekt dan ook ver-
wondering, dat Dr. De Graaff van deze geologische
gegevens niet op de hoog-te zou zijn en mijn heschou-
vingen – en ook die van anderen – uit dezen hoof-

de, beschouwt als te berusten op wankele gronden.
Deze verwondering gaat echter over in verbazing,

indien een oogenblik verder, zonder eenig inductief
bewijs, beweerd wordt, dat de 7 inillioen ton export
uitsluitend kolensoorten betreft, die wij hier te veel

voortbrengen, de 6 millioen ton invoersoorten, die’ wij

hier niet of te weinig voortbrengen. Deze hoeveelhe-
den zijn, in verhouding, met het volume van het bin-
nenlandsche verbruik, veel te hoog, dan dat
zij
enkel

door bovengenoemde oorzaak zouden verklaard wor-
den. Ze bedragen rond de helft van de hinnenlandsc’he

productie,’ terwijl in Engeland, wat toch bij uitstek

als het exportland voor kolen mag gelden het volume

van den uitvoer nog geen 30 pot, van de productie
uitmaakt, voor het Ruhrgebied bedraagt de uitvoer

niet meer dan 27-28 pOt. van de productie en in

Polen 30-35 pOt.
In België, waar het jaarverbruik van kolen nog

enkele millioenen tonnen, hooger is dan de jaarlijksehe

productie, is het percentage van invoer t.o.v. het na-

tionaal verbruik
veel geringer
dan in ons land.

Dit zijn slechts enkele cijfers, die het vermoeden

wettigen, dat het hooge percentage van onzen kolen-
import en -export veeleer is toe te schrijven aan an-

dere dan de door schrijver aangehaalde oorzaken. In
de eerste plaats is te denken aan oude bestaande con-

necties en overeenkomsten, die niet even snel evolu-
eerdôn als de productie onzer mijnindustrie.

Dat de mogelijkheid van een meerdere productie
van kolen van meer dan 20 pOt. gasgehalte aanwezig
geacht moet worden, blijkt wel voldoende uit het feit,
dat de productie van het Ruhrbekken, hij het genoem-
de uitvoerpercentage, voor 87 pOt. uit kolen met meer

dan 20 pOt. gasgehalte bestaat, terwijl deze soort in
ons land slechts rond 52 pOt. van de productie uit-
maakt. De ontwikkeling in de richting van het che-
misch verwerken der kolen dringt bovendien steeds meer naar kolen met hoog gasgehalte (synthet’ische

oliefabricage).

Tegen de door Dr. De Graaff gesuggereerde wijze
van het bepalen van verbruiks- en productielijnen

voor ‘de verschillende soorten, een werkwijze, die op
het eerste oog aantrekkelijk lijkt, moeten bij nadere
beschouwing ernstige bezwaren geopperd worden.
Vooreerst zouden daartoe bekend moeten’ zijn of f i-

ciecle statistische cijfers over den geheelen import en
export, verdeeld naar gasgehalte teneinde het verbruik
van iedere soort vast te stellen (de, productie gerang-
schikt naar soorten is bekend). Vervolgens zou met
hetzelfde recht in iedere kolensoort, gerangschikt naar gasgehalte w’eer een verdere verdeeling gemaakt kun-
nen worden naar de korrelgrootte, die immers even-
eens de gebruikimogelijkheid heheerscht, tenslotte is
te bedenken, dat het absolute verbruik van de soorten
door iiddel van den onderlingen prijsfactor aan een
voortdurende onderlinge suhstitutie is ondei’worpen.
Deze automatische wisselwerking is ook bewust te
bereiken, te denken is aan het verbruik vodr ver

warmingsdoeleinden (cokes voor centrale verwarming
inplaats van magere kolen) en aan het verbruik van
kolen voor electrioiteitsproductie, voor welk doeleinde

toch
altijd
nog minstens 11 pOt. van onze nationale

consumptie dient.
De door Dr. De Graaff voorgestelde wijze van be-rekening van het verbruik zou, indien de betreffende
cijfers al bekend waren, gezien de vele soorten en de

“) Ir. M. C. E. i3ongaerts, oud-Minister van Waterstaat.
Is een kolenmijn i.n de Peel nog anogelijk? Voordraeht
voor de R.K. Limburgsohe Werkgevers’ereeniging te Ven-

lo op 11
Septeniber
1930. Blz. 11.
en
12.
Ir. C. P. Vij’verberg ci. De Peelmijnvelclen. llaa,gscli
Maandblad. Noveniber
1931.

16 November 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

877

onderlinge substitutiemogelijkheden van de soorten,
een omvangrijk cijferwerk vereischen met weinig kans

01)
betrouwbare resultaten.
Een overdreven angst voor liet soortenprobleein is
evenmin gewettigd door de ontwikkeling van de pro-

cluctie onzer mijnen, waarbij in de periode 1926-1936
de productie van kolen van boven de 20 pOt. gas, niet
minder dan 2.5 millioen ton vermeerderde, terwijl de
productie van magerkolen – afgezien van cle conjunc-
tuurvariaties – nagenoeg gelijk bleef. Deze verschui-

ving in de productie van de soorten ging zonder groote

schokken in de consumptie gepaard.

De rentabiliteits-v erwachting.

Wat betreft het bezwaar van Dr. De Graaff om-
trent de rentabiliteit, die afhankelijk is van de kolen-

soort
i
ook in deze schijnt mijn opponent mijn betoog
niet met aandacht gevolgd te hebben. Ik verwijs daar-
voor naar den op blz. 789 vermelden zin: ,,Dealdaar (het Eindverslag van den Rijksopsporingsdienst van
delfstoffen) vermelde gegevens bieden een waardevol

uitgangspunt voor de beoordeeling van de rentabili-teitsmogelijkheden eenei- toekomstige ontginning”. Waar uit het genoemde Eindverslag is op te maken,

dat het in het Peelveid bij een eersten zetel zal hande-
len om vetkolen, is vanzelfsprekend hij de gehecie na-volgende berekening in aanmerking genomen, dat deze
kolensoort zal geproduceerd worden. De vergelijking
van de kapitaaiskosten is clan ook uitsluitend gemaakt
met cle Staatsmijnen, wier productie gedurende de
laatste tien jaren voor rond 82 pOt. uit kolen met
mecr dan 20 pOt. gasgehalte bestaat. 1-let voorbeeld, dat Dr. De G’raaff aanhaalt betref-
fende het verschil in winstcapaciteit van de Staats-
mijnen Wilhelmina en Maurits, acht ik evenmin
gein kkig gekozen.

Primo kunnen bij ccii vergelijking van twee af-
zonderlijke mijnen, de afwijkingen in de geologische
structuur een voorname rol spelen.
Secundo is de Staatsmijn. Wilhelmina aangelegd in

een periode van relatief lage materiaalprijzen, de
kolen van dezen mijnzetel kwamen reeds op de markt
toeii de kolenprijzen zeer hoog waren. De afschrij-
vingspositie clezet- mijn is uit dezen hoofde zeer g-un-
stig. Bij de Staatsmijn Maurits daarentegen is juist
liet tegenovergestelde te constateeren. Deze zetel werd
aangelegd in een periode van ahnormaal hooge mate-
riaalprijzen, de productie steeg eerst toen de kolen-
prijzen reeds belangrijk gedaald waren. Het feit, dat
de Staatsmijn Maurits ,,llet pronkstuk van de Neder-
landsche mijningenieurs is” sluit niet noodzakelijk
in, dat deze mijn een technisch-economisch maximaal
rendement bereikt. Dit zou alleen te heoordeelen
zijn niet de volledige kennis van alle kostenelemen-
ten en de daarin optredende variaties bij het ver-
anderen van de prod uctiecapacitei t.
Tertio bestaat cle geheele productie van de Staats-
mijnen voor rond 18 pOt. uit de ha]fmagere kolen van
de
Wnilhelrninamijn
en voor 82 pOt. uit de producten van do vetkolenmijnen Maurits, Emina en Hendrik.
Zou de gunstige verhouding, die thans bestaat tus-
schen het verschil in opbrengst constant blijven, in-
dien de Staatsmij.nen met 82 püt. harer productie aan halfrnagere kolen op de markt kwamen?
Do onhoudhaarheid van het gegeven voorbeeld blijkt
clan ook duidelijk, indien de gezamenlijke mager- en halfmagerkolen produceerende mijnen ie. de particu-
liere mijnen en de mijn Wilhelmina tegenover de vet-
kolen produceerende resteerende Staatsmijnen gesteld
worden. Hoewel de particuliere mijnen minder vrij-
gevig zijn met het publiceeren van cijfers, is uit de
jaarverslagen op te maken, dat het verschil in op-
brengst per ton van de gezamenlijke mager- en
halfmagerkolenmijnen tegenover de vetkolenmijnen
veel geringer is dan Dr. Do Graaff met de tegen-
stelling Wilhelniina(aurits suggereert en o.a. in
1936 zelfs in het nadeel van de magericolenmijnen.
Verder dient overwogen te worden, dat de aanleg

niet zoodanig zou kunnen geschieden, dat de zetel

zijn maximale technisch-economische positie zou
kunnen bereiken, dat dus do kapitaaiskosten in den
vorm van afschrjvings- en rentekosten zwaarder zou-
den wegen dan
hij
een vetkolenmijn. Het zou ons ech-

ter te ver voeren hierop nog nader uitvoerig in te
gaan en wij zullen ons beperken tot de laatste opmer-
king van schrijver, waar deze meent, dat arg-umen-

ten aanwezig zijn, die aanwijzen, dat de kolenprijzen
verder zouden dalen.

Prijsv erwachting.

Vooreerst dient te worden opgemerkt, dat onder-

goteekende in den desbetreffenden zin op blz. 765 niet
sprak van kolenprijzen, maar van groothandelsprijzen

in het algemeen, met do uitdrukkelijke bedoeling, dat
de
aan.legldoster&
van een Peelmijndoor de geldende
materiaalprijzen relatief gunstig zullen zijn. Maar ook

de bewering van Dr. De Graa.ff over een verdere
daling der kolenprijzen wekt verbazing. Vooropstel-
lende, dat, gezien den levensduur van een kolenmijn,

hier slechts sprake kan zijn van het verloop op lan-
gen of zeer langen termijn, verwijs ik schrijver naar
het uitstekend gedocumenteerde werk van Dr. Kuz-
nets ). Deze auteur geeft onder vele andere prijsbe-
wegingen ook die voor lcolen in verschillende landen,

waaraan te ontleenen is, dat de primaire trenclliju

voor het prijsverloop op langen termijn enkel daalde
in de Vereenigde Staten. Voor Engeland, België en
Duitschiand is de primaire trendlijn een tweede-
graads parabool, concaa..f in de positieve richting van
de Y as, waarvan de minimale wiarde voor de ge-
noemde landen ligt, resp. in 1860, 1850 en 1875. In
cle grafieken is vooral markant de belangrijke stij-
ging van de kolenprijzen in Duitschland na 1890, als
gevolg van do stahiliseerende werking van het Kolen-
Syndicaat. In Frankrijk stijgt de lijn zelfs onafgebro-
ken sinds 1810. Voor zoover meer recente cijfers in

de grafieken ontbreken, zijn deze gemakkelijk aan de
gegeven reeksen toe te voegen, waaruit te ervaren is,
dat de stijgende tendens op langen termijn van kracht
blijft. Ook de afwijkingen van de aldus vastgestelde
primaire trend lijn komen in groote trekken zeer goed
overeen niet do seculaire variaties in de overige groot-
handelsprijzen. In alle landen is een positieve afwij-
king te constateeren in 1875, een negatieve in de
jaren 1885-1890 en een geringe positieve in de pe-
riode 1900-1910. In den recenten tijd is de afwij-
king van de primaire trendlijn weer negatief. De
genoemde cijferreelcsen wettigen allerminst de bewe-
ring, dat de kolenprijzen nog verder belangrijk zou-
den dalen, of een beeld zouden vertoonen, hetwelk op
langen termijn belangrijk afwijkt van het algemeene
verloop van de groothandeisprjzen.

