Ga direct naar de content

Jrg. 10, editie 485

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 15 1925

15 APRIL 195

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Economi*sch-wStatistische

Berl
“chten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN-VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

10E JAARGANG

WOENSDAG 15 APRIL 1925

No. 485

INHOUD.
BIz.
DE WETSONTWERPEN TOT WIJZIGING DER DIRECTE BE-
LASTINGEN EN TOT INVOERING EENER WEELDEBELAS-
TING 1
door P.
J. Â.
Adriani ………………….
314
De Sociale kant van de Ontwikkeling onzer Mijnin.
dustrie 1 door
H. G. M. Hermans ……………..
315
De Geldmarkt in
1924
door
T.
Greidansts ……….
317
De Indexcijfers der koersen van aandeelen van het
Centraal Bureau voor de Statistiek door
Jhr.
Ir. M.
J
.

de
Bosch

Kemper

……………………….
318
BUITENLANDSOHE MEDEWERKING: De balansen der groote Duitsche banken 1 door
Dr. E
.

,Stern ……………………………….
321
AANTEEKENINGEN:
Loonen en grondhuren in de Javasuikerindustrie 322
Stabiele wisselkoersen of stabiel prijsniveau? ……
323
BOEKAANKONDIGING:
Dr. H. C. Prinsen Geerligs: De Rietsuikerindustrie in de verschillende landen van productie, bespr.
door Prof. Dr.
F. A. F. C.
Went …………….
325
Dr. H. Hoeniger e. a., Schiffahrtsrechtliche Gesetze,
bespr. door
Prof. Mr.
W. L. P.
A. Molengraaff
.
..
325
INGEZONDEN STUKKEN:
Verwarrende namen door
Ir. J. van Dusseldorp….
326
OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN
………… .. ………
326
MAANDCIJFERS: Emissies in Maart

1925 …………………….
327
Postchèque en

Girodienst……………………
327
Statistisch Overzicht van den economischen toestand
van

Nederland

………………………….
328 STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN

..

.
… 329-335

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
COMMISSIE VAN AD VIES.
J. van Hasselt; Jhr. Mr. L. H. van Lennep;
Prof.
Dr

E.
Moresco; Mr. Dr. L.
F. H.
Regout; Dr.
E. van
Welderen Baron Ren gers; Mr. Q. J. Terpstra;
Prof. Mr. F. de Vries.

Gedelegeerde leden:
Prof.
Mr. D. van Blom;
Prof. Mr. H. R. Ribbius.

Redacteur-Secretaris: D. J. Wansink.

Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonne-
ment volgens tarief. Administratie van abonnementen
en advertenties: Nijgh & van Ditmar’s Uit gevers-
Maatschappij, Rotterdam, Amsterdam, ‘s-Gravenhage.

15 APRIL 1925.

In den toestand van de geldmarkt kwa.m weinig

verandering. Geldgevers bleven nog vrij terughoudend;

alleen op korten termijn was het aanbod grooter, zoo-

dat cailgeld tot
2
en
2YA
pOt. kon terugloopen. De

prolongatierente bleef daarentegen onveranderd en

ook de rente voor particulier disconto onderging geen

verandering van beteekenis. Meestal werd voor
3

pOt. verhandeld; een enkele maal werd een kleine

post voor
33
of
33/
pOt. afgedaan. Alleen papier

met zeer korten
looptijd
was sterk gezocht en dan ook

belangrijk lager te plaatsen.
* *
*
Op den weekstaat van De Nederlandsche Bank blijkt

de post binnenlandsche wissels van
f
98,5
millioen

tot
f
101,5
millioen te zijn gestegen, doordat het totaal

der rechtstreeks bij de Bank geplaatste .schatkistpro-

messen iii de afgeloopen week van
f
3
millioen tot
f
7

millioen vermeerderde. De effectenbeleeningen daal-
den met ruim
f
8
millioen.

Het renteloos voorschot aan het Rijk bleef vrijwel

op dezelfde hoogte. De goudvoorraad der Bank geeft

een vermindering van
f
12,5
millioen te zien, terwijl

de post papier op het buitenland met
f
5,8
millioen

blijkt te zijn afgenomen. Op te merken valt, dat de

diverse rekeningen op de actiefzijde der balans met

een aanzienlijk hooger bedrag zijn gestegen, dan de

vermindering van den goudvoorraad en van den post

papier op het buitenland zou doen vermoeden; zij

noteeren thans
f
83,4
millioen tegen
f
58,4
millioen

op den vorigen weekstaat.

De biljettencirculatie daalde met
f
3,6
millioen. De

rekeningcourant-saldi vertoonen een vermeerdering

van
f
3
millioen. Het beschikbaar metaalsaldo daalde

met
f
12,8
millioen. Het dekkingspercentage bedraagt

ruim
54.
* *
*

De wisselmarkt was in deze zeer korte berichtsweek

uiterst stil. De meeste wissels ondergingengeen ver-

andering van beteekenis. Ook nu weer maakten Fran-

sche francs een uitzondering; maar ondanks groote

schommelingen bleef het niveau
vrijwel
onveranderd.

Pesos waren in het midden der week niet onbelang-

rijk vaster, maar later trad opnieuw een daling in.

Na
96Y2
werd gisteren weder voor
95Y2
afgedaan.

LONDEN, 11 APRIL
1925.

Geld bleef gedurende de geheele week gemakkelijk,
ofschoon de
cijfers
van den laatsten weekstaat van de

Bank van Engeland aan het einde der week een iets
vasteren toon tot uiting deden komen.

Disconto eveneens aan den zwakken kant. Het ge-

ruht gaat, dat de Federal Reserve Banks haar disconto

zullen verlagen, hetgeen allicht een verlaging der

Bankrate alhier met zich zou brengen. De toe-

wijzing van schatkistpapier had
A
4
/16
pOt. plaats.

Korte wissels waren gezocht. Prima bankaccepten

per
3
en
4
maanden noteeren
W4
en
45/9
pOt.

Heden zeer stil met het oog op de Paaschdagen.

In de wisselkoersen zijn slechts geringe fluctuaties

aan te
wijzen.
De koers op Parijs was heden vaster
op het bericht van aftreden van minister-president

Herriot; slotkoersen voor New York, Amsterdam en

Parijs:
4,78, 11,98
en
92,50.

314,

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTËN

15 April 1925

DE WETSONTWERPEN TOT WIJZIGING

DER DIRECTE BELASTINGEN, EN TOT

INVOERING EENER WEELDEBELASTING.

1.

‘t Is reeds meer dan honderd jaar geleden, dat hir
te lande met andere belastingen, een
weeldebelasting
en een
successiebelasting
werden ingevoerd.’ Ze waren

ontworpen door den bekenden financier
Gogel
en’

waren 1 Januari 1806 in werking getreden. ‘t Is een
merkwaardige samenloop, dat we thans, in 1925,

weer geplaatst voor de vraag of tot invoering van’ een
weeldebela.sting
moet worden overgegaan, deze , ook nu verbonden zien met de
successiebela.sting.

De ontworpen weeldebelasting vertoont in zekere
opzichten overeenkomst met de oude ordonnantie van

1805. Ook toen was de belasting geëvenredigd aan de

waarde der gekochte ,,v’oorwerpen van handel en weel-

de”, ook toem werd de belasf.ing gedragen door de koo-
pers .en waren de verkoopere met de inning belast.

En evenals thans wordt voorgesteld, geschiedde die

inning door ‘middel van zegel. In de techniek der wet
is echter gro’ote verandering waar te nemen. In 1806

moest aan elk belastbaar voorwerp een gezegeld biljet
worden vastgehecht, dat o.a. melding moest maken

van den prijs, beneden wolken ‘het te koop was – ver-

koop tegen vaste prijzen scheen toen niet voor te

komen Zoo moest elke manshoed van binnen tegen

den bol aan, van een gezegeld biljet zijn voorzien,

zeker om bij iederen groet te kunnen constateeren, dat
aan de fiscale verplichting was voldaan! De voorwer-

pen, die thans in de belasting zullen’ worden ‘betrok-
ken, leenen zich niet alle tot aanhechting van een
gezegeld biljet. Men denke eens aan,kousen voor
vrouwen”, van boven
f10,—!
Daarom is het maar
goed, dat het zegel volgens het wetsontwerp zal wor-

den geplakt, niet op •het gekochte voorwerp, maar op

de kwijtitig, die door den verkcoper
moet
worden
afgegeven.

