Ga direct naar de content

Jrg. 19, editie 981

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 17 1934

17 OCTOBER 1934

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEZ’I.

Econom
—1*s’ch~Statistische

Beri*chten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJ VERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJN VAART:

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

19E JAARGANG

WOENSDAG 17 OOTOBER 1934

No. 981

NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT.
Curatoren: Mr.
G.
Vissering, Voorzitter; Ir. A. Plate,
Onder-Voorzitter; Mr. K. P. van der Mandela, Penning-
meester; Mr. P. Hofstede de Groot; Jhr. Mr. L. H. van
Lennep; L. H. Mansholt; Mr. R. Maas; E. D. van Walree;
Ch. J. 1. M. Welter; C. J. P. Zaalberg.

ECONOMISCII-STATISTISCHE BERICHTEN.
COMMISSIE
VAN ADVIES.
Prof. Mr. D. van Blom; Jhr. Mr. L. H. van Lennep;
Mr. K. P. van der Mandele;
Prof.
Dr. N. J. Polak;
Mr. Dr. L. F. H. Regout; Dr. E. van Welderen Baron
Rangers; Jan Schilthuis; Prof. Mr. F. de Vries.
Gedelegeerd lid: Prof. Mr. Dr.
G.
M. Verrijn Stuart. Redacteur-Secretaris: Dr. H. M. H. A. van der Valk. Secretariaat: Pieter de floochweg 122, Rotterdam.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonnement
volgens tarief. Administratie van abonnementen en adver.
tenties: Nijgh
d
van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam,
Amsterdam, ‘s-Gravenhage. Postchèque- en giro-rekening No.
145192.

• Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in
Nederland f 20,—. Buitenland en Koloniën f2,— per
jaar. Losse nummers 50 cents. Economisch-Statistisch
Kwartaalbericht f 1.—. Leden en donateurs, ontvangen
het weekblad en het Kwartaalbericht gratis en een reductie
op de verdere publicaties.
– Aangeteekende stukken: .Bijkantoor Ruigeplaatweg.

INHOUD.

BIz,
HET VRIJWILLIGE FILIAALSYSTEEM
door
J. F. ten Does-
schate………………………………………904

De toekomst van de Duitsche Rijksmark door
J. W. F.
• Sligting

…………………………………..906

De contingenteering van clan steenkoleninvoer door
W.
P.
R. van der Drift …………………………908

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING:

• Het vraagstuk van den buitenlandschen handel van
Sovjet-Rusland door
Prof. Dr. B. Brvtzkns ……900

AANTEEKEt4INGEN:

Dé beteekenis van de Nederlandsche industrie……
912

TiiÇrestrictie en het vraagstuk van de vrvanging..
914

Consequenties van den bouw van reuzenchepen met
regeelingssteun – ………………………..
916

De.zichtbare suikervoorraden in de wereld ……..
916

INGEZONDEN STUKKEN:
• Internationale vergelijkbaarheid van ind&cijfers der

groothandelsprijzen en der kosten van het levens-

– – onderhoud door
Dr R.
Claeysmet
Naschrift door

D. J. 0. Stridiron. . ……
– ….. .. .. … :-.. …. 916

MAANDCIJFERS:-

– –

Emissies in Augustus
1934.
…………………918

Giro-omzet b
ij
De -Neder-landsche Bank …………
918

– Productie der Steenkolen-, Bruinkolen. en Zout-


mijnen………….
-•
……………………..
918

ONTVANGENBOEK-EN …………………………..
918

STATISTIEKEN
.
…………………………….
919-922
Geidkoersen.

WissëIkoeren. —Bankstaten:

—– – – – – –

16 OCTOBER
1934.

Kon er voor eenige weken nog geconstateerd’ wor-
den, dat er voor de langere termijnen nog belangstel-
ling bestond, de laatste dagen zijn ook de prijzen van

Inger loopend schatkistpapier teruggegaan. – Zoo is

5:jarig papier van 2% op
2%
pOt. terug-geloopen,

3-jarig van 2% op
2
3
fio
pOt. en 1-jarig van 2 op
1v/8

pOt. Driemaands schatkistpapier aoteert
7
/16
,
.
pOt.

tegen bankaccepten
A
pOt. In de prijzen voor ca1l

en prolongatie kwam nog steeds geen verandei-ing.

* *
*

Het Pond Sterling is uiteindelijk weder een’ kleine

fractie lager gekomen. Hoewel de fluctuaties niet

groot waren – de koersen bewogen ‘zich de gehee1e

week tusdhen de 7.17 en 7.23 – was -de makt voor

(t

he –
Pond

moeilijk, •daar men uiterst voorzichtig -is bij

ge’brek -aan eenigen houvast voor de toekomst zoowel

vtn het Pond als van den Dollar. Men doet niet meer

dan strikt noo,dig is; een iets grootere vraag of eenig.

aanbod doet ‘zich direct gevoelen. Ook. de $$ koers,

die tot 4.89% opliep, was zeer gevoelig en reageerde

yaak op liet onver’.yachtst. Na op 4.95 te zijn gekomen,

‘kwam het slot op 4,91. Het verloop van den Pon-den-

koers was hier als volgt:

7.23-7.18%.. Dollars varen tenslotte iets lager –

— na .voorbijgaand tot 1.45% te zijn

gedaald. Marken veranderden’ maar wëinig; zij hand-

haafdén zich op het hooge niveau 59.40. Zeer sterk

aangeboden waren Registermarken, waarvan de prijs

nanzienlijk teru-gliep. Ook Effektens’perrmarken waren

lager. De Franche Franc veranderde uiteindelijkniet

veel, 9.72%. Van de over-ge wiselkorsen valt weinig

te melden; zij- verandeden

bijna niet.

Op de termijnmarkt -ging wel een en ander om. Het

Varen wel hoo’fdzakelijk Pond’en op 3-maands leve-

-ring, die vooral uit Londen hier gezocht wrden.


iettegestaan-de de geregelde vraag is het disagio

tijde1ijk. tot1% c. opgeio6pen;. bij het slot werd
wedr
Op
c. onder deia contanten prijs gedaan. In

‘de termijnkoersen voor Dollars’ kwam gen wijziging.
– •

– —-
•-

:-

In- goud ging weinig om;. -çle.p-rij’zen :wijzigden zich

Ii)
i t.

,

904

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 October 1934

HET VRIJWILLIGE FILIAALSYSTEEM.

Wanneer de professioneele beoefenaren der econo-
mie zich tot dusverre nog slechts in zeer beperkte mate
met het probleem der rationeele goederendistrihutie
hebben beziggehouden, dan kan daarvan de reden zeer
zeker niet zijn, dat er op dit terrein niet nog een
groot aantal vraagstukken om een oplossing zou vra-
gen. Integendeel, hoe meer men in de praktijk met
de feitelijke vereeling der waren te maken krijgt,
hoe meer men zi’ h over de instandhouding van in-
efficiënte hedrijfvormen verbaast en hoe meer men
zich gaat verdiepen in de interessante vraag, waar
de ontwikkeling van het economisch leven op dit

terrein heen zal leiden.

De ‘verspilling van kapitaal en arbeid, die op het
gebied •der distributie plaats vindt, is waarlijk zeer
groot. Niet alleen is er een ,,teveel” aan zelfstandige
detaillisten, grossiers, importeurs en agenten, maar
bovendien vonden ook hier, evenals bij de voortbren-

king dr goederen, verticale concentraties plaats in
den vorm van grootfiliaalhedrijven, warenhuizen en
verbruikscoöperaties. De toeneming van het aandeel,

dat deze laatste bedrijfsvorrnen van de totale goe-
derenconsumptie voor zich gingen opeischen, was
oorzaak van allerlei maatregelen van verweer in de
,,klassieke keten” van agent en fabrikant tot detail-
list. De dtaiilisten zochten, naar uitschakeling van
de grossiers door ht oprichten van winkeliersinkoop-
vereenigingen, de grossiers op hun beurt schakelden
de importeurs en fabrikanten uit door het oprichten
van eigen inkooporganisaties en eigen productiehe-drijven, terwijl de importeurs hetzelfde deden t.o.v.
de agenten door te zoeken naar eigen relaties in het
buitenland. Anderzijds schakelden de fabrikanten de
grossiers en winkeliers uit, repectievelijk door recht-
streeksche leverantie aan winkeliers en het inrichten
van eigen winkels, welk verschijnsel in anderen vonk
eveneens wordt aangetroffen, wanneer de importeurs zich rechtstreeks tot den detailhandel wenden. Vona-waar een weinig geordend geheel.

Lichten wij daaruit thans, om binnen het bestek
van dit artikel te blijven, de schakels grossier en
winkelier. Wij treffen dan’ aan een erkend ,,teveel”
aan grossiers, waarvan de individueele leden zich be-

ijveren om ieder hun aandeel te krijgen in de voor-
ziening van het totale aantal zelfstandige winkeliers,
die echter voor het meerendeel de waarde van dit
streven niet hoog aanslaan en door middel hunner
inkoopvereenigingen den grossier pogen te ontgaan.
Daarbij spelen naast strikt economische, ook overwe-
gingen van prestige een rol, grooter dan men wellicht

geneigd zou zijn te denken.
Welke de motieven echter ook zijn, die tot winke-

liersinkoopactie leiden,
vrijwel
steeds is het resultaat

nadeelig voor den groothandel en het spreekt dan ook
wel vanzelf, dat deze zich in een verdedigende posi-

tie gedrongen voelde. De gezamenlijk inkoopende
winkeliers hadden hun plan gemaakt min of meer
naar het voorbeeld der grootfiliaalbedrijven. Zij had-
den overwogen, dat het bestaande distributiesysteem,
in zijn geheel genomen, een onmiskenbaar element
vah verspilling inhield en zagen voldoende den logi-
schen opbouw van het igrootfiliaalbedrijf in, om tot
de conclusie te komen, ‘dat door het samenvoegen en
vooral door vermijding van iedere verbrokkeling van

koopkracht, een efficiënte bedrijfsvorm verkregen kon
worden. “) Naarmate •dit proces voortgang vond,
kwam echter de grossier meer en meer te verkeeren in de positie van een brug, waaronder de pijlers een
voor een weggeslagen worden. De winkeliers moesten
. tout prix worden teruggewonnen, wilde de grossier

als zoodanig blijven bestaan.

In Amerika was dit critieke punt in de levensmid-
delenbranche eerder bereikt dan in Europa. De strijd,

) Dat daarbij zédr veel afhangt van den persoon van
den leider, zij slechts terloops opgemerkt.

die op het oogenblik met name in ons land en in
Zweden met kracht gestreden wordt tusschen gros-
siers en winkeliersinkoopvereenigingen, woedde in
Amerika voornamelijk in het begin van de 20er jaren.
liet was daar S. M. Flickinger, die het eerst inzag,
dat ook hier aanval de beste verdediging was en dat
cle ,,antinomie der verdeeling”, bestaande in de con-currentie hem aangedaan door hen, die zijn afnemers
behoorden te zijn, slechts opgeheven kon worden door
de winkeliers voor te zijn en hun de lust te ontnemen
zich in inkoopvereenigingen •aaneen te sluiten. Het
eerste ,,vrijwillige filiaalbedrjf”, de S. M. Flickinger
Company, was daarmede degrondvest. In 1922 werd
het bedrijf omgezet in de thans alom bekende -,,Red
and White Stores”, waarna van 1926 tot nu toe een
waarlijk verrassende toeneming van het aantal vrij-
willige filiaalsysternen (voluntary chains) geconsta-
teerd kon worden. Als bel’angrijkste dézer noemen wij
nog de Independent Groers’ Afliance of Atnerica,
(1926), die onder de initialen I.G.A. werkt en de
Clover Farm Stores (eveneens in 1926 ‘gesticht).
Een vrijwillig filiaalbedrijf in dezen zin is een zoo
compleet mogelijke nabootsing van de grootfiliaalbe-
drijven (corporate chains) met dit groote verschil,
dat de eigendom en dus ook het- kapitaalrisico van
groot- en kleinhandlsgeleding van het distributie-
bed rijf
gedecehtraliseerd
blijft. De groothaudelaar, die
een vrijwillig filiaalsysteem opricht,
blijft
eigenaar

van zijn grossierderij, de winkeliers die met hem
samenwerken blijven eigenaar van hun winkels, doch
heide partijen komen vrijwillig overeen, dat de
koop-

kracht
der aangeslotenen zooveel mogelijk gecentra-
liseerd zal worden en dat de verkooppropaganda ge-
zainenlijk gevoerd zal worden. Uit een eiiquête van

het Arnerican Institute of Food Distribution, gehou-
den in 1930 en waarvan het rapport hijgewerktei herdrukt is in Augustus 1931, blijkt dat ongeveer
80 pOt. van de vrijwillige filiaalbednijven •door mid-del van tusschen grossier en winkeliers gesloten con-
tracten gefundeerd is. Uit een analyse van 29 dezer
contracten’) blijkt, dat zij vrijwel alle doôr dezelfde
fundamenteele gedachten beheerscht worden, volgens
welke de grossier zich o.m. verplicht voor zijn win-

keliersgroep: –
regelmatig te adverteeren,
reclameborden en -biljetten te doen ontwerpen,
winkelembiemen te versch±fç
p,

……….
betere etalages in te richten.

In den regel worden deze dienstentegen kostprijs
verricht. De voornaamste verplichtingen, die de win-

keliers d.e.t. op
zich
nemen zijn:.
hun inkoopen voor zoover mogelijk bij den gros-
sier te dekken (op dit punt, overigens het belangrijk-
ste, daar het onontbeerlijke voorwaarde voor efficiënte bedrjfsvoèring is, zijn de bontracten allesbehalve eens-
luidend. Slechts enkele gaan verder dan de aandui-
ding .dat ,,as far as possible”
bij
den grossier gekocht
zal moeten worden. De praktijk trouwens ‘zal hier den
doorslag moeten geven, daar winkeliers, die hun om-
zet bij den grossier na hun aansluiting niet aanmer-kelijk weten ôp te vorb; ,obr’ ‘het systeem uiteraard
van -geen. waarde zijn en dan ook spoedig weer af

zullen vallen),
hun winkel te schilderen in de door het vrijwil

lige – filiaalbedrijf aan te ‘geven kleuren,

t)
Tot goed begrip van zaken diene, dat wij hier alleen
spreken over vrijwil1ie filiaalbedrijven, die door een gros-
-sier of een combinake va grossiers geleid worden. De
Ame’rikanen spreken in dit geval van ,,wholesaler-spon-
sored voluntary. chains”. Daarnaast spreken zij echter
over ,,retailer-owned voluntary chains”, die wij met het
woord
w
inklierinkoopvereefligiflg plegen aan te duiden,
en over ,,cooperative groups”. Alle drie worden tot de
voluntary chainsgerekenci.. et verschil tusschen de tweede
en de derde categorie is voornamelijk gelegen in het al
dan niet bezitten van een eigen -grossierderij. De coopera-
tive groups zijn dus weinig. georganiseerde winkeliersin-
koopvereenigin-gen. . -.

17 October 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

905


c)
van de overige ,,service”, die hierboven reeds
genoemd werd, ‘gebruik te maken,

cl)
binnen bepaalden, korten tijd, te betalen.

Hoewel hiermede slechts enkele der voornaamstt
contractbepalingen aangegeven zijn, moge uit het
bovenstaande toch reeds voldoende gebleken zijn, dat
het vrijwillige filiaalsysteeni gekenmerkt wordt dooi
een doelbewust streven van de zijde van den gros-
sier
1)
om zijn winkeliers te steunen bij hun verkoop.
De grossier van vroeger placht zijn taak als beëindigd
to beschouwen, wanneer hij zijn artikelen verkocht
en geleverd had, maar de vrijwillige filiaalbedrijven
stellen zich, c.i. ‘oll:umen terecht, op het standpunt, dat men zijn idanter. ook daarna nog service, en ijel
in den vorm van Ietail-verkoopkunde in den ruimsten
zin des woords kan geven. Een grossier, die dan ook
niet ,,retail-mindecl” is of in staat is het te worden,
behoeft aan een vrijwillig filiaalsysteem nooit te be-
ginnen.
Bij dit alles is de prijsvaststelling uiteraard een
voornaam punt, al heeft de winkelier, die dit het
eenige
punt van belang acht, nog niet het ware ge-
voel voor dezen nieuwen vorm van samenwerking.
Eenheid is ook te dezen aanzien in de contracten niet
te vinden. Waar het om gaat is, dat de grossier naar
beste weten zal trachten zijn winkeliers in staat te
stellen de concurrentie der grootfiliaalhedrijven te
volgen. In sommige contracten, zelfs wordt ten aan-
zien van de prijsvaststelling met deze enkele woorden
volstaan. Andere maken het er al niet eenvoudiger op
door over laagstmogelijke of ,,redelijke”
prijzen
te
spreken. Maar toch wordt hiermede de grondgedachte
vrij nauwkeurig aangegeven, dat nl. cle grossier zijn
prijzen zoo moet stellen, dat de winkelier er een com-
pensatie in vindt voor de vrijwillig op zich genomen
verplichting om de benoo’digde goederen zooveel mo-
gelijk van clezen grossier te ‘betrekken.
De a-dhaesie, die het systeem in Amerika gevonden
heeft- is verbazingwekkend, vooral wanneer men be-
denkt, dat in het algemeen structuurveranderingen op het terrein der distributie zich slechts langzaam
plegen te voltrekken. Het Food Institute berekende,
dat er in Mei 1930 551 vrijwillige filiaalbedrjven en
winkeliersinkoopvereenigingen waren met een totaal
aantal aangesloten. kruicleniers van 59.640. Hiervan
waren 57.5 pOt. aangesloten bij een door grossiers
geleid vrijwillig filiaalbedrijf, 30.3 pOt. bij een win-
keliersinkoopvereeniging met eigen pakhuizen e.d.,
tewiji 12.2 pOt. tot een of andere ,,losse” winkeliers-
groep behoorde. Van 104 dezer, door een grossier
geleide, vrijwillige filiaalbedrijven kon de wordings-
gang precies worden nagegaan. De toeneming van het aantal dezer met het correspondeerende aantal
winkeliers blijkt uit onderstaande tabel:

Aantal aangesloten
Jaar v. oprichting
Aantal
winkeliers in
1930 1922

………..
1
92
1923

………..
1
450
1924

………..
1
90
1925

………..
7
1.860 1926

………..
4
919
1927

………..
15
1.711
1928

………..
27
5.600
1929

………..
41
6.066
1930

,………..
7
465

1l’LL

Deze
cijfers
‘spreken een duidelijke taal. Het Food
Institute berekende voorts, dat al deze combinatie-

1)
Eenvoudigheidshalve spreken wij – over den grossier
in het enkelvoud. De hoogere vormen van vrijwillige
filiaalbedrijven omvatten echter groepen grossiers, die niet
in elkaars rayon komen (,,non-competing groups” zou
uien ze met een variant
01)
het begrip van Taussig kunnen noemen), en die dus ieder weer met een andere groep win-
keliers samenwerken. Dit zijn ‘de z.g ,,synd’ieate volun-
taiy chains”, die ook weer speciale fabrikanten in het
systeem betrekken, de z.g. co-operatives”.

vormen ‘bij elkaar genomen ca. 25
â
30 pOt. van den
totalen omzet in ,,groceries” bereikten,
terwijl
ca.
35 pOt. ten -deel viel aan de gewone grootfiliaalbe-
drijven. Hoe de
cijfers
zich inmiddels
gewijzigd
heb-
ben is niet officiëel bekend, doch uit zeer recente
correspondentie met de I.G.A. is ons gebleken, dat deze het aandeel, dat de vrijwillige filiaalbedrijven
thans in den ômzet hebben, op
‘3
schat, tegen even-
eens Y
3
der gewone filiaalbedrijven.

Hoe dit ook ‘zij, dt het systeem een ongekeniden
groei achter den rug heeft, stait vâst. En het gaat
erop lijken, alsof ook in Europi de gedachte der vrij-
willige samenwerking bij ‘de betrokkenen gemeengoed
begint te worden.
Schrijver
dezes had de gelegenheid het onderwerp in een dezen zomer te Helsinki gehou-
den congres van importeurs en grossiers in levens-
middelen in te leiden. De reactie was even leerzaam
als
‘begrijpelijk.
De Duitsche gedelegeerden, die tot
hun groote voldoening in hun land een Zwangsorga-
nisation op dit terrein zagen tot stand komen met
een terugkeer tot de oude scheiding der opeenvolgen-
de in het distributieproces verrichte functies, ston-
den vrij onverschillig, ja eerder afwijzend tegenover
de uit Amerika gekomen denkbeelden. Hetzelfde was
met de Finnen het geval, hier echter uit hoofde van
het feit, dat de grossiersorganisatie in Finland een
zeer sterke rol in de ‘distributie vermag te spelen,
die de concurreerende bedrjfsvormen voor hen van
minder direct ‘belang ‘doet zijn. In Zweden en Neder-
land echter, waar den laatsten tijd de grootfiliaalbe-drijven en winkeliersinkoopvereeni’gingen in kracht
toenamen, ondervond het onderwerp naast ôritiek,
ook waardeerende belangstelling, die er na het ge-
noemde congres zeker niet minder op geworden is.

Wat ons land thans in het bijzonder betreft, is het
experiment van een ondernemend grossier in Zuid-
Holland door andere grossiers in verschillende pro-
-vincies nagevoigd. Deze grosiersbedrjven, die te-
-aamen met de bij -hen aangesloten winkeliers onder
het embleem ,,de Spar” werken, beginnen zich geheel te ontwikkelen naar voorbeeld van de Amerikaansche
,,syndicate voluntary chains”, met algeheele centra-
lisatie van den inkoop en ten deele ook van den
verkoop. Dit laatste natuurlijk niet in localen zin
bedoeld, doch in dien, zin, dat ,de Organisatie van den
verkoop der aangesloten winkeliers, die dus in ver-
schillende deelen van het land ‘gevestigd zijn, meer
en meer onder centrale leiding komt te staan. Het
komt ons trouwen’s voor, dat dit een noodzakelijk
sluitstuk is van ieder
vrijwillig
filiaalsysteem, dat
zich uitbrei-dt tot meer dan én grossier.

Hoe de toestand zich hier te lande zal ontwikke-
len, valt uiteraard moeilijk te voorspellen. Toch zijn
wij persoonlijk geneigd te gelooven, d.at een iiitbrei-
-ding van de toepassing ‘der vrijwillige filiaalgedachte
ook ‘bij ons te wachten staat. Men is het er in de
betrokken kringen vrijwel unaniem over eens, dat er
stappen in de richting van een meer efficiënte dis-
tributie gedaan zullen moeten worden, om de schakel
grossier-detaiflist in de distributieketen in stand te
houden. Naast waardeering ontmoet het niéuwe sys-
teem echter :hefti’ge critiek, juist van de •zijde van de
‘overblijvende grossiers. De veronderstelling
lijkt
nu
niet gewaagd, dat een natuurlijk selectieproces zich
hier ‘bezig is te voltrekken, hetgeen uit zal loopen op

een evenwichtstoestand tussehen grossierderjen-met-
afnemers volgens het gebruikelijke systeem, vrijwil-
lige filiaalb,edrijven en winkeliersinkoopvereenigingen
eenerzijds, grootfiliaalbedrijven, coöperaties, waren-huizen ed. anderzijds.

-Voordat deze toestand bereikt zal zijn, zal echter
eerst nog een verwoede strijd gestreden moeten wor-
den tusschen de gewone grossidrs en de vrijwillige filiaalbedrijven. Daarbij zal moeten blijken of deze
laatste over voldoende middelen en voldoenden aan-
-hang beschikken om hun positie te consolideeren, wat
op het oogenblik o.i. ng niet beoordeeld kan wor-

906

ËCONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 October 1934

den. De prijscalcujatie der vrijwillige filiaalzaken is
over het algemeen die van dagprijs plus een aan de
winkeliers bekende procentueele winstmarge, die af-
neemt naarmate de individueele orders toenemen.
Voor de merkartikelen met vastgestelde prijzen is zij
uiteraard de door fabrikan’ten voorgesdhreven prijs-
zetting, in welk verband terloops opgemerkt moge
worden, dat het een vraag van groot he’lan.g is, of
grossiersprijshandhaving, zooal theoretisch te verde-
digen, practisch doorvoerbaar is. Maar het aan ‘dit
alles ten grondslag liggende vraagstuk gaat veel die-
per dak dat der prijsconcurrentie-zonder-meer. In
dien cle vrijwilige filiaal-grossier er niet in slaagt
zijn aangesloten winkeliers daadwerkelijken steun bij
den verkoop te verleenen, is hij slechts weinig verder
gekomen, dan dat hij een veranderde prjscalculatie
heeft iiigevoerd. Het zwaartepunt moet dan ook o.i.
liggen in de gemeenschappelijke detail-verkoop-
reclame in den ruimsten zin des woords. En het gaat
er nu maar om,
‘bij
de winkeliers een voldoende esprit
cle corps aan te kweeken, om het besef levendig te
doen worden, dat gezamenlijk bespaarde gelden tot
het gezamenlijk nut kunnen en moeten worden aan-
gewend. Of de gemiddelde i ndividulistisch aange-
legde Nederlandsche kruidenier echter rijp is voor
een dergelijk ,,collectivistisch.indivi’dualisme” is een
vraag, die wij voorshands niet zouden durven be-
antwoorden. t. D.