*
*

Resumeerend, meen ik, dat de conclusie gewettigd
is, dat in liet
tegenwoordige
ontwikkelingsstadium
onzer mijnindustrie en van onzen huitenlandschen ko-
lenhandel, het soortenprobleern geen of slechts een
ondergeschikte rol speelt en de bezwaren, die even-
tueel zouden kunnen voortvloeien uit het vermeerde-
ren van de nationale productie als gevolg van het in
ontginning brengen van een Peelvetkolenmijn, in geen
enkel opzicht opwegen tegen de problemen, clie in
ons land gesteld zijn bij het overwinnen van de struc-
tureele werkloosheid, die gedurfde initiatieven eischt, teneinde de productieve krachten dienstbaar te maken
aan de voiksweivaart.
Dr. Ir. J. A. W.
MULLER.

2)
Simon S. TÇuziits. Ph. D. Socular Movements in
ProdiuetiOn and Prices. The Riverside Pre.ss. Cambridge. U.S.A. 1930.

878

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

16 November 1938

BOEKBESPREKING.

R,einvestmes cycles and
their m(bni-
festation
in
the Norwegian Shipping
Industry.

Het verband tusschen investeeringen en conjunc-
tuur en de regelmaat in beide bewegingen maakt het

onderwerp uit van een, in hoofdzaak mathematisch
opgezette studie van de hand van Johan Einarsen,

getiteld: ,,Reinvestment Cynles and their nianifest-
a.tion in the Norwegian Shipping industry”, uitgege-

ven als’ Fublication No. 14 of the University In&ti-
tute of Economics. Oslo 1938.

De schrijver vangt zijn studie aan met een nadre
uitwerking van de her-investeeringstheorie en haar

toepassing op de conjunctuur. Wanneer in een be-
paalde conjunctuurphase een groot aantal productie-

middelen in gebruik gesteld wordt, dan zal, bij ge-

lijke slijtage, op een bepaald moment een min of

meer geconcentreerde behoefte aan vervanging ont-
staan. De hierdoor veroorzaakte bedrijvigheid zal op
haar beurt weer van invloed zijn op de conjunctuur.
Aan de hand van de samenstelling der Noorsche
koopvaardijvloot als concreet gegeven worden deze

theorieën getoetst en wordt gepoogd tot een kwan-

titatieve analyse te komen. Het zeer uitgebreide on-
derzoek, dat zich uitstrekte over de periode van 1883
tot 1932, had het nagaan van den levensloop van alle

Noorsche koopvaardijschepen
tot grondslag. Als al-

gemeen resultaat kwam een zekere concentratie van
de vervanging, van verkochte schepen door nieuwe

vast te staan bij
leeftijden
van 9 en 19 jaar; een uit-
komst, die weinig onder den invloed van tijdsperiode

en conjunctuurphase bleek te staan.
Een onderzoek van de ontwikkeling der vloot op
dezelfde wijze als waarop men met levensverzeke-
ringsstatistieken pleegt te werken, bracht verschillen-
de ,,levens-eigenaardighedeh” van schepen •aan het
licht; zooals de kans op verkoop en schipbreuk bij
verschillende leeftijden. Ook hierbij kwamen de leef-tijden van 9 en 19 jaar als toppen te voorschijn.
Het werk besluit met het, op grond van vooral deze
laatste gegevens, opstellen van een raming van

den waarschijnlijken vervangingsscheepsbouwr voor
rekening van Noorsche reeders in de
komende

decenniëia.

Gi.

MAANDCIJFERS.

HYPOTHEEKRENTE IN NEDERLAND.

DenHaag
1

1
l
Am
.I IArnhemIV0llI

IMiddel-IRotter- Zwolle
sterdam

.
eigen.I

burg

dam
doniI

1933 ……..
.
4.67

4.98

4.93 5.01 4.98

4.70,

4.89
1934 …….. 4.49

4.65

4.69 4.95 4.89

4.52

4.65
1935 …….. 4.54

4.54

4.58 4.80 4.50

4.40

4.44
1936 ………4.58

4.69

4.63 4.87e 4.50

4.47

4.51
1937 ……..
.4.-

4.-

4.04 4.34 4.-

4.12
,
4.03

Nov.. …. …
..

4.50

4.49
44
Dec ……… ..
4.33

4

4.-

4

4.50

44
Jan. 1937
.
4.58

4

– –

4

41
Febr.
……
..

4.25 4.50 4

4.47

Maart …….
3.83

44

4.-

q
3)
4.50
4_
April
……
..4.-

4

4.10 4.50

4

4_4
Mei ………3.50

44

4.25 4.50

4

4.31

3-4
Juni

44
4.-

4

4.04
Juli ………3.83

4.- 4.25

4

4.50

3-4
Aug……..4.-

4.- 4.25 4

4

3_4
Sept …….3,87e 3
~
_i 4.-. 4.25

4

4

3_4
Oct ………
.4.25

3
~
_4i 3.80 4.20

4

4.02

3..4
Nov. ……
.3.92

3f_4
4.- 4.25 4_3
4)
3.54 3_4
Dec ……….
.4.25

3_4


4-31
Jan. 1938

4.-

4

3.90

4_3
4)
4.14
3f.4
Febr . …… 3.75

44

4.- 4 4_3
4)
3.75
31-4
Maart …….3.50

3f.4
3.90 4.10
4-31 )
4.15 3_4
April …….3.6.0

3_4


4 4_3
4)
3.72

é-
Mei ………3.50

3..4
3.75 3.75 4_3
0)
3.52

k4
Juni ……..3.50

3_4 3.75

4_3
)
3.81

34
Juli ………4.-

3
~
_1 3.50 4.-

4

3.75

3-4
Aug. ……
.

3_4 3.75

4

3,69 3-
Sept. ……
.

3_4 3.50

4_3
4)
3.50
34
Oct ……… .3.75

3

4)

– 1
3

Bijzonder geval, geen maatstaf.

Door bijzondere omstandigheden.

Enkele hypotheken á 4
0
/0.

Voor hypotheken op gebouwen 4
0/
5
;
voor hypotheken
op lançlerijen 31
o,

• 5)
Voor hypotheken op gebouwen deels 4
0
/o,
deels 31
0/;
vooi hypotheken op 1aderijen 31
o.

Nadruk verboden.

AANVOER VAN GRANEN. (In
tons van 1000 kg.)

Rotterdam
.

Amsterdam
Totaal’

Artikelen
6-12
Nov.
Sedert
Overeenk.
6-12
Nov.
Sedert
Overeenk.
1938

1937 1938
1Jan.
1938
tijdvak
1937
1938

.
1Jan.
1938
tijdvak
1937

14.077
1.302.703
1.327.184
200

7.525 19.200
1.310.228 1.346.384
6.415
194.343
246.311


3.375
194.343
249.686
40
14.377 13.679



14.377 13.679

Tarwe

………………

Maïs………………
1.060.381

.
1.191.704
3.031
81.488
137.852
1.141.869
1.329.556

Rogge

………………
Boekweit ………………..


8.955
446.755
336.379

22.747 13.114

469.502
349.493
Gerst

………………..
12.2
.86

1.022
198.465
128.747

8.462
3.180 206.927
131.927
Haver

………………
Lijnzaad

……………
1.950
137.743
177.046
5.009
196.727
196.610 334.470 373.656
1.350
51.078
61.336

225
.

51.303
61.336
Lijnkoek

……………
831
49.946
35.138
185

.
9.810
8.440 59.756

43.578
Tarwemeel

……………
Andere meelsoorten
….

1.150
30.759 36.488

320
4.874
7.290
35.626
43.778

Noot bij groothandeisprijzen.
(Zie blz. 880/881)

1)
Tarwe:
Tot Jan. 1931 Hard Winter No. 2; van Jafl. 1931 ‘tot 26 Sept. 193279 kg La Plata; van 26 Sept. 1932
tot 5 Febr. 1934 Manitoba No. 2; van 5 Febr. 1934 tot 6 Juli 1936 80 kg La Plata; van 6 Juli 1936
tot
30 Nov.
1936 Maniitoba; van 30 Nov. 1936-2 Aug. 1937 Ba.hjia Bl’anoa; van 2 Aug.-16 Aug. 1937 LaPlata; van 16-
23 Aug. 1937 Bahia Blainca; van 23 Aug. 1937-19 Juni 1938 La P1’ata; vaji 19. Juni-IS Aug,. 1938 Bahia Blanca;
van 15 Aug.-5 Sept. 1938. Hardw.inter No. 2. Van 5-12 Sept. 1938 HardwiiutorNo. 1.
Rogge:
Tot Jan. 1928 Western;
vanaf Jan. 1998 t&t 16 Dec. 1929 Ajnericain No. 2; van 16 Dec. 1929 tot 26 Mei 1930 74/5 k’g Hongaarsehe; vanaf
26 Mei 1930 tot 23 Mei 1932 74 kg Zuid-Russische; van 23 Mei 1932 tot 2 ‘Oct. 1933 No. 2 Canada; van 2 Oot.
1933-25 Oot. 1937 La PJata.
Gerst:
Tot Jan. 1928 Mal’ting; van Jan. 1928 tot 9 Febr. 1931 Aenican No. 2; van
9 Febr. 1931 tot 23 Mei 1932 64/5 lig Zuid-Russische; van 23 Mei-19 Sept. 1932 No. 3; van 19 Sept. 1932 tot
24 Juli 1933 62/63 lig Zuid-Russiseihe; van 24 Juli 1933-7 Oot. 1935 64/65 lag La Pla’ta; van 7 Oct. 1935-18 Mei
1936 62/63 lag Zuid-Russisohe; cvan 18 Mei 1936-23 Aug. 1937 64/65 kg La Plata; van 23 Aug. 1937-1 Jan. 1938
64/65 kg Russisohe;
van 1 Jan. 1938-31 Jan. 1938 65/6 kg Russ’ishe.
Mais.
Tot Jan. 1937 2000 lig La Plata.
Lijn-
zaad:
Vanaf
1 Jan. 1938 per 1000 lag, tevoren per 1960 lig. D.e ‘vroegere ‘prijzen werden herleid op ‘basis van 1000 lig.