De weeldebelasting van 1805 verdween reeds in

1811;
Gogel
zelf heeft hare mislukking erkend. Met
zijn successiebelasting daarentegen is ‘hij gelukkiger
geweest: van de ‘beginselen, door hem aan die belas-

ting ten grondslag gelegd, is nog veel in onze tegen-
woord’ige successiewet terug te vinden. De wijzigin-
gen daarin, die thans worden voorgesteld, zijn in
twee opzichten belangrijk. Eenerzijds wordt een ver-
laging van het tarief beoogd, maar daartegenover

staat het voorstel, om aan de successiebelasting een
niet onbelangrijke uitbreiding te geven.
Voor de tweede maal dus worden thans weeldebe-
lastâng en successiebelasting gecombineerd aan de

orde gesteld. Onwillekeurig gaan de gedachten daai-
door naar de ,’raag, of er verband bestaat tusschen
deze beide belastingen; ook de inkomstenbelasting,
waarvan eveneens een verlaging wordt voorgesteld,
wordt daarbij een punt van overweging. Dat verband
is wel
degelijk
aanwijsbaar, indien men bedenkt,
dat er belastiing wordt geheven
bij
het verwerven van
bezit, èn hij het uitgeven van het verworvene. Het

genoten inkomen wordt getroffen ‘door ‘de inkomsten-
belasting, aangevuld door de vermogensbelasting; de
verkrijging door erfenis of schenking wordt belast
met successie- of schenkingsrecht. De vertering van

het verworven bezit geeft aanleiding tot het heffén
van personeele belasting,
accijnzen;
daarbij zal zich
volgens het ontwerp ook ‘de weel’debelasting voegen.
Nu zal het groote vraagstuk wel zijn, om het juiste
verband te vinden, tusschen de belasting op ‘de ver-

mogensvorming en die op ‘de vermogensvertering.
Want ‘daardoor zou tegemoet kunnen worden geko-
men aan de zoo veelvuldig geuite grief, dat de tegen-woordige belastingen de kapitaalvorming te veel be-
lemmeren. Door het tarief eener algemeene verterings-
belasting in verband te brengen met ‘dat eener ver-
mogensvormingsbelasting, zou ‘de kapitaalvorming

zelfs krachtig kudnen worden bevorderd: ho meer

de vertering het bedrag overschrijdt, dat in verband
met de verniogensvorming u’it een maatichappeljk

oogpunt als geoorloofd kan worden beschouwd, des te

zwaarder belasting op de vertering. Op die wijze zou

men automatisch tot een weeldebelasting komen, en
wel tot een belasting ‘die zwaarder wordt, naarmate

de weeldeuitgaven maatschappelijk schadelijker moe-
ten worden genoemd.

Het behoeft niet te worden betwijfeld, dat we nog

ver van een dergelijk systeem van belastingheffing

verwijderd zijn. Maar als ‘ideaal kan men het voor

oogen houden. Doet men dat, dan zal men de than

ingediende ontwerpen niet anders dan als teleurstel-
len’d kunnen beschouwen. Want zoowel de weelde-
belasting als ‘cle voorstellen tot uitbreiding der suc-

cessiebelasting hebben Con sterk fragmentarisch ka-
rakter. Ze richten zich niet naar ‘de geheele persoon-

lijkheid ‘an den belastingplichtige, maar naar
enkele
verrjkin gen en
bepaalde
weel’de-uitgaven. De Al. v. T.
zegt wei, dat
hij,’
die uit zijn inkomsten spaart, van
het bespaarde in vele gevallen vermogensbelasting
betaalt en dat het daarom niet onbillijk is dat hij, die

zijne inkomsten verteert in de thans voorgestelde
be]asting wordt betrokken, maar el.ke waarborg, dat

een eenigszins juiste verhouding tusschen ‘de belas-
ting op de besparing en op ‘de ‘vertering zal worden
verkregen, ontbreekt en
moet
ontbreken, indien de
heffing geheel wordt losgemaakt
van den persoon van
den belastingplichtige.

De weeldebela.sting.
Blijkens de M. v. T. beoogt
het ontwerp ,,eene heffing van verteringen in hotels

,,en eethuizen en bij het aanschaffen van zaken, welke

,,min of meer als weeldezaken mogen worden aange-
,,merkt.” Alen zou hieruit kunnen afleiden, dat in

de bedoelde verteringen geen’ ,,weelde” wordt gezien,

maar die veronderstelling is blijkbaar niet juist. Dat

blijkt wel daaruit, dat voor deze verteringen hetzelfde tarief van 1.0 pOt. geldt als voor ‘de aanschaffing van

weeldezaken, en dat banketbakkerjen met ‘hotels en

eethui zen op éé.ri lijn worden gesteld. Bovendien wordt
in ‘de M. v. T. gezegd, dat de personeele belasting
,,s]eèhts enkele uitingen van weelde treft”, en dat er

aanleiding bestaat ,,om het beginsel, hetwelk aan de

,,personeele belasting ten grondslag ligt, verder door
,,te voeren.”

Nu is ,,weelde” een zeer betrekkelijk begrip. Wat
voor den een ,,weelde” is, is voor den ander misschien
wel een uiting van armoede. Het verblijf in een pen-
sion, het middagmalen in een eethuis,
kan
een aan-
wijzing zijn van welvaart. Maar er zijn talloozen, wier
financieele omstandigheden zoodanig verminderd zijn,

dat ze hun eigen huishouden hebben moeten opgeven,

of dat ze’ voor hun huiselijke bezigheden niet meer
de noodige’ hulp kunnen bekostigen. Deze personen
zijn op pensions en eethuizen aangewezen; Moeten

deze personen nog eens extra worden belast? Het

wetsontwerp brengt deze personen op een maatschap-
pelijk nog lager plan, door ‘hen te
verwijzen
naar de
volksgaarkeukens en pensions, waar nachtverblijf en
maaltijd niet meer kosten dan
f
0,75. ‘Om nog éôn
voorbeeld te noemen: ‘men stelle naast elkaar dengeen,
‘die zomers voor zijn plezier naar buiten gaat en den

man, die zich overwerkt heeft en buiten eenige maan-
den rust moet zoeken. Beiden vinden plaats in een
pension en betalen ‘dezelfde belasting, hoewel ‘dat ver-
blijf voor ‘den laatste financieel misschien een ramp

is. Hij moet dan maar lezen wat in de M. v. T. is
geschreven: ,,Drukkend kan de thans voorgestelde be-
,,lasting niet zijn, oiiidat in ‘deze belasting niet be-

,,hoeft te worden
bijgedragen
als men zich onthoudt
,,van het ‘doen van andere dan noodzakelijke en nut-
,,tige uitgaven.”

Zonder
twijfel
zal door ‘de Regeering worden gé-
tracht in het oog loopende onbillijkheden ui’t het ont-
werp weg te nemen. Maar dat zal niet voldoende kun-

15 April 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

315

nen zijn. De onbillijkheden zijn onverbrekelijk ver-

bonden aan het gekozen stelsel, om de belasting vast
te koppelen
aan bepaalde uitgaven.
Om tot een be-

lasting riet weelde te komen moet, om nog eens met de

M. v. T. te spreken, ,,het beginsel, hetwelk aan de

,,perscneele belasting ten grondslag ligt, verder wor-

,,den doorgeyoerd”, en moet de belasting zich richten

naar de geheele persôonlijkheid van den bela.sting-

plichtige,
gelijk in een algemeene verteringsbelasting

zou geschieden.
De Regeering schijnt vertrouwen te hebben in de

vastheid ‘van de prijzen van stoffen en kleeclingstuk-

ken. Er wordt althans voorgesteld
in de wet
de prij-

zen vast te leggen, bij welker overschrijding de ge-

kochte stoffen en kleeren als weelde-artikelen zullen
worden belast. Die
prijzen
worden gesteld b.v. voor
een overjas op
f 80,
een jas op
f 50,
een rok op
f 25,
een paar kousen voor vrouwen of kinderen
f 10
enz.