DE TOEKOMST VAN DE DUITSCHE RJJKSMARK.

Tot nu toe is Duitschiand erin geslaagd de waar-de van zijn munteenheid’ te handhaven. Dit is ech-
ter niet gebeurd zonder een steeds dichter wordend
net van deviezenvoorschriften en deviezenrestricties, welke oorspronkelijk slechts ten doel ‘hadden het ka-
pitaalverkeer te regelen, ‘doch die, toen het uitvoer:
saldo der Duitsche handelsbalans daalde van R.M. 3
milliard in 1931 tot R.M. 1 milliard in 1932 en tot
R.M. 667 inillioen in 1933, ook invloed moesten
uiI-
oefenen op cle loopeude posten van de betalingsbalans.
Duitsche importeurs kregen slechts de beschikking
over een deel van ‘de deviezen, die zij nooclig hadden;
de rest van hun ‘betalingen moesten zij verrichten
door storting op een ,,gesperrtes Zwische.ukonto” en
voor den iuteres’t op de ‘buitenlandsche schuld werd
een transfermoratorium afgekondigd.
In 1934 is cle ontwikkeling van de handelsbalans
in ongunstige richting voortgegaan en werd deze van
actief passief, doordat de uitvoer verder daalde, de
invoer edhter steeg. In de eerste acht maanden van dit
jaar bedroeg de invoer R.M. 3006 millioen tegen R.M.
2794 millioen in de overeenkomstige periode van het vorige jaar, een stijg’ing derhalve met circa 734′ pOt.
De Duitsche uitvoer daalde daarentegen in die zelf-
de periode, van R.M. 3176 millioen tot R.M.2741
millioen of’met circa 13341 pOt.
Wanneer we de Duitsche ‘handelsbalans over deze
periode ontleden in enkele voorname posten, dan
krijgen w’e het volgende beeld:

Iii millioenen
R.M.
Jan.-Aug.

Jan-Aug.
Invoer:

1933

1934
levensmiddelen en dranken

715

675
grondstoffen en haiffabrikaten

1621

1819
eind!producten

……………….
439

489
Uitvoer:
levensmiddelen en dranken

100

87
grondstoffen en haiffabrikaten

596

534
eindprodueten

…………………
2474

2118

Het eerste, dat bij beschouwing van deze cijfers
opvalt is, dat Duitschland in de eerste acht maan-
den van dit jaar voor een grooter bedrag aan grond-
stoffen en halffabrikaten heeft ingevoerd dan ver-
leden jaar; de uitvoer van deze goederen nam naar
de waarde gemeten daarentegen af. De grootere be-
hoefte aan grondstoffen, die uit deze cijfers spree’kt,
is ‘een ‘gevolg van de opleving, welke de Duitsche
binnenlandsche markt heeft ondergaan en ‘waarop
alle gegevens betreffende de Duitsdhe conjunctuur
duidelijk wijzen. D’eze opleving is de eerste en voor-
naamste oorzaak van het passief worden der han-
delsbalans. Dat zij gepaard moest gaan met een toe-
neming ,van den invoer van grondstoffen, was voor-
uit te voorzien. Het
moeilijke
is echter, dat Duitsch-
land de middelen mist om dezen verhoogden invoer te
betalen. Het ‘zou hiervoor credieten hebben moeten opnemen, maar de situatie op de internationale cre-
dietmarkt is zoodani.g, dat Duitschland daar op ze-
gelmatige wijze geen crediet kan krijgen. Op onregel-
matige manier heeft deze credietverleening intus-
schen, echter wel plaats gevonden.
Wat is toch het geval? De individueele koopers
van grondstoffen in Duitschland waren over het al-
gemeen volkomen solvabel en de verkoopers der
grondstoffen in het ‘buitenland waren gaarne bereid
hun te leveren. Onder deze omstandigheden zijn
transacties tot stand gekomen. Toen het op betalen
aankwam, bleek evenwel, dat een deel van het ver-schuldi.gde slechts in marken voldaan kon worden,
en dat Dui

tschland niet in staat was deze ‘marken
in buitenlandsche betaalmiddelen om te zetten.
De buitenlandsche leveranciers van grondstoffen
en van andere goederen,. die werden ingevoerd, kre-
gen dus voor een deel van hun export naar Duitsch-
land geen andere betaling dan in een vorm, die hun
slechts veroorloofde hun koopkracht in Duitschland
uit te oefenen. Wanneer
zij
deze koopkracht zouden
aanwenden om ‘zich Duitsdhe goederen te verschaf-
fen, dan ‘zouden
‘zij
volledige ‘betaling genieten. Dit
deden zij echter niet; we ziën het
duidelijk
uit de
cijfers der handelsbalans; bij het buitenland bestond
gee’n animo om voor eenzelfde bedrag ‘goederen in
Duitschland te koopen als het naar dit land expor-
teerde. Zoodoende geschiedde een deel van den
Duitschen invoer, ook al werd deze geheel door de importeurs in marken voldaan, op crediet, dat door
de leveranciers onvrijwillig werd verleend.
Hiermede zijn we ‘gekomen aan de tweede oorzaak
van het passief worden der Duitsche handelsbalans.
Het buitenland koopt thans voor een geringer be-
drag Duitsche fabrikaten dan vroeger. Gedeeltelijk
zal dit op rekening geteld moeten worden van de
nog steeds overal toenemende handelsbelemmeringen,
gedeeltelijk is het misschien een gevolg van de min-
der vriendelijke ‘gevoelens, die door sommigen ten
opzichte van Duitschiand worden gekoesterd en die’
tot boycot van Duitsche goederen hebben geleid;
voor een groot deel zal evenwel Duitschland’s on-
macht om zijn export op peil te houden moeten wor-
den toegeschreven aan het afgenomen concurrentie-
vermogen van dit land. Het fatale in de ontwikke-
ling van het Duitsche economisch leven is, dat de
verlevendiging van de binnenlandsc’he markt, waarop
hierboven werd gewezen, vrijwel uitsluitend het ge-
volg is geweest van bijzondere maatregelen, die door
cle Regeering zijn genomen en die mede tot gevolg
hadden, dat groote lasten op het volk in zijn geheel
v,rerden gelegd. Dit komt duidelijk tot uitdrukking in de stijging van het
indexcijfer
van de kosten van
het levensonderhoud, dat in Augustus 1934 122.5
bedroeg tegen 118.4 in Augustus 1933.
In het kader van dit artikel is geen aanleiding de
vraag te ‘beantwoorden of de Duitsche Regeering met
haar voortgezet streven naar ,,Ankurbelung” van het
ecou’ômisch leven een verstandige politiek ‘heeft ge-voerd. ‘Wij willen alleen constateeren, dat deze poli-
tiek in de ‘handelsbalans tot uiting is gekomen door grooter invoer en geringer uitvoer en zoodoende de ernstige betalingsmoeiljkheden van thans heeft ver-
oorzaakt.
Om deze moeilijkheden opte ‘heffen zal het noodig
zijn, dat de handelsbalans weer actief wordt. Nu zal
de invoer in de komende maanden wel een neiging
tot dalen vertoonen. D’it zal minder het gevolg zijn van maatregelen, welke van Duitsche zijde daartoe

17 October 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

907

worden genomen, dan wel van cle omstandigheid, dat
men over de geheele wereld thans overtuigd is -van
de bezwaren, die aan export naar Duitschiand ver-
bonden ‘zijn, zoodat men dit land niet meer ‘zal leve-
ren, wanneer het geen contante deviezen kan voor-
leggen. Dit zou echter ‘beteekenen, dat Duitsc’hland
niet meer in dezelfde mate als den laatsten tijd het
geval is geweest, van, buitenland sche grondstoffen
zou worden voorzien. Voorloopig zou dat misschien
niet zoo’n groot bezwaar zijn, omdat belangrijke voor-
raden zouden kunnen worden aangesproken. In een
niet zoo heel ver verwijderde toekomst ‘zou dat ech-
ter beteekenen, dat de tot nu toe gevoerde ,,Ankur-
belungs”-politiek zou moeten worden opgegeven.
Hieraan is niet te ontkomen, want ook de pogingen
om buitenlandsche grondstoffen te vervangen door
s’nthetische, die men zelf kan produceeren, brengen
voorloopig vraag naar allerlei goederen met zich
nice, omdat zij er toe medewerken de ‘binnenlandsche
markt te verlevendigen.
Het is juist die opgeleefde binnenlandsche markt,
die Duitschlan.d in het internationale betalingsver-
keer parten speelt; het streven van ,,Ankurbelung”
‘zou moeten plaats maken voor een deflationistisc’he politiek, anders 7ou mcci met de ingevoerde grond-
stoffen niet toekomen.

IToe zou Duitsehlan.d echter in staat zijn tot zulk
ien volkomen frontveranciering vat ‘zijn economisch
‘beleid aangaat? De eenige maatregel, die tot nu toe
in deflationische richting •ging, was waarschijnlijk
het voorschrift betreffende het ,,Ein-Topf”-gerecht!
Daarbij werd de bevolking een beperking opgelegd;

overigens waren alle maatregelen op uitbreiding van
de consumptie gericht. Ook de belastingpoFitiek
werd hiertoe aangewend; tal van faciliteiten werden
verleend aan hen, die nieuwe goederen kpchten of
werken lieten verrichten.

Wij geloovn niet, dat Duitsdhland tot deflatie
‘zal kannen overgaan. Wij laten ‘daaibij veer geheel
in het midden of zulk een politiek verstandig zou
‘zijn en in alle opzichten uitkomst zou brengen. Wan-

neer de invoer van buitenlandsche grondstoffen zou
worden beperkt, zou men evenwel geen keus hebben;
de deflatieschroef ‘zou moeten worden âangedraaid.
Het gevolg daarvan ‘zou echter zijn, dat alle resultaten
van de tot nu toe gevoerde economische politiek zou-
den worden vernietigd en dat zal de Regeering tot
eiken prijs willen voorkomen.

* *
*

Het streven der Regeering zal dus moeten worden
gericht op vergrooting v’an den uitvoer. Alleen daar-
door zal Duitschland in staat zijn zich de noodige
deviezen te verschaffen om den invoer te betalen. Ook
dit is echter niet gemakkelijk. Wij heb’ben gezien hoe
zeer de waarde van den, uitvoer in den laatsten tijd
is afgenomen. In het verleden vond ‘de Duitsche ex-
port steun in de mogelijkheid, dat een deel ervan
werd betaald door middel van Sperrmarken, door in
het ‘buitenland •gekochte Duitsche obligaties en door
het z.g. Scripverfahren. Deze mogelijkheid is hoe
langer hoe kleiner geworden. Dat geen groot gebruik meer zal worden gemaakt van Sperrmarken voor be-
taling van Duitsche goederen is een gevolg van de

bepalingen van . de clearing-overeenkomsten, die
Duitschlan.d met zijn voornaamste klanten heeft moe-
ten afsluiten. Voor den inkoop van obligaties en
voor de toepassing van het Scripverfahren zijn bul-
tenlandsche deviezen noodig, waarover Duitsdhland vrijwel niet meer beschikt. Bovendien zou een steun
op deze wijze aan den export verleend, Duitschland
niet helpen, omdat het daardoor wel op een goed-
koope wijze van ‘zijn schulden afkomt, maar geen
deviezen in handen krijgt. Duitschland ‘zal daarom ‘zijn productiekosten moe-
ten verminderen teneinde den export te stimulee-
ren. Dat zal echter niet kunnen geschieden door een

reëeie verlaging van deze kosten, want dit zou de
flatie beteekenen en we hebben hier’boven juist be-toogd, dat een deflationistische politiek in Duitsch-
land niet te .verwachten is. 1-let zal dus moeten ‘ge-
schieden door een nominale verlaging, d.w.z. door
devaluatie van de Rijksmark. Ook dat is echter een
stap, die niet zoo aanstonds van de Duitsche Regee
rin.g te verwachten is. De President van de Rijks-
bank heeft ook den laatsten tijd met grooten na-
druk verklaard, dat er niet aan gedacht wordt aan de waarde van de munteenheid te t’ornen. Verder
meent men wel, dat zulk een waardevermindering
waarschijnlijk het eenige is, waartoe de machtige
Duitsche Regeering niet in. staat is, omdat dit bij
d’e bevolking, die zich nog zoo levendig den inflatie-
tijd herinnert, onmiddellijk de hevigste reacties’ zou
veroorzaken.
Wij zijn hiervan niet geheel overtuiigd. Het komt
ons niet uitgesloten voor, dat de Duitsdhe Regeering

monetaire maatregelen neemt, teneinde – laten we
zeggen – de waardevermindering van den Dollar
en het Pond Sterling ten opzichte van de Rij’ksmark
te corrigeeren, zonder daarbij op buitengewone moei-lijkheden te stuiten. Met de mogelijkheid van devalu-
atie van de Rijksmark ‘zal dan ook, naar onze mee-
ning, ernstig rekening ‘gehouden moeten worden.
Toch achten wij’ het niet onwaarschijnlijk, dat
Duitschlan.d voorloopig nog zal trachten hieraan te
ontkomen. Op den duur zal men devaluatie niet kun-
nen ontgaan, wanneer men tenminste geen deflatie
wil, maar in de eerstvolgende maanden ‘zal Duitsch-
land ‘zijn uitvoer waarschijnlijk nog trachten te be-
vorderen door den exporteurs exportpremies toe te
staan. Men zou ‘dat kunnen doen door
bij
de omreke-
ning van ‘de buitenlandsche deviezen, die de uitge-
voerde goederen opleveren, een ‘hoogeren koers dan
den officiëelen toe te staan, waarbij dan gedifferen-
,ieerd ‘zou kunnen worden naar den aar.d. van het he-treffende goed en de situatie van de expôrtmarkt. Ook
zou men naast de reeds ‘bestaande ,,Arheitsbeschaf-fungswechsel”, die op de werkgelegenheid en ‘daar-
mede op de binnenlandsche markt zulk een .grooten in-
vloed ‘hebben uitgeoefend, een nieuw papier kunnen
creëeren, dat men ,,Ausfu’hrwechsel” zou kunnen noe-
men.
De exporteurs kregen dan geen contanten, maar
wissels, die verdisconteerd zou.den kunnen worden.
Langer dan eenige maanden ‘zal men deze politiek
echter niet kunnen voeren. Cadeautjes geven aan het
buitenland, want daarop komt dit neer, veroorzaakt
een steeds verder stijgen van de productiekosten, zoo-
.dat Duitschland er steeds meer door in een impasse
geraakt. Bovendien zou .het eind zijn, dat men regel-
recht in een nieuwe inflatie zou terecht komen en
dan ‘zou de waarde’ van de munteenheid, ondanks het
feit, .dat men devaluatie wil ontgaan, natuurlijk niet
te handhaven zijn.

De vraag is gewettigd of de tegenwoor.dige situa-
tie niet reeds op inflatie duidt. De meerdere bedrij-
vigheid, die Duitschland thans toont, vergeleken
bij enkele jaren ‘geleden, is grootendeels gefinan-
cierd met ,,Arbeitsbeschaffungswechsel” en ,,Steuer-
gutscheine”, die een belangrijk deel van de porte-
feuilles van de Rijksbank en der particuliere banken
uitmaken.
Het heeft er inderdaad veel van, dat de weg, dien
wij vreezen, dat ‘het op zal gaan, reeds thans be-
treden is. Alleen door een spoe’di’ge devaluatie zal
verdere inflatie, ‘die toch ook tot depreciatie van
de munt zal leiden, ‘misschien nog kunnen wordefl
gestuit.
J. W.
F.
SLIGTING.

908

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 October 1934

DE CONTINGENTEERING VAN DEN STEENKOLEN-

INVOER.

De heer W. P. R. van der Drift schrijft ons:

Tot de tallooze artikelen, die tengevolge van de
,,Crisisinvoerwet” 1931 gecontingenteerd zijn, be-

hooren sedert de afkondiging van het Koninklijk Be-
sluit d.d. 27 Juli 1934 No. 1, ook steenkolen, cokes
en steenkooibriketten. Afgezien van de vraag, of de

contingenteeringspolitie’k ‘de juiste is, zouden wij toch eenige ernstige bedenkingen tegen de onder-
havige contingenteering naar voren willen brengen.
Nu de praktijk van deze invoerbeperking zich reeds
heeft doen gelden en het wetsontwerp ter bekrach-
tiging van het desbetreffende K. B. de leden der
Tweede Kamer •heeft bereikt, kan het wellicht zijn
nut ‘hebben de fouten, •die aan dit ontwerp van wet
kleven, onder de aandacht van niet uitsluitend direct
belanghebbenden te brengen. Want is eigenlijk niet
iedereen belanghebbende bij deze aangelegenheid? De
winter staat voor de deur, de kachels en haarden zijn
in gereedheid gebracht om hun taak te ‘gaan vervul-
len. Maar weet men wel, dat de kans groot is, dat
wij aanstonds weer een soort distrïbutietijd tegemoet
gaan, omdat de invoer van kolen belemmerd wordt?
Hierdoor ontstaat onvermijdelijk schaarschte van
huisbrand, want de Nederlandsche mijnen zijn niet
bij machte om in de volle •binnenlandsdhe consump-
tie-behoefte op normale wijze te voorzien! Immers,
de Limburgsche mijnen zijn, wat hun assortiment ‘be-
treft, aan de natuur gebonden. Toen in de jaren
1926 en volgende de Nederlandsche productie te ge-
ring was en invoer van steenkolen dus noodzakelij-
kerwijs moet plaats vinden, is de productie welis-
waar toegenomen, totdat zij in tonnental gelijk kwam
met het verbruik, maar deze toeneming heeft zich
niet gelijkelijk verdeeld over de verschillende soor-
ten. Integendeel, zij bleef vrijwel beperkt tot twee
soorten, waarvan het volgende overzichtsstaatje een

duidelijk ‘beeld geeft:
‘.3
Verdeeliug over de verschillende soorten van de
Nederlancische productie in
1000
tonnen.

Mager Halfrnager ilaifvet Vet Totaal
Gein
192611930

1308

3665

430

5179 10.600
1930
…………
1477

4527

547

5660 12:211

1931

…………
1509

4885

624

5884 12.901
1932

…………
1436

4700

510

6110 12.756

Nu komt het artikel huisbrand voornamelijk voort
uit de groep magerkool, waarvan de productie dus, vergeleken hij de halfmager- en vetkool, gering is.
Wanneer nu de importeurs van huisbrandkolen
slechts ‘beperkte hoeveelheden kunnen invoeren, komt
er naast een belangrijk tekort een
aanzienlijke prijs-

stijging.
Voöral dit laatste is een belang, dat
ieder-

een
betreft. Dit is dus het eerste resultaat, dat de

regeering bereiken zal en dat nog wel in een tijd,
dat zij zelf aandringt op verlaging der uitgaven!
Dat het hierboven beschreven gevaar nog veel em-
stigef is dan zich oogenschijnlijk laat aanzien, moge
blijken uit het feit, dat het toegestane percentage van 60 pCt. in de praktijk ‘belangrijk lager is. De
importeurs mogen immers hoogstens 60 pOt. invoe-
ren van de hoeveelheid, welke zij gemiddeld per 54
maand in 1933 geïmporteerd hbben. Zij krijgen dus
als basis toegewezen 11124 van hun jaaromzet. Het
1

huisbrandkölenbedrijf is echter een seizoenbedrijf,
dat zich hoofdzakelijk beperkt tot de maanden Juli t/m. December. Voor dit tijdvak is dus een contin

gent, berekend naar den jaaromzet, absoluut onvol-
doende. Het zal zelfs in plaats van 60 pOt., maar
ongeveer 30 pOt. bedragen.
Nog eigenaardiger is het feit, dat de z.g. overma-
tige invoer (waarover aanstonds meer) ontleend is
aan de invoercijfers over het eerste halfjaar. Zooals
wij reeds opmerkten, voert de huisbrandimporteur
practisch alleen gedurende het tweede halfjaar in. Het artikel huisbrand heeft dus part noch deel aan
de toeneming van den koleninvoer. Toch is het ook

begrepen onder de contingenteering, in plaats van
er – evenals zulks met de hunikerkolen geschied is
– van uitgezonderd te zijn.
De ,,Orisisinvoerwet” sprak aanvankelijk alleen
van
tijdelijke
maatregelen tegen
overn’vatigen invoer.
Was er dan sprake van overmatigen invoer van steen-
kolen? Werpen wij daartoe een blik op de statistische
gegevens, die het Centraal Bureau voor de’ Statis-
tiek geregeld publiceert, dan blijkt van dien overma-

tigen invoer niet veel.

Invoer in Nederland (in tonnen).

Steenkolen

Cokes

Steenkool’briketten
1926
………
10.061.254

281.926

394.397
1927
………
8.821.579

277.609

370.218
1928
………
8.759.801

301.293

333.652
1929
………
9.618.406

370.822

327.283
1930
………
9.113.241

289.275

330.518
1931
………
8.500.731

315.663

398.931
1932
………
6.513.366

316.176

354.412
1933
………
6.725.545

331.681

373.453

Inderdaad is er na 1932 een toeneming van den invoer te bespeuren, welke zich ook dit jaar heeft

voortgezet:

Invoer over het tijdvak Januari t/in. Augustus.

1933

1934
Steenkolen

………………
3.471.517

3.787.582
ton

Cokes

…………………..
191.083

236.220
Steenkooibriketten ………..
243.988

223.834

De stijgin’g van den invoer ‘bedraagt echter slechts
een vijfde van de vroegere daling; doch dan kan
men ook niet spreken van overmatigen invoer. Dat
dit der regeerin.g ook wel bekend was, moge blijken
uit de wijze, waarop de steenkolencontingenteering

tot stand is gekomen. De actie hiervoor gevoerd, da-
teert reeds van het begin der ,,Orisisinvoerwet” af.
Vrijwel Qnmiddellijk na haar afkondiging verzoekt
de Nederlandsche mijnindustrie om tot contingentee-
ring over te ‘gaan. In een daartoe bijeengeroepen
vergadering van de commissie-Spanjaard kwam zeer
duidelijk vast te staan, dat er van overmatigen in-
voer geen sprake was. Tot ‘deze vergadering waren
belanghebbenden uit alle kingen van het Nederland-sche bedrijfsleven toegelaten en allen verwierpen de
contingenteering, met uitzondering van de leiders van een deel der ‘ Limburgsche mijnen! Laatstge-
noemden lieten het er echter niet
hij
zitten en dron-

gen aan op wijziging der wet, waardoor men tevens
rekening zou kunnen houden met het verloop van den
uitvoer en het verbruik. Doch over dezen boeg kon-
den •de voorstanders van de contingenteering het
ook niet wenden, want het invoeroversehot was in-
tusschen in een uitvoeroverschot veranderd.