16 November
1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

879

STATISTIEKEN.
BANKDISCONTO’/S.

Ned
DiWsse1s. 2

3 Dec.’96
Lissabon

….
4
11Aug.’37

Bk
111e
F
I.li.~..rff.21

9Dec.’36
Londen ……2
30Juni’37
Vrsch.inR.C.
2

9Dec.’36
Madrid ……5

15Juli’32

Athene ……….
6

4Jan.’37
N.-York F.R.B. 1
26Aug.’35

Batavia

……..
3
14Jan.’37
Oslo

…….. 31

5Jan.’38
Belgrado ……..
5

1 F’ebr.’SS
Parijs

……3
27$ept.’38
Berlijn ……….
4 22Sept.’32
Praag

……3

1Jan.’96
Boekarest

……

31
5Mei’38 Pretoria

….
31
15Mei’33
Brussel

……..
226
Oct. ’38
Rome ……..
4,

18111ei’36
Boedapest

……
4 28Aug.’35
Stockholm

..
21
1Dec.’39
Calcutta ……..
3
28Nov.’35
Tokio….

3.46

11 Mrt.’38
Dantzig

……..
4

2Jan.’37
Warschau….
418Dec.’37
llelsingfors ……
4

3Dec.’34
Zwits. Nat. Bk.
425 Nov.’36

Kopenhagen
….
4
19Nov.’96

OPEN MARKT.

1938
1937
1936
11

1914

12
7112
24129
8113
9114
20124
Nov.
Nov.
31
Oct.(1
5Nov.
Oct.
Nov. Nov.
Juli

Am,terdam
Partic.dlsc.
31
3(
31q-518
11
4
_31
5

11
4

3
14-1
3
3
14_4
3
14
Prolong.
112
1
13 12 13
11
I'(
3.411
4

t.onden
Daggeid.
. .
12-1
1
121
1
1_1
1
/21.
1111
1
121
1
121
Partic. disc.
1
133

116
‘/n-°/,&
17116_9/16

116-‘/,6

17
/12.
9
/16 /16
9
119
1
8erlijn
Daggeld…
2
1
/-
3
1
2115

113

2
3
19

314
2
3
1s-3
1
1
2
3
19-
3
14
211
2
_71
9

2
5
1s-3
7
18
taandeld
2
3
14-3
2
3
14-3
2
3
14-3
2
3
14-3
2
3
14-
7
19
2
5
19.
718
2
1
12-
7
j
Part, disc.
271
2
7
19
2
7
/8
2
7
1
2718
3
2
7
/8
Warenw.
..
4.1/,
419
4.11
3

4.1/
3

4.
1
11
411
3

4.1/
4

ew York
Daggeld
1)
1
1 1
1
1 1
3139
Partic.d(sc.1
1
1
1

1
12
1

1
/2
1
/2
L/
11
4

1
15
Knera van
ii
Oct.
en daaraan
voorafeaande
weken
tlm. Vritdas.

WISSELKOERSEN.

KOERSEN IN NEDERLAND.

Data
New
Londen

Berlijn
Parijs
Brussel Batavla
York *)
)
)
)
*)
1)

8 Nov. 1938
1.83%
8.76

73.64
4.90k
31.09 100%
9

,,

1938
1.84
8.74%

73.70
4.89%
31.11
100%
10

,,

1938
1.84%
8.74%

73.77
4.88%
31.17 100%
11

,,

1938
1.84%
8.73%

73.821
4.884
31.17
100%
12

,,

1938
1.845
8.74%

73.90
4.88%
31.22
100%
14

,,

1938
1. 8 4 ly
,

8.73%

74.-
4.89 31.27
100%
Laagste
d.w’)
1.83%
8.72%.

73.60
4.87%
3 1. 07
100
Hoogste d.wl)
1.85%
8.76%

74.05
4.90%
31.30
100%
Muntpariteit
1
1.489 12.1071

59.263
9.747
24.906
100

Data
serland
Praat
Boeka-
Milaan
Madrid

8 NovTiiF8
41.72%
6.30



9

,,

1938
41.71
6.30

– –
10

1938
41.72
6.33
– –

11

1938
41.71
6.34



12

1938
41.77 6.34
– –

14

1938
41.82
.
6.36



Laagste
d.w’)
41.65
6.30

9.60

Hoogste d.wt)
41.85
8.37%
1.45
9.72%

Muutpariteit
48.003
1

7.371
1.488
13.094
48.52

a a
D t
Stock-
Kopen-
s

Hel-
Buenos-
Mon-
holm) hagena)
Aires’)
treal’)

8 NovTӕI8
45.15

39.12k 44.021
3.85
44%
1.82%
9

,,

1938
45.04 39.05
43.95
3.85
44%
1.82%
10

,,

1938
45.05

39.021 43.921
3.85
44
1.82%
11

,,

1938
45.021 39.-
43.90
3.85
43%
1.82%
12

,,

1938
45.05

39.021 43.921
3.85
43%
1.83%
14

,,

1938
45.05

39.021
43.95
3.85
42%
1.83%
Laagste d.w’)
44.95

38.923
43.85
3.82
42
1.82%
Hoogsted.w’;
45.15

39.15 44.05
3.88
45
1.83%
Muntpariteit
66.671 66.671
66.671 6.268
95%
2.1878
‘)Noteering te Amsterdam. “)Not.
te Rotterdam.
1)
Part. opgave.
In ‘t
iste
of 2de No. van iedere maand komt een overzicht
voor
van
een aantal niet wekelijks opgenomen
wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK.
(Cable).

Data
Londen
($ per £)
Parijs
($ p. lOOfr.)
Berlijn

1
(5 p. 100 Mk.)
Amsterdam
(5
p. 100 gld.)

8Nov.

19381

1


9

,,

1938
4,75%
2.65%
40.07
54,38
10

,,

1938
4,73%
2,64’%
40,05 54,28
11

,,

1938


-•

12

1938
4,73
2,64K6
40,06
54,17%
14

,,

1938
4,71%
2,63%
40,05
54,04

15 Nov.

1937
4,99%
3,39
40,38 55,38
M:untpariteit..
4,86
3,90%
23,81%
40%

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en
Landen
Noteerings-1
eenheden
29
Oct. 1
1938
5
Nov. 1
1938
7112
Nov.’38
LaagsteIHoogste
1
12Nov,
1938

Alexandrië..
Piast. p.,
9734
9734
97%
97%
97%
Athene

….
Dr. p. £
547% 547%
540 555
547%
Bangkok….
Sh.p.tical
IIIO
T
I
V

1110
‘/’°’
1/10
‘h’°7
Budapest

..
Pen. p. £
24%
24%
23%
24%
4%
BuenosAires’
p.pesop.c
18.Q9J
19.021
19.-
20.40
20.30
Calcutta
. . ..
Sh. p. rup.
1/519.
1151y16
‘/5H
1/5
31
1
32

115
15
1
1

Hongkong
..
h. p.
$
1/%
112% 112%
113y
,
112%
Istanbul

..
Piast. p. £
588
588
588
588 588
8h. p. yen
1,2
1/2
111
1
9/
s

112%
112
Lissabon….
Escu. p. £
110%
11034
109%
110%
110%
Kobe

…….

Mexico

….
$
per £


– – –
Montevideo
.
d.per
20 20
18
20%
18%
Montreal

..
$
per £
4.80%
4.78%
4.76%
4.79%
4.77%
Rio d. Janeiro
d. per
MII.
3
3
3 3
3
Shanghai

..
d. p.
$
8%
8%
7%
8%
8%
Singapore
..
8h. p.
$
2139/
16

2/3t9.
21313
6

2/4%
213
1
9.
ValparaisoS).
$perC
119
119 119
119 119
Warschau
..
Zl. p. £
1
25%
25%
r

25
1
25%
1
25%
1)
Of fic. not. 15 laten, gem. not., welke Imp. hebben te betalen 10
Dec. 1936 16.12.
2)
90 dg. Vanaf 13 Dec. 1937 laatste ,export” noteering.

ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
Londen’)
N.York’)

A’dam’)
Londen
4
)
8 Nov. 1938.. l9Ks

8
Nov. 1938.. 2070
.145/14
9

,,

1938.
.

19%
42%
9

,,

1938.. 2070
14613
10

,,

1938..

19%
42%
10

,,

1938.. 2070
146/51
11

,,

1938..

19%

11

,,

1938.. 2070
14614
12

,,

1938..

19%

12

,,

1938.. 2075
14619
14

,,

1038.. 19%
42
14

,,

1938.. 2075
14618

15 Nov. 1937.. 19%
44%
15 Nov. 1937.. 2050
14011

27 Juli 1914.. 24%
59 27 Juli

1914.. 1648
84/101
1)
In
pence
p.
oz.
stand.

3)
Foreign
silver in
$c.
p.
oz.
fine.

3)
In
guldens
per
Kg.
100011000.
4)
in
sh. p. os.
fine.

STAND VAN

s
RIJKS KAS.
Vorderingen.

1

31 Oct. 1938

1

7 Nov. 1938
Saldo van ‘s Rijks Schatkist bij De Ne-
derlandsche Bank ………………
fl39.963.345,99
/
138.311.136,26
Saldo t. d. Bank voor Ned. Gemeenten

293.129,66

185.565,-
Voorsch. op ultimo September

193$
a/d. gemeent. verstr. op a. haar uit te
keeren hoofds. der pers. bel., aand. in

.

de hoofds. der grondbel. en der gem. fondsbel., alsmede ope. op dle belas-
tingen en op de vermogensbelasting
– –
,,

51.040.491,94

54.825.932,16
Idem aan Suriname ………………
11.838.274,70
,,

11.831.493,49
Kasvord.weg. credietverst. a/h. buitenl

l02.567.680,l7
,,
102.217.857,08

Voorschotten aan Ned.-lndi

……….

Daggeldleeningen tegen onderpand

Saldo der postrek.v.Rijkscomptabelen

….

38.074.319,54

39.176.279,98
Vord. op het Alg. Burg. Pensioenf.’)


Vord. op andere Staatsbedrijven’)
10.349.155,04

10.759.291,17
Verplichtingen

Voorschot door De Ned. Bank lngev.
art.

16 van haar octrooi verstrekt
– –
Schatkistbiljetten in omloop ………

f222.483.000,-
f221.714.000,-
Schatkistpromessen in omloop


,,

1.081.76150
,,

1.081.646,-
Schuld op ultimo September 193$ a/d.
gem. weg. a.h.ulttekeeren hoofds.d.

.

Zilverbons In omloop ………….. …

pers. bel., aand. 1. d. hoofds. d. grondb.
e. d. gem. fondsb. atsm. opc. op die
bel, en op de vermogensbelasting
..
.