Deze regeling trekt vooral 61e aandacht, omdat in de

M. v. T. wordt gezegd, •dat het in het ontwerp ge-

volgde stelsel in vele opzichten overeenkomt met het
Fransche. Want de tegenwoordige Fransche regeling

is anders. Voor de oorspronkelijke
taxe de luxe
(wet

31 December
1911)
waren de prijzen ook
bij de wet
vastgesteld, maar die regeling heeft niet voldaan; de
tegen deze belasting gerichte aanvallen concentreer-

den zich vooral op dit punt. De nieuwe wet van
25

Juni
1920
laat deze regeling dan ook aan de Regee-
ring over; de decreten zijn echter onderworpen A la
ratification législative.
De geheele opzet van het ontwerp doet meer den-

ken aan de oorspronkelijke Fransche regeling, dan
aan de thans gelden61e. Aanvankelijk was in Frank-
rijk geheven
1,5
püt. van den prijs bij aankoop in het
klein van goederen; voor artikelen, als weeldezaken

aangeduid, was de helasting verhoogd tot 10 pOt. De

heffing geschiedde door middel van plakzegel of voor handelszaken, aan wie zulks was toegestaan, door een
storting ééns per maand in de schatkist. Deze hef-
fingen zijn vervangen door la taxe sur le chiffre
d’affaires. hedragende 1,30 pOt. van den omzet. Ver-

teringeri in inrichtingen, die niet als ,,établissemeuts

de grancl luxe” worden beschouwd, worden belast met
3,60
pOt. van den omzet; voor de luxe zaken bedraagt
de belasting voor verteringen
12
pOt.; voor aankoo-
pen van weeldezaken wordt geheven
3,60
pOt.
1)
Elke

maand moet aangifte worden gedaan van den omzet
over de afgeloopen maand; het verband met de Zegel-

wet is, althans wat kooplieden betreft, verbroken.
Vôérdat ten onzent tot invoering van een weelde-
belasting wordt overgegaan, schijnt het gewenscht
nauwkeurig te onderzoeken welke ondervindingen

men in Frankrijk heeft opgedaan en welke overwe-
gingen hebben geleid tot het
prijsgeven
van het ge-
bruik van plakzegels door kooplieden en tot het ma-
ken van een splitsing tusschen restaurants etc. ,,de
grand luxe” en andere. Over het geheele onderwerp kan men raadplegen: F. J. Combat, La taxe sur le
ehiffre
d’affaircs
et la taxe de luxe,
Paris
1921.

(Slot volgt).

P. J. A. ADRIANI.

1)E SOC.ÏAT,11 KANT VAN DE ONTWIKKELING

ONZER MIJN1NDUST.RIE.

I.

Om den socialen kant van de ontwikkeling onzer
mijriindustrie goed te kunnen beoordeelen is noodig,

dat men op de hoogte is van eenige feiten en cijfers.
Hierop zij dan ook allereerst de aandacht gevestigd
bij deze beschouwingen over: de ontwikkeling van het
bedrijf sinds
1910,
de sociale gevolgen voor Zuid-
Limburg, cle sociale positie der
mijnwerkers
en de
verwachtingen voor de toekomst.

1)
Tn cle mededeelingen omtrent deze belasting in de
M. v.
T. is geen rekening gehouden met ,,le double d6cime”,
die volgens de wet van
22
Maart
1924
ook la taxe sur le
chïffre daffaires treft.

1.
De ontwikkeling van het bedrijf sinds 1910.

1.
Gemiddeld aantal arbeiders.

In de
Bij de Staatamijnen
ij de particuliere

B
mijnen

jaren

onder
boven
onder
boven
fotaal

den grond
den grond den grond
den grond

1910
817
275 3.989
1.348
6.429
1911
954
245
4.356
1.461
7.016
1912
1.399
576
4.932
1.464
8.371
1913
2.010
746
5.096
1.652
9.504
1914
2.340
715
4.924
1.685


9.664
1915
2.982 850 4.877 1.804
10.513
1916
3.667
1.036
5.505 2.091
12.299
1917
5.217 1.674
6.094 2.350
15.335
1918
6.706
2.393
6.621
2.842
18.562
1919
7.296
3.211
7.264
2.973 20.744
1920
7.931
3.489 8.355
3.416
23.191
1921
8.377
4.013 9.045 3.682 25.117
1922
8.413 3.459 9.508
3.687
25.067
1923
8.993 3.394 10.419
3.901
26.707
1924
30.143
1)

Over
1924
is nog alleen het totaal-cijfer beKend.

2.
Loonen en Productie.

Gemiddeld loon per

Productie
In de

werktijd

in
jaren

Ondergrond-
1
Bovengrond-

duizendtallen
sche arbeiders
1
sche arbeiders

KG.

1930 ….

2.54

1.65

1.292.289
1911 ….

2.64

1.70

1.476.580
1912 ….

2.84

1.78

1.725.394
1913 .. . –

2.95

1.87

1.873.079
1914 ….

2.79

1.86

1.928.540
1915 – . – –

2.97

1.94

2.263.148
1916 – .. –

3.46

2.23

2.694.320
1917 .. . .

4.03

2.66

3.007.925
1918 .. . .

5.18

3.58

3.399.522
1919 – . ..

6.24

4.30

3.401.546
1920 – . -.

7.39

4.97

3.940.590
1921 . .. .

7.14

4.92

3.921.125
1922 ….

5.91

4.18

4.570.206
1923 ….

6.16
2)

4.33
1)

5.278.804
1924 ….

5.97
2)

4.24
2)

5.882.000
in- tegenstelling met vorige jaren zonder aftrek van
verzekeringspremies.
2)
Deze cijfers zijn nog niet definitief.

Deze cijfers behoeven weinig toelichting. Er blijkt
uit, dat in 14 jaren
tijds
het aantal arbeiders is toe-
genomen met ruim
23.000
en dat, met inbegrip van
de salarissen der ambtenaren, thans wel ongeveer
een millioen gulden per week aan bonen zal worden uitgekeerd. Schat men het kolenverbruik in ons land op 10 millioen ton per jaar, dan leveren onze mijnen
reeds ongeveer
60
pOt. van de benoodigde hoeveel-
heid. Deze ontwikkeling overtreft veler verwachtin-gen en is van groote economische en sociale betee-
kenis.

II.
De sociale gevolgen voor Zuid-Limburg.

Het behoeft geen betoog, dat de snelle uitbreiding
van het mijnbedrijf belangrijke sociale gevolgen had
voor Zuid-Limburg. Duidelijker wordt dit echter als
men let op de hierachter volgende
cijfers,
aangevende
•de toename der bevolking in een zestal van de voor-
naamste mijngemeenten.

Dooi- deze bevolkingstoename werd het karakter
der ,,mijngemeenten” geheel gewijzigd. Nog maar be-trekkelijk weinige jaren geleden waren zij eenvoudige dorpen, wier inwoners hoofdzakelijk in den landbouw
hun bestaan vonden, thans
zijn
zij opgegroeid tot
kleinere of grootere, maar telken jare zich uitbrei-
dende industrieplaatsen.

Deze omwenteling heeft andere behoeften en belan-
gen geschapen en stelt aan de betrokken gemeente-
besturen eischen van sociaal en economisch beleid,
waarop meestal de financieele draagkracht niet be-
rekend is.

Een voorbeeld. Het vroegere dorp Heerlen is nu een
industriestad van moderne inrichting. Na
1915
kwa-

316

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 Ari1 1925

Aantal inwoners.

Jaren.
0
.

W x

1

.3

3

0)

.
.
.
(1)

1.

M

1910
1.503
12.098 3.009
16.633
7.629
1.642
1911
1.594
13.084
3.293 17.825
7.761
1.854
1912 1.695
14.576
3.820
19.399
8.026
2.114
1913
1.878 16.318
4.505
20440
8.290
2.633′
1914
2.156
17.788
5.124 22.293
8.470
3.313V
1915
2.787
18.832
5.265
23.332
8.835
4.127
1916
3.130
21.384
6.031
25.129 9.199 4.719 r’
1917
5.116
25.227
7.127
26.574
9.973
6.305
918
7.059
27.666
7.271
27.607
10.602
7612
1919
7.784 30.269
7.727
28.890
10.960
8.232
1920
10.194 33.014
7.895
27.817
11.165
8.082
1921
10.320 33.325
6.296
25.758
10.946
8.745′
1922 10.497
34.029
6.444
26.445
11.196
9.221
1923
11.523
36.317
6.644
27.788
11.592
9.781
1924 12.246
38.318
6.873
28.990
12.310 10.690

.

men tot stand of werden hervormd een dienst voor
openibare werken, een dienst voor gemeente-reiniging,

een grondbedrijf, een woninbedrijf, een electriciteits
bedrijf, een wa’terleidingsbedrij.f en een open!baar
slachthuis. Vele openbare gebouwen moesten worden

opgericht. Bouwvergunningen werden verleend voor

3138 arbeiderwoningen, 833 ‘heerenihuizen, 112 win-
kel’huizen, 36 fabrieks-,
Lbank.
of kantoorgebouwen,
6 kerken, 15 schoolgebouwen, 637 andere gebouwen

en 927 verbouwingen. Bhal’ve 9 ‘R.-Katholieke en
2 protestantso.h-christelijke bewaarscholen telt de ge-

meente 2 openbare en 24 bijzondere scholen voor lager
onderwijs, 4 bijzondere scholen voor middelbaar on-
derwijs, eenige ‘bijzondere scholen voor vak-
,
en huis-
‘houdonderwijs, een anibachtsschool, een .mijnschool,
een middelbaar-technische school, een huishoud- en

induistrieschool en een kweekschool voor vroedvrouwen.