Uitvoer uit Nederland (in tonnen) Invoer- Uitvoer-
Steenkool- overschot overschot
Steenkolen

Cokes briketten

(in 1000 tonnen)
1926 . . 3.376.322

960.388 151.848

1500
1927 . . 2.957.860 1.145.395

83.747

1834
1928 . . 3.923.577 1.133.103

77.338

928
1929 . . 3.621.238 1.940.295 104.620

1584
1930 . . 3.899.514 2.079.545 193.886

735
1931 . . 4.093.087 2.216.787 464.186

58
1932 . . 3.423.879 1.032.293 328.251

56

Vooral op sterken aandrang van de ‘zijde der mij-
nen kwam de gevraagde wijziging in ‘de wet tot stand
(17 November 1933) en toen ook’de cijfers over dat
jaar bekend waren, waaruit bleek, dat er nu weer
een invoeroverschot van 158.000 ton was, zwichtte
de regeering en gin.g zij over tot contingenteering
van den invoer van steenkolen.
Nederland was ec’hter door allerlei handelsverdra-
gen sterk aan het buitenland ‘gebonden. Met Duitsch-
land ‘bestond er een overeenkomst, waarin de grootte
van de in te voeren hoeveelheden was vastgelegd. Met
Engeland was het verdrag aldus, .dat het op een con-
tingent van 100 pOt. aanspraak kon doen gelden, ter-wijl men tegenover België niet anders kon ‘handelen,
omdat onze kolenuitvoer naar België grooter is, dan
de invoer daar vandaan. Het gevolg was dus, dat er

17 October 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

909

maar één land overbleef, waartegen de con’tingen-
teering een nuttig effect kon hebben: Polen. Dit land
wordt clan ook met name in het wetsontwerp ge-
noemd. Inderdaad is de invoer uit Polen toegenomen, maar de Poolsche kolen zijn van een veel hooger gas-
gehalte (ongeveer 50 pOt.) dan de Nederlandsche.
Opmerkelijk is ook, dat de Nederlandsche kolen-
productie in de crisisjaren vrijwel niet geleden heeft,
in tegenstelling tot andere landen van Europa. Zelfs
in de maand Juli van dit jaar, toen de contingentee-
ring een feit werd, was de productie belangrijk groo-
ter dan in 1933 en was het aantal verzuimdagen ge-ringer dan in het vorige jaar. Het volgende overzicht
toont ons het verloop der productie in de verschillen-
de landen, waaruit de gunstige positie van Neder-
land duidelijk in het oog springt.

Productie in 1000 tonnen in Europa.

1929

1930

1931

1932
Duitschiand ………
163.441 142.699 118.640 104.740

België …………..
26.940

27.415

27.024

21.414

Spanje …………..
7.108

7.120

7.091

6.770

Frankrijk ………..
53.780

53.900

50.023

46.268

Polen ……………
46.236

37.506

38.265

28.835
Engeland ………..
262.045 247.795 222.981 212.602

Saargebied ……….
13.579

13.236

11.367

10.438

Tsjecho-Slowakije
. . . . 16.521

14.435

13.103

11.053

Nederland ………..
11.581

12.211

12.901

12.756
Totaal voor geheel Europa
uitgezonderd Rusland
604.266 559.200 504.280 457.700

Terwijl dus overal vermindering van de productie
valt waar te nemen,, heeft er in ons land een voort-durende uitbreiding der productie plaats gevonden.
Te meer is dit opmerkelijk, omdat reeds in 1928, toen
er dus een groot kolenverbruik was vanwege de zeer
groote bedrijvigheid in de geheele wereld, er ernstige
moeilijkheden ontstonden met onzen uitvoer. In ver-
band hiermede richtte men in October van dat jaar
een adres tot den Ministerraad met het verzoek om
heffing van een invoerrecht op buitenlandsche kolen.
O.i. zijn de moeilijkheden in Limburg dan ook niet
alleen aan de crisis, maar nog meer aan een te snelle
expansiepolitiek te wijten. De vele ontslagen van
mijnwerkers zijn ook niet het gevolg van een vermin-
dering van afzetgebied, maar van de voortgaande
mechanisatie. Dit blijkt daarom duidelijk, omdat de
ontslagen voor 90 pOt. ten laste van •de ondergrond-
sche arbeiders komen. Al loopt de productie nu sedert
1931 in geringe mate terug (in 1933 bedroeg zij
12.574.000 ton), vergeleken bij 1929 is’ ‘zij toch nog
gestegen met nagenoeg 1.000.000 ton, terwijl de ver

mindering t.o.v. 1981 geenszins ‘van d’ien aard is, dat
zij een dergelijke verhouding tusschen boven- en on-
dergrondsche ontslagen arbeiders tengevolge kan
hebben. Dit euvel, dat zich reeds in zooveel takken
van industrie heeft geopenbaard, doet zich thans ook
in de mijnindustrie gevoelen. Dat contin.genteering
hier niet de
medicijn
is, spreekt welhaast voor zich-
‘zelf.
Ook brengt de contingenteering internationale ge-
varen met ‘zich mede. Zooals in •het vorenstaande
reeds is uiteengezet, is ons land aan handen en voe-
ten gebonden met het buitenland. Tot de landen, die
‘hiér invoeren, behooren België en Frankrijk hunner-
zijds tot onze beste afnemers; beide betrekken veel
meer kolen van ons, dan wij van hen. Wij stellen
onzen uitvoer dus in de waagschaal, wanneer wij den
invoer gaan beperken. België trof trouwens bereids
zijn tegenmaatregelen, welke ons vermoedelijk meer
nadeel zullen berokkenen, dan de contingenteering
voordeel oplevert.
Ten opzichte van Engeland staan wij eveneens in
een
gevaarlijke
positie. Belemmeren wij den Engel-
schen kolenuitvoer naar ons land, dan zal Engeland
ongetwijfeld onze landbouwproducten verdere moei-
lijkheden in den weg leggen. Onze handelsbalans met
Engeland is actief, dus valt er onzerzijds eventueel
weinig tegen de Engelsche maatregelen te doen.
Evenzoo loopt oiize uitvoer van landbouwprodueten

naar Duitschland ‘gevaar bij contingenteering van zijn
kolenexport naar Nederland.
Tenslotte zij nog de aandacht gevestigd op andere
hinnenlandsche belangen, die op het spel staan. Het haven’bedrjf in Rotterdam draait voor ongeveer een
derde gedeelte om het kolenverkeer, zooals •het vol-
gende overzichtje duidelijk weergeef t.

Tijdvak
,
Totaal goederen-
Januari
Invoer Uitvoer
Transito
verkeer in den
t/in.
Juni
1
(in tonnen)
haven
1931

……
308.428 862.096
3.998.112
13.741.278
1932

……
274.370
531.717
2.323.258
10.279.188
1933

:…..
219.089
255.816 2.806.151
10.744.332
1

1934

……
286.026
429.807
3.584.976 13.153.328

Wanneer nu de steenkolen gecontingeerd blijven,
zal dit van grooten invloed zijn op de verschillende
haven’bedrijven; ‘want niet alleen Rottérdam komt
hier ‘in ‘het gedin’g, maar zeker ook Amsterdam en
Dordrecht, om slechts de voornaamste te noemen.

i Eveneens ‘zal ‘de binnenscheepvaart het nog harder
te verantwoorden krijgen dan zij ‘het nu reeds •heef t,
want de Lirnburgsche
mijnen
vervoeren hun produc-
ten voor ongeveer 95 pOt. met de spoorwegen. De
binnenscheepvaart •heef t dus vrijwel uitsluitend pro-fijt van de buitenlandsche steenkolen.
Summa’ summarum: contingenteering van steen-
kolen is – door welken bril wij het ook bekijken –
uit den booze. Zij dient slechts om het belang van
enkelen te steunen, maar druischt tegen elk lands-
belang en algemeen belang in.
Het is nog niet te
laat: de volksvertegenwoordiging kan er haar goed-
keuring aan onthouden. Laa’t zij toonen een open oog te hebben voor de belangen van hen, die zij vertegen-
voordigt: van het Nederlandsche volk in zijn, geheel!

95
f1′
BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.

HET VRAAGSTUK VAN DEN BUITENLANDSCHEN
HANDEL VAN SOVJET-RUSLAND.

Prof. Dr. B. Brutukus te Berlijn schrijft ons:

De omvang van den buitenlandschen handel van
de Sovjet-Unie bedroeg in het eerste kwartaal van
het loopende jaar 134,1 millioen Roebel, waarvan de
invoer 49,5 millioen uitmaakte. Dit ‘zijn zeer geringe
bedragen voor een zoo groot land. De bu’itenlandsdhe
handel der Sovjet-Unie bevindt zich in een stadium van diepe inzinking, erger dan van welk ander land
ook. Met het oog op de tendensen in ‘andere landen,
waar men onder den druk der crisis in sommige
opzichten den buitenlandschen handel onder contrôle
ga’at stellen, is het van belang het vraagstuk van den
buitenlandschen ‘handel als staatsmonopolie in het
algemeen te bezien aan de band van de zestienjarige
ervaring der Sovjet-Unie.

De omvang van den b’u.itenlandschen handel der
Sovjet-Unie.

De volgende tabel geeft de ontwikkeling van ‘den
buitenlandschen handel van Rusland weer:

In mill. goudroebel

In miii. vooroorlogsroebel
1)

Jaar Uitvoer Invoer Uitvoer Invoer Omzet Omzetindex
1913 . 1520,1 1375,0 ‘ 1520,1 1375,0 2895,1

100,0
1927/28 791,6

945,5

592,1

668,2 ç’
126
O
3

43,5
1928129 877,6

836,3

709,4

576,8 1286,2

44,4
19302) 1036,4 1058,8

947,3

841,7 1789,0

61,8
1931 . 811.2 1105,0

876,0 1038,5 1914,5

66,2
‘1932 . 574,9

704,0

736,1

784,9 1521,0

52,5
1933 . 495,7

348,2

700,1

428.3 1128,4

39,0
1)
De berekening in vôôroorlogsroebels is overgenomen
uit de publicatie van het Birmingham Bureau of Research
on Russian Economie Conditions: ,,Foreign Trade of the
U.S.S.R.”, July
1934.
• 2)
Sedert
1930
valt het begrootingsjaar met het kalen-
derjaar samen, vroeger liep het eerste ‘van
1
Oct. tot
30
September.

910

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 October 1934

– Ook v66r den oorlog was Rusland on’voldoende bij ‘het wereldverkeer betrokken: De bovenstaande tabel
toot aan, dat die verbinding onder het nieuwe stel-
el: nog lossr is geworden. Slechts in 1930 en 1931
werd een omvang van twee derden van v66r den oor-
log bereikt, terwijl hij in 1933 weer tot op 39 pCt.
van dat niveau was ingekrompen, en zelfs kleiner
was dan gedurende de laatste jaren van de Nieuwe
Economische Politiek (Nep). In het eerste ‘kwartaal
van 1934 was de omvang weer 28 pOt. kleiner dan in
de overeenkomstige periode van 1933. Per hoofd der
bevolking is de toestand nog ongunstiger, daar de
Russische bevolking tijdens het ‘Vijfjhrenplan reeds
15 pOt. grooter was dan v66r den oorlog.
‘T55r
den oorlog maakte de Russische buitenland-
sche handel 3,9, pOt. van den wereidhandel uit. Na-
dien is een oppervlakte van dat
Rijk
afgescheiden,
ivaarop, ongeveer. 15 pOt. der bevolking woonde. In-
dien dus ‘de ‘buitenlandsche handel van de, Soyjet-
Unie zich in dezelfde verhouding als die van andere
landen had ontwikkéld, zou hij ongeveer 3,3 pOt. van
d’en wereldh’andel moeten bedragen. In 1928/’29, het
jaar van den •grootsten wereld’handel, bedroeg het
altudeel der Sovjet-Unie echter slechts 1,4 pOt. In
1930 en 1931 kromp de wereidhandel in, terwijl de buitenlandsohe handel van de Sovjet-Unie zich uit-breidde en het percentage van 2,5 bereikte. Daarna
daalt de Sovjet-‘buitenlan’dsche handel sneller dan de
ivereldhandel, en bedroeg in 1933 nog slechts 1,8
pOt. Zelfs in de jaren van den ‘grootsten bloei Iva’s de
opivang van •den buitenlandschen handel der Sovjet-
EJnié per hoofd der bevolking nog geringer dan die
vaii Roemenië, Polen en Turkije. Tegenstand’ers van
het monopolie van den buitenlandschen handel der
Sovjet-Unie noemen dit stelsel dan ook een
systeem der ,,zelfblo/cicade”.
Van Sovjet-zijde tracht men deze zwakke ontwik-
keling van den buitenlandschen handel te verklaren
door het verschil tusschen een kapitalistiscihen en
een ‘socialistischen staat. In het pas verschenen werk
van ‘het studiebureau van ‘het Volkscommissariaat
voor den Buitenlandsche Handel
1)
leest men op
blz. 80-81: •,,Wij hebben geen belang erbij, zooals de
kapitalistische staten, den uitvoer tot het maximum
op te voeren; wij strijden er niet voor- om de afzet-
markten aan ons te onderwerpen.. .
Al gaat ook de socialistische economie in de rich-
ting-van autarkie, dan heeft dit toch zekere grenzen,
zeker bij den steeds zoo bescheiden omvang van den
Russisohen buitenlandschen handel. Volgens ‘het Vijf-
jarenplan lag deze inlkr’imping van den buitenland-
schen handel ‘dan ook niet in ‘de bedoeling, daar vol-
gens dit plan in 1932/’33 het niveau van v66r den
oorlog bereikt ‘had moeten worden. Voor de industria-
liseering volgens het Vijfjarenplan was een groote
invoer van machines, grondstoffen en huipmaterialen
noodig, en men ‘had oorspronkelijk niet het plan om den invoer van consumptiegoederen voor ‘de ‘bevol-
king al te zeer •in .te krimpen en aan ‘den invoer voor
indu’strialiseering geheel op te offeren.

De wereldcrisis en de buitenla.ndsche handel der
Sovjet-Unie.

Tijdelijk, in 1930 en 1931, toen de buitenlandsôhe
‘handel ‘der Sovjet-Unie steeg, terwijl die van andere
landen achteruitging, heeft deze stijging groten in-
druk op het ‘buitenland gemaakt. Op de hout- en
graanmarkten, waar Sovjet-Rusland een leverancier
van beteekenis is, kreeg men den indruk, dat er -geen
prijzen bestaan, d’ie de Sovjets niet bereid zijn te
onderbieden.
Men kan niet on’tkennen, dat de wereldôrisis be-
trekkelijik weinig invloed op den buitenlandschen
handel ‘der Sovjets heeft gehad. De vermindering van
dien handel na 1931 kan niet als een nawerking der

1)
,
;
Vnes’hnjaja torgovija
S.S.S.R.
k XVII s’ezdu
VKP”.
(De buiteni. handel der
S.S.S.R.
aan het XVII partijcon-
gres der
RKP).
Vneshlorgizdat Moskou-Leningrad,
1934.

wereldcrisis worden beschouwd.’ Immers, de prijzen
en opbrengsten zijn voor de Sovjet-Unie iets geheel
anders dan in andere landen; Sovjet-Rusland is in
den vollen zin van ‘het woord een
,,gesloten handels-
staat”.
In Rusland ‘zelf spelen prijzen wel een zekere rol, maar zij vervullen toch niet de functie Van even-
wichtsfactor tus’schen viaag èn aanbod.’ Het doel van
cien Sovjetuitvoer is dan ook iiièt het maken van
wi’nst, hetzij op enkele transacties, hetzij op het ge-
heel, maar alleen het
dekicen van den invoer.
Daar-
om kon de inieldcrisis alleen dan schade brengen,
wai, neer ‘de prijsdaling eenijdig op de uitvoerpro-
ducten der Unie betrekking had’ gehad. Sinds 1928/’2’9
is de verh’ouding vân ‘de prijsindices van in- en uit-
gevoerde goederen’ voor de Sovjet-Unie gelijk geble-
ven, zoodat door de prijsdaling zelf geeii schade is
veroorzaakt.

Een gevaar van het ontbreken van een objectief
prijscriterium voor goederen ‘bestaat hierin, dat men
niet kan heoordeelen, wat men mag uitvoeren en’ wat niet. Uit de- oogsten van’ 1930 en 1931 werden meer
d’ltn 10 millioen ton tarwe uitgevoerd. De Sovjet-

publicisten achten dit een groote prestatie,. maar
men veroorzaakte d’aardoor tegelijkertijd de vree-
selijke hongersnood 1932/’33. Bij een particu-
liere organisatie van het bedrijfsleven zou de boer nooit zijn laatste voorraden hebben prjsegeven, of
dan tegen prijzen, waarbij concurrentie op ‘de buiten-
landsche markten onmogelijk was geweest. Bij ,een
dergelijke organi’satie zouden echter vele andere pro-
ductet’ ‘ naar buiten zijn uitgevoerd, die ‘thans niet
tot uitvoer komen’ dor ‘de bureaucratiseeririg van
het apparaat.

De uitvoer van de-Sovjet-Unie.
De vraag van ‘de Sovjet-Unie naar huitenlandsche
producten ,zou zeer groot
zijn,
‘wanneer zij vrij – was
zich,’te uiten. Zij wordt echter door de grootte van
den uitvoer begrensd. De -volgende tabel geeft’ een
overzidht van den ‘Sovjet-uitvoer.

Miii, Roebel’

Procent, samenst.
Producten

,Gem, 1928129-

Gem, 1928129

Landbouw, mci. iandbouw –
1913

‘ 1932133

1913′

1932133

‘industrie (suiker, enz.). .
1146,8 ‘ 287,4

75,4
,

36,7
Hout, visch en jachtpro-

ducten ………………
184,6

217,4

12,1

27,7

Mijnbouw …………..
115,4

157,7

4,

– 20,1
Industrie…………..

73,3

121,3

– 7,6

15,5

Totaal . …………
1520,1

783,8

100,0

100,0

De basis van den Russischen buitenlandschen han-
del werd v66r den oorloj door landbouw- en veeteelt-
producten geiormd.
Deze vormden drie’
v
i
el
Zd
en
vâ’n
de uitvoerwaarde. Thans is de beslissende factor,
dat de landbouw niet meer over’ de’ overschotteji van
v6r den oorlog beschikt. Onder het Vijfjaren’plan is
de ‘toestand zoo geworden; dat zon’der de scherpste
bén’adeeling der’ consumenten; iii ‘het géheel geé1
levensmiddelen uit de Sovjet-Unie uitgevoerd kunnen
wordén.

De vraa’g, wahrdoor ‘die ontbrekende agrarische producten ‘kunnen worden vervangen, is tot nu toe
niet opelost.’Door de përs wor’dt, wat de industriali-
seering van den export betreft, alles, wat niet onmid-dellijk door den landbouw wordt geleverd, als indus-
trie-product aangeduid. In werkelijkheid zijn echter
slechts bepaalde successen bij den uitvoer van
grond-
stoffen
bereikt. De ihoutuitvoer is toégenomen, en
vervangt den uitvoer, die v66r den oorlog grooten-
deels uit de thans afgescheiden gebieden plaats vond.
De uitvoer van pelzen is grooter dan v66r den oor-
log. Ook die van mijnbouwproducten is toegenomen, vooral ‘die van olie, welke van 1 tot 5 mill. ton geste-
gen’ ‘is. Nu worden 114(-2 mili. ton kolen uit de
havens aan de Zwarte Zee uitgevoerd, terwijl v66r
den oorlog ongeveer 4 ‘mill. ton Engelsche kolen naar
de havens van de Oostzee werden gebracht Terwijl
véér den oorlog ‘hoofdzakelijk rondhout werd geëx-
porteerd, wordt nu meer bezaagd hout uitgevoerd.

17 October 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

911

De pelsbereiding geschiedt groot.ndeel’s in het land
zelf,
en de Olie wordt meestal geraffineerd, als ben-
zine, petroleum, enz. uitgevoerd.
Veel kleiner ‘zijn de successen bij den export van
afgewerkte fa
1
brikaten, waarvoor de vroeger gekoes-
terde vrees in het buitenland overdreven is gebleken.
De producten der Sovjet-industrie zijn van zulke
slechte qualirteit, dat zij voor export niet in itanmer-
king komen en slechts in een land, waar niet gehan-
deld; doch verdeeld wordt, afnemers kunnen vinden. De productie voor den uitvoer ii aan een paar uitge-
koze.0 fabrieken opgedragen, die de beste arbeiders en
grondstoffen toegewezen krijgen. En todh komen de
Sovjet-producten haast uitsluitend op ‘de markten der
aan Rusland grenzende
Aziatische landen,
van Tur-
kije tot China. Evenals v66r •den oorlog, en ongeveer
in d’enzelfden omvang, worden naar die Aziatische
landen katoenen stoffén uitgevoerd. Thans gaan er
ook chemicaliën, meta’alwarën en electrotddhnische
producten heeu. In vergelijking met 1913 werd ge-
middeld in de periode van ‘het Vijfjarenplan voor 860
mill. ,Roehel aan agrarische prôducten 1ninder uit-
gevoerd, terwijl van dit minus slechts 15 pOt. uit
andere bronnen werd gedekt.

De invoer der Sovjet-Unie.

.
De ongunstige ontwikkeling van den uitvoer be-
grensde den Sovjet-invoer. Daarbij traden in de
samenstelling principiëele veranderingen op, gelijk
uit cle volgende gegevens blijkt’):

Gem. in miii. Roebel Procent, verdeel.
Artikelen

1909113 Vijf/aren-

1909113
Vijfjaren-
plan

plan
Machines en fabrieksinstail 225,5

467.0

19,8

50,3
Grondstoffen en haiffabrik.
598,1

366,6

52,4

39,5
Verbruiksartikelen ……
276,5

73,5

24,3

7,9
Onverdeeld …………..
40,2

21,5

3,5

2,3

Totaal …………
1140,3

928,6

100,0

100,0

Reedg vôôr den oorlog droeg de Russische invoer een uiigesproken protectionis’tisch karakter. Slechts
een vierde werd voor consumptie gebruikt, ‘drie vier-
den voer de industrie. De helft bestond uit grond-
stoffen en h’alffabrikaten, voortl voor de lichte in-
dustrie. Onder het Vijfjarenplan is de invoer van
machines enz. tot de helft van het totaal gestegen,
en was de waarde daarvan tweemaal zoo ‘groot als
v66r den oorlog. Daarentegen werd de ‘invoer van
grondstoffen ingekrompen, vooral voor de lichte in-
dustrie. De waarde der ingevoerde katoen, wol, rub-
ber-, verf- en looistoffen was ‘in 1931 driemaal zoo
klein als in 1913. Daarentegen is de invoer van
grondstoffen voor de zware industrie enorm gestegen.
De invoer van verbruiksartikelen werd nog verder
verminderd; in 1913 werd bv. 75.000 ton thee in-
gevoerd, ‘onder het Vijfjarenplan jaarlijks slechts
15-20.000 ton.

De Sovjet-1?ussische Handelsbalans.

Wij geven hieronder de ‘b’alaiis van den buitenland-
schen handel der Sovjet-Unie:
Millioen Goudroebel

Uitvoer Invoer

Saldo
1.920-1923/’24 . ………..

840,6

1195,8

– 355,2
1924/’25-1927f28 ………2879,4

3138,8

– 259,4
1928/’29-1932 ………… 3562,7

3951,8

– 389,1
Totaal ………………..
7282,7

8286,4

– 1003,7
1933 …………………495,7

348,2

+ 147,5

Vanaf het begin van de buitenlandsche handels-
betrekkingen tot ‘het eiiule van het’ Vijfjarenplan is
er dus voor ruim een milliard roebel meer in- dan
uitgevoerd. Bovendien ‘heeft de Sovjet-regeerin-g in
het buitenland ‘groote uitgaven voor het onderhoud
van ha’ar vertegenwôordigingen, voor vrachten en
rentebetaling.- Volgens ‘het Bureau te Birmingham
bedroegen deze aanvullende uitgaven tot en met 1933
700 millioen Roebel.

Dit deficit werd gedekt door dè goudvoorraden

1)
Vneshnjaja Torgovlja. …
bis. 1061107

der oude regeering, ‘het nieuw gedolven goud en voor-
al door buitenlandsche credieten, die op 1 J’uli 1932
een bedrag van 1335 millioen Roe’hel hadden bereikt. In 1933 moesten -groote betalingen op deze credieten
geschieden, en daarôm was een negatieve handels-
balans niet meer te dragen. In 1931 bedroeg he’t in-
‘oersaldo rond 200 millioen, in 1932 nog 130 il-
lioen Rodbel, in 1933 werd door vermindering van
den invoer een uitvoersaldo van 150 millioen Roebel

bereikt. Ook in het eerste kwartaal van 1934′ bestaat
er een uitvoersaldo ‘ter grootte van ‘35,1 millioen
Roebel.