8.855.163,73

8.855.163.73

aan
,,

1.663.955,68
51.132.102,83
,,

1.643.943,16
51.978.075/6
Schuld

het Alg. Burg. Pensioenf.’)
,,

Schuld aan Curaçao’) ……………..

Id. a. h. Staatsbedr. der P.T. en T.’)

,
225.450.882,19

238.085.902,48
Id. aan andere Staatsbedrijven
1) …..
,,

12.000.000,-
Id. aan diverse instellingen’)
………
..
..
12.000.000,-
219.252.753,64
213.215.389,97
‘s
1)
In rekg.-crt. met

Rijks
Schatkist.

NEDERLANDSCH

INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.

v
or(ieringen:’)
Saldo Javasche Bank
.
……………

Saldo b. d. Postchèque- en Girodienst
/

21
.
2.000,-


/

96.000,-
Verplichtingen:
Voorschot’s
Rijks
kas e.a. Rijksinsteil
,,

55.449.000,-
,,

55.276.000,- 20.750.000,-
,,

20.750.000,-
Schatklstbiljetten in omloop
Schuld aan het Ned.-Ind. Muntfonds.

,,

2.311.000,-

,,

2.311.000,-

Schatkistpromessen in omloop.. …. …

idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank.
2.299.000,-
2.691.000,-
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen…

830.000,-
830.000,-
Voorschot van de Javasche Bank

,,

4.149.000,-

4.437.000,-
1)
Betaaimiddelen in ‘s Lands Kas
/
35.536.000,-.
CURAÇAOSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Circu-
Voor-
schotten
Dis-
‘Diverse Diverse
Data
Metaal
latie
1
aan de
conto’s
1

reke-
ningenl
.
reke-

1
kolonie
ningenl

1 October

1938
8.772 8.292
324
84
1.425
117
1 September1938
8.059
7.647
281
89
1.439
121
1 Augustus 1938
7.764 7.344
11
79
1.665
119
1 Juli

1938
7.770
7.635
500
77
1.658
114

1 October

1937
5.208
6.569
170
47
2.236
110
1)
Sluitp. der activa.
1)
Slultp. der passica.

880

.

GROOTHANDELSPRIJZEN VAN BELANGRIJKE VOEDINGS- EN GENOT GERST
64/5 kg
MAIS
ROGGE
BURMA RIJST
BOTER

er kg.
KAAS Edammer
EIEREN

Arner.No.3′)
Rotterdam per 2000 kg.
74kg Russi-
Rotterdam per 100 kg.
Loonzein
Alkmaar
Gem. not.
IHeffing
[)Zie blz.878
loco
schei) loco
Rotterdam
per cwt. t.o.b.
Rangoon/Bassein
Leeuwar- der Comm.
1

Crisis
Fabr.kaas
Eiermijn
Roermond
Termijn-
Amerik.
TermijnT
80kg Zuid-
van

dit
Rotterdam
noteer. op Mixed
per 100 kg.
noteer. op
Russische
1)
__________________ __________________
Noteering
1 Zuivel-
gang exp.
P. 100 St.
nummer
per2000kg.
1 of 2 mnd.
No. 21)
1 of 2 mnd.
Locoprijs
Herl.Ned.Ct./

Not.
1
Centr.
per 50kg.

I7%
fI%7rr
%
f
%l%
%
sh.f%ff%f’%
1927
237,-
110,2
171,501
89,3
176,-
87,1
12,475
102,5 13,825
1.10,1
14,75
109,3
6,83
104,5
1113114

2,03 98,4

43,30 95,0 7,96 99,3
1928
228,50
106,2
208,501

108,6
226,-
111,9 13,15
108,1
12,575
100,1
13,75
99,9 6,43 98,4 10J714

2,11
102,3

48,05
105,4
7,99
99,6
1929
179,75
83,6
196,-
102,1
204,-
101,0
10,875
89,4
11,27
5

89,8
12,25 :
99,8 6,34
97,0
1016
2,05 99,4

45,40 99,6
8,11
101,1
1930
111,75
52,0
118,50
61,7,
136,75
67,7
6,225
51,2 8,27
5

65,9
9,67
5

71,7
5,09 77,9
815
1,66
80,5

38,45
84,4
6,72
83,8
1931
107,25
49,9
78,25
40,8
84,50 41,8
4,55
37,4
4,65 37,0 5,55
41,1
3,09 47,3
516
1,34
64,9

31,30
68,7
5,35 66,7
1932 100,75
46,8
72,-
37,5
77,25
38:2

4,62
5

.38,0
4,70
37,4 5,22
5

38,7
2,59
39,6
511 1
1
i2
0,94 45,6

22,70 49,8
4,14
51,6
1933
Z
70,-
32,5 60,75
31,6
68,50
33,9
3,55 29,3
3,75
29,9
5,02
5

37,2
1,84
28,2
415L(

0,61
29,6
. .0,96
20,20
44,3
3,71
46,3

1934
W
,
75,75
35,2
64,75 33,7 70,75
35,0
3,32
5

273
3,25
25,9
3,67
5

27,3
1,74
26,6
417/4
0,45 21,8
1,-
18,70
41,0
3,45 43,0
1935
s
68,-
31,6
56,-
29,2
61,25
f
30,3
3,07
5

25:3
3,8751
30,9
4,125
30,6 2,07 31,7
518
1
1
0,49
237′
0,99′
14,85
32,6 3,20 39,9
1936
‘1937
0

86,-
40,0 74,50
38,8
74,-
36,6
4,275
35,1
5,75
45,8
6,275
‘46,5
2,19
33,5
5171 0,58
28,1
. ‘0,88
5

17,55
38,5 3,50
43,6
13775
64,0
105,75
55,1
111,-
55,0
8,95 73,6
8,02
5

63,9
8,92
5

.66,2
2,70
41,3
61-
0,78 37,9
.

0,67
19,75
43,3 3,96 49,4

Sept. 1937
Oct.

129,50
60,2
107,-
55,7
122,-
60,4
9,225
75,8
7,55
60,1
8,52
5

63,2
2,96
45,3
617
0,85
41,3
”0,525
21,-
46,1
4,69
58,5
136,25
63,3
109,-
56,8
114,75
56,8 8,57e 70,5
7,62
5

60,7
8,50 63,0 2,96 45,3
6/711
4

1,-
48,5 0,42
23,-
50,5
4,99
62,2
Nov.
1.1
13350
62,1 106,25
55,3
116,-
57,4
‘ 7225
59,4 7,10
56,5 8,125
.60,2
2,53 38,7
517
1
1
0,96 46,6 0,46 22,20
48,7
4,99 62,2
Dec.

,,
13025
60,6
110,-
57,3
120,75
59,8
730
60,0 7,05
56,1
8.025
59,5
2,43
37,2
515
0,84 40,8 0,60 20,80 45,6 5,24 65,3
z
Jan.

1938
130,-
60,4
113,75
59,2
117,25
55,0
7,65
62,9
7,45
59,3
8,40
62,3
2,35
36,0
513
0,80
38,8
0,61
5

21,45
47,1
4,15
51,7
Febr.
129,50
60,2
106,-
55,2
110,75
51,9
7,60 62,5.
7,27
5

57,9
8,30 61,5 2,39 36,6
514
0,81
39,3
0,65 22,12
5

48,5
.3,65
45,5
Mrt.
3
121,50
56,5
104,50
54,4
109,75
51,5
7,10 58,4
6,77
5

53,9
7,70
57,1
2,36
36,1
513
0,81
39,3
0,56
21,70 47,6
2,80 34,9
Apr.
116,75
54,3
107,50
56,0
117,75
55,2
6,65
54,7 6,55
52,1
7,35
54,5 2,42
37,1
515
‘0,87
42,2
0,47
5

19,60
43,0 2,90
36,2
Mei

,,’
113,50
52,8
104,50
54,4
III,-
52,1
6,17
5

50,8 6,12
5

48,8
6,95
51,5 2,64 40,4
5110
1
1
2

0,89
43,2
0,45
20,-
43,9
3,25
40,5

ju
ni

,,
103,75
48,2
100,50
52,3
102,75
48,2
5,625
46,2
5,975

5,375

47,6
6,925
51,3
2,67
40,9
511111
2

0,80
38,8
0,51
19,575
42,9
3,39
42,3
li
Aug.
>
103,75
86,75
48,2
40,3
104,75
98,25
54,6 51,2
106,75 102,25
50,1
47,9
• 5,95
5,05
48,9 41,5
4,70
42,8
37,4
6,77
5

5,775

50,2 42,8
2,74 2,88
42,0
44,1
611/4
6/5/4
0,78 0,76
37,9
36,9
– 0,50
0,55 20,45
21,325
44,9 46,8
3,71
4,17
46,3 52,0
Sept.

,,
80,50
37,4
96,25
50,1
105,25
49,4
4,275
35,1
4,15 33,0 4,80
35,6
2,81
43,0
6/3
1
12
0,78
37,9
0,57 22,80 50,9
5,-
62,3
Oct.

,,
79,-
36,7
89,25 46,5
96,50
45,3
3,975

32,7 3,52
5

28,1
4,025 29,8 2,39 36,6
5151
0,74
35,9
0,70 23,45 51,4
5,07
63,2
1-8 Nov.

,,
77,-
35,8
80,-
41,7
88,50
41,5 4,20
34,5
3,22
5

25,7
3,50 25,9
2,11
32,3
419314

0,78 37,9 0,70
23,-
50,5 5,45
‘ 68,0
8-15

,,

,,
79,50
37,0
84,-
43,8
91,-
42,7 4,30
35,3
3,375

26,9
3,75
27,8
2,13
32,6
41101/2

0,76,
36,9
0,70 22,50
49,4
4,65
58,0

________

JUTE

KATOEN
AUSTRALISCHE WOL
JAPAN. ZIJDE
RUBBER

,,Flrst Marks”
in olie gekamd; loco Bradford per 1h.
13114 Dernier
.
Stand. Ribbed
Middling Upland
Super Fin
Crossbred Colonial
Carded 50’s Av.
.

,

erino
u.*

S

v.
c.i.f. Londen
per Eng. ton
loco
New York per Ib.
Oomra
Liverpool per Ib.

1
Herl.Ned.Ct.1

wit Gr. D. te
New York per Ib.
Sinoked Sheets
loco Londen p. Ib

Herl.Ned.Ct.1
Not.
Herl.Ned.Ct.!
Not. Not.
Herl.Ned.Ct.
1
Herl.Ned.Ct.
1

Not.
UerLNed.Ct.
Not.
H
Not.