Het in Heerlen opgerichte St. Josep’hziekenhuis is
een der grootste van het land. Daarnaast bestaat een
gemeentelijke medische dienst.

Genoeg om duidelijk te .makn, welke groote ver-
anderingen er in de laatste tien jren plaats grepen
in dat eenvoudige Heerlen, als onmiddellijk gevolg
der ontwikkeling van het mijnibedrijf.

Deze ontwikkeling gaat voort en maakt de inijn
streek al langer zdo meer tot ééne groote belangen
gemeenschap. De ‘belangen ‘der verschillende gemeen-
ten, weldra aan elkaar gebouwd, zijn moeilijk nog te

scheiden. Grenswijziging – tenzij men. alle mijnge-
meenten tot één reuzencomplex wil vereenigen, het-
geen echter de
moeilijkheden
van bestuur nog .groo-
ter zou maken – kan de ‘hieraan verbonden bezwa-

ren niet wegnemen. Op den duur zal de oplossing
wel gezocht, ‘moeten worden in eene
wijziging
deii,
Gemeentewet, die de samenwerking tusscihen aan
elkaar grenzende gemeenten wettelijk regelt.

Het betreft hier een uitzonderingstoestand, die in’
ons land wellicht zonder voorbeeld is.
Dit is ingezien door de Regeering, die in 1918
heeft ingesteld eene commissie ,,aaïa welke wordt op

*

gédragen een onderzoek in te stellen naar de sociaal
hygiënische ‘toestanden in ‘Zuid-Limburg en het aan
geven van de maatregelen, ‘die over het geheele gebied
dienen genomen te worden om ‘verbetering van deii
minder goeden ‘hy.giënischen toestand te verkrjgen’. Deze commissie bestaat uit de burgemeesters vai
twee groote mijngemeenten, ‘de vertegeuwoordi.ger

van de mijnindustrie, de vakorganisaties der mijn
werkers en eenige priesters en geneesheeren, die zich meer bijzonder verdienstelijk
,
maakten op het’gebied
der vôlksgezondJaeid. Haar voorzitter is de Oomm,i
sans der Koningin in Limburg.

‘Zeei verdienstelijk werk’ is reeds door deze con-
missie verric’ht met betrekking tot dn woningbouw
– een bouwplan voor ‘het geheele mijngebied werd

ontworpeh – de bestrijding van, het alcoholisme en
het tegengaan der kinderterfte.

Zij maakte ook plannen vôor een wijziging der.
gemeentegrenzen en voor een centrale rioleering,
maar kon deze nog niet ‘tot verwezenlijking brengen.

* *

Ook financieele hulp werd .door de Regeerihg aan

de nijngemeen.ten geboden, toen zij in 1920 het initi-

atief nam tot invoering van een mijnrecht (wet van

26 Maart 1920, Stbl. 157),waarvan een ‘deel der op-
brengst aan die gemeenten en aan de provincie Lim-
burg is toegéwezen.

In 1923 ‘bedroeg .de totale opbrengst
f
1.320.546,94,
di.
f
152.843,42 hooger .dan een jaar tevoren. Alleen

voor Limburg – het . mijnrecht wordt ook geheven

van de zoutmijnen in Overjsel – bedroeg de opbrengst
in 1923
f
1.319.276,69 of f152.894,57 meer dan in
1.922.

Van deze opbrengst kwam 10 ten honderd aan de
provincie, dus
f
131.927,67.

Verder werd, ingevolge het bepaalde bij, art. 10, eerste lid, van meergenoemde wet, eene uitkeering

uit de ‘geheele zuiveie opbrengst van het mijnrecht
verdeeld onder de gemeenten op ‘wier grondgebied

aan het einde des jaars ten minste vijftig mijnar.bei

ders van een Nederlandsche ‘mijn woonden. Van deze

uitkeering ontvingen over 1923 bi.jv. Brunssum

f
22.473, Kerkrade
f
53.266, Heerlen
f
55.569, Hoens-
broek
f
20.031, Sc’haesber.g
f
12.472 en Sittard
f
5.732.
In totaal bedroegen ‘de ui’tikeeringe’n aan de gemeen-
ten
f
264.108 plus een gelijk ibedrag ingevolge het

.derde lid van art. 10, te verdeelen onder’ de gemeen-

ten, wièr uitgaven als rechtstreeksch gevolg der

mijnexploitatie boven ‘hare draagkracht zjj’n gestegen.
Van dit laatste ‘bedrag ontvingen ‘bijv. Brunssum

f
24.064, Kerkrade
f
44.848, Heerlen
f
109.037,
Hoenabroek
f
25.237, Sdhaeberg
f
10.582 en Sittard

f
8.333.

Niet onbelangrijke bedragen d’us, die op deze wijze

toevloeien aan de mjngemeeten. Daarnaast werden
door de
mijnen
ook nog subsidies uitgekeerd voor
wegenaanleg, kerken- en sholenbouw enz.
Met deze hulp ‘konden ‘de gemeenten zich geleide-

lijk aanpassen aan de nieuwe behoeften. en ‘behoor-
lijke woongelegenheid ‘bieden aan arbeiders en be-anbten in de mijnindustrie.
De bijzondere
belasting op deze
wijze
van genoem-
de industrie is in ‘het buitenland niet zonder voor-
beeld. Men raadplege
bijv. ‘Engels: ,,Die Besteuerung
des Bergbaues nach dem ‘Kommunala’bgabengesetze
vom 14. Juli 1893″ en ‘,,Zeitschrift für Bergbau”
Bd. 35 S. 50 ff.

*
.

‘t Is nu duidelijk, dat Zuid-Lirtzburg al langer zoo
‘meer afhanikelijk wordt van het mij uibedrjf. Dit, be-
drj’f beheerscht voor een groot deel zijne ontwikke-
ling, die ‘het in betrekkelijk korten tijd van den land-
bouw naar de industrie ‘heeft verlegd. Het brengt
jaarlijks omtrent 52 millioen gulden aan looneni en

salarissen in omloop en oefent natuurlijk grooten in-
vloed uit op de arbeidsvoorwaarden in andere bedrij-
ven. Het clwingt tot het nemen van allerlei sociale
maatregelen van overheidswege, die vroeger onmo-
gelj’k konden worden ‘doorgevoerd of niet bepaald
noodzakelijk ‘waren en brengt vanzelfsprekend ook
eene omwent,eljng in de zéden en gewoonten van het

volk. •
Sinds lang kon de in’heenische ‘bevolking .het mijn-bedrijf niet meer van voldoende arbei.dskraclten voor-
zien. Vandaar dat bewpaers uit andere streken, des
lands en vreemdelingen , van allerlei nationaliteiten
zich in het, mijn gebied kwamen vestigen.
Dit alles ‘heeft 6rtoe bijgedragen, dat de sociale
toestanden in Zuid-Limburg totaal gewijzigd zijn.
Niet in. elk opzicht, maar toch over het geheel geno-
men in gunstigen zin.
H. G. M. HERMANS.

(Wordt vervolgd).

15 April 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

317

DE GELDMARKT IN 1024.

Er zijn in het afgeloopen jaar twee tijdperken van
geldschaarschte en twee van geidruimte geweest. Bij

het begin van
1924
werd particulier disconto ver-

handeld op
4Y2
pOt. en dus op gelijke hoogte als het

toenmalige wisseldisconto van de Nederlandsche Bank.

Op 24
Januari werd de bankrente verhoogd tot
5
pOt.

en tot begin Mei bleef particulier disconto daar

weinig of niet onder. Daarna bleef de geldrente ge-

ruimen tijd dalende; einde Mei was het disconto in

de open markt
3Y4
pOt., einde Juni eveneens, einde

Juli
214
pOt. en einde Augustus zelfs
2
pOt. In den

loop van September trok het geld weer aan, zoodat

aan het eind van die maand weer
4Y4
pOt. bereikt

werd, einde October zelfs
4%
pOt., einde November

eveneens
4%
pOt., totdat in December het geld weer
ruimer werd en in den loop van de maand parti-

culier disconto tot
3Y4
pOt viel. Ook de Nederlandsche

Bank verlaagde in die maand haar tarieven: op

13
December werd het wisseldisconto
414
pOt. De
rente, die het crediet voor een
tijdsduur
van enkele

maanden, gegoten in een vorm, waardoor het voor

den geldgever steeds onmiddellijk liquideerbaar is,

in den loop van
1924
heeft afgeworpen, is dus aan

tamelijk groote schommelingen onderhevig geweest. En de eigenlijke geldrente heeft nog belangrijk meer

gefluctueerd.