– Het is juist, ‘gelijk ian Sovjet-zijde naar’ voren
wordt gehrac’ht, dat de iivoer vin zekere machines
verminderd ‘ kon wdrdcu ‘door de stich’tig an een
eigén industrie ‘Çn de So’jet-Unie, waarddor ‘b.v.. dé
invoèr van’ tractoren uit de. Ver. Staten sinds 1932
kon worden stopgezét; Wânneer- men eéhfei’.he’t twée-
de Vijfjarenjlan goed of slecht ten iii’tvdr il bren-
gen, dan moet rnen tooh voor zeer rootebêd’rageij
aan rriachines invoéren en i’ôori.l ook aan gronditof-
feii voor de lichte industrie, waarvan de omvang

onder het eerste Vijfjarenplan ‘is a’chteruit’gegakia,
terwijl ‘zij ‘onder het tweede Vijfjarenplan krachtig
ontwikkeld zou moeten worden. De Sbvjetregeering
wenscht dat ook, en pro’beert dan ook – ‘voorloopig
zonder restiltaat – om nieuwe ‘buitenlandsché credie-
ten te ‘krjen. De zekerheid voôr die credieten’haugt
in de eerste plaats van de resultaten van den geso-
cialiseerden l’andböuw af,’of deze al dan niet, in staat
zal zijn om overschotten voor den ‘uitv’oer te leereu.

De buitenlandsche handel der -Sovjets n

andere
landen..

In de af.geloopen 16 jaar-is het duidelijk’geblekQn, dat de ‘inschalkel’ing van ‘het monopolie van den bui
tenlandsoh’en ‘handel der Sovjets in het wereidverkeer
een buitengewoon moeilijke taak -is, waarvan tot op
heden geen bevredigende oplossing is gevonden.
Laat men de
politieke
zijde van dit monopolie bui-ten beschouwing, die maakt, dat bestellingen uit poli-
tieke overwegingen ‘daar worden geplaatst, waar het
economisch niet is aangewezen, dan’ stui’t en econ5
misch op ‘de moeilijkheid,- dat normale h’andelsver-
dragen met vedeizijdsche vaitlegging der inyoerreh ten hier ontoereikend ‘zijn. Bij zulk een ‘handelsver-
dra.g komt de han•delsvertegenwoordiging’ der Sovjets
in onmiddellijke aanraking met den buitenlandsghen
kooper ‘en verkooper, terwijl de buitenlanders, zelf
door het verdrag slechts ‘het recht verkrijgen….om
in de ‘handelsvertegenwoordi’ging te mogen anticham-

breeren. Het groote Russische land blijft voor–hen
gesloten. Bij zulk een verdrag heeft het kapitalisti sche -land nog volstrkt niet de zékerheid, da4 men
in staat izal •zijn om voor een cent producten naar’ de
Sovjet-Unie te leveren.

Over de
desorganiseerende werking van den’ Rus-
sischen uitvoer op
de markten werd ‘boven reeds ge-
sproken: In 1930 en 1931 werd de Sovjet-regeerin-g
zelfs ‘ ervan beschuldigd opzettelijk ‘ de prjze te
ruineeren-om de kapitalistische wereld des te sneller naar den onder-gang te helpen. In werkelijkheid wa-
ren de haastige verkoopen ‘der Sovjet-regeering tegen
buitengewoon lage prijzen ‘hoofdzakelijk- het gevolg
van fin’anciëele moeilijkheden. Welke oorzaken êr be-
staan daargelaten, in het feit van ‘dumpingprj’zen ‘zelf
ligt een groot gevaar opgesloten. Wanneer dat ge-
vaai’ niet zoo groot is geworden, als men had -ge-
dach’t, komt zulks, omdat de ‘Russische exporten
spoedig verminderd ‘zijn.
Ondaniks alle moeilijkheden van het zaken •doen
met Rusland en ondanks alle daarmede verbonden on-
zekerheid, kan hdt toch voor bepaalde takken van in-
dustrie ‘in ‘het buitenland voordeel opleveren. De
Sovjet-staat is arm en kan ‘zijn ‘buitenlandschen ‘han-
del slechts op de basis van buitenlandsche credieten
ontwikkelen. Deze credieten zijn veel te groot en
naar hun aard veel te sterk ‘met een politiek risico

912

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 October 1934

belast om door particuliere firma’s te worden ge-
geven. Daarom is •de ontwikkeling van zaken met

Rusland in ‘hooge mate van
credieten en garanties

door den staat
afhankelijk. De buitenlandsche handel

der Sovjets heeft zijn voortschrijdende ontwikkeling
tot 1931 aan •de groote credieten van Duitschiand en
ook van Engeland te danken. En de tegenwoordige
catastrofale toestand is klaarblijkelijk het gevolg van
den terugtocht van Duitschiand uit de credietzaken

op Rusland.

Wanneer echter de buitenlandsche handel der Sov-
iets met staatscredieten verbonden is, dan kan hij
voor de kapitalistische wereld zelfs verlokkend zijn,,
want geen particuliere ondernemingen kunnen zulke,
groote bestellingen plaatsen of zulke goederenhoeveel-

heden verkoopen en daarbij zoo
Vrij
met de prijzen

manipuleeren als het monopolie van den buitenland-
schen handel der Sovjets. Voor de machine-industrie
van Duitschland en ook van andere landen waren in
de crisisjaren de Russische bestellingen een redding,
en het staat ongetwijfeld vast, dat Engeland zeer
,

heeft geprofiteerd van de groote leveringen van
uiterst goedkoop Russisch hout. Daarom heeft de
Sovjet-staat in de wereld van het ontwikkelde kapi-
talisme niet alleen verbeten vijanden, maar ook zeer

warme vrienden.

Van het hoogere standpunt van de belangen der
wereldeconomie kan het monopolie van den buiten-
landschen handel der Sovjets evenwel slechts nega’tief
gewaardeerd worden. Het heeft de inkrimping van
de zaken met Rusland veroorzaakt, het heeft zich in
de wereldeconomie als een vreemd lichaam ingescha-
keld, waarvan de uitwerkingen onberekenhaar zijn.
Men moet cle socialistische reorganisatie van het eco-
nomisch leven in Rusland en het monopolie van den
huitenlandschen handel als een van de voornaamste
oorzaken van de ineenstorting der wereldeconomie.
van thans beschouwen.

AANTEEKENINGEN.

De beteekenis van de Nederlandsche industrie.

In de laatste jaren is herhaaldelijk gediscussiëerd
over de vraag, of Nederland een industriëel dan wei
een agrarisch land is. Deze vraag hangt voor een be-
langrjk deel samen met het vraagstuk van den land-
bouwsteun. Van landhouwzijde vooral wordt sterk de
nadruk gelegd op de heteekenis van den landbouw
voor onze volkswelvaart om daarmede de steunmaat-
regelen te verdedigen.

Met belangstelling hebben wij daarom kennis ge-
nomen van het gedocumenteerde artikel van Dr. C.
Visser over de beteekenis en opbouw van de Neder-landsche industrie, verschenen in het adresboek ,,De
Nederlandsohe Industrie”. Het eerste gedeelte van
deze interessante beschouwing laten wij hieronder in
zijn geheel volgen.

,,De beteekenis van •de industrie voor Nederland
wordt nog vaak onderschat. In vele, vooral buiten-
landsohe geografische en economische werken wordt
Nederland geschilderd als een lan’dbouwland en daar-
naast als handeisland, dat voornamelijk in koloniale
producten zijn specialiteit heeft gevonden.

De industrie wordt nauwelijks ôf in het geheel niet
genoemd. Toch is deze opvatting in alle opzichten on-
juist. Nederland is een industrieland bij uitnemend-
heid, zij het dan ook, dat deze industrie een eigen
karakter vertoont en dat verschillende takken van be-
drijf, die elders tot groote ontwikkeling zijn gekomen,
in Nederland eeni:gszins zijn achtergebleven. Daar-
tegenover staat, dat Nederland in tal van ‘industrie-takken een positie inneemt, die verre uitgaat boven
de beteekenis van het betrekkelijk geringe aantal in-
woners en zeer verre boven ‘de kleine oppervlakte, die
het beslaat. Wij behoeven slechts te wijzen op de beteekenis van

Nederland voor industrietakken als de aardappelmeel-
en de stroocartonvervaardiging; de positie in de gloei-
lampenindustrie en de radionijverheid; in de kunst-
zijdefabricage; de cacao- en chocoladenijverheid; op
de diamantindustrie; de rjstpellerijen; op het harden

van oliën en vetten; op de margarine-industrie; de
kinine-industrie; de superfosfaatnijverheid en tal van

andere bedrijfstakken. Voorts dient men te bedenken, dat de Nederlandsche_

schoenenindustrie; de wollen-stoffennijverheid; de
zeepindustrie; de rijwielindustrie; de papiernijver-
heid; de meelfabrieken; de suikerindustrie etc., wel

niet tot industrieën zijn geworden, waarvoor de Ne-
derlandsche in- en uitvoerstatistiek een exportsaldo
aanwijst, maar dat deze nijverheidstakken toch voor
het allergrootste gedeelte in de eigen behoeften van

het land voorzien.
De vraag, of Nederland een landbouw-, dan wel een
industriland is, wordt desondanks fel omstreden.
Van landbouwzijde betoogt men, dat de landbouw in
zijn diverse schakeeringen, dus veeteelt, akkerbouw en
tuinbouw, nog
altijd
de basis is, waarop de Neder-
landsche volkswelvaart rust. Zulks strijdt echter ten
eenenmale met de uitkomsten van de arbeidsstatistiek.
De volgende staat toch geeft een overzicht over het
totaal aantal personen, die in Nederland een beroep
uitoefenden, gesplitst naar de bedrijven, waarin zij
werkzaam waren, en vel over de jaren 1909, 1920 en
1930:

1909
1920
toenem.
of afnem.
in perc.
1930
~
toene.
m
of afnem.
in perc.

Totaal industrie
796.790
1.028.155
+
29.0
1.235.912
+
20.2
Landbouwbedr.

818.066
622.514
+

0.7
639.039
+

2.7
Visscherij, jacht 23.855
19.597

17.8
16.164

17.5
225.707
271.718
–.

20.4
398.718
+
46.7
Verkeerswezen
190.913
261.577
.4-.

37.0
296.737
+
13.4
Handel ………

10.005
29.696
+
196.7
28.307

4.7
wezen

……..
Verzekeringsw
.

8.091
16.599
+
105.2
20.217
+
21.7
Overige bedrijv.

Crediet- en bank-

en vrije beroepen
93.327
142.720
+

52.9
171.299
+
20.1
68.406
+

42.6
85.067
+ 24.3
Onderwijs …….
47.975 Huisel. diensten
214.096
221.135

3.3
243.555
+
10.1
Losse werklieden
22.475 24.903
+

10.8
32.845
+
31.9
Godsdienst ……
10.291
11.839
+

15.01
17.624
+
48.8

Hieruit blijkt, dat in de industrie tweemaal zooveel
menschen werkzaam zijn als in den landbouw en dat
voorts in handels- en verkeerswezen tezamen nog iets
meer menschen te werk gesteld zijn, dan in den land-
bouw.
Dit wijst er op, hoezeer de industrie reeds van ‘be-
teekenis is geworden. Vooral in de jaren na 1900
heeft deze ontwikkeling, de omvorming dus van Ne-
derland van landbouwland tot industriegbied, een
zeer snel tempo aangenomen.
Dit moge blijken uit het feit, dat van 1909 tot 1920
het totaal aantal in beroep werkzamen steeg van
2.261.634 tot 2.722.407 of met 20,4 pOt., terwijl de
toename in den landbouw slechts 0,7 en in de indu-
strie 29 pOt. bedroeg.
Bijzonder snel ontwikkelden zich in dezen tijd ook
verkeerswezen, credietwezen, bankwezen en verzeke-
ringswezen, terwijl de handel juist in hetzelfde tempo
toenam als de totale werkzame bevolking. Van 1920
tot 1930 nam het totaal aantal in beroep werkzameii toe van 2.722.407 tot 3.185.816 ‘of met 17 pOt. Het
totaal aantal personen werkzaam in de industrie
steeg met 20,2 pOt., dat in den landbouw met 2,7 pOt.
De handel en het verzekeringswezen kwamen ver
boven het gemiddelde uit, het verkeerswezen bleef
ditmaal er onder.

Hoe overtuigend ‘de hier gegeven cijfers ook mogen
lijken, toch
zijn
zij niet in staat om hen, die het land-
bouwbedrijf als voornaamste welvaartsbron voor
Nederland beschouwen, geheel te overtuigen. Zij voe-
ren •drieërlei gronden aan, waarom naar hunne mee-

17 October 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

913

ning de boven’bedoelde cijfers niet afdoende bewijzen,
dat Nederland een inclus’trieland zou rijn.
De eerste reden is, dat een groot aantal industrie-
arbeiders direct afhankelijk is van den gang van
zaken in den landbouw. Daaronder zou b.v. vallen de
geheele amhachtsnijverheid ten plattelande, ‘hoefsme-
den, ploegsmeden, wagenmakers, mandenmakers, een
aantal timmerlieden, metselaars enz. Voorts zou
daaronder vallen een aantal fabrieken en fabriekjes
zooals bv. de bedrijven van kassenhouwers en kiaten-
fabrikanten, die onmiddellijk van den gang van zaken
in den tuinbouw afhankelijk zijn. In de tweede plaats wijzen rij er op, dat onder han-
del en verkeer tal van vervoerders en winkeliers zijn
opgenomen, die eveneens van den landbouw direct
afhankelijk zijn, b.v. winkeliers ten plattelande; ‘beurt-
vaarders en ‘boden op het platteland en enkele andere
groepen.
In de derde plaats wijzen zij op ‘het, bestaan van een
groep industrieën, die lancibouwvoortbren’gselen ver-
der verweiken.
Onder deze industrie telt men dan de aardappel-
meelindustrie, de stroocartonnijverheid, de beetwor-
tel-suikerfabrieken, de condensed milk-industrie en
de zuivelnijver.heid, alsmede de conservenindustrie en
jam-nijverheid.
Deze gedachtengang is niet juist. Immers, het is
ongetwijfeld waar, dat de onder ten eerste ‘genoemde
industriëele
bedrijven
hun afzet in den landbouw vin-
den, doch men kan zelfs over het algemeen volhouden,
dat de industrie een groot deel van zijn producten
afzet aan den landbouw en omgekeerd de landbouw aan de industrie.

Zoo valt het gemakkelijk om aan te toonen, dat een
deel van de veehouderij direct afhartkelijk van den
afzet in de industriëele centra is. Hetzelfde geldt
voor den tuinhouw, waar ook rond de industriëele
steden een sterke opeenhoping v’anhet bedrijf heeft
plaats gevonden.’
Men kan een dergelijke afhankelijkheid met het oog
op bepaalde. onderzoekingen, vooral wanneer deze
betrekking hebben op on’twikkelin’gstendenzen, met
vrucht in de beschouwing betrekken. Men mag er
echter niet uit afleiden, dat ‘bepaalde in’dustriëele
bedrijven bij’ den landbouw hehooren te worden ge-
teld. In een selfsupporting land zou ‘de consequentie
van deze redeneering zijn, dat alle ‘industrie tot den
landbouw of alle landbouw tot de industrie gerekend
behoorde te worden.
Hetzelfde geldt uiteraard voor de onder ten tweede
genoemde handelaars en vervoerders, waarbij nog
komt, dat tenminste een even belangrijk aantal van
deze lieden werkzaam is ten behoeve van industriëele
producenten.
Ook het derde argument is uitermate zwak. Im-
mers, de landbouwvertegenwoordi’gers
wijzen
er op,
dat in Nederland een aantal industrieën bestaat, die
inheemsche landb’ouwvoortbrengselen verwerken en
leiden daaruit af, dat deze ‘industrie rechtstreeks van
den landbouw zou afhankelijk zijn. Nu werkt de in-
dustrie überhaupt ôf met grondstoffen, die van den landbouw afkomstig zijn, èf met ‘grondstoffen van
minerale herkomst. Zoo goed als de aardappelmeel-
of de stroocartonnijverheid, verwerkt de Twentsche
katoenindustrie lan•dbouwproducten, evenals de cacao-
en chocoladenijverheid en de papierindustrie. Toch
zal niemand er aan denken, om deze industrie ‘tot de
landbouwindustrie te tellen. Voor ‘de industrie, die
inheenisohe grondstoffen verwerkt, doet men dit
echter wel en neemt men als vasttaande aan, dat
‘deze industrie afhankelijk is van den landbouw.
Het
bewijs daarvoor zal echter moeilijk te leveren zijn.
Immers, in vele ‘gevallen kan men het ‘betoog ook om-
draaien en zeggen, dat de landbouw afhankelijk is
van de industrie. Zoo heeft de ‘aardappelmeelindustrie
ongetwijfeld de aardappelteelt in de Veenkoloniën
zéér gestimuleerd, hetgeen b.v. blijkt uit het feit, dat
de productie-capaciteit meestal verre en verre de wer-

kelijke productie overtreft en voorts uit de omstan-
dig’heid, dat cle aardappelteelt geheel op de voort-
brenging van voor de industrie geschikte soorten is
gespecialisee.d. Ook bij ‘de stroocartonnijverheid valt
t op te merken, dat het str’oo ‘dikwijls van ‘buiten het
t eigenlijke industriegebied wordt aangevoerd en dat de
strooeartonnijverh’eid vel degelijk een factor van be-
,teekenis is geweest bij de instandhouding van de
tarweteelt in Groningen. Ook ‘hier bestaan •dus geen

1
objectieve gronden voor de meening, dat de landbouw
•boven de industrie primair zou zijn.
Toegegeven kan worden, dat het gewenscht is om, wanneer wij ons over de ‘heteekenis van de industrie
voor Nederland een oordeel willen vormen, ook nog
andere cijfers dan alleen de aibeidsstatistiek onder
het oog te zien. Dergelijke cijfers kunnen wij bijvoor-
beeld ontleenen aan de
handelsstatistiek.
Een in’dustriëel land toch zal over het algemeen
grondstoffen voor de industrie invoeren, alsmede voe-
dingsmiddelen voor mensch en dier in on’bewerkten
staat. Het zal daarentegen uitvoeren fabrikaten en
d’oor de industrie verder verwerkte voedingsmiddelen.
Wanneer wij nu de Nederlandsche handelsbalans
bezien, clan blijkt ons ‘het volgende:

De invoer en uitvoer ‘bedroegen voor agrarische
producten:

invoer

uitvoer

gewicht in

waarde in

gewicht inwaarde in
tons

1000 guldens

tons

1000 guldens


a. levende dieren:

1920

9.292
4.796

22.456

15.359
1930

12.503

16.208

23.609

15.170
1931

9.964

4.888

19.704

11.364
1932

3.305

1.736

20.406

‘ 8.685
1933

3.463

2.025

16.545

6.322

onbew’crkte voedingsmiddelen voor mensch en dier:

1929

2.844.480

439.324

1.811.005

362.382
1930

3.339.205

368.477

1.749.024

312.394
1931

4.033.074

309.865

1.750.240

276.590
1932

3.717.818

243.472

1.511.781

182.402
1933

3.368.894

190.877

1.095.091

129.070
grondstoffen van dierlijke herkomst:

1929

101.733

110.794

127.095

48.324
1930

95.747

86.972

115.943

35.637
1931

94.438

62.177

115.259

22.897
1932

72.161

41.171

‘ 103.344

16.265
1933

77.546

47.175

117.783

22.536

van jlantaardige herkomst:

‘1929

3.406.413

517.113

762.637

126.802
1930

3.126.090

408.266

679.042

98.165
1931

2.977.684

297.708

349.691

67.500
1932

2.306.879

189.804

368.315

51.113
1933

2.730.772

180.996

335.038

54.353

Daartegenover ‘bedroegen de •invoer- en uitvoer-
cijfers van industriëele producten:

invoer

uitvoer

gewicht in

waarde in

gewicht in
1
waarde in
tons

1000 guldens

tons

1000 guldens

voedingsmiddelen voor mensch en dier in den vorm van fabrikaten:

1929

1.013.171

151.573

919.105

371.670
1930

879.910

114.355

935.099

316.160
1931

789.036

, 87.249

912.734

238.095
1932

607.331

.

54.828

762.984
1

139.663
1933

710.140

51.008

728.343

116.357

andere fabrikaten:

1929

5.194.349

1.160.295

2.740.929

867.700
1930

4.887.422

1.086.799

2.666.472

739.946
1931

4.641 689

866.476

2.765.216

535.048
1932

3.745.743

608.897

2.462.282

340.500
1933

4.062.900

589.625

2.311.256

297.734

Opvallend is ‘hierbij, dat ‘behalve de kleine, onbe-
teekenende post voor levende dieren, slechts de
machinaal bereide voedingsmiddelen een expôrtsaldo
aanwijzen. Alle andere p’osten, ook die van fabrikaten,
vertoonen een invoersaldo.

014

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 October 1934

Op het eerste gezicht zou hieruit voortvloeien, dat
de cijfers van de handeisstatistiek niet duidelijk aan-
toonen of Nederland als een industriëel dan wel als
een agrarisch land beschouwd kan worden.
Immers, zelfs indien wij de •beide groepen van f a-
brikaten bijeen tellen, blijft een invoersaldo voor
fabrikaten bestaan. Desondanks valt uit deze cijfers
allereerst te concludeeren, dat het invoersaldo voor
fabrikaten belangrijk kleiner is •dan voor agrarische
producten, en in de tweede plaats, dat het percen-
tage van den invoer gedekt door den uitvoer hij de
fabrikaten het hoogst is en dus boven ‘het gemiddelde
ligt.
Waneer wij nl. de totaalcijfers van in- en uitvoer
zonder munt en muntmateriaal bezien, dan vinden
wij de volgende getallen:

invoer
uitvoer
gewicht in
waarde in
gewicht in
waarde in tons
1000 guldens
tons
1000 guldens

1929
30.988.919
2.752.298
10.301.101
1.989.431
1930
31.294.407
2.418.255
16.605.792 1.718.880
1931
29.898.928
1.892.733 16.819.066 1.311.814
1932
24.588.546
1.299.427
13.992.086 846.128
1933
24.080.876 1.209.244 12.768.208 725.656

Het percentage van den invoer gedekt door den
uitvoer bedroeg dus in 1929 72 pOt.; in 1930 71 pOt.;
in 1931 69 pOt.; in 1932 65 pOt.; in 1933 60 pOt.
Hierbij zij opgemerkt, dat men uit de daling van
dit percentage niet onmiddellijk mag afleiden, dat
ons land in ongunstiger omstandigheden is gekomen.
Nederland blijkt reeds lO-tallen jaren achtereen
een invoersaldo te hebben, dat sinds 1929 van 700 tot 500 millioen gulden teruggeloopen is.
Voor een groot deel is •dit invoersaldo te verklaren uit vergoedingen voor bewezen scheepvaartdiensten, betalingen voor
,
het transito-verkeer, bankiersdiensten,
dividenden en interest van in Indië en elders belegd
kapitaal euz.
Voor een deel zijn deze bedragen tengevolge van de
crisis verminderd, voor een ander deel zijn zij in be-
trekkelijk geringe mate daardoor beïnfluenceerd. In
alle gevallen heeft een belangrijk gedeelte van deze bedragen niet rechtstreeks onder den invloed van de
prijsdaling gestaan en •heèft voor een ander gedeelte
de crisis pas met eenige vertraging haar uitwerking
doen gevoelen, zoo bv. bij de overgemaakte ‘divi-
denden enz.
Hoe dit zij, wij weten van de samenstelling van dit
saldo betrekkelijk weinig af en weten dientengevolge
ook zeer weinig omtrent de
sa.mendrukbaarheid
van
dit
cijfer.
Wel valt te vermoeden, dat deze samen-
drukbaarheid aanzienlijk geringer is, dan die van de
handelsbeweging zelve, zoodat reeds daardoor tenge-
volge van de crisis en de prijsdaling een vergrooting
van de relatieve heteekenis van ‘het iuvoersaldo moest
plaats vinden, zonder •dat zulks wijst op voor de
Nederlandsche volkshuishouding nadeelige feiten.
Berekenen wij nu het percentage invoer gedekt
door den uitvoer voor de indus’triëele producten, clan
blijkt, dat dit cijfer in de afgeloopen 5 jaren bedroeg
resp. 94 pOt.; 88 pOt.; 81 pOt.; 72 pOt.; 65 pOt., ter-
wijl het voor de agrarische ‘handelsbeweging bedroeg
resp. 43 pOt.; 53 pOt.; 65 pOt.; 54 pOt.; 50 pOt. Indien in de Nederlandsche volkshuishouding in-
dustrie en landbouw even sterk vertegenwoordigd
zouden zijn, zou het percentage invoer gedekt door
den uitvoer voor agrarische producten en voor indus-triëele. producten ongeveer op ‘dezelfde hoogte moe-
ten liggen.
In werkelijkheid blijkt, dat regelmatig het cijfer
voor de industriëele artikelen hôôger ‘ligt dan het ge-
middelde enaanzienlijk hooger dan dat van den land-
bouw, waaruit volgt, dat ook onze handelsstatistiek
typisch het beeld van een industrielancl vertoont. Wel
dient te worden toegegeven, dat in den loop van de
afgeloopen 5 jaren de cijfers meer zijn gtan .conver-

geeren en dat de economische structuur, althans voor
zoover uit de
cijfers
van de hanclelsstatistiek blijkt,
meer en meer het uitgesproken inclustriëele karakter
verliest.