/
%
ets.
%
Sets.
cts.
%
penee
ets.
%
penee
ets.
%
penee
/
%
$
ets.
%
pene
1927
442,38
103,4
36.101- 43,8
93,1
17,60
36,7
102,1
7,27
133,8
96,8 26,50 244,9
104,8
48,50
13,55 105,8
5,44
93
140,2 18,50 1928
445,89
104,2
36.16111
49,8
105,8
20,-
37,9
105,5
7,51
153,8
111,2
30,50
259,7
111,1
51,50
12,60
98,4
5,07
54
81,4
10,75
1929
395,49
92,4
32.1413
47,6
101,1
19,10
33,2
92,4
6,59
127,2
92,0 25,25
196,5
84,1
39,-
12,28
‘95,9
4,93
52
78,4
10,25
1930

257,97
60,3
21.619
33,6 71,4
13,50
19,7
54,8
3,92 85,9
59,2
16,25 134,8
57,7
26,75
8,50 66,4
3,42
30
45,2 5,87
1931
1932
=
192,15
44,0

17.117
21,1
44,8
8,50
20,1
55,9 4,28 60,9
44,0

109,0
46,6
23,25
5,97 46,6.
2,40
15
22,6
3,12

1933
<
146,86
128,63
34,3
30,1
16.181-
15.1212
15,9
17,4
33,8
37,0
6,40 8,70
19,5 16,8
54,3
46,8
5,39
4,91
42,5
48,9
30,7
35,4
11,75 14,25
79,7
96,9
34,1
41,5
22,-
28,25
3,87
3,21
30,2
25,1 1,56
1,61
12
11
58,1
56,6
3,37 3,25
1934
1935
Z

115,85
27,1
15.919
18,3
38,9
12,30
13,6
37,8
4,37
51,4
37,2
16,50
95,8 41,0
30,75
1,92 15,0
1,29
59
28,6
6,25
134,52
31,4
18.1118
17,6
37,4
11,90
17,7
49,3
5,87
42,2
30,5

84,5
36,2
28,-
2,41
18,8 1,63
18
27,1
6,-
1936
u
142,61
33,3
58.618
19,0
40,4
12,10
18,2
50,7
5,60
54,3 39,3
16,75
108,6
46,5
33,50
‘2,71
21,2
1,73
25
37,7 7,75
1937
52
183,46
42,9
20.814
20,8 44,2
11,44
20,0
55,7
5,34
89,0 64,4
23,75
132,7
56,8 35,50 3,30 25,8
1,86
5

36
54,3
9,50

Sept. 1937
186,01
43,5
20.1413 16,3
34,6
9,-
17,4
48,4
4,64
94,1
68,1
25,25
131,3
56,2
35,-
3,19
24,9
1,76
34
51,3
9,-
Oct.
Q
188,16
44,0
20.19(8
15,2
32,3
8,42
55,5
43,1
4,15
83,6 60,5 22,50
117,7
50,4
31,50
3,02 23,6
1,67
30
45,2
8,-
Nov.

.
185,91
43,4 20.12110
14,4
30,6 7,99
15,2
42,3
4,04
74,6
54,0
20,-
103,9
44,5 27,75
2,86
22,3
1,585
27
40,7
7,12
Dec.
173,86
40,6
19.71-
14,9
31,6
8,28
15,5
43,1
4,15
69,5
50,3
18,50
110,1
47,1
29,50
2,71
21,2
1,505
28
42,2
7,37

Jan.

1938
168,56 39,4
18.1518
15,4
32,7
8,56
15,9
44,2 4,26
67,3
48,7
18,-
101,2
43,3
27,-
2,69
21,0
5,495

26
39,2
7,_
Febr.

. ,,
Z
166,62
38,9
18.1117
16,1
34,2
9,00
16,5
45,9
4,41
63,9
46,2
17,-
98,1
42,0 26,25 2,78
25,7
1,55
5

27
40,7 7,12
Mrt.

165,08
38,6
18.81-
16,1
34,2
8,95
16,1
44,8 4;30
65,1
44,2
16,25
98,3
42,1
26,25
2,81
21,9
1,56
25 22
37,7
6,75

Apr.

,,

• Mei

,,
0
156,59 158,09
36,6
36,9
17.915 57.1212
15,8 15,3
33,5 32,5
8,76 8,48
55,5
15,2
43,1
42,3 4,15 4,06
60,7
61,7 43,9
44,6
16,25
16,50
95,6 98,9 40,9 42,3 25,50 26,50 2,75 2,82 21,5 22,0
1,52
5

1.56
21
33,2 31,7
5,87 5,62
Juni

,,
153,41
35,9
17.216
15,1
32,1
8,37
14,3
39,8 3,85
60,5
43$
16,25
95,5
40,9
25,50
2,85
25,9
1,55
23
34,7
6,25
Juli
169,20
39,5
18.17110
16,1
34,2
8,88
15,7
43,7 4,20
60,9 44,0
16,25
97,1
41,5
26,-
3,22
25,1
1,775
28
42,2
7,50
Aug.
Z
174,59
40,8
19.1018
15,3
32,5
8,37
14,7
40,9 3,95 61,4
44,4
16,50
96,8
41,4
26,-
3,11
24,3
1,69
5

29
30
43,7
7,87
Sept.

,,
170,11
39,8
19.119
14,9
31,6 7,99
14,1
39,2
3,84 62,0
44,9
16,75
94,9
40,6 25,50
3,17
24,7
1,70
5

45,2
8,-
0ct.
171,48
40,1
19.11/3
15,9
33,8
8,62
14,3
39,8
3,92
62,6 45,3
17,25
94,8
40,6
26,-
3,27
25,5
1,77
5

31
46,7 8,42
1-8 Nnv.
168,29
39,3
19.51-
16,4
34,8
8,94
14,6
40,6
4,-
61,9
44,8
17,-
92,9 39,8 25,50 3,29
25,7
1,79′
31
46,7
8,37
8 15

,,
168,27
39,3
19.51-
17,3
36,7
9,36
14,5
40,4
3,97 61,9 44,8
17,-
92,9
39,8
25,50
3,22
25,1
1,75


30
45,2
8,31

KOPER
Standaard
Loeo Londen
per Eng. ton

LOOD
gein, prompt en
‘ 1ev. 3 maanden
Londen per Eng.ton

T N
Loco Londen
p

ng.

on
er E

t

IJZER
Cleveland No. 3
franco Middlesb.
per Eng, ton

GIETERIJ-IJZER
(Lux III) per Eng. ton
f.o.b. Antwerpen

ZINK gem. prompt en
1ev. 3 maanden
Londen p. Eng, ton

ZILVER

eash Londen
per Standard
Ounee•

Herl.Ned.Ct./

Not.
Herl.Ned.Ct.1
‘/t
Herl.Ned.Ct./
Not. Herl.Ned.Ct.1
‘N’t
Herl.Ned.Ct
1

Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
ITiNTt.
Not

/
%
£
/
%
£
/
%
£
/
%
sh.
/
%
‘î
/
%
£
ets.
%
penc
1927
675,10
85,9
55.13111
295,75
106,5
24.811
3503,60
120,6
289.115
44,10
104,7
7219
39,10 98,9
6416
345,40
108,8
28.9111 132
101,5
26
1
/t
1928′
771,20
98,1
63.1419
256,15
92,2
21.314
2749,50 94,6
227.418
39,85
94,6
65110
37,90
95,9
6218
305,75
96,4
25.515
135
103,8
26
3
14
1929
Cg
912,55
116,1
75.917
281,10
101,2
23.4111
2465,65
84,8
203.18/10
42,45
100,8
7013
41,55
105,1
6819
300,80
94,8
24.1718
123
94,6
24
7
/1
1930

661,10
84,1
54.13
1
7
218,70
78,8
18.1
1
5
1716,20
59,1
141.19
1
1
40,50
96,1
67/-
35,95
91,0
59
1
6
203,55
64,1
16.16
1
9
89
68,5
1711/
1931
<
431,85 54,9
38.7/9
146,60
52,8 13.-17
1332,55
45,9
118.911
33,-
78,3
5818
28,90
73,1 5115
140,05
44,5
12.8111
69
53,1
145/
1932
z
275,75
35,1
31.1418
104,60
37,7
12.-/9
1181,30
40,6
135.18110
25,40
60,3
5816
22,20
56,2
51/1
118,95
37,5
13.13110
64
49,2
17
1
31
5933
I1.

268,40
34,1
32.1114
97,25
35,0 51.16
1
1
1603,50
55,2
194.11/11
25,55
60,6
62
1

21,-
53,1
51
1

129,80
40,9
15.14(11
62
47,7
18
1
/,
1934
226,80
28,8
30.6
1
5
82,65
29,8
11.11-
1723,15
59,3
230.715
25,-
59,3
66111
20,25
51,2
54/1
103,05
32,5
13.15/6
66 50,8
21
1
14
1935
thi
230,95
29,4
31.1811
103,40
37,2
14.518
1634,25
56,2
225.1415
24,70
58,6
6812
20,25 51,2
56/-
102,65
32,3
14.316
87
66,9
28
15
/
1936
298,75
38,0
38.811
137,15
49,4
17.1217
1592,-
54,8
204.12(8
28,40
67,4
73/-
22,40
56,7
5717
116,55
36,7
14.1917
65
50,0
20
1
/1
1937
488,55
62,1
54.813
208,95 75,3 23.516
2176,70
74,9
242.7110
41,30
98,0
91111
47,10
119,2
10511
199,80
63,0
22.414 75 57,7
20
1
11

Sept.
1937
474,25
60,3
52.15/11
187,55
67,5
20.17/8
2323,10
79,9
258.12/6
45,35
107,6
1011-
44,65
113,0
9915
191,80 60,4
21.711
74
56,9
19
7
/5
Oct.

413,15
52,5
46.1/11
164,80
59,4
18.7/8 2036,85
70,1
227.5/-
45,25
107,4
1011-
42,30
107,0
94/5
162,05
51,1
18.1/7
75
57,7
20
Nov.


leS
357,50
45,5
39.1319
150,10
54,1
16.13(3
1726,80
59,4 191.141-
46,85
111,2
1041-
39,85
100,8
8815
143,20
45,1
15.17/11. 74
56,9
19
11
1
Dec.

,,
362,70
46,1
40.7/2
144,90
52,2
16.216
1734,45
59,7
193.-(-
49,-
116,3
1091-
38,80
98,2
8614
139,-
43,8
15.915
70
53,8
1851,

Jan.

1938
367,75
46,8 :40.1916
1430
51,7
15.1919
1640,65
56,5
182.161-
48,90
116,1
1091-
36,50
92,4
8114
134,05
42,2
14.1819
74
56,9
19
13
1
Febr.

,,
353,70
45,0
39.819
137,35
49,5
15.613
1642,15
56,5
183.1111
48,90
116,1
109
1

33,45
84,6
74/6
128,85
40,6
14.7
1
4
75
57,7
20
3
/
1

Mrt.

,,
357,25
45,4
39.16
1
7
144,80
52,2
16.2
1
10
1649,65
56,8
183.18
1
2
48,90
116,1
1091-
31,80
80,5
70111
128,90
40,6
14.714
75
57,7
20
3
/1
Apr.