Want hoewel de rente voor particulier disconto de
geidrente dikwijls nabij komt, liggen de beide vcirmen
van rente ook meermalen ver uiteen. Een deposito-
bank zal immers haar depositogelden niet h
2
pOt.
in disconto gaan beleggen, indien verwacht kan worden,

dat de rente zal
stijgen.
De bank zal dan liever
eenigen
tijd
interest derven en een hoogerc rente
afwachten. De
mogelijkheid
van een
stijging
van de
geldrente – die grooter wordt naarmate de rente-
stand lager is — maakt dat disconto blijft boven de

eigenlijke geldrente. De kooper van bankabel disconto
ontvangt iets, dat even liquide is als het geld, dat
hij gaf, maar aan de geaccordeerde rente zit hij vast voor den
looptijd
van het papier. Dikwijls is dan
ook bankierscallgeld lager dan disconto; in
1924
kwam het particulier disconto niet onder 1Y8 pOt.,
doch cailgeld werd meermalen onder 1 pOt. aange-boden, zonder dat er nemers gevonden werden. Het

is wel eigenaardig, dat het geld- en credietwezen zich min of meer toevallig z66 ontwikkeld heeft,
dat men geld zelfs in disconto – wat toch de meest
liquide vorm van credietgeving is – niet kan be-
leggen, zonder dat daaraan meestentijds een zekere

rentespeculatie verbonden is. Aan de elasticiteit van
het tegenwoordige geld- en credietwezen hij het in
gebruik
zijnde
systeem van geldemissie komt dit niet
ten goede.

Vergeleken bij de
aanzienlijke
schommelingen in
de geidrente is de omvang van de circulatie van de Nederlandsche Bank zeer stabiel geweest. Het uit-
staande bankpapier plus rekening- cour ant- saldi was
het hoogste op
7
Januari
1924
op 1086 millioen en
het laagste op
22
September met
971
millioen. Ver-
band tusschen den omvang van de circulatie en de
geldrente op de markt blijkt uit de
cijfers
niet, ten
eerste, omdat de circulatiebank den voorraad wel
voor een deel, maar niet geheel beheerscht en ten
tweede, omdat natuurlijk ook de vraag zich wijzigde.
De circulatiebank beheerscht speciaal dan de grootte
van den geldvoorraad slechts voor een deel, wanneer

de geidrente in de open markt beneden die volgens
haar tarieven blijft. Want de credietgeving, dus ook
de voorraad particuliere banksaldi heeft dan een
zekere speelruimte. Meer kijk op het verloop van de

rente gaf de post rekening-courant-saldi bij de
Nederlandsche Bank, afzonderlijk beschouwd. 13eide
keeren volgde op toename van die saldi een daling van de rente, en de eenige
stijging
van de rente, die
plaats had, werd voorafgegaan door een vermindering

der saldi; een
verschijnsel,
dat trouwens niet anders
dan natuurlijk is.
Ook werden beide
tijdperken
van geldruimte in-
geluid door
wijzigingen
aan de actiefzijde van de

bankstaten, de eerste maal in Mei door vermeerdering
van de posten wissels en beleeningen, de tweede maal
in December door de vermeerdering van den goud-
voorraad.

De rente voor obligaties daalde geleidelijk in den
loop van
1924,
welke daling in het nieuwe jaar
verderen voortgang heeft gehad.

Terwijl in
1923
voor een nominaal bedrag van
nog niet
f 240
millioen geëmitteerd werd, was het
totaal van aandeelen en obligaties, dat in
1924
aan
de markt gebracht werd, bijna
f 420
millioen. Hier-
van komt echter alleen voor rekening van de Konink-
lijke petroleum reeds
f
80 millioen. Het resteerende
verschil vertegenwoordigt voor een groot deel buiten-

landsche Staatsleeningen, die gedeeltelijk in Nederland

zijn ondergebracht nl. door Japan, Tsjecho-Slovakije,
Hongarije en Duitschiand.

Naar de verschillende rubrieken verdeeld waren
de uitgegeven bedragen reëel:

Staatsleening……………………..
f
82.450.000
Ned.-Indië ……………………….,, 72.937.000
Gemeenten en provinciën …………..,, 89.678.000
Japan $ 5.000.000 of ………………,, 11.562.000
Tsjecho-Slovhkije £ 2.000.000 of ……..,, 22.290.000
Hongarije ……………………….,,

4.400.000
Duitschland £2.500.000 of …………,, 27.600.000
Scheepvaart ……………………..,,

1.931.000
Industrie

……………………….,, 13.774.000
Cultuur …………………………,,

7.242.000
Banken …………………………,,

6.705.000
Tramwegmaatschappijen ……………. ,, 1.960.000
Petroleum ………………………,, 86.364.000
Diversen ………………………… ..1.999.000

Totaal …… /429.892.000

Aan schatkistpapier werd in den ioop van het jaar
toegewezen
f 557.970.000.
Vergeleken bij het vooraf-
gaande jaar waren de vlottende schulden de volgende:

Op 29Dec. 1924 Op 31 Dec. 1923
Schatkistpromessen
……f
89.740.000

/ 319.140.000
Waarv. dir. bij de Ned. Bk

-.-

,, 34.000,000 Schatkistbiljetten

191.601.000

186.216.000
Zilverbons …………..

23.075.019

,, 31.637.086
Tegoed van den postcheque-
en girodienst ……….

27.935.056 ± ,, 40.000.000 Hiertegenover stonden:
Voorsch. aan de Koloniën

13.429.191

110.216.475
Voorschotten op uit. Dec.
aan de Gemeenten . ..

» 75.914.262

81.548.630

Bovendien waren nog aan het buitenland voor-
schotten verstrekt tot een bedrag van ruim
f 217
millioen. De finantieele verhouding met de Koloniën
is na de laatste Indische leening volkomen gezuiverd,

zoodat de destijds in Indië ontstane tekorten niet
meer door onze geldmarkt gefinancierd behoeven te
worden. Hiermede is ook in de geheele liquiditeit
van de schatkist een belangrijke verbetering gekomen. Toch bedragen de totale vlottende schulden volgens
bovenstaande gegevens nog circa
f 320
millioen,
waarvan echter
f37
millioen in mindering gebracht
moeten worden voor schatkistbiljetten, die eerst na
Maart
1927
vervallen. Het resteerende aan schatkist-
promessen enz. beteekent voor de houders een liqui-
diteit, die volkomen op gelijken voet staat met
goederenwissels, waaraan echter de voorkeur gegeven

moet worden, omdat ze een realiseerbaar onderpand
vertegenwoordigen. De schatkistwissel heeft dit voor-
deel niet. En hoewel ze voor de banken een zeer
gewild beleggingsobject vormen, omdat men verzekerd
is, dat de Staat ze steeds kan afbetalen, hetzij uit
de opbrengst van belastingen, hetzij door consolidatie
in leeningen op langen termijn, vertegenwoordigen
ze voor het land als economisch geheel geen liquiditeit,
omdat ze zeker geen onderpand bevatten, dat in het
buitenland realiseerbaar is. Als zoodanig vormen

vlottende schulden van overheidslichamen ook steeds

318

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 April 1925

een gevaar voor het geidwezen en het zoti overweging

.verdienen ook de vlottende schuld, die tegenover
vorderingen op het buitenland staat, om te zetten

in notes met een looptijd van enkele jaren. Tenminste

wanneer de tijd nog niet gekomen geacht mag worden
om over de afbetaling van die voorschotten overleg

te plegen,
1

De rente voor obligaties is in ons land in den

loop van 1924 geleidelijk gedaald, vooral tegen het

einde van het jaar, toen de vraag naar geld op

langen
termijn
van den kant van de publieke lichamen

verminderde, doordat de fundeering der vlottende

schulden, voor zoover men ze noodig oordeelde, een

oldongen feit geworden was. lOok in het nieuwe

jaar heeft die daling verderen voortgang gemaakt,

zoodat zelfs eenige leeningen geconverteerd werden

in nieuwe met een lager rentetype. Voor het toe-

komstig verloop van de obligatiemarkt geven de

factoren, die in 1924 beslissend waren, nog geen aan-

wijzing, want veel zal er van afhangen, of het ver-
trouwen . tusschen de verschillende nationaliteiten

vollediger terugkeert. Het groote succes van de Duit-

sche herstelleening was van den terugkeer van het

internationaal crediet een eerste
bewijs.
Zoolang ech-

ter de rente in de verschillende landen nog zoo sterk

uiteenloopt,
blijkt
het vertrouwennog lang niet ge-heel teruggekeerd te zijn. Terwijl in .de Centraal-

Europeesche landen de rente nog steeds abnormaal

hoog blijft, zijn de Vereenigde Staten en Engeland

reeds op lager niveau dan wij. Ook is nog een groote

credietvraag van de
zijde
van Frankrijk. te ver-

wachten, zoodra daar het geld gestabiliseerd zal zijn,

hetgeen voor het credietwezen wel een eerste voor:
waarde is. Omtrent het verloop van de obligatie-

markt ten onzent valt dus weinig te voorspellen,
omdat de ontwikkeling der internationale politiek

daarop van grooten invloed zal zijn.
1.
De wisselmarkt gaf, behoudens een sensationeele

daling in Fransche francs, gevolgd door een nog
wildere rijzing met terugsiag – veel minder be-

weging te zien dan in vorige jaren. Hieronder volgt een overzicht voor 1924 van de

hoogste en laagste koersen van de voor onze markt
belangrijkste wissels met de daarbij behoorende data:

(11.85k 23
April

Berlij
..