Het zou interessant zijn om te onderzoeken, in hoe-
verre ‘zulks een ‘gevolg is van het feit, dat de crisis
een deel der nijverheid bijzonder zwaar getroffen
heeft en, in hoeverre ‘dit te danken is aan den kunst-
ma’tigen steun, dien de Regeering aan den landbouw
verleent. Deze ongetwijfeld te constateeren wijzigingen
hebben echter voorloopig nog zker niet een zoo
gr(6te heteekenis gekregen, dat wij aan het indus-
triëele karakter der volkshuishoud ing ‘behoeven te
twijfelen.”

Tinrestrictie en het vraagstuk van de vervanging.

De beperking van de productie van tin, die tot
een aanzienlijke. prijsstijging heeft geleid, heeft her-
haaldelijk de vraag doen rijzen, of hierin geen gevaar
gelegen is door de vervanging van dit metaal door
surrogaten. Dit gevaar is ‘blijkens een uiteenzetting
in het maandblad ,,Tin” niet zoo groot als men wel
meent en wel om de volgende redenen.
Tin is een Vrij zeldzaam mineraal en betrekkelijk
kostbaar voort te brengen. Gedurende de laatste twin-
tig jaren bedroeg ‘de prijs gemiddeld ruim £ 210 per
ton; doch zelfs wanneer er voldoende tin zou kunnen
worden geproduceerd, om in de wereldbehoef’te tegen
•de helft van dezen prijs te voorzien, zal tin blijkbaar
niet op een zuivere prjsbasis met koper kunnen con-
curreeren, dat beneden de £ 30 per ton wordt ver-
kocht, of met lood en zink, welke op het oogenblik
nog geen £ 15 per ton kosten. Er bestaat derhalve een
voortdurende prikkel om wegen en middelen te ont-
dekken, ten einde tin te vervangen door andere meta-
len, die in grooteren omvang en goedkooper voort-
gebracht kunnen worden.

In dit opzicht deelt nikkel in ze’kere mate het on-
vermogen van tin; het is eveneens ‘zeldzaam in ver-
gelijking met koper, lood en ‘zink, terwijl de produc-
tiekosten veel hooger zijn. Hieruit volgt, dat tin en
nikkel om hun eigen qualiteiten verkocht moeten
worden. Terwijl de verbazingwelckende groei van de
conserven-industrie, welke geheel afhankelijk is van
tin, en het verschijnen van de automobiel, welke
een zeer belangrijke verbruiker is geworden, hebben
medegewerkt, om de consumptie van tin in de Ver.
Staten zonder eenige ‘hulp van de zijde der produ-
centen te verdubbelen, hebben de producenten van
nikkel gedurende jaren hard moeten vechten, ten
einde markten voor hun product te scheppen; nadat
zij deze markten veroverd hadden, hebben zij hun
pogingen niet verminderd om ze te behouden en uit
te breiden.

Het staat in de huidige wereld, welke is ingericht
om van alles veel meer te produceeren dan .de men-
schen onder de bestaande voorwaarden in staat zijn
te koopen en op te nemen, onomstootelijk va.st
, dat
de producenten, clie niet bereid ‘zijn voldoende mid-
delen te reserveeren voor research werk, markten zul-
len moeten afstaan aan hun concurrenten, die zulks
wel doen. Bovendien valt het verschijnsel op te mer-
ken, dat de industrieën van consumptiegoederen zich
steeds meer afwenden van artikelen, welke gewoon-
lijk en in hevige mate in prijs schommelen.
De goede resultaten van cle internationale tincon-
trôle moeten wellicht worden toegeschreven in de
eerste plaats aan de instelling van een fonds voor
research en ontwikkeling, onder leiding van personen
met groote wetenschappelijke kundigheden; verder
aan de prjsstabilisatie, welke het directe gevolg is
van de correlatie van vraag en aanbod, en ten derde
aan de vriendschappelijke betrekkingen met de groo-
te verbruikers. Deze drie factoren zijn ongetwijfeld
de beste en meest effectieve waarborgen, welke kun-
nen worden aangewend om de industrie tegen het
risico van surrogaten te beschermen.

17 October 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
r
915

Tin wordt naar verhouding slechts in geringe hoe-
veelheden gebruikt’ voor de fabricatie van blik en
veel andere producten, waarvan het een bestanddeel
vormt. Het wekt derhalve •geen verwondering, dat
een hooge prijs niet nadeelig werkt op het verbruik,
evenmin als een lage prijs het verbruik ervan zal stimuleeren. Met het oog hierop, is het van groot
belang in bijzonderheden na te gaan welke factoren
van directen invloed zijn op de mogelijkheden van
vervanging van tin door surrogaten.

Foeliesel.

Reeds geruimen tijd wordt aluminiumfoeliesel
steeds in meerdere mate gebruikt voor doeleinden,
waarbij de eigenschappen van tin om weerstand te
bieden aan
uitbijting
niet belangrijk zijn. Voor deze
doeleinden heeft het thans in hoofdzaak. ti.n-foeliesel
vervangen. Daar aluminium verkocht wordt tegen een
prijs van ongeveer £ 100 pei ton en daar zijn gewicht
slechts een derde van het gewicht van een gelijke
hoeveelheid tin bedraagt, kan tin op deze markten
niet concurreeren op een prijsniveau, dat b.v. meer
clan £ 40 per ton bedraagt. Het verbruik van tin
wordt derhalve in hoofdzaak ‘beperkt tot foeiliesel,
dat met voedsel in contact komt, vooals b.v. kaas in
foeliesel verpakt.

Blik in de Ver. Staten.
Het grootste gedeelte van de werel.dproductie van
tin wordt voor het maken van blik gebruikt; de sta-
tistieken over ‘een lange periode bewijzen onweder-legbaar, dat een hooge prijs niet wil zeggen een ver-
minderd verbruik van tin. In ‘de volgende tabel ver-
den •de jaren van zeer ‘hooge en lage prijzen voor tin
uitgekozen ter vergelijking met de blikproductie:

Ver. Staten. Productie Gemiddelde prijs
Jaar

van blik (ton)

van tin (f)
1915 …………….1.055.936

164
1918 ……………1.473.939

329
1921

……………794.274

165
1926 ……………1.782.306

291
1932 ……………1.032.507

136
1933 ……………1.820.000

195
De blikproductie voor de twaalf maanden, eindi-
gende einde Mei 1934, bedroeg 2.002.000 ton en de
g’emidd’elde prijs £ 226 per ton, terwijl de cijfers voor
‘de voorafgaande twaalf maanden resp. waren
1.080.000 ton en £ 148.

Soldeersel in de Ver. Staten.
Qp één na •de grootste tinverbruiker is de soldeer-
industrie. Gedurende de eerste helft van 1934 werd
in de Ver. Staten door de soldeerindustrie 4.870
long ton tin verbruikt tegen 3.430 ton in de eerste
helft van 1933, •hetgeen een stijging met 42 pOt. be-
teekent, ondanks den veel hoogeren prijs. De •gemid-
delde maandelijksche consumptie heeft in de laatste
jaren bedragen:
Consumptie Gemiddelde tinprijs
1932 . . . 430
ton

£
136
1933 . .. .

590 ‘

,, 195
le halfjaar
1934 . . . . 811

,, 231

‘Babbit rne’taal ‘in de Ver. Staten.
Gedurende de eerste helft van dit jaar werd 1.870 ton tin voor Babbit metaal gebruikt ‘tegen 1.280 ton
in de eerste zes maanden van 1933, hetgeen een stij-
ging van 46 pOt. beteekent. Het gemiddelde maande-
lijksche verbruik van tin voor Bab’bit metaal in de
Ver. Staten was als volgt:
1932 ……….200
ton
1933 ……….250
le halfjaar
1934 ……….312

Brons samendrukbare buizen en foeliesel.
Het verbruik van tin voor brons, samendrukbare
buizen en foeliesel bedroeg gedurende dé eerste helft
van dit jaar 5.750 ton tegen 4.650 voor de overeen-
konistige periode van 1933. Dit bèteekent een stijging
van 23 pOt. De maandgemiddelden waren als volgt:
1932 ……….630
ton
1933 ……….800
le helft
1934 ……….811

Automobielen in de Ver. Staten.

Hoewel dit gebied van de tinconsumptie reeds door
de bovenstaande statistieken voor Babbit metaa’ en
soldeersel werd gedekt, is •het toch van belang de af-
ronderlijke cijfers na te gaan. Het voor motorvoer-
tuigen in de Ver. Staten ‘gedurende de eerste helft
u’an dit jaar gebruikte tin gedroeg 5.320 ton tegen 3.320 ton in de eerste helft van 1933, hetgeen een
vermeerdering aantoont van 60 pOt. Het ‘maandge-
middeide voor het verbruik bedvoeg:

1932 ……….390
toii
1933 ……….540
ie halfjaar
1934 ……….886

,
1
Het verbruikin Duitschiand.
Teneinde de positie van de ‘handelsbalans te ver-
beteren, heeft de Duitsche regeering gedurende eeni-
gen tijd pogingen aangewend om ‘het volumen van
den invoer te verminderen. Zelfs voor dit land, dat
steeds het ‘best slaagde in het vinden van surrogaten
voor invoerartikelen, toonen de statistiekeû duidelijk
aan, ‘dat niets werd gevonden om tin te vervangen.

Jaar ‘

ti.nverb mik maandgemiddelde 1932

…………………9.012

751

‘ ton
1933

…………………10.227

852.2
1.934
(eerste .halfj.) …….
5.695

949

Het verbruik van tin voor blik en’ automobielen
was in Duitschiand als volgt in ton:

Jaai

Blik Maandgem. Automobielén Maandgem.
1932

.
…….’2.500

210

170

14
1933…….3.675

‘ 306

350

29
1934
(le helft)
2.070′

345

255

42.5

De industriëele bedrijvigheid en het tinveibruik in
de Ver. Staten.

De bijgaande grafiek toont het verband tîsschen
het verbruik van tin en de algemeene conjunctuur
in de, Ver. Staten (index van de industriëele bedrij-
vigheid van de
.
Annalist). Dit indexcijfer, omvat
wa’gonladingen, ijzer- en staalproductie, electrische
energie, automobielproductie, katoen- en zijdever-
bruik, productie van ruw bekapt timmerhout en an-
dere posten; elke post is gewogen voor de berekening van den ‘gezamenlijk-en index. Hoewel verschillende
van deze ipdustrieën niet direct tin verbruiken, zal

TIN CONSUMPTION FULLY IN LINE WITH U.S.A. INDUSTRIAL ACTIVITY

ooms

,U11vrU1uuuRuu

IiItk•auWuU•uu,,

1•Iv1•lu•aI1Ruu

mam

om
om

•..a……p$1u.

onmaana

maammam

mams

VUMNRUN1pu.

w
a
a”m”m”
oma

L.
“‘!!!P

916

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17
October
1934

een verandering in de bedrijvigheid in een daarvan
ongetwijfeld indirect van invloed zijn op het verbruik
van tin in de eene of andere van ‘zijn vele toepas-

eingen.
De zware lijn stelt het werkelijke verbruik voor

van tin in Amerika voor fabrikaten, terwijl •de stip-
pellijn aangeeft •de hoeveelheid tin, door de Ver.
Staten gekocht, berekend naar de marktstatistieken

van de leveringen naar Amerika.
Uit deze grafiek kunnen de volgende conclusies

worden getrokken:
lo. Het tinverbruik volgt dezelfde curve als de

industriëele bedrijvigheid.
2o. De jongste belemmering in de toeneming van
het tinverbruik wordt geheel verklaard door de
daling van de industriëeie bedrijvigheid.
3o. De index van de industriëele bedrijvigheid,
welke in 1932 tot 59.7 daalde, herstelde in 1933 tot

89.3; er was een overeenkomstige
stijging
van het

tinverbruik van 3.400 ton per maand in 1932 tot
5.070 ton per maand in 1933. Zoodoende had de stij-
ging van den tinprjs van £ 140 einde 1932 tot £ 220
midden 1933, op welk niveau hij sindsdien bleef,
klaarblijkelijk geen invloed op de vraag, en gaf der-
halve geen aanleiding om tin door andere materialen
te vervangen.
4o. Het verbruik van tin heeft n&g niet het niveau
van v6ôr het dalen van den tinprjs bereikt; de gra-
fiek toont echter aan, dat dit niet veroorzaakt is door
vervanging, daar de index van de industriëele be-
drijvigheid, welke gedurende de jaren 1925-1929
tusschen de 100 en 120 schommelde, in het laatste
jaar slechts tot 70 á 80 is gestegen.

Consequenties van den bouw van reuzenschepen
met regeerngssteun.

De Engelsehe ,,Economist” heeft een interessante
beschouwing gegeven naar aanleiding van de te
water lating van het ,,big ship”, de ,,Queen Mary”
gedoopt, dat 70.000 ton groot wordt en den terstond daarop aangevangen bouw van een dergelijk zuster-
schip.
De geschiedenis van den scheepsbouw heeft ge-
leerd, dat
dergelijke
evenementen op scheepsbouw-
gebied vaak een nieuwe periode inluiden. Zulke
groote schepen geven soms voor jaren lang den atan-
daard aan, waartoe concurreerende maatschappijen
gedwongen zijn over te gaan, willen zij het niet af-
leggen in den strijd, vooral in de vaart op de Ver.
Staten, waarvan de bewoners steeds een voorkeur
voor het grootste en snelste schip toonden, ongeacht

de reiskosten.
Binnen enkele jaren zal de internationale stan-
daard van oceaanschepen op Amerika dus verhoogd
worden. Duitschiand met de ,,Bremen” en de ,,Euro-
pa” heeft dit nieuwe tijdperk ingeluid, Italië is met
de ,,Rex” en de ,,Conta di Savoia” gevolgd, Frank-
rijk bouwt de ,,Normandië” met een zusterschip, ter-
wijl Engeland thans met ‘zijn schepen de kroon zal
steken, wat grootte betreft. H’oe deze internationale
wedstrjd zich verder – zal ontwikkelen, valt thans
natuurlijk niet te voorspellen.
,,The Economist” waarschuwt ertegen, om niet in
dezelfde sauskom sportidealen van wedstrijden, pa-
triotische ambities en nationaal prestige, met gewone
gedachten omtrent het drijven van een zaak met winst
te vermengen. Als de nuchtere economische ‘zijde naar
boven komt, nadat de roes voorbij is, zal men voor
de vraag staan, hoe deze schepen geëxploiteerd moe-
ten worden, zoodat er geen tienduizend hutten ge-

bouwd
zijn
voor duizend passagiers. Dan komt de
consequentie naar voren, dat dezelfde regeeringen,
die millioenen van .het nationale ‘geld in deze schepen
hebben gestoken – in Engeland £ 10 millioen –
voor vermindering der handelsbelemmeringen ‘zullen
hebben te ‘zorgen, opdat het internationale verkeer
werkelijk behoefte aan deze reusachtige eenheden

zal hebben.

De zichtbare suikervoorraden in de wereld.

De zichtbare voorraden per 1 Sept. zijn volgens Czarnikow:

1934
1933
1932
Duitschiand…………..
259.000
340.000 747.000

Tsjecho-Slowakije

……..
94.000
140.000
216.000
Frankrijk…………….
203.000 241.000 219.000
Nederland

…………..
197.000 151.000 133.000

België

………………
53.000 57.000 66.000

Hongarije…………….
29.000 40.000 27.000

Polen………………..
97.000
168.000
173.000

U.K.
Geimp. suiker

……
230.000 289.000
197.000
Binnen!.

,…….
39.000 26.000

Europa……..
1.201.000 1.452.000
1.778.000

V.S.
Alle havens

……..
771.000
425.000
527.000

Cubaansche havens
712.000
676.000
899.000 Cuba binnenland

……..
1.265.000
1.397.000
1.409.000
Java

………………..
2.407.000 2.991.000
2.916.000

Totaal……
6.356.000 6.941.000
7.529.000
waarvan geblokkeerd
351.000
2.100.000
3.247.000

INGEZONDEN STUKKEN.

INTERNATIONALE VERGELIJKBAARHEID VAN INDEX-
CIJFERS DER GROOTHANDELSPRIJZEN EN DER
KOSTEN VAN HET LEVENSONDERHOUD.

Dr. R. Claeys schrijft ons:

De statisticus – en vooral de statisticus, die eeni-germate met de eigenaardigheden der indexcijfers,
zoowel van groothandelsprjzen als van kosten van
het levensonderhoud in aanraking gekomen is – zal bij het lezen der beschouwingen van Dr. J. G. Stri-
diron over ,,De resultaten der devaluatie-politiek in het eerste halfjaar 1934″ in E.-S.B. van 26 Septem-
ber ji., moeilijk aan den indruk kunnen ontkomen,
dat de door dezen aangevoerrle bewijzen – tabellen
en grafieken – wel wat al te gemakkelijk tot het
trekken van conclusies worden aangewend. Ik moge even •de aandacht vragen voor een aanma-
ning tot meer voorzichtigheid, hij het hanteeren van
dergelijk materiaal, zonder in de kwestie zelf, waar-over het in het artikel gaat, stelling te willen nemen.

Schrijver van het artikel dan heef t aan het ,,Bul-
letin mensuel de Statistique” van den Volkenbond
de indexcijfers ontleend van groothandelsprijzen en
van kosten van levensonderhoud in een 8-tal landen.
Voor elk dezer landen, gegroepeerd naar twee cate-
gorieën: niet-goudian den (Engeland, Zweden, Noor-
wegen, Denemarken) eene.rzijds, goudlanden (Neder-
land, België, Frankrijk, Zwitserland) anderzijds,
geeft hij het verloop van beide soorten
prijzen
over

de laatste jaren en biedt daardoor een mogelijkheid
van vergelijking: vooreerst van de beweging der
groothandeisprijzen met die der kosten van het levens-
onderhoud in elk land afzonderlijk; vervolgens van
ieder dier bewegingen in elk land van •de groep der
goudlanden, resp. der niet-goudianden, met de over-
eenkomstige in elk ander land der ‘zelfde groep; ten-
slotte van genoemde bewegingen in de groep der
goudlanden met die in de niet-goudlanden. Wat dit
laatste, betreft, berekent hij zelfs een gemiddeld ver-
loop van de groothandeisprijzen en van de kosten van
het levensonderhoud voor alle landen van de goud-
groep en van die der niet-goudgroep en deze ge-
middelden figureeren als samenvatting zoowel in de
tabellen als in de grafische voorstelling (grafiek II).
Conclusie: het ,,hljkt duidelijk, dat de afstand
tu,sschen groothandeisprijzen en kosten van levens-
onderhoud in de niet-goudianden, zoowel voor ieder

land afzonderlijk als totaal veel
kleiner is
gewor-

den. . . ., hetgeen wijst op herstel van evenwicht. In
de goudlanden is de afstanri, dus ook de interne
verstoring daarentegen veel grooter geworden……

Reeds vroeger was ik in de gelegenheid •in

dit
blad uiteen te zetten (30 April 1930 en 14 Juni 1933)
welke verschillen er bestaan tusschen de ‘grondsla-
gen, waarop enkele van de meest bekende indexeijfers
van groothandelsprijzen berusten, doch vooral welke

17 October 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

917

essentiëele
verschillen er bestaan tusschen de gro’nd-
slagen van de indexcijfers der groothandelsprijzen’ en
van de indexcijfers der kosten van het levensonder-
houd, ook in eenzelfde land, zoodanig zelfs dat de
onderlinge vergelijkbaarheid er door wordt aange-
tast. Ik mag dat thans niet herhalen. Wèl moet ik
den nadruk erop leggen, dat er bij de tegenwoordige
samenstelling der indexcijfers geen enkele reden is,
waarom b.v. een ‘daling van het i.c. der groothandels-
prijzen zou moeten worden gevolgd door een even-
redige daling van dat der kosten van het levenson-
derhoud, zoodat het ook niets bijzonders is, wanneer
beide lijnen uiteenloopen, de afstand er tusschen
,,grooter” wordt. Evenmin is het iets bijzonders, wan-
neer dat uiteeuloopen in verschillende landen in on-
gelijke mate plaats vindt, daar ook dit voor een groot
gedeelte aan techniseke bijzonderheden van de samen-
stelling (artikelen, die hij de herekeninig al of niet.
worden gebruikt; waardeeringscoëfficiënten, die hun
in die ‘berekeningen worden toegekend) kan ‘te wijten
zijn. Onder deze omstandigheden gevolgtrekkingen als
de gesignaleerde daaruit afleiden, is gevaarlijk.

Om dit aan te toonen, ‘heb ik de lijn der kosten
van ‘het levensonderhoud in Nederland ‘omgerekend
door toepassing van de Amsterdamsche prijzen (als
i.c. voor Nederland ‘blijkt inderdaad d.t van Am-
sterdam te’
zijn
genomen) op de artikelen, die aan

een ander
,
indexcijfer, ‘b.v. het Fransche, ten grond-
slag liggen. Een i.c. als het aldus berekende zou
nog als het ,,Amsterdamsche” i.c. der kosten van het
levensonderhoud kunnen doorgaan, daar het bij een
dergelijk i.c. toch tenslotte op de prijzen aankomt,
en het immers niet ondenkbaar ware, dat de basis
van •het Amsterdamsche i.c. in plaats van de alge-
meenheid der gezinsuitgaven, waardoor zij zich ken-merkt, veel smaller ware en b.v. beperkt tot de 13 ar-
tikelen in Vrij willekeurig vastgestelde verhouding
van het Fransche. De samenstellers van het Fransche i.c. meenen toch ook met deze 13 artikelen genoegen
te mogen nemen! Het resultaat vindt men hieronder
in de vetgedrukte cijfers, die overigens geheel vol-
gens dezelfde methode als de door Dr. Stridiron be-
rekende, verkregen zijn en die ‘dan tegenover het
prijsverloop in het niet-goudland Engeland het aldus
berekende in het goudland Nederland weergeven.

Engeland
Groot- Kosten
handels- lévens-
prijzen

onderh.
1933
……….
65.19

86.14
1934
Iste halfj.
69.09

87.08

Verschil
in 1933

20.95
iste halfj.
1934

17.99

Terwijl dus voor Nederland de tegenstelling van
het i.c. der groothandelsprjzen met het officiëele
Amsterdamsche i.c. der kosten van het levensonder-
houd in het eerste halfjaar 1934 een verschil oplevert
van 29.88 (tegen een verschil van 17.99 tusschen de
beide overeenkomstige Engelsche indices), krj’gt men

een ierschil van slechts 21.90, indien men bij de be-
paling van het laatste van beide cijfers in de artike-
len en in hun vaardeeringscoëfficient een wijziging
brengt, welke wijziging evenwel
de prijzen zelf vol-
komen onaangetast
laat. 21.90 blijft weliswaar meer
dan 17.99. Maar het merkwaardige feit doet zich
voor, ‘dat voor het jaar 1933, toen het verschil voor
Engeland 20.95 bedroeg, het in dezelfde hypothese
voor Nederland 19.19 zou hebben bedragen. Dus min-
der dan in Engeland! Waaruit men dan de ‘gevolg-
trekkin’g zou hebben moeten maken, dat in 1933 in
het goudland Nederland ,,de afstand tusschen groot-
handelsprjzen en kosten van levensonder.houd….
kleiner is” (dan in
het niet-goudlan’d Engeland), ,,het-
geen wijst op herstel van evenwicht”!
Dit eene voorbeeld moge volstaan om aan te too-
nen, welke bedachtzaam;heid
bij
het gebruiken van
cijfermateriaal als het hier bedoelde geboden is. Nu
kan Dr. Stridiron daartegen aanvoeren, dat hij deze
cijfers toch ontleende aan het officiëel orgaan van
een lichaam als de Volkenbond, hetwelk ze op zijn
beurt verzamelde uit de publicaties van de bevoegde
autoriteiten in de verschillende landen. En het is in-derdaad niet gemakkelijk de tegenwerping te beant-
woorden. Dze cijfers zijn immers ,,het”, en de wijze
waarop zij in ‘het Bulletin mensuel zijn afgedrukt,
voert als van zelf tot onderlinge vergelijking en
tot een gebruik als hier gemaakt is. Ja, deze

cijfers
zijn
immers ,,het”. Maar dat, ‘bewijst, dat er
aan het stelsel zelf nog wat ontbreekt en dat het
meer dan veuscheljk is, dat men door internationale
samenwerkinrg tracht te bereiken, dat de indexcijfers
zoo van groothandelsprijzen als van de kosten van
levensonderhoud, in de verschillende landen op de-zelfde manier worden samengesteld en dus dezelfde
beteekenis bezitten. Thans is de publicatie ervan, in
‘den vorm zooals door het Bulletin mensuel ver-
zorgd, niet zonder gevaar, omdat bij de beoordeeling
van internationale toestanden velen er inderdaad toe ,’gebracht worden die gegevens te gebruiken, zonder
zich ervan bewust te zijn, dat zij aldus slechts een
schijn
van nauwkeurigheid in hun betoog betrachten.