,,
354,85
45,1
39.1117
141,35
50,9
15.1514
1536,80
52,9
175.9(5
48,85
115,9
1091-
32,80
83,0
7312
124,75
39,3
13.1814
71
54,6
18
7
19
Mei

,,
1h..
328,80
41,8
36.1219
127,8)
46,0
14.4111
1452,30
50,0
161.1616
48,90
116,1
1091-
29,75
75,3
6614
113,50
35,8
12.12/6
70
53,8
18
314
Juni
317,80
40,4
35.9/5
125,35
45,1
14.-)-
1599,30
55,0
178.101- 48,85
115,9
1091-
28,05
71,0
6218
118,40
37,3
13.413
71
54,6
18
15
/
Juli

,,
356,45
45,3
39.15111
133,50
48,1
14.1812
1725,45
59,4 192.13
1
2
48,80
115,8
109
1

27,25
69,0
60
1
11
127,85
40,3
14.5
1
6
72 55,4
19
1
(,
Aug.

,.
t”
363,35 46,2
40.12/9
127,20
45,8
14.4(6
1722,60
59,3
192.13!-
48,75
115,7
109/-
26,80
67,8
60/-
124,10
39,1
13.17(6
72
55,4
19
3
l
Sept.

,,
374,70
47,7
42.-/-
136,50
49,2
15.61-
1727,30
59,4
193.1216
48,60
155,3
1091-
28,30
71,6
6315
126,85
40,0
14.415
72
55,4
19
5
1,
Oct.

,,
o
399,35
50,8 45.111-
141,55
51,0
16.2111
1817,05
62,5
207.5/-
47,80
113,5
109
1

30,03 76,0
68
1
7
532,30
45,7
15.1
1
9
72
55,4
19
9
11

1-8 Nov.

,,
3-15 400,85
51,0
45.16
1
3
140,55
50,6
16.1(3
1855,-
63,8
212.-/-
47,70
113,2
109/-
30,20
76,4
69/-
128,50
40,4
14.1319
71
54,6
l9/i
404,50
51,4
46.613
143,-
51,5
16.716
1888,65
65,0
216.51-
‘47,60
113,0
1091-
30,25
76,5
6913
123,55
40,5
14.1415
72
55,4
1911/

MIDDELEN EN GRONDSTOFFEN.
(Indexeijfers gebaseerd op 1927 t/m 1929 = 100).

— 881

GE-
SLACHTE
GE-
SLACFITE
DEENSCH
-BACON


BEVROREN
1

ARG.-RUND-
1

CACAO G.F…
1

Accra

kg
KOFFIE
-. Loco R’dam(A’dam

SU1ER
Witte krist.-
THEE
N.-lnd.thee-
°
RUNDEREN
(versch)
VARKENS
(versch)
middelgew. No. 1
VLEESCH
per 50
1

c.i.i.
Nederland
per
‘(2
kg.
suiker loco Rotterdam!
veiling A’dam
Oem.Java- en
Robusta-
Superior
per 100 kg
per 100kg
Londen per cwt.
Londen per 8 lbs.
1
1
Amsterdam
Sumatrathee
2
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
IHerl.Ned.Ct.

Not.
otterdam
totterdam
Santos
per 100kg.
per'(skg.
f%
1
%
7
%
sh.
f%
sh.cts,
%
ets.
1
%
ets.
%
1927
– –


65,15
97,8
10716
2,73 92,2
416
41,21 119,4
68/-
46,87
5

95,5
54,10
91,4
19,12
5

119,6
82,75
109,2
101,3
1928
93,-.
98,2 77,50 90,8 66,80
100,3
11015
3,03
102,4
51-

•-
34,64
100,4
5713
49,62
5

101,1
63,48
107,3
15,85
99,1
75,25 99,3 102,2
1929
96,40
101,8
93,12
5

109,2
67,81 101,8
11212
3,12
105,4
512
27,70
80,2
45110
50,75
103,4
59,90
101,2
13,-
81,3
69,25
91,4 94,7
1930
108,-
114,0
72,90
85,5
57,19
85,9
9417
2,97
100,3
4/11
21,04
61,0
34111
32
65,2 38,10
64,4 9,60
60,0
60,75
80,2
72,1
1931
88,-
92,9
48,-
56,3
35,72
53,6
6316
2,44
82,4
414
13,84
40,1
24/7
25
50,9
27,10
45,8
8,-
50,0
42,50
56,1
53,3
1932
61,-
64,4 37,50 44,0
25,46
38,2
5817
1,70
57,4
3111
11,77
34,1
2711
24
48,9
30,04 50,8
6,32
5

39,6
28,25
37,3 43,0
1933
52,-
54,9 49,50 58,0
30,74
46,2
7417
1,54
52,0
319
9,30
26,9
22/7
21,10 43,0
22,83
38,6
.5,325
34,5
32,75
43,2 37,0
1934
1935
61,50 48,125 64,9
.50,8
f16,65
51,62
5

54,7
60,5
32,94
32,-
49,5
48,1
8811
8815
1,42 1,19
48,0
40,2
319/
313(
8,15 8,15
23,6
23,6
21110 2216
16,80
14,10
34,2 28,7
18,40
15,21
31,1
25,7 4,07
5

3,85 25,5
24,1
40
34,50 52,8
45,5
34,9
32,5
1936
53,42
5

56,4
48,60
.57,0
36,37 54,6
93(6
.1,48
50,0-
3/9
1
(
12,05
34,9
3014
13,62
5

27,8
16,87
5

28,5
4,02
5

25,2
40
52,8 33,2
1937
71,27
5

75,3
61,85
72,5 42,27
63,5
94/1
1,90
64,2
413
17,35
50,3
3818
16,62
5

33,9
22,37
5

.37,8
6,22
5

38,9
53,50
70,6
53,6

Sept. 1937
72,425
-76,5
69,20
811
46,17 69,3
102110
1,96
66,2
4(41(2

15,97
46,3
3517
16,75
34,1
23
3.8,9
6,32
5

39,6
56
73,9
55,1
Oct.

,,
69,97
5

73,7 70,20
82:3
43,70
65,6
9716
1,91
64,5
413
12,55
36,4
28j-
15,75
32,1
22,87
5

38,7

6,40 40,0
55,25
72,9 55,0
Nov.

,,
68,17
5

72,0
72,37
5

84,8
40,77
61,2
9016
1,95
65,9
414
12,18
35,3
2711
13,50
27,5
20
33,8 6,42
5

40,2
53,75
71,0
52,2
Dec.

,,
68,95
72,8
72,15
84,6
43,23
64,9
96(2
1,92
64,9
4(31(

11,07
32,1
2418
13
26,5
17,25
29,2 6,40 40,0 47,75 63,0 51,0

Jan.

1938
70,82
5

74,8
70,37
5

82,5
43,54
65,4
97(-
1,96
66,2
4(41(

12,18
35,3
272
13
26,5
16,10
27,2
6,17
5

38,6
51,25
67,7
51,1
Febr.

,,
70,25
74,2
68,75 80,6 43,95
66,0
981-
2,08
70,3 4/711

12,44
36,0
2719
13
26,5
16
27,0 5,40 33,8 50,25
66,3
50,3
Mrt.
69,15
73,0
66,37
5

77,8
45,87
68,9
10212
1,90
64,2
413
13,30
38,5
2918
13
26,5
15,50
26,2 5,05 31,6 52,25 69,0
48,6
Apr.

.,,
70,35 74,3 64,40 75,5
47,29
71,0
10516
1,88
63,5
412
11,68
33,8
2611
13
26,5
15
25,4
4,65
29,1
53,50
70,6
47,9
M e i

,,
11,50
75,5
62,-
72,7
46,22
69,4
1031-
1,92
64,9
4(3
1
(2
8,64
25,0
1913
12,50
25,5
14
23,7 4,70 29,4
53,_
70,0
47,1
Juni

,,
70,50
74,4 59,95 70,3
43,99
66,1
9812
1,96
66,2
4(4
1
/2
8,74
25,3
1916
12,5U
25,5
13,75
23,2 4,72
5

29,6
49,50
65,3
45,5
Juli

,,
67,20
71,0 62,40
73,1
46,46
69,8
103/9
1,98
66,9
415
9,76
28,3
21(9
12,75
26,0
14,
23,7 4,95 31,0
47,75
63,0
46,5
Aug.
67,-
70,7
63,75
74,7
45,32
68,1
101/5
1,96
66,2
414
1
1
10,04
29,1
22/51
13,30
27,1
14,10
23,8
5,.
31,3 49,50
65,3
45,5
Sept.

,,
64,65 68,3 62,45 73,2 43,67 65,6
99/-
1,90
64,2
413114

10,41
30,2
23j4
13,50
27,5
14,50
24,5
5,35 33,5

70,0
45,7
Oct.

.
63,65
67,2 62,50
73,3
43,-
61,6
98/-
1,99
67,2
41611
4

10,02
29,0
22/10
14,30
29,1
15,50
26,2
5,22
5

32,7,

71,3
44,6
1-8 Nov. ’38
61,30
64,7
61,-
71,5
41,54 62,4
95/-
2,02 68,2
4/7′!,
9,75
28,2
22/3
14,-
28.5
15,50
26,2
5,375
33.6
53,-
70,0
44,1
8-15

,,

,,
60,70
61,1
61,50
72,1
41,54
62,4
951-
2,02 68,2
41711
t

9,87
28,6
2219
14,-.
28,5
15,50
25,2
5,75
36,0
50,25
66,3
43,6

GRENENHOUT
Zweedsch ongesort.
2112
X
7 per standaard
ex opslagpi. Londen

VUREN-
HOUT
basis 7″ t.o.b.
ZwedenlFinl.
per standaard
van 4.672M
3
.


HUIDEN
Gaaf,open kop1
57-61 pond
Veiling te
Amsterdam

1

COPRA
Ned.-lnd.
t. m.s.
1

per 100 kg
Amsterdam

GRONDNOTEN
Gepelde Coromandel,
per Iongton
c.i.t. Londen


LIJNZAAD
La Plata

loco
Rotterdam
per 1000kg.’)

GOUD
cash Londen
per ounce fine

HérI.Ned.Ct./

Not.

..0

v_c

=
0
EO
Cl

C
Hen. Ned.Ct.I
Not,
Herl.Ned.Ct.
/

Not,
7
7
7
7

f
%
sh.