(65.00

5
Juni –
Londen

11.29

jrt.

n
S
50.50

9
Febr.

f

2.721 19
Maart
f
38′ 28
Jan..
New York
2.46e 8
Dec. Weenen
34 29
Dec.,

f

18.60 23
April Copen-
(46.80 15
Jan.
Parijs
9.60 11
Maart hagen
S
41.00 12
Aug.,

f

(15.90 •23
April. Christia-
(38.60 4
Jan.
1

Brussel
8.41 11
Maart nia(Oslo)S,,
34.90 24
Juli,

(49.50 2
Sept. Stock-
(71.70 29
Maart
Zurich

‘j
45.90

2
Jan.

holm
S,,
66.35

9
Dec..

De
belangrijkste
gebeurtenis was wel het succes,
dat men in Duitschland behaalde met de stabilisatie

van den mark op den dollar, nadat o.a. Oostenrijk
en Hongarije hierin reeds waren voorgegaan. Dee
prestatie verdient temeer waardeering, omdat de
meening zeer verbreid was, dat een goed ruilmiddel

slechts mogelijk zou zijn bij gunstige economische
omstandigheden en dat speciaal verarmde landen,
die bovendien veel importeeren moeten, geen stabiel

geldwezen zouden kunnen verwachten. De drie landen,.
die het meest van den oorlog geleden hebben, heb-
ben aangetoond, dat het ‘-geldwezen niet aan econo-
mische verhoudingen gekoppeld behöeft te worden,

zij het dan ook, dat in diezelfde landen eerst de
excessen op monetair gebied een dure les geweest zijn.
Het is wel eigenaardig, dat men zich in Frankrijk
niet aan die voorbeelden gespiegeld heeft en de oor-zaken, van de wisselvalligheden veel te ver van huis
zoekt. Het avontuur, dat de Fransche Regeering in
het voorjaar van 1924 ondernam, was niet geschikt
om eenige stabiliteit te bereiken. Het Amerikaansche
crediet, dat in den loop van de maand Maart aan
de Banque de France verstrekt werd, bood de gele-

genheid buitenlandsche wissels op de Parijsche markt

te werpen, hetgeen
bij
de speculatie op de verschil-
lende markten aanleiding gaf tot overhaaste dek-

kingen van francs over te gaan. Tisschen 11′ Maart en
23 April steeg de Fransche franc in ons land van 9.60

tot 18.60 en voor termijn-francs waren de verschillen

nog grooter. Maar daar die koers slechts door nood-

gedwongen transacties bereikt was en
de:
prijzen der

buitenlandsche wissels niet in overeenstemming waren
met het Fransche
prijsniveau
in het algemeen, moesten
de wissels in Frankrijk opnieuw
stijgen
en de franc
in het buitenland opnieuw dalen. Reeds in Mei was
het hoogste punt 17.53, in Juni 14.92l, welke koers

sindsdien nooit meer bereikt is. Een goede gelegen-

heid om zich de noodige reserves te verschaffen,

waarmede de franc gestabiliseerd had kunnen worden
heeft men in Frankrijk voorbij laten gaan, doordat

men den franc op een te hoog niveau wilde brengen.

Wel is daardoor aan de speculatie een gevoelige klap

toegebracht. Ook in ons land heeft een groep specu
lanten daarvan de gevolgen ondervonden. Kenschet-

send voor de groote kracht, die het speculatieve
element toen op onze markt ontwikkelde is wel het

feit, dat het pond sterling zijn hoogste punt van

1924 bereikte op denzelfden dag als Fransche en

Belgische francs. Dit was gevolg van het feit, dat

de baisse-speculanten de francs door bemiddeling

van de arbitrage in het buitenland moesten indekken,
waarvoor weer andere wissels naar het buitenland

moesten geremitteerd worden, in de eerste plaats

ponden sterling. Hoewel alleen Londen het hoogste

punt van het geheele jaar tegelijk met franés bereikte,

waren de meeste wissels toen niet vér beneden hun

hoogste punt, of zn.a.w. de Nederlandsche guldefl
was tijdelijk abnormaal flauw tengevolge van de dek-
kingen in Fransche francs. En door die .dekkingen
hebben we een korten
tijd
onze importen te duur

betaald en daartegenover een premie op den ûitvoer’

gehad, waardoor dan ook het evenwicht langs niituui-.
lijken weg weer spoedig hersteld is.

De dollarkoers daalde tegen het einde van het

jaar tot een niveau, waarop goudimport mogelijk

wordt. Gedeeltelijk viel die willige stemming voor
guldens te New York samen met een
stijging van de
andere wissels vnl. Londen, hetgeen erop wijst, dat
het herstel van den gulden samenviel met een ver-‘
mindering van de waarde van den dollar als gevolg
van den goudovervloed.
De Indische gulden verbeterde in het afgeloopen

jaar geleidelijk en sindsdien is de pariteit met het
moederland
vrijwel
hersteld. Voor den handel
eii
vooral ook voor de kapitaalsaanwending en dus voor
de productie in ons Indië is dit resultaat, van het
grootste belang. Ti.
GREIDANUS.

DE JNDEXCIJFERS DER KOERSEN VAN

AANDEELEN VAN HET CENRAAL BUREAU

VOOR DE S’PATISTIEK.

Het Centraal Bureau voor de Statistiek is sedert
eenigen
tijd
bezig na te gaan in hoeverre het mogelijk
is, voor Nederland een economischen barometer samen
te stellen, dat is een samenstel van gegevens, in :den
vorm van cijferreeksen of van grafieken, waaruit het
mogelijk is de algemeene conjunctuur van,het oogen-

blik en haar ontwikkelingstendenz
duidelijk
en ge-
makkelijk af te lezen. Verschillende cijferreeksen
worden aan dit doel getoetst en nieuwe samengesteld. –
In dat verband moet men ook de indexcijfers van
koersen van aandeelen, die in de Maart-aflevering
van het Maandschrift van genoemd bureau voor he1

eerst gepubliceerd worden, beschouwen. ) In die
cijfers toch moet de inwerking van algemeene con-
junctuurinvloeden
zijn
na te speuren, die in de koersen
der
afzonderlijke
fondsen onder, de tallooze elkaar.
tegenwerkende krachten schijnbaar -verloren gaan. –

1)
[Zie pag.
328
in dit
No. –
Bed.]

15 April 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

319

Uit dezen opzet volgde in de eerste plaats, dat in

het indexcijfer alleen aandeelen konden worden op-genomen. De conjunctuur toch werkt op de koersen

van obligaties op geheel andere wijze in, meestal zelfs

in een richting tegengesteld aan die, welke men bij

de aandeelen opmerkt. Tusschenvormen tusschen aan-

deden en obligaties: preferente aandeelen, winst-

deelende obligaties e.d. moeten om dezelfde reden
worden uitgesloten. De indexcijfers moesten de voor-

naamste vormen van bedrijvigheid omvatten, en in

staat stellen voor elk van deze na te gaan, hoe het
koersenverloop met de veranderingen der conjunctuur

samenhangt. Dit leidde, in verband met het beschikbare

materiaal, tot de volgende groepeering (het aantal

fondsen, dat in elke groep is opgenomen, is tusschen
haakjes vermeld):
A.’
Nederland.