Naschrift. Wij
zijn
het uit den aard der zaak
geheel eens met de critiek die Dr. Claeys uitoefent
op de ongelijkmatigheid in de berekening van de
indexcijfers van de kosten van levensonderhoud in de
verschillende landen.
Wij hebben hiermede van den aanvang af terdege
rekening gehouden
3
door de vergelijking niet te stel-
len tusschen één goudland en één niet-goudland,
maar tusschen een groep van goudlanden en een
groep van niet-goudlanden. Op deze wijze elimineert
men stellig de grootste verschillen die uit de onge-
ljkmatigheid der ‘berekeningsmethode voortvloeien.
Dat men, indien men voor een oogenblik de verge-
lijking niet wil stellen tusschen groepen van lan-
den, maar tusschen twee landen afzonderlijk, nl.
Engeland en Nederland, de vergeljkbaarheid zou ver-
grooten, door het goed berekende Engelsche cijfer
voor de kosten van levensonderhoud met het in
sleekte Fransche stijl gecorrigeerde Nederlandsche

Nederland
Kosten levensonderh.
Groot- prijz.A’dam prijz.A’dam
handels- Xartikelen Xartikelen
prijzed A’dam Frankrijk
50.58

82.82

69.77
54.75

84.63

7663

32.24
19.19
29.89 21.80

kAVOEREN in tons
van
1000
KG.

Rotterdam
Amsterdam
Totaal

Artikelen

7-13
Oct.
Sedert
Overeenk.
7-13
Oct.
Sedert
Overeenk.
1934 1933
1934
1Jan.
1934
tijdvak
1933 1934
1Jan.
1934
tijdvak
1933
32.7
2
7
1.074.958
1.207.023
.

350
29.555 22.251 1.104.513 1.229.274
10.7
23

342.278
,

322.707

15.257
6.669
357.535

,
329.376
Tarwe

……………..
Rogge

……………..

17.699 18.365
– ‘

25
17.699 18.390
Boekweit ……………….
MaIs
……………….
36.6
21

737.644 842.720
9.194 188.470 162.475
926.114
1.005.195
5.30
4

295.992
338.619
1.310
43.290
34.508
339.282 373.127
1.000 99.901 108.914

3.195 3.808
103.096 112.722
5.8
48
172.092
163.169
3.550 192.792
197.402
364.884
360.571

Gerst

……………..
Haver

……………..

Lijnkoek

…………..
‘680
56.841
98.179

25
200
56.866 98.379
Lijnzaad

……………

678
.
16.320
14.516
75
2.486
5.271


18.806
19.787
Tarwemeel

………….
Andere meelsoorten ….
967
46.227 42.110
140
5.795
7.797
52.022 49.907

918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN.

17
October.
1934

cijfer t vergelijken, ontgaat ons volkomen. Eenige
practische beteekenis zouden. wij aan de ‘berekening van Dr. Olaeys alleen clan kunnen toekennen, indien
hij den weg in omgekeerde richting was ingeslagen,
en het slechte Fransche indexcijfer volgens de goede
Nederlandsche methode had• gecorrigeerd. Indien hij
deze correctie uitvoerbaar acht, mag men het resul-
taat stellig met belangstelling tegemoet zien.
Dr. J.
G.
STRIDIRON.

MAANDCIJFERS.

EMISSIES IN AUGUSTUS
1934.

Prov. en Gmeentel. Leeningen
1) . . .
f 1.985.000,-
zijnde:
Nederland
Gem. Enschede
f
2.000.000
4%
obi. 1.
99
‘/ % ……
f
1.985.000

B1n’k- en Credietinstellingen.
2)

Rubber-Maa’tschappijen ………….,,
636.000,-
• zijnde:
Nederland
..&andeelen:
N.V. Hessa Rubber Mij.
aand. 1. 100 % . .
f
136.000

Obligatiën:
Id.
f
500.000 5 % in
aand. conv. obi. • 100 % …..500.000

Kerkelijke Leeningen ……………..,,

34.600,-

Nederland
……………….
f34.600

Totaal.. . .
f 2.655.600,-
Conversie:
Cern. Apeldoorn
f
3.487.000 4 % obi.
IL
100h %.
Gem. Arnhem
f
14.132.000. 4 % obi. it 100 %. Gern. Groningen f5.541.000 4% obi. 1 100
3
/
s
%.
Gem. Groningen
f
10.223.000 4 % obl. 1. 100
3
/
8
%.
0cm. Haarlem f6.283.000 4 % obi. a 100 %.
Gern. Hillegom
f
1.398.000 4 % obi. •a 100 %.
Gem. Nijmegen f4.879.000
4
% obi. a iOO’/
8
%.
Conversie: Mij. voor Gemeente Crediet f3.000.000 4 %
obi.
ti
100 %.

Bovendien:

f
15.100.000,— 3-rn. Schatkistpromessen Ic
f
998.723.

28.200.000.— 6
;,

,,

,.,, 995.30
23.900.000,— 3 % Schatkistbiljetten
,, ,,
1.008180

3.100.000,— 3-j.

1.015.87

12.000.000,— 5-j.

1.015.87

12.000.000,— 5-j.

,,,,
1.014.75

De Kerkelijke Leeningen zijn als volgt onderverdeeld:

Rente- Emissie-
Guldens voet

koers
pCt.

pCt.
Geref. Kerk te Amsterdam-Noord
(Buiksloot) (waarvan
f
16.000
v. conv.) ………………..30.000

4 Y
2

100
Geref. Kerk te Sassenheim

(waarvan f44.000 v. con’,’.) .. 65.000

43j

100

Emissies in 1934.

Obligatiën

Aandeelen

Totaal

Januari
f
5.985.000,—

. f.
5.985.000,—

Februari
,,
1.935.375,—

1.935.375,—

Maart . ,, 4.167.375,—

4.167.375,—

April ..,, 11.500.625,—

11.500.625,-

Mei .. – ,, 2.916.380,—

f
640.000,—

3.556.380,-

Juni ..,, 7.072.000,—

., 7.072.000,-

Juli …..899.067,50

899.067,50

Aug…..2.519.600,—

,,

136.000,—

2.655.600,-

f36.995.422,50

f
776.000,—

f
37.771.422,50

GIRO-OMZET BIJ
DE NEDERLANDSOHE BANK

Juli 1934

Juli 1933

Posten
1
Bedrag
0
Posten
F
Bedrag

Rek.houders 74.811 f1.617.676.000 58.979
f
1.878.588.000
Door 11.-bank
plaatselijk

58.485 ,,1.382.358.000 44.705

1.619.560.000
Voldoening Rijksbelast.

847
,,

15.061.000

874

14.660.000

PRODUCTIE
DER STEENKOLEN-, BRUIN-
KOLEN- EN. ZOUTMIJNEN

(Gegevens verstrekt door den Hoofdingenieur der mijnen.)

I. Gezamenlijke Steenkolenmijnen.

Juli
Jan.’Juli
Jan./Juli
1934 1934
1
,
933

Prod. Steenkolen in tonnen
.
1.047.102 7.114.376
7.338.691
Aantal normalewerkdagen
.
.

26
1
)1
179 178

Bruinkolenmijn ,,Carisborg”.

Netto-productie in tonnen..

6.255+
2
)

67
.
401
+ 73.744
Aantal normale werkdagen

9

134

154

Zoutmijnen. (Kon. Ned. Zoutindustrie te Boekelo.)

Afgeleverd:
Geraif.

zout ………(ton)
Industriezout

……(
,,
)
}


}

11.932
3
)

}31.513
Afvalzout ……..
..(
Aantal normale werkdagen

512)
179

Aantal arbeiders.
Gezamenl.
Steenkolen-
Bruin-
kolenmijn Zoutmijnen
mijnen
,

1 Aug.

1934 …………..
J1o.5464)5)
81

I20.783)

1 Aug.

1933 …………..
/10.8774)7)

.

.
74 182
.j23.3926)

1)
Staatsmijnen Emma, Hendrik en Maurits;
24
Staatsmijn Wilhelmina
en Domaniale mijn;
22
Willem-Sophia; 19 Oranje-Nassaumijnen en
mijnen Laura-Vereeniging (Laura-Julia).
3
)4.611
ton ruwe
kool. 1.6444
ton bruinkoolbriketten.
3)
Januari en Mei.
4)
Bovengronds.
5)
mcl.
2.007
arbeiders in de nevenbedrijven.
6)
Ondergronds.
) mci.
2.054
arbeiders in
de nevenbedrijven.

ONTVANGEN BOEKEN.

Het Westiand
door Dr. A. A. A. Verbraeck. (Gro-
ningen, Den Haag, Batavia
1933;
J. B. Wolters’
Uitgevers-Maatschappij N.V. Prijs
f 4,90).

Bankkredit und Kredit banken in den Vereinigten
Staat en 1920-193
door
R. W.
Goldschmidt.
(Berlijn
1933;
Junker & Dünnhaupt Verlag.
Prijs R.M.
6,—).

Kort overzicht van het nieuwe chiquerecht
door Mr.
W. A. van Ravesteijn. (Amsterdam z.j.; N.V.. H.
van der Marck’s Uitgevers-Mij. Prijs geb.
f 1,75,
ingen.
f1,15).

Omzetbelastingwet 1933 met uitvoerin.gsmaatregelen
door R. Ensingh. (Leiden
1934;
A. W. Sijt-
hoff’s Uitg.-Mij. Prijs met prospectus
f2,25).

Pro en Contra, nieuwe serie No.
6. Nederland—Bel-
gië.
Nederlandsch standpunt: Mr. J. Zaaijer,
Belgisch standpunt: 1 (Baarn
1933; 1

lollandia-
Drukkerij N.V.. Prijs
f 1.—).

Leven en slagen in deze eeuw der machine
door Ed-
ward A. Filene. (Amsterdam z.j.; N.V. Drukke-
rij Jacob van Campen. Prijs ing.
f 2,—,
geb.
f3,-).

Les chutes d’eau
door G. Tochon, secrétaire général
de la Soci&té Hydrotechnique de France. (Parijs
1933;
Li’brairie Félix Alcan).

De trek van de plattelan.dsbevolking in Nederland
met l3ijlagen
door Dr. A.
0.
de Vooys; (Gronin-
gen, den Haag, Batavia
1933;
J. B. Wolters.
Prijs tezamen
f9.90).

Eisenba,hn, u’,vd Staat
door Dr. jur. Bernhard Witte,
Reichs’bahndirektions-Vizepriisident. (Jena
1932;
Verlag von Gustav Fischer).

Op den drempel van 1933
door Herman Salomonson.
(Rotterdam
1933;
Nijgh & van Ditmar
T.V.).
Een serie persgesprekken in brief vorm, geschreven voor
.,De Locomotief’.

17 October
1934

ECONOMISCH.STATISTISCHE .BERICHTEN

919

STATISTIEKEN.
BANKDISCONTO’S.
N d (Disc Wissels.
24
1
9Sept.’33
Lissabon

•… 54
8Dec.’33

BkBel.BE3
19$ept.’33
Londen ……230
Juni’32
Vrsch. in R.C.
3
19Bept’33
Madrid ……6
26 Oct.’32
Athene ……….
7

14Oct.’33
N.-YorkF.R.B. 11
1
Feb.’34
Batavia……….
4

1 Juli’34
Oslo

…….. 34
22Mei’33
Belgrado

……..
6416Juii’34
Parijs

….
..
2431Mea’34
Berlijn

……….
4
22 Bept.
1
32
Praag

……
3425 Jan.’33
Boekarest……..
6

‘5Apr.’33
Pretoria

…. 3415
Mei’33
Brussel ……….
24
28Aug.’34
Rome……..3

11 Deô.’33
Budapest ……..
44170ct.’32
Stockholm

.. 24
1Dec.’33
Calcutta

……..
34
16Feb.’33
Tokio

•… 3.65

2
Juli’33
Dantzig

……..
4
21Sept.’34
Weenen ……
4427Juni’34
ffelsingfors ……
44
20Dec.’33
Warschau…. 5
26 Oct. ’33
Kopenhagen

….
24

1 Dec.
1
33
Zwits. Nat. Bk. 2
22Jan.’31

OPEN MARKT.

1934 1933
1932
1914

130 t
C
8/13
1/6
24/29
9/14
10/15
20124
.
Sept.
Oct.
Sept.
Oct.
Oct.
Juli

Amsterdam
Partic.disc.
1
/2
1
12
1I27j16
11_7J
318_t12
1
14_
1
12
311
8_31
j

Prolong.
1
1
1
1
1 1
2
1
14-14
Londen
Daggeld …
1
12-1
1
12-1
1
12-1
8/21
1
/2-1
1
j4’1
1
8
1-2
Partic.disc.
3J1
3/16-718
331_71
/s/i&
11!1614
31_1
4
1
14_
5
1
Berlijn
Daggeld…
45114
4_511
4-5
1
1
4_534
414-512
4_511
MaandeId
4
1
1-6
4’1’2-6
4’2-6
4
1
12-6
41-6
412-5
1
1

Part, disc.
318
37,
37,’
37/
s

37/
8

371
2
1
181
1
Warenw…
4-‘;
4

1
I2
4
1
12
4
1
12
4-12
4_11
4


New York
Daggeld
1)
1 1
1
I
314
12
1
14
1
2
/4_2
1
1,
Partic.disc.
31 31
31
35
1
12
51_71

t) Koers van 12 Oct. en daaraan voorafgaande weken
t/nl.
Vrijdag.

WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.

D
ata
New
Londen
Berlijn

Parijs
Brussel
Batavla
York’)
S)
S) S)
S)
1)

9 Oct.

1934
1.467/
8

7.189
59.40 9.734
34.46
1008/,
10

,,

1934
1.47
7.207/,
59.35
9.724.
34.454
100’/
11

,,

1934
1.4651
8

7.17k
59.374 9.724 34.46
100S1,
12

,,

1934
1.453,’
7.20k
59.374
9.734
34.44
10081,
13

,,

1934
1.46l1
0

7.20
59.40
9.724
34.44
10091
8

15

,,

1934
1.4631
8

7.18g
59.40
9.724
34.45
10051
8

Laagste d.w
1
)
1.4534
7.16)4
59.274
9.724
34.40
100
Hoogste d.w’)
1.473f
7.2334
59.424
9.734
34.50
10081
8

Muntpariteit
2.4878
12.1071
59.263
9.747
34.592
100

Data
Jr’id
Weenen
Praag
Bo:ka-
Milaan
Madrid

9 Oct.

1934
48.13

6.16
1.48
12.65 20.17
10

1934
48.12

6.17
1.48
12.64 20.17
11

1934
48.12)4

6.174
1.48
12.644
20.17
12

,,

1934
48.10

6.17
1.48
12.65
20.17
13

1934
48.10

6.17
1.48


15

1934
48.10h

6.17
1.48
12.65
20.174
Laagste d.w’)
48.05 27.90
6.124
1.45
12.60
20.074
Hoogste d.w
1
)1
48.174
28.-
6.20
1.50
.12.684
20.25
Muntpariteit
1

48.003
35.007
7.3711.488
13.094
48.52

Da a
Stock-
Kopen-
SO
)
o 1
*
1

Hel-
Buenos-
Mon-
holm,’,)
hagen’,)
;O!fii)
Aires’)
treal’)

9 Oct.

1934
37.10
32.124
36.15
‘117’
38%
1.49
7
18
10

,,

1934
37.174
32.20
36.224
3.174
38
1.493,
11

,,

1934
36.224 32.074
36.074
3.17
381/
8

1.495,
12

,,

1934
37.124
32.15
36.174
3.18
3881,
1.49)4
13

,,

1934
37.174
32.15
36.174
3.18
38′,
1.495,
15

,,

1934
37.05
32.10
37.05
3.18
385,
‘1.4951,
Laagste d.w’)
36.75 31.75 35.80
3.13
38 1.49
Hoogste d.wi)
37.40 32.40 37.05 3.20
39
1.50k
Muutpariteit
66.671
66.671
66.671
6.266
953,(

2.4878
‘1 Noteerine te
Amsteraam.
**)
Not, te
Rotterdam.
t

Part.
ooaave.
lu ‘t isfe of 2de No. van’iedere maand kom.t een ovizicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

Da a
Londen
($
per
£)
Parijs
($ p.
IOOfr.)
1

Berlijn
($ p. 100 Mk.)
1 Amsterdam
($
p. 100 gid.)

9

Oct.

1934
4,92
5
18
6,61)4
40,40
67,98
10

,,

1934
4,8971
8

6,62
40,44
68.07
11

,,

1934
4,93)4
6,6611,
40,70
68,49
12

1934




13

1934
4,91v
6,64W
40,66 68,40
15

1934
4,91)4
6,64)4
40,63 68,36

16

Oct.

1933
4,54)4
5,63
34,-
57,95
Muntpariteit..
4,86
3,905
9

23.81)y,
4031,
6

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en
Landen
Not
eerings-
eenheden
29Sept.
1934′
6
Oct.
1934

1
LaagstelHoogste
8/13
Oct.
’34
13
Oct.
1934

Alexandrië..
Piast. p.
97)4
97)4
978/,
975,
97
p.0

515
512
510
510
510
Bangkok….
Sli.p.tical
111011
8

111011
8

1/101/
5

1/10 1/10
Budapest

..
Pen. p. £
(
16
16
161
8
.
163,
16
5
18

Athene

…..Dr.

BuenosAire4′
d. j.$
29’1
8

29 29
2981
8

29s1,
6

Calcutta . . . .
Sh. p. rup.
11611
16

116’1
8

116
1
1
32

1/6
8
1
82

11611,
0

Constantin..
Piast. p. £
605 605
600
605 605
Hongkong ..
8h. p. $
1/731
5

1/7)4
.11711
8

11911,
118s1,
Sh. p. yen
1/211
8

11211
16

)4
11221
8

11261,
6

Lissabon…
Escu. p. £
hOu,
11011,.
109k
110)4
11011,
Mexico

….
$per,C
18
18
17)4
18)4.
18
Montevideo 2)
d.per,6
Igh
20
19)4
20)4
19

Kobe

…….

Montreal

..
$ per £
4.83)4
4.8071
8

‘4.79)4
443)4
4.81)4
Riod.Janeiroa
d. per Mii.
351
8

3
19
1
3
3518
31/16
Shanghai

..
Sh. p. tael
11511
2

1/5)4
115’1,
117)4
1/681
8

Singapore ..
id p. $.
214
5
1
93

214
5
1
2/411
16

214)4
214
6
1
33

Valparaiso 4).
$ per £
123.25
121.00
•12Q.25
.121.00
120.25
Warschau Zi. p. £
26
257/,
25)4
26)4
25i’j,
1) Officiëele not. 36
1
12 laten, gemidd. not., welke importeurs hebben te
betalen, 3I
2
11, sinds 3 Oct. 312113
3
, sinds 5 Oct. 3129133.
2)
Offic. not, vanaf
25 Sept.
399/16,
vanaf 1 Oct.
39314,
vanaf 8 Oct.
39718,
vanaf 9 Oct. 39
15
11,
3) Id.
4114,
sinds 28 Sept.
411,
vanaf 2 Oct. 411
4
4)
90
dg.
5)
Vanaf 28
Aug. laatste export” noteering.
ZILVERPRIJS

GOUDPRIJS
8)

Londen’) N.York’)

Londen
9 Oct. 1934.. 23)4

50)4

9 Oct. 1934

142/9
10 ,,

1934.. ,238,

51i
8

10

1934

14216
11 ,,

1934.. 24)4

535, , 11

1934

1313
12 ,,

1934.. 2771
t6

.12

1934

1431
13 ,,

1934..
,
241,

535,

13

1934

142184
15 ,,

1934.. 20,

55)4

15

1934

14311
16 Oct. 1933. . 18′
8

36u
8

16 Oct. 1933

128/6
27 Juli 1914.. 24t51,
5
59

. 27 Juli 1914…..84110)4
1) in pence p. oz.8tand.
1)
Foreign silver in $c. p. oz. line.
3)
In sh. p.oz.fine
STAND VAN ‘e RIJKS KAS
voroerungen.

1 Z9St.I954 1 13Uct.1934
Saldo van’s Rijks Schatkist bij De Ne-
derlandsche Bank……………….1 42.364.834,-
f
47.750.273,55
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten ,, 230.033,37 ,, 360.729,91
Voorsch. op ultimo Augustus 1934 aan
de gem. verstrekt op aan haar uit te
keeren hoofds.derpers. bel., aand. in
de hoofd,, der grondbel. endergem.
fondsbel., alsmede opc. op die belas-
tingen en op de vermogensbelasting ,, 2.389.415,31 ,, 2.389.415,31
Voorschotten aan Ned.-lndie ….
…….279.908.680,05 ,,270.486.200,62
Id. aan Suriname …………….
……., 12.841.608.02 ,, 12.844.665,05
Id. aan Curaçao ………..
…………
…2.647.610,73 ,, 2.244.435,88
Kasvord. weg. credietverst. alh. bultenl ., 115.433.836,05 ,, 115.295.145,84
Daggeldleeningen tegen onderand ..,, 3.500.000,- • 1.000.000,-
Saldo der postrek. v. Rijkscomptabelen 28.916.361,29 34.727.068,47
Vord. ophef Alg.Burg. Pensioenfonds’)


Vord. op andere Staatsbedrijven
1)
……..17.252.587,42 ,. 19.262.587,42
Verstr. t. laste der Rijksbegr. kasgeld-
leeningen aan gemeenten (saldo)……35.673.236,77 ,, 35.488.236,77
V er pil c h t i n ge n.
Voorschot door De Ned. Bank ingev.
art. 16 van haar octrooi verstrekt


Schatkistbiljetten In omloop ………
.f440.950.000,- f445.464.000,-
Schatkistpromessen in omloop …….
..120.490.000,- ,,124.550.000,-
Zilverbons in omloop …………….
….1.310.950,- ,,

1.308.818,50
Schuld op ultimo Augustus 1934 a/d.
gem.weg. a. h. uit te keeren hoofd,. d.
pers. bel., aand.
1.
d. hoofds. d. grondb.
e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op die
bel, en op de verm. bel …………..
…..-

.


Schuld aan het Alg. Burg. Pensloenf.’) ,, 14.295.710,29 ,, 13.309.112,76
Id. a. h. Staatsbeclr. der P.T. en T.’) ..

103.907.056,33

114.466.944.47
Id. aan andere Staatsbedrijven’) …..
..»

61.805,10

76.805,10
Id. aan diverse instellingen’) ……..
…67.496.797,48

60.015.936,06
1) In rekg.-crt. met ‘s Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCH-INDISCHE VLOTTENDE SCHULD.
1 6 Oct. 1934 1 13 Oct. 1934

Saldo Javasche Bank………………/ 1.337.000,-
Betaalmiddelen in ‘s Lands kas


waaronder Muntbllietten ………..
.-

Voorschot ‘sRijks kas i. a. Rijkslnstell. ,, 270.468.000,- f269.654.000,-
Schatkistpromessen …………………1.750.000,-

,,

l.750.000,-
Schatkistbiljetten ……………….
…12.035.000,-

,, 12.035.000,-
Muntbiljetten in Omloop ………………-


Schuld aan het Ned.-Ind. Muntfonds.,, 1.750.000,-. ,, 1.750.000,-
Idem aan de Ned.-Ind. Postspaarbank.,, 1.634.000,- ,, 1.919.000,-
Voorschot van de Javasche Bank

,,

99.000,-
CURA9A0SCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.’