927 230,28
100,1
19.-/-
160,50
105,1
40,43
100,9
32,625
106,5
266,03
106,4 21.18111
185,-
95,0 51,50
100,1
85/-
105,3 104,4
124,1 1928
229,90
100,0
19.-!-
151,50
99,2
47,58
118,7
31,875
104,1
254,10
101,6
21../-
185,25
95,1
51,45
100,0
85(-
102,0 100,2
94,6
1929
229,71
99,9
19.-!-


146,-
95,6
32,25
80,5
27,375
89,4
230,16
92,0
19.-/9
214,-
109,9
51,40 99,9
85/-
92,7
95,4
84,5
1930
218,43
95,0
18.112
141,50
92,7
25,36
63,3
22,62
5

73,9
175,55
70,2
14.1014
-.181,75
93,3
51,40
99,9
85!-
69,6
75,1
60,0
1931
187,88
81,7 16.141-
110,75
72,5
18,65
46,5
15,375
50,2 136,69
54,7
12.2111
95,50
49,0
52,-
101,1
92!5
47,6 54,6 44,1
1932
16,14
59,2
15.1314
69,-
45,2
11,15
27,8
13,-
42,4
130,52
52,2
15.-/4
70,-
35,9
51,25
99,6
1181-
35,1
43,0 38,4
1933
136,48
59,3
16.1112
73,50
48,1
13,26
33,1
9,30 30,4
90,39
36,1 10.1914
75,50
38.8
51,35 99,8
124/7
33,1
39,0
34,5
1934
134,02
58,3
17.1814
76,0
50,1
12,07
30,1
6,90 22,5
71,90
28,7
9.1213
72,75
37,3
51,50
100,1
137/8 31,6 37,3 36,5
1935
127,91
55,6
17.13(4 59,50
39,0
12,54
31,3
9,15 29,9
104,26
41,7
14.81-
67,25
34,5 51,50
100,1
142/2
32,2
3’I,O
34,8
1936
139,98
60,9
17.19110
78,25 51,3
15,40
38,4
11,90
38,9
113,49
45,4
14.1119
85,-
43,6
54,60
106,1
140/4 39,0 42,2 40,7
1937
205,35
89,3
22.17/2
132,25
86,6 23,35 58,2
15,22
5

49,7
127,81 51,1
14.4/8
110,50
56,8 63,20
122,8
140/9
53,4 57,8 55,9

Sept. 1937
Oct.
211,08
91,8
23.101-
135,–
88,4
25,-
62,4
13,15
42,9
120,84
48,3
13.911
115,25-
59,2 63,05
122,5
14014
52,4 57,9 54,7

Nov.

,,
210,65

209,46
91,6
91,1
23.101- 23.51-
135,-
132,50
88,4 86,8
23,-

57,4
44,9
13,50
12,50

44,1
40,8
121,70 109,57
48,7
43,8
13.1117
12.313
116,75 110,50
59,9
56,7
63,-
63,10
122,4
122,6
140/6
140114
50.4 47,7
56,1
53,2
50,1
45,4
Dec.
206,69
89,9
23.-!-
125,-
81,9
17,-
42,4
12,37
5

40,4
105,31
42,1
11.14/5
109,75
56,3 62,85
122,2
139(10
44,9
51,8 45,5

Jan.

1938
203,65
88,6
22.1319
123,-
.80,6

47,4
11,87
5

38,8
99,85 39,9
11.2/6
109,75
-56,3
62,65
121,8
139/7
44,4
51,9
43,5
Febr.

,,
199,56
86,8
22.51-
122,50
80,2
17,-
42,4
10,95
35,8
95,86
38,3
10.1319
108,-
55.5
62,70
121,9
139192
43,4
51,0 43,4
Mrt.

,,
197,49
85,9
22.-!-
116,25
76,1
15,-
37,4
10,97
5

35,8
92,92
37,2
10.712
106,25
54,6
62,75
122,0
139111
41,8
49,9 42,0
Apr.


197,23
85,8
22.-!-
110,-
72,0
14,50
36,2
10,62
5

34,7
90,22
36,1
10.113
101,75
52,3
62,65
121,8
13919
40,0 48,9 38,8
Mei

,,
195,17
84,9
21.151-
105,50
69,1
14,50
36,2
10,425
34,0
91,54
36,6
10.41-.
98,50
50,6
62,85
122,2
1401-4
39,4 47.8 37,5
Juni

,,
190,37
82,8
21.51-
102,50
67,1
14,-
34,9 9,775
31,9
92,40
36,9
10.613
96,-
49,3
63,05
122,5
140(92
38,9
47,1
39,2
Juli
188,10
81,8
21.-(-
102,50
67,1
14,75
36,8
10,125
33,1
97,26
38,9
10.1712
102,–
52,4 63,20
122,8
14112
41,3
48,2 43,8
Aug.

,,
187,70
81,6
21.-!-.

103,-
67,5
14,75
36,8
9,725
31,8
93,55
37,4
10.913
96,50
49,6
63,60
123,6
14214
40,9
47,6
44,7

Sept.
182,97
79,6
20.15!-
105,-
68.8
15,25
38,0
9,475

30,9
91,44
36,6
10.5/-
96,25
49,4
64,55
125,5
14419
41,0
48,0
46,0
Oct.
184,29
80,1
21.-!-
107,-
70,1
15,75
39,3
9,07
5

29,6
88,01
35,2
10.-,9
92,50
47,5
63,90
124,2
145194
41,3 47,8 47,2
1-8 Nov. ’38
179,30
78.0
20.101-
108.50
71,1
15,75
39,3 8,625 28,2 83,67
33,5
1

9.1113
90,-
46,2
63,95
124,3
146/14
41
,0
41,4
47,2
8-15
179,27
.78,0
20.101-
108,50
71,1
15,75
39,3
8,625
28,2
85,15
34,0
9.15!-
87,50
44,9 64,05
124,5
14618
40,9
47,2

46,5

FNKOLEN
West! (HoIl.
bunkerk. ongez.
f.o.b. R’dam/

PETROLEUM
Mid. Contin. Crude
33 tjm. 33.9° Bé s. g.
te N.-Yonk barrel
p.

BENZINE
Gulf Exp. 64(66°
per
U.S.
galjon

KALK-
SALPETER
franco schip
ZWAVELZURE AMMONIAK
franco Schip

CEMENT
levering bij

50 ton franco

STE EN’EN
___________________

0

‘2
82-2
0 00
binnenjnuur
p 1000
stuks
buitenmuur
p. 1000
stuks
A’dam per
Ned.perlookg
bruto.
Ned. per 100kg
voor den wal Rotterdam
Rood en
Klinkers en
00
=
1000kg.
Henl.Ned.Ct./ Not.
Herl.Ned.Ct.l Not.
Boeregrauw
Hardgrauw
%
/
‘F

ets.
%
ii.iT
‘ir”
“T”
%
/”T”

‘T
r
T
1927
11,25
103,1 3,21
103,6
1,28
37
128,0 14,86
1
11,48
102,6
11,44
102,5

1
18,-
99,0
13,65 104,3
16,50
88,4
105,1
105,2
1928
10,10
92,5
2,99
97,1 1,20
24,85 85,9 9,98
11,48 102,6 11,08
99,3

1
18,-
99,0
13,60
104,0
19,50
104,5
98,5 99,0
1929
11,40 104,4
3,06 99,4
1,23
24,90
86,1
tO
10,60
94,8
10,96
98,2
18,55 102,0
12,-
91,7

107,1
98,5 95,9
1930
11,35
104,0
2,76 89,6
1,11
21,90
75,7
8,81
9,84
88,0
10,55
94,5

1
18,55
102,0
II,-
84,1
19,-
101,8
83,3
77,1
1931
10,05
92,1 1,42
46,1
0,57
12,38
42,8
4,98
8,61
77,0 7,73
69,3
16,55
91,0

76,4
15,50
83,0
61,9
55,4
1932

73,3
2,01
65,3
0,81
11,99
41,5 4,83 6,15
55,0
4,20
37,6
12,-
66,0 8,50
65,0
II,-
58,9
49,6
43,0
1933
7,-
64,1
114
37,0 0,57 9,24 32,0 4,63
6,18
55,2
4,63
41,5
II,-
60,5 8,75 66,9
10,50
56,2
48,4 40,3
1934
6,20
56,8
1:40

45,5 0,94 7,18
24,8
4,84
6,11
54,6 4,70
42,1
11,25
61,9
7,-
53,5 8,50 45,5
44,8 38,8
1935
6,05
55,4
1,39
45,1
0,94 7,65
26,5
5,18
5,89
52,7
4,81
43,1
II,-
60,5
6,75
51,6
8,50
45,5
46,4 39,9
1936
6,60
60,5
1,63
52,9
1,04
8,86
30,6 5,65 5,70 51,0 4,82
43,2
10,50
57,7
,6,75
51,6 8,75
46,9
48,5
44,1 1937
8,80
80,6 2,09
67,7
1,15
11,08
38,3
6,10
5,75
51,4 4,97
44,5
11,35
62,4 7,50
57,3 9,50
50,9
66,4
60,5

Sept. 1937

82,4
2,11
68,4
1,16
11,56
40,0 6,38
5,75
51,4
4,95
44,4
11,35
62,4
7,45
56,9 9,50
50,9 65,6 59,6
Oct.
8,95
82,0
2,10
68,0
1,16
11,25
38,9 6,22
5,80
51,8
5,-
44,8
11,35
62,4 8,25
63,1
9,75 52,2
62,1
56,8
Nov.

,,
9,-
82,4
2,09
67,7
1,16
10,49
36,3
5,82
5,85
52,3 5,05 45,3
11,35
62,4 8,25
63,1
9,75
52,2 59,0
53,9
Dec.

,,
9,35
85,6
2,09 67,7
1,16
9,60
33,2 5,34
5,95
53,2 5,15
46,1
11,35
62,4 8,25
63,1
9,75 52,2
58,5
52,3

Jan.

1938
9,90
90,7 2,08
67,4
1,16
9,34
32,3 5,20
6,05
54,1
5,25
47,0
12,85
70,7
8,50 65,0
10,50,
56,2
59,1
52,4
Febr.

,,
9,90
90,7 2,08 67,4
1,16
9,10
31,5
5,09
6,10
54,5 5,30
47,5
12,85
70,7
8,50
65,0
10,50
56,2 58,0 51,4
Mrt.

,,
9,90 90,7
2,09
67,7
1,16
9,08 31,4
5,05
6,15 55,0 5,35
47,9
12,85
70,7
8,50 65,0
10,50
56,2
58,1
50,1
Apr.

,,
9,90
90,7
2,09.
67,7
1,16
8,89 30,7 4,94 6,20 55,4 5,40
48,4
12,85
70,7
9,-
68,8
12,-
64,3
57,5
49,5
Mei

,,
9,90
90,7

2,10
68,0
1,16
8,92 30,8
4,94
6,25
55,9
5,45
48,8
12,85
70,7
9,-
68,8
12,-
64,3 55,6
48,3
Juni

,,
9,90
90,7′
2,10 68,0
1,16
8,88
30,7
4,91
6,25
55,9 5,45 48,8
12,85
70,7
9,-
68,8
12,-
64,3
55,1
48,0
Juli

,,
9,90
90,7
2,11
68,4
1,16
8,97 31,0
4,94 5,55
49,6
4,80 43,0
12,85
70,7
9,-
68,8
12,-
64,3
55,9
-49,3
Aug.
9,80
89,8
2,12 68,7
1,16
8,89 30,7
4,85 5,65
50,5
4,90
43,9
12,85
70,7
9,50
72,6
12,-
64,3 55,7 48,9
Sept.

,,
9,60
87,9
2,16 70,0
116
8,93 30,9
4,81
5,70
51,0
4,95
44,4
12,85
70,7
9,50
72,6
12,-
64,3
56,5 49,5
Oct.