Machine-industrie
(5)
Scheepsbouw (5)
Electrotechn. md.
(4)
Gloeilampenfabriek
(1)
Textielnijverheid (3)
Chemische uijv.
(6)
Olie- en vetnijv.
(4)
Tabak- en sig..fabr.(5)
Overige voedings- en
genotmiddelen
(6)
Overige takken van
nijverheid
(10)
Aann. van werken(s)
Gewapend beton
(2)
Houthandel
(4)
Scheepvaart: geregelde
lijnen
(4)

De groepen 1-10 zijn vereenigd tot één groep:
fabrieksnijverheid, de groepen 14 en 15, 17 en 18

evenzoo tot resp. de groepen scheepvaart en Nederi.
banken, 19-25 tot een groep: Indische belangen. Ten
slotte zijn uit de cijfers der groepen 1-18 algemeene
index-cijfers voor de Nederlandsche ondernemingen
5
en uit alle groepen totaal indexcijfers berekend.
De berekening is in twee trappen geschied. Eerst

zijn uit de fondsen van elke groep de 26 reeksen
groepsindexcijfers bereken’d, uit deze de indexcijfers
der verzamelgroepen en de totaalindexcijfers. Met de
grootte der ondernemingen is geen rekening gehouden.
De eenige reden toch, om aan het eene fonds meer
gewicht toe te kennen dan aan het andere, kon slechts
daarin gelegen zijn, dat de fondsen in ongelijke mate
de invloeden der conjunctuur ondergingen. Het is
echter niet mogelijk,
cijfers
te vinden, welke die
ongelijkheid tot uiting brengen. Met de grootte der
onderneming houden zij geen, althans stellig geen
rechtstreeksch, verband. Het aantal fondsen in elke
groep hangt ook niet samen met de belangrijkheid
der groep, maar is zoodanig gekozen, dat de indivi-
dueele schommelingen e)kaar zoo goed mogelijk op-
heffen; de beperktheid van het materiaal is echter
oorzaak, dat hieraan slechts voor een deel uitvoering
kon worden gegeven. In sommige groepen, b.v. de
tabaksindustrie is een vrij groot aantal fondsen op-
genomen, ten einde de lacunes, die in de noteeringen
van
bijna
alle fondsen dier groep voorkomen, behoorlijk
te kunnen aanvullen.

De berekening der indexcijfers geschiedde nu als
volgt: Voor ieder fonds werd de gemiddelde koers
(meetkundig gemiddelde’), om na te noemen redenen)
gedurende de jaren 1920-1924 berekend en zijn de
maandkoersen in percenten van dat gemiddelde uit-gedrukt. Voor elke groep van fondsen zijn weder de
meetkundig gemiddelden van die percentages berekend.
Uit de groepsgemiddelden zijn op dezelfde wijze de
indexcijfers voor de verzamelgroepen en de totaal-
indexcijfers samengesteld.
Tot de keus van het meetkundig gemiddelde hebben

1)
Het meetkundig gemiddelde van
n
getallen is de nde
machtswortel
uit hun
product,
in tegenstelling met het
rekenkundig gemiddelde, dat het nde
deel
van hun
som is.

verschillende redenen geleid. In de eerste plaats de

feitelijke onafhankelijkheid van de basisperiode, –

een voordeel, wanneer die basisperiode, zooals in dit
geval, moet worden gekozen in een
tijd,
waarin de

economische verhoudingen nog slechts ten deele zijn

gestabiliseerd. Men heeft nu alleen met verhoudingen

te maken; bij eventueelen overgang tot een andere

basisperiode behoeven slechts alle cijfers van de reeks

met eenzelfde getal te worden vermenigvuldigd, en

zal dus de lijn die het verlôop van die
cijfers
voor-
,stelt een zuivere copie van de oorspronkelijke lijn

zijn, alleen op een andere schaal. Tevens is bereikt,

dat de prjsbeweging der hoog genoteerde fondsen de

indexcijfers niet meer of minder beïnvloeden dan die
der laag genoteerde. Eindelijk gaf deze
wijze
van
berekening eenige kleine voordeelen bij de correcties,
noodig om sommige schokken – gevolg b.v. van

emissies beneden beurskoers, van afschrijvingen op

aandeelen, van het opnemen van nieuwe fondsen –

die met de conjunctuur niets te maken hebben, weg
te werken.

Wanneer de noteeringen van een fonds gedurende
korter of langer tijd ontbraken, is het indexcijfer

eerst uit de overige fondsen der groep berekend, en
zijn de aldus gevonden
cijfers
vermenigvuldigd met

een gelijkmatig stijgende of dalende reeks cijfers, om
zoodoende een behoorlijke aansluiting aan de volledige

cijfers
te
verkrijgen.
De indexcijfers zijn voor de jaren 1919 (dit jaar
is, als eerste naoorlogsjaar, als aanvangsjaar van de

reeks genomen) tot en met 1923 berekend uit .de

hoogste en laagste maandnoteeringen, van begin 1924
af uit de hoogste en laagste noteeringen van elken
Woensdag, waarbij ontbrekende koersen door de laatst
bêkende voorgaande koersen worden vervangen. Ont-
brak een noteering geduretide een volle week, dan is
het maandcijfer uit de
overblijvende
weekcijfers be-
rekend.

Uiteraard heeft een conjunctuur-indexcijfer alleen waarde, wanneer het algemeene invloeden tot uiting
brengt. Om dit te beoordeelen staan twee wegen

open: men kan nagaan, hoever de noteeringen be-
treffende de afzonderlijke elementen uiteenloopen (de
dispersie) en dit uiteenloopen uitdrukken in een
getal. Naarmate deze dispersie binnen nauwer gren-
zen blijft, wint het indexcijfer aan beteekenis. Men
kan echter ook voor verschillende – onderling onaf-
hankelijke – groepen
indexcijfers
berekenen, die met
elkaar vergelijken en nagaan, in hoeverre overeen-
komst bestaat tusschen de
lijnen,
die deze groeps-
cijfers in beeld brengen. Dit is op bijgaande grafiek
voor de verzameigroepen geschied. Zondert men
daarop de
lijnen
van de bank- en van de petroleum-
aandeelen uit, dan blijkt inderdaad een treffende
gelijkenis tusschen de overige
lijnen.
liloewel de be-
wegingen in de eene groep heftiger zijn dan in de
andere, en vooral de groote val gedurende de jaren
1920-1922 ongelijk van diepte is, ziet men
bijna
alle
maxima en minima in dezelfde maanden vallen.

In het algemeen kan men de volgende beweging vütstellen:

In het eerste halfjaar van 1919 stegen de index-
cijfers – die reeds op een hoog peil stonden – nog
.verder, om een eerste maximum te bereiken, dat voor
de Nederlandsche industrieele waarden in Augustus,
voor de scheepvaartaandeelen en de Indische fondsen
in October viel. Daarop volgde een Vrij scherpe val
tot in Februari 1920, waarna een herstel intrad.
De Indische fondsen en de scheepvaartwaarden be-
reikten nu in Mei hun absoluut maximum, de Neder-
landsche fabrieksaandeelen in September. Voor de
beide eerste begint in Mei 1920 de
vrijwel
ononder-
broken val tot Juli 1922; de top, dien de Neder-
landsche industrie in September te zien gaf, is in
de beide andere
lijnen
echter door een min of meer
duidelijke uitbuiging te herkennen. Na het minimum
in 1922 volgt een reeks van betrekkelijk kleine ver-

15.
Id. wilde vaart (3)
16.
Veem- en stuwadoors-
bedrijven
(3)
17. Groote banken
(4)
18. Provinciale banken
(3)

B.
Indische belangen.

19. Suikerondernem.
(4)
20. Rubber

,,

(3)
21. Tabak

(4)
22.
Thee

(3)
23.
Spoor- en tramw.
(3)
24.
Banken
(3)
.25.
Handelsondern.
(4)

C.
Petroleumwao,rden.

26.
Kon. Ned. Petr. Mij.
(1)

320

do/aal

7?7d1

c//i

c9,7dren,


foaa/I

9/ed.

1920-24-1

=10o.
1

.

.-

.

T

.

1?aczl

9led

fabrz’e,.

-7?ijveTkeI

alle
9/ed
8nc/reiz

eQaa2

‘7/Je

g,o
ndje&

cfe2’eg,,;

-raa r!.

1919

1920

I9ZI

1922

STATISTIEK

&zsisim
£,e12yaor/
wofnern/»JpA’

vw

It

V~
e
ol
,


eas,:r

.Io/
al
C//C
rpn

liii

iI

iii
II

II

11111
t

III
III

tjt

liii
II

II
III

II

ECÖNOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 April 1925

INUEXQYFERS VAN KOERSEN VAN AAN!JEELEN.

TOTAALCYFERS

1919

1920

1921
.

1922

1923

1924

11111

J T

CENTRAAL 1

1

IItltIIluht

IttIljiluIl

111111111

flhtnrAlI

J’lieep

.Wed.

f(ztr/e,&

n9i’er½èici

.oiaa

alle ec
-051i
dren..