Circu-
Voor-
schottenl
Dis-
D

1
Diverse
Data
Metaal
latle
aan
de
1
conto’s
re-

I
nIngenlningenl
rek,-

______________
koloniej

1 Septemb. 1934
4.555
4.637
117 95
545
86
1 Augustus 1934
4.525 4.554
65
95
515
58
1 Juli

1934
4.535 4.622
146
96
‘550
116
1 Juni

1934
4.555
4.589
123 99
509 108

1 Septemb. 1933
5.113
5.405
213
.132.
645
109
1) SIuItp. der activs.
t
) Slultp. der passiva.

920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 October 1934

STATISTISCH OVERZICH

GRANEN EN ZADEN
TUINBOUWARTIKELEN
VLEESCH

TARWE
80 K.G. La
R000E
MMS OERST
64/65 K.G.
LIJNZAAD
DRUIVEN
TOMATEN
BLOEM-
KOOL
RUND- VLEESCH
VARKENS-
VLEESCH
Plata loco
74 K.G. Bahia
Blanca loco
La Plata
loco
La Plata
L. Plata
loco
Black
Alicante
A
le soort
(versch) (versch)
Rotterdam!
Amsterdam
R’dam/A’dam
100 K.G.
R’damjA’dam
loco Rotter-
dam/A’dam R’damiA’dam
per K.G.
per 100 K.G.
p. 100 St.
Groote-
Oem.v.3kw.
100 KG.
per
per 100 KG.
per 1001(0.
per
per 2000 K.G.
per 20001(0.
per 1960 K.G.
Westland Westland
broekS)
Rotterdam
4)

Rotterdam

fi.
1

0
10
ff•
Olo
f1.
f1.
8J
f1.
7
t
f

01

1925
17,201100,0
13,07
5

100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0
– –
1926
15,90
I
9Z4
11,75
89,9
174,25
‘753
196,75
83,4 360,50
77,9





1927
14,75
I
85,8
12,47
5

95,4
176,00
76,0 237,00
100,4
362,50
78,4


– –
1928
13,475
78,3
13,15
100,6
226,00
97,7 228,50 96,8 363,00 78,5
0,80

—-

100,0
20,-
100,0 14,80 100,0
93,-
100,-

77,50 100,-
1929
12,25
71,2
10,875
83,2 204,00
88,1
179,75
76,2
419,25 90,6
0,64
80,0

—–

16,-
80,0
17,23
116,4
96,40
103,7
93,12
5

120,2
1930
9,67
5

56.3
6,22
5

47,6
136,75
59,1
111,75
47,4 356,00
77,0
0,62
77,5
20,-
100,0
14,22
96,1
108,-
116,1
72,90
94,1
1931
5,55
32,3 4.55 34,8
84,50 36,5
107,25
45,4
187,00
40,4
0,49
61,3
14,50
72,5
7,54
50,9
88,-
94,6

61,9
1932
5,22
5

30,4 4,62
5

35,4
77,25
33,4
100,75
42,7
137,00
29,6
0,41
51,3
11.50
57,5
9,92
67,0
61,-
65,6
37,50
48,4
1933
5,02
5

29,2 3,55
27,2
68,50
29,6
70,00
30,0
148,00
32,0
0,31
38,8
8,21
41,1


52,-
55,9
49,50 63,9

1933
,
an.
4,95
28,8
3,75
28,7
73,00
31,5
75,25
31,9
136,50
29,5
50,50
54,3
44,75
57,7
ebr.,,
4,775
27,8
3,70
28,3
71,00
30,7
74,75
31,7 130,25
28,2
49,25
53,0
45,-
58,1
Maart

,,
5,05
29,4
3,825
29,3
73,50
31,7 76,25 32,3
130,50
28,2
46,50
50,0
46,

59,4
April

,,
5,15 29,9
3,75
28,7
7275
31,4
71,25 30,2
129,50
28,0

——–

49,50
53,2
48,25
62,3
Mei
5,40
31,4
3,775

28,9
7050
30,5
73,25
31,0
146,75
31,7

—-

52,25
56,2

63,2
Juni
5,25
30,5 3,55
27,2
66,00
28,5
75,75
32,1
163,25
35,3

—————

51,25
55,1
48,-
61,9
Juli
5,82
5

33,9 3,85
29,4 64,25 27,8
78,00
33,1
176,25
38.1 13,55
67,8 49,25

—–

53,0
48,50
626
Aug.
5,30
30,8
3,55 27,2
61,25
26,5
67,75
28,7 161,50
34,9
0,41
51,3
8,
40,0
49,-
52,7
49,25
635
Sept.

,,
4,95
28,8
3,475

26,6
61,00
26,3
6525
27,6
159,00
34,4
0,25
31,3
2,70
13,5
9,28
62,7
50,25
54,0
54,-
69,7
Oct.
4,40
25,6
3,-
22,9
60,25
26,0
6350
27,0
141,25
30,5
0,27
33,8
8,60
43,0 4,30
29,1
56,25
60,5
54,25
70,0
Nov.
4,55
26,5 2,95
22,6 74,50
32,2
60,00
25,4
147,25
31,8
6,50
41,2 59,50
64,0
54,375

70,2
Dec.
4,57
26,6 3,30
25,3
73,50
31,7
59,25
25,1
154,50
33,4













—-










——


60,75
65,3
53,50
69,0

lan.

1934
4,75
27,6 3,10 23,7
65,25
28,2
58,00
24,6
144,25
31,2



—–






















-‘
62,50
67,2
53,75
69,4
rebr.
3,40
19,8
2,77
5

21,2
65,25
28,2
58,50
24,8
133,00
28,8
63,-
67,7
53,50
69,0
Maart

,,
3,25
18,9
2,72e
20,8
70,75 30,6 58,75
24,9
132,00
28,5
61,75 66,4 50,50
65,2
April

,,
3,20
18,6
2,70
5

20,7
70,50
30,5 56,75
24,0
136,50
29,5
63,50 68,3
49,125
63,4
Mei
3,32
5

19,2
2,87
5

21,9
62,00
26,8 63,00
26,7
154,50
33,4














65,75 70,7 47,50
61,3
juni

,,
3,67
5

21,4
3,175
24,3
65,00
28,1
74,75
31,7
156,50
33,8

—-






63,25 68,0
43,75
56,5
Juli
380
22,1
3,30
25,3
71,50 30,9 78,75
334
151,25
32,7
8,28

—-








—-

41,4
63,-
67,7
44,62
5

57,6
Aug.
4,375
25,4
4,275
32,7
83,25
36,0
93,50
39,6
159,25
34,4
0,35
43,8
5,89

——–






29,5


63,95
68,8 43,30
55,9
Sept.

,,
4,-
23,3
4,15
31,7 77,25
33,4
93,25
39,5
145,50
31,5
0,25
31,3
2,02

—–









—–








10,1
11,21
75,7
63,55
68,3 42,62
5

55,0
1

Oct.

,,
3,60
20,9
3,90
29,8
72,00
31,1
94,00
39,8
140,00
30,3
0,21
26,3
2,93
14,7
5,16
34,9
63,-
6
)
67,7
42,-
6
)
54,2
8

,,

,,

J
3,55
20,6 3,60
27,5
68,00
29,4
92,00
39,0
139,00
30,1
0,20
25,0
5,20
26,0 5,28
35,7
61,-
7
)
65,6
42,50
7
)
54,8
5

t
3,70
21,5 3,75
28,7
70,50
30,5
95,00 40,3
137,00
29,6
5) Men
zIe
voor de toelichting op dezen staat de nos. van 8, 15 Aug. 1928, 25 Febr. 1931 en 15 Febr. 1933.
1)
Tot Jan. 1931 Hard Winter No.2. van Jan. 1931 tot
16 Dec. 1929 tot 26 Mei 1930 7415 K.G. Hongaarsche vanaf 26Mei 1930 tot 23 Mei 1932 74 K.G. Zuid-Russische; van 23 Mei 1932 tot 2Oct. 1933 No. 2 Canada.
4)
Tot
Canada. Van 19Sept.’32 tot 24 Juli ‘3362/63 K.G. Z.-Russ.
5)
De jaren 1928 en 1929 Broek op Langendijk.
6)5
Oct.
7
)12 Oct.
8)4
Oct.
9
)11 Oct.

Vervolg STATISTISCH OVERZICHI

MINERALEN
TEXTIELGOEDEREN DIVERSEN

STEENKOLEN
Westfaalschej
PE.TROLE!.JM
BENZINE
t

KATOEN
WOL WOL
gekamde
KOE-
KALK-
Hollandsche
bunkerkolen,
Mid. Contin.
C’ide
Gulf exp.
gekana e
Australische,
HUIDEN
SALPETER
-____________
_________ _________

ongezeefd f.o.b.
tm
S.
g.
64166
0

$cts. per
Middling.
locoprifzen
F.0. F.
Sakella-
.
F. No.
1
uomra

Mei
ra

OCO

,.

,J

,.
or
CrossbredColo-
nial Carded,
Gaaf, open
kop
Gld. per
100
KG.
R damjA’dam
per
1000
K.G.
per barrel
U.S.
gallon
New-‘i’ork
rides
Liverpool
e
W
P
r

.
50’s Av.
loco
57-61 pnd.
netto
per
1h.
Liverpool
Bradford per Ib.

1925
11.
10,80
010
100,0
$
1.68 0
10
100,0
$cts.
14,86 0
10
100,-
$ cts.
23,25
Olo
100,0
pence
29,27
9(
100,-
pence
9,35
°Io
100,-
pence
55,00
0
10
100,0
pence
29,50
0
(0
100,0
f1.
34,70
0
10
100,0
f1.
12,-
ol
o

100,0
1926
17,90 165,7 1.89
112,5
13,65
91,9
17,55
75,5
16,24
55,5
6,30 67,4 47,25 85,9 24,75
83,9
28,46
82,0
11,61
96,8
1927
11,25 104,2
1.30
77,4
14,86
100,-
17,50
75,3
16,78
57,3
7,27
77,8 48,50 88,2 26,50
89,8
40,43
116,5
11,48
95,7
1928
10,10
93,5
1.20
71,4
9,98 67,2
20,00
86,0
29,21
65,6
7.51
80,4
51,50
93,6
30,50
103,4
47,58
137,1
11,48
95,7
1929
11,40
105,6 1.23
73,2
10,-
67,3
19,15
82,4
17,05
58,2
6,59
70,5
39,-
70,9 25,25
85,6
32,25
92,9
10,60
88,3
1930
11,35
105,1
1.12
66,7 8,77
59,0
13,55
58,3
12,-
41,0
3,92
41,9
26,75 48,6
16,25
55,1
25,36
73,1
9,84
82,0
1931
10,05
93,1
0.58
34,5
5,04
33,9
8,60
37,0 7,33 25,0
3,08
33,0
21,50
39,1
12,00
40,7
18,65
53,7
8,61
71,8
1932
8,00
74,1
0.81
48,2 4,50
30,3
6,45
27,7
5,22
17,8 3,11
33,3
26,00
29,1
8,50
28,8
11,15
32,1
6,15
51,3
1933
7,00 64,8 0.45
26,8
3,61
24,3
6,75
29,0
5,13
17,5
2,78
29,7
29,25
35,0
9,50
32,2
13,26
38,2 6,18
51,5

O
n.

1932
8,25 76,3
0.71
42,3 5,25
35,3
6,65
28,6 5,09
17,4
3,38
36,2
16,0
30,0
9,00
30,5
11,63
33,5
7,10
59,2
br.,,
8,25
76,3
0.71
42,3
4,925
33,1
6,90
29,7
5,31
18,1
3,51
37,6
16,25
29,5
9,00
30,5
11,75
33,9
7,25
60,4
Maart

,,
8,35 77,3
0.71
42,3
4,62
5

31,1
6,90 29,7
5,37
18,3
3,30 35,3
16,50
30,0
8,75
29,7
20,25
29,5
7,40
61,7
April

,,
8,65
80,1
0.86 51,2
4,34 29,2
6,25
26,9
5,08
17,4
3,08 33,0
16,50
30,0
9,00 30,5
9,25
26,7
7,40
61,7
Mei
8,30
76,9
0.86 51,2
4,25
28,6 5,80
24,9
4,57
15,6
2,76 29,5
15,75
28,6
8,25 28,0
8,88 25,6
7,40
61,7
Juni
8,25
76,3
0.86
51,2
4,25
28,6
5,25
22,6
4,44
15,2
2.55 27,3
15,25
27,7
7,75 26,3
9,-
25,9
7,40
61,7
Juli
8,10 75,0 0.86
51,2
4,25
28,6
5,80
24,9
4,97
17,0
2,77
29,6
16,00
29,1
8,50 28,8
9,75
28,1


Aug.
7,80 72,2 0.86
51,2 4,30 28,9
7,35
‘31,6.
5,71 19,5
3,33 35,6
15,75
28,6
8,25
28,0
12,-
34,6
5,70
47,5
Sept.,,
7,75
71,8
0.86
51.2
4,379

29,4
7,75
33,3
6,37
21,8 3,64 38,9
16,75
30,5
8,75
29,7
13,75
39,6
5,90
49,2
Oct.,,
7,65 70,8 0.86
51,2
4,45
29,9
6,50
28,0 5,68
19,4
3,16 33,8
15,75
28,6
8,50
28,8
24,-
40,3
6,-
50,0
Nov.
7,40
68,5
0.86
51,2
4,60
31,0
6,15
26,5 5,16
17,6
3,-
32,1
15,25
27,7
8,25
28,0

34,6
6,10
50,8
Dec.
7,25
67,1
0.749
44,3
4,439

29,8
5,95
25,6 4,73
16,2
2,80
30,0
15,25
27,7
8,00
27,1
11,50 33,1
6,20
51,7

Jan.

1933
7,05
65,3
0.53 31,5
4,16
28,0
6,15
26,5 5,13
17,5
2,95
31,6
15,75
28,6
8,25 28,0
11,50
33,1
6,30
52,6
rebr.,,
7,20
66,7
038
22,6
3,97 26,7
6,10
26,2
4,98
17,0
2,78
29,7
15,50
28,2
8,25
28,0
10,38
29,9 6,40
53,3
Maart

,,
7,25
67,1
0.38 22,6
3,87
5

26,1
6,40
27,5
4,97
17,0
2,77
29,6
15,25
27,7
7,75 26,3
10,75
31,0 6,40
53,3
April

,,
7,25
67,1
0.37 22,0
3,67
24,7
6,65
28,6
5,18
17,7
2,68
28,7
15,75
28,6 7,75 26,3
11,25
32,4
6,40
53,3
Mei
7,15
66,2
0.23
5

14,0
2,95
29,9
7,30
31,4
5,60
19,1
3,07 32,8
17,00
30,9 8,25
28,0
12,25
35,3
6,40
53.3
Juni
7,15
66,2
0.25
5

.
15,2
3,02 20,3
7,85
33,8
5,85 20,0
3,25
34,8
18,50
33,6
9,00
30,5
15,75
45,4
6,40 53,3
Juli
7,05
65,3
0.41
24,4
3,33
22,4
7,60
32,7
5,76
19,7
3,20 34,2
20,75
37,7
9,75
33,2
16,-
46,1
6,40
53,3
Aug.
6,95
64,4
0.37
22,0
3,37
22,7
6,90
29,7
5,39
18,4 2,91 31,1
2.0,75
37,7
9,75
33,1
14,75
42,5
5,80 48,3
Sept.
6,85 63,4
0.52
31,0
3,50
23,6
6,60
28,4
4,70
16,1
2,54
27,2
21,50
39,1
10,50
35,6
15,13 44,1
5,85 48,8
Oct.
6,60
61,1
0.66
39,3
4,04
27,2
6,40
27,5 4,55
15,5
2,48
26,5
20,75
37,7
10,75
36,4
14,50
41,8
5,90
49,2
Nov.

,,
6,75 62,5
0.66
39,3 3,72
25,0
6,25
26,9
4,63
15,8
2,39
25,6
23,75
43,2
12,00
40,7
13,38
38,6
5,95 49,6
Dec.

,,
6,95
64,4
0.67
39,9 3,75
25,2
6,50
28,0 4,89
16,7
2,38
25,5
25,00 45,5
13,25
44,9
13,50
38,9
6,-
50,0
Jan.

1934
,

6,65
61,6
0.66
39,3 3,74 25,2
7,10
30,5
5,47
28,7
2,59
27,7
27,00
49,1
14,75
50,0

37,5
6,15
52,3
Febr.

,,
6,30
58,3
0.64
38,1
3,25
21,9
7,50
32,3
5,64
19,3
2,68
28,7
23,75 43,2
12,75
43,2
13,-
37,5
6,20
51,7
Maa
rt

,,
6,25
57,9
0.63 37,5
3,05
20,5
7,40
31,8
5,50
18,8
2,76
29,5
23,25
42,3
11.75
39,8
12,50
36,0 6,25
52.1
April
6,30
58,3
0.62 36,9
2,795
18,8
6,95 29,9
5,37
18,3
2,50 26,7
23,00 41,8
11,50
39,0
12,-
34,6
6,30
52,6
Mei
6,25
57,9
0.62
36,9
2,88
19,4
6,80
‘29,2
5,2′)
17,8
2,48
26,5
21,00
382
10,50
35,6
11,88
34,2 6,30
52,6
Juni
6.15
56,9
0.62
36,9
2,83
19,0
7,15 30,8
5,23
17,9
2,77
29,6
19,00
34,5 9,50
32,2
11,50 33,1
6,30
52,6
Juli
6,15
56,9
0.62
36,9
2,68
18,0
7,55
32,5 5,22
17,8
2,83
30,3
17,00
30,9 9,00
30,5
11,50
33,1
6.30
52,6
Aug.
6,15
56,9 0.62
36,9 2,68
18,0
7,85
34,0
5,32
18.2
2,85
30,5
16,00
29,1
8,50
28,8
11,75
33.9 5,80
48,3
Sept.

6,00 55,6
0.62
36,9
2,74
18,4
7,70
33,1
5,06
17,3
2,71
29,0
15,00
27,3
8,50
28,8
12,-
34,6
5,85
48,8
1 Oct.

6,00 55,6
0.62
36,9
2,85
2

19,2
7,45
‘32,4 4,88
4
)
16,7
2,56
4
)
27,4
15,00
6
)
27,3 8,50
6
)
28,8

5,90
49,2
8

,,

,
5,95
55,1
0.62 36,9
2,51
3

16,9
7,30
31,4
4,725)
16,1
2,485)
26,5
14,757)
26,8
8,25
7
)
28,0
5,90
49,2
5

,,
5,95
55,1
0.62 36,9
7,40
31,8
.
.,

.

5,90
49,2
‘)Jaar- en maandgem. afger.
ÔP’Je
pence.
t)
5 Oct.
3)
13Oct.
4;
3Oct.
5
)10 Oct.
6)
4 Oct;
7
)11 Oct.
0)
2 Oct.
5)
9 Oct.

17 October 1934-

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

921

VAN GROOTHANDELSPRIJZEN.

ZUIVEL
EN EIEREN
METALEN

BOTER
KAAS
Edammer
EIEREN

KOPER
LOOD
•..
TIN IJZER
Cleveland
GIETERIJ-
ZINK
GOUD –
ZILVER
per
Leeuw2-
Alkmaar
Gem. not.
Standaard
Locoprijzen
Iocoprijzen.
Foundry
IJZER
Locoprijzen
.

cash

.
casio

crisis
Fabrieks-
Eiermijn Locoprijzen
Londen
Londen per No. 3 f.o.b.
(Lux III) p.
Londen
-Londen
Londen per
derCornm.
Noteering
Zuivel-
Centr.

kaas
ki. mlmerk
Roermond
p. 100 st.
Londen
per Eng. ton
per Eng. -ton
Eng. ton
Middlesb.
perEng.ton
Eng. t. f.o.b.
Antwerpen
per
Eng.ton
per ounce
.fine

.
Standard
Ounce.
perSoK.G.

ti.
i
1E
6.
0
10
T
0
10
9
Oio
ok
S
h.
01
0

iii
£
0
/0
sh.
01
0

pee
Olo
1925
2,31
100,0
– –
56,-

143,30

100,0
9,18
100,0
61116
100,0 36.816 100,0
261.171- 1100,0
731-
100,0
671-
100,-
36.3(6
100-
8516
100,-
21/
100,0
1926
1,98
85,7
..–
43,15
77,1
-8,15
88,8
58.11- 93,5
-31.1/6
85,3
290.17/6I
111,1
8616
118,5
6818
102,5
34.2(6
94,
851-
99,5
28U[j
89,3
1927
2,03
87,9.

77,3
7,96
86,7
55.141-
89,7 24.41-
66,4.290.41-
d
110,8
731-
100,0
6416
96,3
28.10/-
78,8
851-
99,5 26
3
/4
83,3
1928
2,11
91,3

48,05
85,8 7,99
87,0
63.161-
102,8
21.11-
57,8
227.51- 86,8
661-
– 90,4
6218
93,5
25.516
69,9
85/-
99,5 26
1
/1,
8111
1929
2,05
88,7

45,40
81,1 8,11
88,3
75.14/- –
121,9
23.51- 63,8
203.1516
77,8
70/6
96,6
6819
102,6 24.1716
68,8
851-
99,5
24
7
156
76,2
1930
1,66
71,9

38,45
68,7
6,72
73,2
54.131-
88,0
18.116
49,6
142.51-
54,3
67/-
91,8
5916 –
88,8
16.171-
46,6
85/-
99,5-
17
13
/16
55,4
1931
1,34
58,0

31,30
56,9
5,35
58,3
36.5/-
58,4
12.11- 33,1
110.1/-
42,0
551-
75,3
4716
70,9
11.1016
319
9216
108,2
13
3
19
41,6
1932
0,94
40,7

22,70.
40,5
414
145,1
22.171-
36,8
8.121-
.23,6.
97.21-
37,1
421-
57,5
371-
55,2
9.161-
27,1 1181-
138,0
12719

40,1
1933
0,61
26,4
0,96
20,20
36,1 3,71
40,4
22.216
35,6
7.1716
21,6
131.181-
50,1
411-
56,2
351-
52,2
10.1216
29,4
124/7
3
14
145,8
123/9

38,

Jan.

33 0,73
31,6
0,89
21,75
38,8
4,27 46,7
19.171-
32,0
7.81-
20,3
100.116
.38,I
4016
55,5
3416
51,5
9.191-
27,5
12218
143,5
IIU/16
36,4
Febr..,
0,65
28,1
.0,91.
20,60
36,8
4,35
47,4
20.31-
32,5
7.71-
20,2.104.716
39,9
43/-
58,9
34/,- –
50,7
.9.151-
27,0
12015

.140,8
11
1
511
-37;2 –
Mrt.
0,53 22,9
0,99
19,40
34,6
2;80
30,5
20.-16
32,3
7.101-
20,6.
104.1813
40,1
431-
58,9
3417
51,6
10.71-

.28,6
12015
140,8
12
7
/1
38,7
Apr.
0,54
23,4
1,-
18,55
33,1
2,075
22,6
20.1116
33,1
7.1216
20,9
109.171-
42,0
431-
58,9
3516
.53,0
10.8(6.
28,8
120/1,’
140,4
12
13
/1
39,9
Mei
0,52
22,5
1,,-
21,80
38,9
2,49
27,1
23.6/6
37,6
.8.61-
22,9
128.1716
49,2
4116
56,8
3616 .
54,5
10.131-
29,4 123/6
1444
131/
41,2
luni

,,
0,52
22,5
1,-
23,50
42,0
2,50
27.2
25.71-
40,8
9.41-
25,3
151.101-
57,9
421-
57,5
371-
– 55,2
11.12/632,1
122134
143,0
1311
4
41,2
Juli

,.
0,55
23.8
– 1,-
18,50
33,0
2,60
28,3
25.161-
41,6
9.21-
25,0
148.116
56,5
4116
56,8
351-
52,2
12.11-
33,3
1231104
144,9 127/1,,
38,7
Aug.

,,
0,63
27,3
1,-
18,90
33,8
3;575

38,9
24.5/-
39,1
8.416
22,6
245.31-
55,4
411-
56,2
351-
52,2
11.71-

31,4
125(10

147,2
12


’37;4
Sept. ,
0,66
28,6
0,95
28,40
32,9.
3,91
42,6
22.1616
36,8 7.161-
21,4
140.17/6
53,8
3916
54,1
3416
51,5
10.1816
30,2
130111. 153,1 ,
I11Sj
1
,
37,2
Oct.

,,
0,68
29,4
0,90
19,45
34,7
4,68
51,0
22.1j-
35,5
7.14/-
21,1
145.51-
55,5
3916-
54,1
3416 –
51,5

10.231-
29,4
13111
153,3
11718


37,0
Nov.

,,
0,65
28,1
0,90
20,80
37,1
5,80
63,2
20.616
32,7
7.1316
21,1
150.916
57,5
401-
54,8
3416 –
51,5
9.1916
27,6
228154 .
150,1.
1.2
1
14
38,!.
Dec.