9,45
86,6
1,91
61,9
1:04

8,68
30,0 4,72 5,75
51,4
5,-
44,8
12,85
70,7
9,50
72,6
12,-
64,3
56,9
49,8
1-8 Nov.
1
38
9,45
86,6
1,77
57,3 0,96 8,51′ 29,4
4,63
5,80
51,8 5,05
45,3
12,85
70,7
9,50 72,6
12,-
64,3 56,5
49,4
8-15

,,

.

9,45
86,6
1,78
57,7
0,96
8,52 29,5

/

4,63
5,80
51,8
5,05
45,3
12,85
70,7
9,50
1

72,6
12,-
64,3
58,8
49,6

882

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

16 November 1938

.NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte’Balans öp 14 November 1938.
.
4

Activa.’
Binnen!. Wis-(Hfdbk.
f
14.649.577,18
se1s,Prom., Bijbnk.

165.094,10
enz.in’disc.Ag.sch
‘,,’

945.012,02
f

1059.683,30
Papier o. h. Buiten!. in disconto ……

Idem eigen portef.
f
3.600.000,-
Af: Verkocht maar voér ……..
de bk.nog niet afgel.


Beleeningen I’Hfdbk:
f
281.986.285,551)
mcl. vrsch.
1

Bijbuk.
,,

2.112.283,74
in rek.•crt.i
Ag.sch.
,
23.850.114,91
op onderp.l.

,

f
307.948.684,20

Op Effecten
enz.
..
f
306.591.229,291)
OpGoederenenCeel..,,
.
1,357.454,91
,;1
08.’68:’
Voorschotten a. h. Rijk …………….
,,


Munt,,Goud…….
f,
i06.637.545,_.,

.•

.•
;.
&funtmat.;’ Goud’.. ,1.374373626,32

[1.481.011.171,32
Munt,Zi1vei, enz.
,,
22.937.9,5,25,
1~
1
_

..

.,
Muntmat. Zilver..
,,


1.503.949.124,57
2
)
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds …………………….
,,

43.425.298,07
Gebouwen en Meub. der Bank ……..
,,

4.580.000,-
Diverse rekeningen ………….
…..
,,

10.620.370,29
Staat d Nederi. (Wetv.
27/5I’32,
S. No. 221)
,,


8.905.871,61

Passiva

f
1:898.789.032,04
.
Kapitaal ……….


.

.
……… .
f,
f

20.000.000,-
Reservefonds ……………………
,,

4.860.787,51

Bij
zondere reserve ………………

7.102.179,67
Pensioenfonds ………………….
,,

11.851.120,30
Bankbiljetten in omloop…………..
..
,,
.1.002.155.435,-
Bankassignatiëiî in omloop ……….
,,
814.573,97
Rek.-Cour.
(
Het Rijk
f
139.092.310,66
saldo’s: ‘l, Anderen
,,
709.805.010,78

88.897.321,44
Diverse rekeningen ………………
,,
3.107.61415.

f
1.898.789.032,04

Beschikbaar metaalsaldo …………
f
763.369.706,26
l’finder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is

1.908.424.260,-
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank
ondergebracht …………………
,,

‘)
Waarvan
a”n
Nede’ilandsch-Indlë

‘1

(Wet van
15
Maart 1933, Staatsbiad No. 99) ……..1
63.247.800,-
2)
Waarjan in het buitenland
…………………….
.341.726.372,13

Voornaamste poston in duizenden guldens.

Goud
1
Andere
1
Beschikb.
1
Dek-
Data

__
___
iCircuiatiel
opeischb.I
Metaal-
_
lkings
Munt _Munt
mat.
1
.
1
schulden

saldo
1
perc.

14 Nov. ‘
381106638
1
1
.
374
.
37411002
.
155
j
849
.
71

1
763,370
81
7

,,

‘38110663811.374.38511015.8561835.382
762.027
81

25
Juli
‘14165.7031
96.410
_310.437J
6.198
43.5’21
54

Totaal
1
Schatkist-
1

Betee-
1

Papier
Diverse
Data

.

bedrag
I
disconto’s

1
promessen
1nin
g
en

het
b
°
utenl.
reke-
lrechtstreeksl
ningen’)

14 Nov.
19381
15.760
1


307.949 3.600
10.620
7

,,

19381
15.735
1


1
308.433
4.050
10.629

25 Juli

19141.

67.947
1

.
61.686
2Ô.188
.
509

unuer ue
acliva.

JAVASCHE BANK.
‘Andere
Beschikb
Data
Goud
Zilver
Circulatte
opelschb.
metaal-
schulden
saldo

12
Nov.’38
2)
137.860
‘ –
191950
85;700
6.800
5

,,


38
2
1
138.430 193.560
82.910 27.842

8 Oct. 1938
116.886.

21.653.
‘105:555′”
78.408
28.954
1

,,

1938
9
116
.
886

1

21.711.
189.632 83.265
29.438

25Juli1914
22.057

31.907
110.172
12.634
4.842


Wissels,
verse
Dek-
a a
bulten
.

Dis-
Belee-.
[
kings-
N.-Ind.
conto’s
ningen
n ng n
percen-
____________
betaalb.
lage
12 Nov.’38
.9.350
7750
67.1Ô’0
so
5

,,

1
38
1
)
7.410
77.050 67.320
50

8 Oct.1938
‘2.666
51
1106

1
49.591.,7
i
1.707
1

,,

1938
2.381
13.820

1
51.546 69.344
51

25Juli 1914
6.395,
.
7.259
.75.541″
2.228
44
1)
Sluitpost acliva.
2)
Cijfers
telegrafisch
ontvangen.

BANK VAN ENGELAND.

Bankbilj. Bankbilj.


Data

Metaal

in

in Banking
circulatie
1
Departm.
9 Nov. 1938
1
327.707
1
482.690
1
(43.724′ 11.103 l2979
2
.,,

1938
1
327
.
722
1
483.951
1
42.4.64
t
10.499
1
21.144

22 Juli 191440.164 _

29.317.

__33.633

OthèrDéposil

Dek-
Data

Gov.
.
.1
Public
.1

Othe
J
Reservei kings-
Sec.

Depos. Bankers _Accounf: _perc.i)
9
Nov.’38
101.571
1
15.937
109.4981
35.5041
45
.
01
61 27,9
2
.;,:
’38. 10.386
1
14.133 1
109
.
4
82
1
36.436
1
43.7721 27,3
22 Juli ’14 11.005
1
14.736

42.185

.j 29.297j
52
t) Verhouding tusschen Reserve
en
Deosits:

BANK VAN FRANKRIJK.

T goed
‘Wis

Waarv.I

Belee-
Renteloos
Datt.

,Goud
Zilver
In
buit:nl.

sels
op het
1
buifenlj
ningen
l
a.
voorschot
d. Staal

3Nov.’38
ÖS
LÏÖ
18 10
911
6.391 1
51.334
27Oct. ’38
55.808
487
12
l8.226j
751
5.466
51.334
23Juli’14
4.104
640
_

1.541j
8_
769 _

Bonsv.d.i Diver-
1
1

Rekg.Courant
1
Data
zelfst.
i
sen
t)
Circulatie
1
Zelfst.
1

Part i

amort. k.
Staaf
Icrnort.k.l
culleren
3 Nov.’381
5.570
1

3.448
1
110.557
.
1.109
2.342
123.084
27 Oct. ’38
5.570
1

2.979 110.446
1

1.288
2.354 23.827

13Juli’14
. –
.
l

1

5.912 401
‘–
1
943
-,
.j,u.tpuot
6LLIV4.

DUITSCHE RIJKSBANK.
Daarvan
Deviezen
1
Andere
Data
Goud
bij bui-

1
als goud-
1
wissels
Belee-
tent. circ. 1
dekking

1
en
ningen
banken
9
1
geldende
1
cheques

7
Nov.
1938 70,8
10,6
5,8
7.020,2
32,9
31
Oct.

1938
70,8
1
10,6
5,6
7.542,1
32,1

30 Juli

1914
1.356,9
1


750
1
9,
50,2

Data
1

Effec-.
1
Diverse
.
Circu-
Rekg.-
Diverse
ten
Actival)
latie
Crt.
Passiva

7 Nov. 1938

1.307,4 7.423,4

917,9

398,1
31
Oct.
1938

549,9

1.254,1

7.753,9

1.040.5

400,0

30 Juli 1914

330,8

200,4

1.890,9

944,-

40,0
1)
Onbelast. ) w.o. Rentenbankscheine 7Nov.,
31
Oct., resp. -,30 miii.

NATIONALE BANK VAN BELGIË (in BeIa’s).

Data

Goud

c

.Ic5u

.c

el

Rekg.Crf


1938
8
‘-
1.2

2
k-
c
ZZ

.Q
5,
0

8111
11
4
7
1

9001
344
I

52
1147
ij
rr
3
1
11
.
1
3.370
1

’48

900I
372
1

58
11
4
7
230
4.565
1
14
360

FEDERAL RESERVE BANKS.

Goudvoorraad

I

Wissels

Data

1
Goud-
1
Ofher

In her-

in de
Totaal
i
cert 1fl-

markt
1
cash’
2)

disc. v. d.
i

open
member
1
bedrag

cafen’

banks _gekocht

2Nov.
1
38 11.295,8 111.287,7
1
368,2

1

8,1

1

0,5
26Oct.’38 11.261,5 _11.252,7
1
378,8

1

7,2
1
.
0,5

Belegd

F. R.

1
Goud-
1
Al”em.
Data

in
u. s.
Notes

Totaal
Gestort
1
Dek-
1′
Li’ek-
In circu-

Kapitaal1 _kings-
1
kings-
Gov.Sec.
l__
latie

S

perc.3)
1
,oerc.4)

2 Noy.’38I 2.564,0
1
4.319,8 9.688,0 134,0
1
83,3
1


26Oct.
‘3812.564,014.284,4
.9.698,3 134,0

83,2
1


1)
Deze certificaten werden door de Schatkist aan de Reserve Banken
gegeven voor de overname van het goud, toen de
9
op 31Jan.’34 van
100 op 59.06
cents werd gedevalueerd.
‘).,,Other Cash” .does not include Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federai Reserve
bank
notes.
3)
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeischbare schul-
den: F. R. Notes en netto deposito.
4)
Verhouding tot voorraad
muntmateriaal en wettig betaalmiddel tegenover
.
idem.
PARTiCULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.

.
Reserve

r
t

‘t
w
«Data
•.lJ1itnOj
:::

t
im

26 Oct. ’38
3
8.346
13.147
7.200
28.385′
5.156
19

‘,

’38
3
‘8.270
1
13.044
1
7.152
I
k
28.208

5.164
Ue
posten
van
iie
NOO. bank,
ae .Javascne bank en ee
bflk 0
1

England zijn
in
duizenden, alle overige posten
In
millioenen
van
de betreffende
valuta.

Auteur