»
0,60
26,0
1,-
20,40
36,4
5,47′
59,6
2L1/-
33,9
7.12/-
20,9
153.81-
58,6
4016
55,5
361-
– 53,7
9.191-
27,5
16/24
147,6
I2/
1

– 39,2

Jan.’34
0,50
21,6

20,40
36,4
5,05
55,0
21.71- – –
34,4
7.71-
20,2
148.31-
56,8
3916
54,1
361-
53,7
9.121-
26,5129(6
151,5
12
3
(4

..
39
Feb.,
0,47 20,3

I, —
21,55
38,5
3,68
40,1
20.916


33,0
7.4/-
19,9
140.131-
53,7
3916
54,1
3615
54,4
9.-/6
24,9
13711
160,3
121:/
2

:38,9.
Mrt.,,
0,44
29,0
-1,
19,90
35,5
2,71
29,5
20.31-


32,5
7.316
19,7
144.15/6-
55,3
4016 –
55,5
3513
52,6
9.21
7

25,2 13618. –
159,8
12
5
/8.!
39,3
Apr.,,
0,42
.

18,2
1,-
17,20 30,7
2,72
29,6
20.1416
33,4
7.4/6
19,8
250.1016
57,5
4216
56,8-
3412
52,0
9.716
25,9
15(I4
158,6
12
7
116
38,7
Mei,
0,41

17,7
1,-
16,05
28,7
2,54
27,7
20.41-
32,5
6.16(6

18,7
144.1916
55,4
4016
– 55,5
3219
48,9
9.21-
25,2
23613
159,4
121/
in

37,5
Juni,
0,41 27,7
1,-
19,40
34,6
2,74′
29,9
19.1816
32,1
6.14/-
18,4
140.11-
53,5
4016
55,5
3119
47,4 8.261- 24,3
137184 161,1
1201
4

38,1
luli ,
0,40
17,3
1,-
21,50
38,4
2,81
30,6
18.111-
29,9
6.1416
18,5
142.91-
54,0
4016
55,5
3214
48,2
8.61-
22,9
137111
161,4
12
3
/ 39,7.
ug.,
0,43
18,6
1,-
20,90
37,3
3,32
5

36,2
17.6/-
27,9
6.141-
18,4
139.716
53,2
401-
54,8
3216
48,5
8.716.
23,2
238/6. ,162,0
141/-
13,
t.

I3’/
4,5-
Sept.,

18,6
1,-
18,12
5

32,4
3,31 36,1
16.10/-
26,6
6.5/6
27,2 1137.171-
52,6
3916
54,1
3216
48,5

7.27/-
22,7

164,9.
,,9.-
1 Oct.,
0,43
8
)
18,6
1,-
17,50
6

31,3
3,50
37,1
16.4/-
26,1
6.6/6
17,4
139.1/-
53,1
39/6
54,1
32(6

48,5
7.8/-
20,5
141/6
1655
13
1
/1
41,8.
8

»

,,
/0,43
9
)
18,6
1,-
17,50
7

31,3
3,80
42,4 15.11/3
25,1
6.519 17,2
/138.6/-
52,8
3916
54,1
32/6
48,5 -7;5/-‘ ‘ 20,0
242(6


266,7
13
3
/4
42,8
15

,,

,,
.
3,95
43,0
15.6/6
24,7 6.21-
16,7
/136.6!-
52,2
3816
52,7
32/6
48,5
7.216
19,7. 143/2
167/3
14
3
1s


26Sept. 1932 79 K.O. La Piata; van 2b Sept. 2932 tot
5
t’ebr.
1934
ManitoSa
NO.
Z
)
1
otjan. 192e western;-vanat Jan.. iL’Zb tot 1o,uec. 1941 American’ r4o.,. -van Jan. 1928 Malting; van Jan. 2928 tot 9 Febr. 2931 American No.2, van 9 Febr. 1931 tot 23 Mei 2932 6415. K.G. Zuid.Russische. Van 23 Mei-19 Sept.1932 No.

VAN CROOTHANDELSPRIJZEN’)

– BOUWMATERIALEN .
..

.

KOLÖNIALË PROIYUCN ‘””’

t1


S T E E N E N
CACAO
.
COPRA KOFFIE
..

SUIKER

THEE’

-.

.

.
INDEXCIJPER
– ‘

– —

.


.

‘.



KO1O

,,

.

as
S

.0.

.
Zeden/i,1j-‘
binnenmuur

buitenmuur
G.F.Accra
N d 1 d

R b

t
Loî
?
jz
a
en

an aar
Ribbed Smoked
wi

k
sier

i
N 2 th
A’dnjem
Finland’ .!1
aar
.

,… per

per
50X.G. c.i.f.
per 100 K.G.

.

———-

Rotterdam

.Sheets ..
R’dam/A’dam-
lava- en S
um
a.OF0
stoffen
Lnlaie,1

perl000ituks per 1000 stuks
Nederland Amsterdam
per ‘Ii K.G.
oco
pe
I
;
O
i
n
io
den

per ioo K.O.
fratheep..1/,KG.

1
°/o
-f
0/
t
0
/0
sh.
s/
1
0
10
Cts.
01
5h.
0/
6.
°/o
cts.
0/
2925
159,75
100
15,50
100,-
19,-
100,-
4216
100,-
35,87′
100,0
61,375
200,0
2111,625
100,0 18,75 100,0
84,5
100,0
100.0
100.0
2926 153,50
96,1
15,75 101,6
19,50
102,6
491-
115,3
34,-
94,8
55,375
90,2
21-
67,4
17,50
93,3
94,25 –
111,5
96.0

102:0
1927
16050
100,5 14,50
93,5
18,50
97,4
68/-
160,0
32,62′
90,9
45,875
76,4
1/6,375
51,6
19,12′
102,0
82,75
97,9
87.5
109.1
1928
151,50
94,8
12,-
77,4
28,50
97,4
5713
134,9
31,87′
88,9
49,625
80,9
-110,75
30,2
25,85
84,5 75,25
89,1

84.6
97.4
1929 146,00
91,4
14,-
90,3
21,25
111,8
45/10
107,9
27,37′
76,3
50,75

24

_

82,7
-120,25
28,8
23,–
69,3
69,25
82,0
81.9
85.5..
1930 141,50
88,6
12,50
80,6
20,75
209,2
34111
82,2
22,625
63,1
32
52,1
-15,875
26,5
9,60 –
51,2
60,75
71,8
80.0
64.3
1931
110,75
69,3
10,25
66,2 – 20.25
106,6
2215
52,8
15,37′
42,9 25
40,7
-/3
8,4
8,-


42,7
42,50
503

40.8
– 408″
1932
69,00 43,2
9,25 59,7
15,-
78,9
1916
45,9
13,-
36,2
39,1
-11,75 –
4,9
6,32′
33,7
28,25
– 33,4.
38.1
.38.0
1933
73,50
46,0
10,-
64,5
12,75 67,1
1514
36,0
9,30
25,9
21,10
34,2
-12,25
6,3
5,525 29,5 32,75
38,7
35.2
34.1

Jan

32
leb
.
r. »
82,50
52,6
10,-:
64,5 –
18,75

98.7
1719
41,8
13,12
5

36,6
23
23


37,5
-12,125
6,0 7,35 39,2
32
30
37,9 35,5
38.5
38.3 39.1
38.3
82,50
52,6
20,-
64,5
18,75
98,7
1811
42,6
14,50
40,4
37,5
-12
5,6
7,05
37,6
Mrt. –
70,00
43,8
9,75
62,6
18,-
94,7
2219
51,2
14,75
41,1
23 37,5
-11,625
4,6
6,25 33,3
32
36,7
37.0
39.7
Apr.

7000
43,8
975 626
18-
947
20/6
482
14-
390
23
37,5
/15
4,2
5,90 31,5
29,25
346
362
380
Mei,
70,00
43,8′..o8,5O
54,8
15,-
78,9
20/6
48,223,25
36,9 23,50
38,3
-/1,5.
4,2
5,625
30,0
30,25
35,7
35.2
38.1.
Juni

»
70,00
43,8
.’,8,50
54,8
15,-
78,9
2016
48,2
12,37′
34,5
24
39,1
/1,375 3,9
6,30 33,6
28,50
33,7
‘34.2
38.7
Juli
67,50
42,3
‘- 8,50
.548
15,-
78,9
2011
47,3
22,37
5
34,5
24
39,1′
-11,375

3,9
6,70
35,7
23,75,


28;1
34:3

‘37.8
Aug. »
63,00
39,4 8;50
54,8

– 15,-
78,9
20/7
-48,4
1231
5

-34,5
24


39,1
-/1,75
-/2,125
4,9
6,57
5

6,52′
35,1
34,8
22,75
23,75 26,9
28,1
35.1
– 318
31.4.
335
Sept. »
60,00
37,6.
8,75
56,5
15,4
78,9
2112
..49,8
12,75
35,5 25,25

41,1
6,0
Oct.

»
63,50 39,7

.58,1
14,50
76,3
1818
43,9
12,37
6

34,5

26,5!)
43,2
-/1,75
4,9 6,32
5
33,7
28,50 33,7
‘-‘
36.2

38.7
Nov. »
63,50
39,7
9,50
61,3
— 14,25
75,0
.1716
41,2
12,125
33,8
24,50
39,9
-/1,75
4,9
5,87′
31,3 30,75 36,4
35.3
37.2
Dec.

»
65,00
40,7

64,5
13,75
72,4
1714
40,8
11,75
32,8
24
39,1
-12,75
4,9
5,50
29,3
28,25 33,4
34.0
35.7

Jan.

1
33
70,00
43,8
9,25
59,7
13,50
71,1
1616
38,8
11,50
32,1
29,6
24
23,75
39,1
38,7

-11,625
-11,5
4,6 4,2
5,37′
5,60
28,7
29,9
25
26,75
29,6
32,7
-‘

33.2

32.1

84.1

34.4
loeb
r
.
»
Mrt.

»
70,00 70,00
43,8
43,6
9,25
9,50
59,7.
61,3
13,-
22,25
68,4
64,5
1519
16/3 37,1
38,2
20,62
6

10,375
28,9 23,50
38,3

-/1,5
4,2
6,-
32,0

26,25
31,1
32.4
34.9

V
»

70,00
43,
8

975
62,6
‘12,75
67,1
’15/5
36,3
9,50
26,5

23,50
23
38,3

1
1,625
4,6
6,07
1

32,4
27,50
32,5
31,4 82.8 34.2

34.9

-.35.0-
i

»
70,00
43,8-
9,50
61,3
.12,50
65,8
.1616 38,8
9,50
26,5′

37,5

-12
5,6
6,02
5

32,1
26,50
Juni

,
72,50
45,4
10,-
64,5
13,-
68,4
18
1
1
42,6
10,-
27,9
22,50
36,6
-/2,375
6,7
6,35
33,9
31

3
6,7

37.2

,

31.5
Juli

»
75,00 45,9
10,25
66,!
13,-

68,4
1718
41,6
9,476

26,4
22,50
36,6
-/2,625
7,4
5,92
5
31,6
33,50


39,6
38.2
37.4″
Aug.
,
75,00
46,9
10,50
67,7
13,–‘
68,4
16
1
5

38,6
8,75
24,4
20,75
33,8

1
2,625
7,4
5,27
5

28,1


.35,25

41,7.
38.5
35.6,
Sept.
»
80,00
.50,1
.10,50
67,7
12,50
65,8
2415
33,9
8,25
23,0
19,75
32,2
-12,5 7.0
,

5,375 28,7

36,75

43.5

– –

36.7
.
.

34;6-.
Oct.

»
80,00
50,1
20.50
67,7
12,50
65,8
2217
.
29,6
.7,62
5

21,3
17,75
28,8
-12.625
7,4

4,90.
26,2
– –
42,25
50,0
,.

36.5.
:


33.4
Nov.
75,00
.45,9
.,.
10,-
64,5
12,50
.65,8
1216
29,4
8,
22,3
16,25
26,5
12,75
7,7
4,65
24,8
40,50
47,9
16.4

32.7_
Dec.

,,
75,00 46,9
10,75
1.
69,4,.
12,50
65,8
1115
26,9
7,976

22,2
16 26,1
-/2,875
8,1
4,75
25,3

41
‘48,5-

37.1–
‘313

Jan34
7500
469
1075
694
1275
“12,50
671
12110
30,2
745 208
16,50
269
28.1
338

/2875
81
8,4
495
4,975

264
4550
46,75
538
55,3
369
35.9
.

t-35.9
feb.
»
80,00
50,1
10,50
67;7′
65,8.
1415


33,9
7,25 20,2
17,25
-/3
26,5

Mrt.,
80,00
50,1
9,75
62,6
12,-
63,2
14
1
1
33,2
7,-
19,5
17,75
28,9
-/3,25
9,1
4,525
24,1
45,50
53,8
35.7
35.2
Apr.,
80,00
50,2
:9.75

62;612,-.
63,2
14/4 33,7
6,55
28,3
17,75
28,9
-13;625
20,2
4.25
22,7
44,25
52,4

-85.8—-34.5-
Mei
,,
80,00
50,1
9,25
-59,7 21,25
59,2
1512
35,7 6,726
28,7
17
27,7
-‘/4


11,2
4,15
22,1
42,75
-50,6
4g,5,
35.1.
34.5
– .
34.3

:33.8
Juni,
77,50
48,5

8,r’
51,6
10,-
52,6
15/4
36,1
7,-
19,5
17-
27,7
.-j4


11,2
4,20
22,’4

41,-
luli,
77,50
48,5

7,50 48,4
10,-
52.6
13
1
11
32,7
6,92
5

19,3
16,75
27,3
1
4,375
“12,3–
3,976
21,2 40,50
-‘47,9-
34:1

-32.2
Aug.,
75,50
47,3
7,25-
46,8
9,50
50,0
12/20
30,2
6,876
29,2
-16,50


26,9
26,9
-/4,5
12,6
3,976 3,725
.21,2
19,9
39,75

33,50
47,0
39,6
33.9

33.1
31.4
-.29.5
SepT,
2Oct.,
73,50
73.00 46,0
45,7
,
7,-
.
45,2
8,75
,.
46,1

.
12
1
5
.11/)
29,2
27,5
6,65 6,75
18,5
188
16,50 16,50
26,9
-/4,5


-14,375


12,6

l2;-3:
3,50L-.i9,0..33
6
).!39,1
.32.8
27.7
8

»

»
73,00
457

.
– –
‘1l7)
27,3 6,75
18,8
26,50
26,9
-.4,125
11,6
3,37′
18,0

,


32.6

27.9
25
73,00
45,7

.
6,75
18,8 16,50
26,9
‘-/4,0625
11,4
3,5Ô
‘i9,Ö


—-
32.4
28.1-

N.B..
Alle Pondennoteeringen vanaf 21 Sept.’31 zun’opooudb.sl.omg.r.k.nd; de Uoliarnoteeringen van.? ZAprIi ’33-zijnin verflOUUIng van 0 aeprOCIatI•
van den Dollar to.v. dan Gulden vrIad.

– –
– –
1111

922

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17
October
1934

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 15 October
1934.

Activa.
Binnenl.
Wis-f
11f dbk.
f

21.938.525,61
sels, Prom., Bijbnk. ,,

230.166,70
enz.indisc.(Ag.sch. ,,

3.201.857,24

f
25.370.549,55
Papier o. h. Buitenl. in disconto

……

Idem eigen portef.

f

866.250,-
Af: Verkocht maar voor
de
bk.nog niet afgel.
,,


866.250,-
Beleernngen

Hfdbk.
f
102.712.753,73
1
)
mcl.
vrsch. Bijbnk.

5.196.243,99
in rek.-crt.
Ag.sch.

39.451.569,31
op onderp.

f
147.360.567,03

Op Effecten
……f
142.087.530,49
1
)
Op Goederen en Spec. ,,

5.273.036,54
147.360.567,031)
Voorschotten a. h. Rijk …………….,,

Munt, Goud ……
f
102.177.440,-
Muntmat., Goud
.. ,,
775.539.667,02

f

877.717.107,02
Munt, Zilver, enz.

,,

21.370.611,09
Muntmat. Zilver..


899.087.718,11
2
)
Belegging van kapitaal, reserves en pen.
sioenfonds

……………………,,
37.681.226,19
Gebouwen
en
Meub. der Bank ……..,,
4.970.000,-
Diverse rekeningen ………………,,
5.557.952,56
Staat d. Nederl. (Wetv. 27/5/’32, S. No. 221) ,,
16.996.491,37
1.137.890.754,81
Paseiva.
Kapitaal
……………………….f
20.000.000,-
Reservefonds ……………………,,
3.807.914,92
Bijzondere reserve

………………,,
5.000.000,-
Pensioenfonds

………………….,,
9.239.346,42
Bankbiljetten in omloop …………..

,,
892.046.800,-
Bankassignatiën in omloop ……….,,
118.195,07
Rek..Cour.
J’
Het Rijk
f
53.519.150,89
saldo’s:

Anderen,,151.423.034,71
204.942.185,60
Diverse
rekeningen ………………,,
z.’z3.3i2,8o
.

1.137.890.754,81

Beschikbaar metaalsaldo

…………
460.058.459,12
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is ,,
1.150.146.150,-
Waarvan aan Nederlandsch-lndië
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsbiad No. 99) ……..
f
73.789.100,-
..
Waarvan in het buitenland …………………….

45.916.066,06
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Goud Andere
Beschtkb.
Dek-
Data
Circulafle
opelschb.
Metaal-
kings
Munt
1
Muntmat.
schulden saldo
perc.

15 Oct.’34
102177
775.540 892.047
205.060 460.058
82
8

,,

’34
102176 770.207
901.740
189.051
457.048
82

25 Juli

’14
65.703
96.410
310.437 6.198 43.521
54

Totaal
Schatidst-
B 1 ee-
°pier
Diverse
Data
bedrag
promessen
,,
op het
reke-
disconto’s rechtstreeks
buitenl.
ningen
1
)

15 Oct.

1934 25.371

147.361
866
5.55e
8

,,

1934
25.437

145.884
866
6.051

25 Juli

1914
67.947

61.686
20. 188
509
‘)Unaer de activa. ‘) 1JAVASCHE BANK.
BANK VAN ENGELAND.

Bankbilf.
1
Ban
kbilJ.
OtherSecu ritjes
Data
Metaal
in
__
in Bankingl
Disc, and Securif les
circulafle
1
Departm.
1
Advances

10 Oct.

1934
1192.588
379.551

1

72.388
14.032

10.289
3

,,

1934
1192.560 380.816

71.094
12.674

10.060

22 Juli

1914
40.164
29.317 33.633

1

00v.
Public
1

OtherD eposits
1
1

Dek-
Data
1

Sec.
Depos.
Bunkers

Other
1
Reservel
kings-
I
Accountsl
1
perc.’)

10
Oct.’34
1
83.384
1

18.636 1107,598
36.867
1
73.0381
44,7
3

,,

’34
1

81.684
1

13.703 1107.040
37.133
1
71.7441
45,4

22 Juli ’14
11.005 14.736
42.185
29
.
2
97
52
‘, vernuuuing usscnen neserve en ueposlta.
BANK VAN FRANKRIJK.

Te
goed
Wis

Waarv.

Belee-
Renteloos
Data
Goud
Zilver
in h t
buiteenl.

sels
op het
ningen

.

Ivoorschot
buit enl.
Iv.d.
Staat

5 Oct.’34
82.347
667
10 1
4.319
9241
4.702
3.200
28Sept.’34
82.281
682
10 1
5.098
9521
4.636
3.200

23Juli’14
4.104
640

1.541
8

769

Bons
v.
d
.I
Diver-
1
1
Rekg.Courant
Data
zeI/st.
amort. k.
sen
1)
Circulatie
__
1

1
ZeI/st.

Parti-
Staaf
Iamorf.k.I culieren

5 Oct. ‘341
5.898
2.440
81.310
311
2.996
117.482
28Sept.’341
5.898
i

2.336
1

81.479
i

545
i

3.129 117.673

23 Juli’14


1

5.912
1

401

1

1

943
) OlUitpOsi acuva.
DUITSCHE RIJKSBANK.
Daarvan

Deviezen

Andere
Data

Goud

bij bal-

als goud-

wissels

Belee-
tenl. circ.

dekking

en

ningen
banken 2)

geldende

cheques

6 Oct.

1934

78,6

20,9

3,9

3.678,8

78,0
29 Sept. 1934

75,0

20,9

3,9

3.810,6

147,7

30 Juli

1914

1.356,9

750,9

50,2

Data

Effec-

Diverse

Circu-

Rekg.-

Diverse
ten

Actival)

(atje

Crt.

Passiva

6 Oct.1934

433,4

631,8

3.772,6

. 798,0

248,7
29 Sept. 1934

431,1

609,9

3.918,8

847,6

228,4

30 Juli

1914

330,8

200,4

1.890,9

944,-

40,0
, unoeIasL

) WO. içentenoanscneineo uct.,epr. Wie, resp. 110,1W
mlii.

NATIONALE BANK VAN BELGIË.

Data

0.
Goud

.c

°

,

Rekg. Cr1

1934
L

‘.’

o.

c

0
d

0
0,

11 Oct.

2.634

72

641 1

49 13441

40

3.558

31 1182
.

2

71

668 1

13441

40

3.569

39 1 220
FEDERAL RESERVE BANKS.
Ooudvoorraad

Wissels

Data

1

Goud-

Other

bi her

i

In de
1

cert ifI-

ash”
2)

disc. v. ‘d.
1

open
Totaal
member
1

markt
caten’)

banks

1

gekocht

19Sept.’34

4.981,0

1

4.957,6

229,7

22,0

1

5,2
12

’34

4.984,0

4.961,0

228,3

23,3

5,2

Belegd

F. R.

1

Goud-
1
Algem.
Data

in u. s.

Notes

Totaal
1

Dek-
1

Dek-
Gov. Sec.

incircu-I

apaakines-

1

kings
latie

1

.perc.$)

1
perc.4)

19Sept.’34 2.430,7 1 3.146,6 1 4.294,9 1

146,7

1

70,0

1


12

,,

’34 2.467,3

3.148,4 1
4.300,1
1

146,7

1

70,0
-,

CItJIfl.OICLI WÇI

UUWU Ç OLIIdI,3L dail UC flCDCI VC LJdIIRCLL
gegeven voor de overname van het goud, toen de $ op 31Jan.34 van
100 op 59.06 cents werd gedevalueerd.
2) ,,Other Cash” does not include Federal Reserve Notes or a Bank’s
.ownFederalReselve
bank
nbtes.
5) Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opelschbare
schulden: F. R. Notes en netto depoalto.
4)
Verhouding totalen
voorraad muntmatorlaal en wettig betaalmiddel tegenover Idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BiJ HET
FED. RES. $TEi
j
SEL.
Dis-
1

.

lReservel
-. –

aarvan
l
Totaa
1
W
Data

1
Aantal
1
conto’s
1
Beleg-
1
bij de
1
depo-
.1
time
leening.

en

gingen
1
F. R.
1
beleen.
1

1
bnks
1
sito’s
1
deposits

l2Sept.’34I

6 1 7.855 1 9.923 12.939 1 18.628 1 4.496
5Aug.’34J 6 7.880 1 9:877 1
2
.
91
6 1 18.542 1 4.508
De posten van
Do Ned. Bank,
de Javascho
Bank
en de Bank of, Eng.
land zijn in duizenden, alle overige posten in mlliioenen van de be.
treffende valuta. .

Data
Goud
.
Zilver
Circulatie
opeischb.
metaal- schulden saldo

13 Oct.’34
2
)
ïïioo
188.460
28.320
54.688

6

,,

1
342)
142.150


-.189.470
29.060
54.738

158ept.1934
113.484
1
28.005
.184.190
35.413
53.649

8

,,

1934
113.483 28.46 185.868 32.518
54.595

25 Juli 1914
22.057
31.907
110.172
12.634
4.842

Wissels.
Dek-


a
buiten Dis-
Belee-
vk
erse

kings_
N.-Ind.
conto’s
ningen
e
nj


percen-
bef aalb.

tage


13 Oct.’34
8
)
1.140
7550
10.150
65 6

,,

‘342) 840.000
75.910
11.280
65

‘i 15Sept.1934
L674
9.592 56.90
12.807
64
8

,,

1934
1.227
9.672 57.194
11.150
65

25 Juli Ï914
6.395
7.259
75.541

2.228
44
1)
Sluitpost activa.

2)
Cijfers-
telegrafisch ontvangen.

Auteur