• alle

•c9.7Z dif
Cli.
Yozaal

ijndjen.,

1c92aa/

.e?3anAn.

• J?i9J’C2

cJetrOIeiim,

I9

1923

1
9
24

115 April 1925

ECONOMISCH-STÂTISTICHE BERICHTEN

321

heffingen en inzinkingen, met maxima in April 1923
en Februari 1923 en minima in Juli 1923 en Juli 1924.

De algemeene tendens is voor de Indische fondsen,
althans gedurende 1922 en 1923 stijgend, voor de

Nederlandsche fabrieksaandeelen zwak dalend, voor

de schepvaartwaarden gelijkblijvend. Voor nadere

bijzonderheden, alsmede de volledige cijfers en de
grafische voorstellingen daarvan, worde verwezen naar

de Maart-aflevering van het Maandschrift van het

Oentraal Bureau voor de Statistiek.
1)

Al. J. DE
Boscu
KI1MPER.

‘s-Gravenhage, 7 April 1925.

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.

DE BALANSEN DER GROOTE DTJITSCIIE BANKEN.

1.

Dr. E. Stern te
Berlijn
schrijft ons:

Nu enkele dagen geleden ook de Deutsche Bank

haar verslag over 1024 heeft gepubliceerd, zijn van

alle groote Berlijnsche Banken en van enkele belang-
rijke provinciale instellingen de balansen beschikbaar.
Het is derhalve mogelijk, het Duitsche bankwezen aan

een onderzoek te onderwerpen en de ontwikkeling
gade te slaan, welke het in het eerste stabilisatiejaar
heeft vertoond. Want de acht groote Berlijnsche

banken beheeren 80 pOt. der totale tegoeden, welke
de Duitsche banken zijn toevertrouwd. Althans dit was véér den oorlog voor de zeven toen bestaande
groote banken het geval, wanneer men haar balans-
cijfers en die der met haar sedert 1913 versmolten
instellingen samentelt. Deze verhouding geldt waar-
schijnlijk ook thans nog. Des te eer kunnen
wij
dit aan-
nemen, aangezien zich bij de zeven oude groote banken,
nI. De Deutsche Bank, de Disconto-Geselischaft, de
Dresdner Bank, de Darmstadter und Nationalbank,
de Commerz- und Privatbank, de Berliner Handels-
gesellschaft en de Mitteldeutsche Kreditbank in 1924

nog en achtste heeft gevoegd, nl. de Reichs-Kredit-Geseilschaft. Haar balans heeft aangetoond, dat zij,
zoowel wat kapitaal en open reserves aangaat, als
ook wat den omvang der uitzettingen en der credi-
teuren betreft, tot de groote Berlijnsche banken is
gaan behooren. Al
zijn
de
cijfers
van de balans van
een enkel jaar ook zeker geen betrouwbaar uitgangs-
punt voor de beoordeel.ing van een bankbedrijf en
voor
vergelijking
met andere ondernemingen, toch
kan men niet zonder meer aan het feit voorbijgaan,
dat uitzettingen en crediteuren eenerzijds en kapitaal
en reserves
anderzijds
grooter zijn dan bij de Berliner
Handeisgeselischaft en de Mitteldeutsche Kreditbank,
en dat ook de bruto winst nauwelijks bij die der beide
genoemde banken, welke algemeen tot de groote Duit-
sche banken gerekend worden, achterblijft. Dat het
Duitsche bankwezen in staat is geweest, nieuwe, zich
bij stabiele munt krachtig ontwikkelende huizen naast
de oude te doen ontstaan, beschouwen wij als een
teeken, dt zijn grondslagen in het algemeen gezond
zijn. In het algemeen kan men groote Duitsche banken
den lof niet onthouden, dat zij het hebben verstaan, de gevaren te ontloopen, die bij stabilisatie van een
muntstelsel alle aan het credietbedrjf deelnemenden
bedreigen. De buitengewoon hooge rentevoet bij den
aanvang van het jaar, de franken- en andere specu-
laties, de conjunctuurwisseling, vereischten een groote
mate van inzicht
bij
het
drijven
der zaken. Derhalve
moet
openlijk
worden uitgesproken, dat de soliditeit,
welke het Duitsche bankwezen in
zijn
voornaamste
vertegenwoordigers, de groote banken, in het eerste
stabilisatiejaar heeft getoond, een gewichtig actief
der Duitsche volkshuishouding is en dat zij tôt den
wederopbouw van het onmisbaar vertrouwen der wereld
in aanzienlijken omvang heeft
bijgedragen.
Duitsch-
land is nog geenszins buiten ieder gevaar. Doch zoo-

1)
Overdrukjes van het artikel over de Effectenkoersen,
zijn
bij
het Centraal Bureau voor de Statistiek te ‘s.Graven.
hage verkrijgbaar a
35
cent (Postgiro
No. 64100).

veel kan worden vastgesteld, dat de groote Duitsche

banken aan de wereld een ander beeld vertoonen
zullen als de banken van zekere andere stabilisatie-
landen.

De verwoestingen van ongeveer tien oorlogs- en
infiatiejaren
zijn
in één stabilisatiejaar niet geheel

teniet gedaan. De vreemde middelen, waarover de

banken einde 1924 beschikten, hebben de hoogte van

véér den oorlog nog niet bereikt. Zij bedragen ongeveer

de helft, en wanneer men met de waardedaling van

het geld rekening houdt, ongeveer een derde van 1913.
Over dit verminderde vermogen der banken, credieten

te verleenen, wordt zoo nu en dan levendig geklaagd.
T
anneer
men zich echter herinnert, welke groote

vernietiging van roerend kapitaal en ook van onroe-

rend de Duitsche volkshuishou ding heeft moeten
ondergaan, dan zal men in den groei der vreemde
middelen een teeken van een zeer snel herstel zien

en zou men tegen ecn nog snellere uitbreiding der
credietmiddelen bedenkingen moeten hebben. Verge-
leken bij de openingsbalans in goudmarken hebben

zich de vreemde middelen meer dan verdrievoudigd,

ni. van 1144 millioen tot 3839. millioen. Bovendien
is de circulatie in denzelfden tijd met ongeveer
2300 millioen toegenomen.

De toestrooming van middelen bij de banken is
veel sneller geweest dan bij de spaarbanken. Deze
laatste beschikten einde 1924 namelijk over nauwelijks
meer tegoeden dan 2000 millioen goudmark, of onge-
veer
1
/8
van het bedrag van vôôr den oorlog. Het
gaat derhalve bij de eerste – hierop legt ook de
,,Frkf. Zt
g
.” no. 231 van 27 Maart jl. den nadruk –

meer om mobilisatie van beschikbaar kapitaal en om
uitzettingen van het buitenland, dan om. gevormd
kapitaal, om overschotten der eigen volkshuishouding.
Wij laten hieronder een overzicht volgen, waarin wij
de middelen, waarover de acht groote banken op het
einde van 1924 en van 1913 beschikten, tegenover

elkander stellen. In deze tabel zijn, evenals in bijna
al onze vergelijkingen, bij de afzonderlijke instituten
de bedragen der sedert 1923 in hen opgenomen insti-tuten geteld. Deze opstelling is weliswaar niet geheel
betrouwbaar.
Zij
is in zooverre te laag, als voor een deel der gefusioneerde instituten balanscijfers niet
beschikbaar
zijn;
te hoog is zij, inzooverre als het
wel zekei is, dat de met elkander versmolten banken
vôôr dien tijd bij elkander bedragen hadden uitstaan.
Tabel
1

1924

11
1913

Credi-
Accep.
Credi.
Accep.
teuren
ten

teuren
ten
in millioenen
in millioenen
goudmark goudmark

Deutsche Bank

….
864,3
5,8
1.874,4
330,4
Dir. der Disconto-Ges.
682,6
8,0
1.249,0
463,0
Dresdner Bank

. .. .
684,8 0,4
1.083,9
363,1
Darmst. u. Nationaib.
669,2
5,3
959,2
275,6
Commerz-
u.
Privatb.
377,9
2,7
486,8
131,7 Reichs-Kredit.Ges. ..
335,4



Berliner ilandeisges.
131,3

296,8
96,8
Mitteld. Creditbank
.
62,0
1,1
130,8
54,0

3.807,5
1
23,3 116.080,9
1
1
.71
4
6
3.830,8

7.795,5

De vreemde gelden hebben derhalve bij de insti-
tuten, die reeds véôr den oorlog bestonden, gemiddeld
45 pOt., bij alle acht groote banken 48 pOt. van het
bedrag van vôôr den oorlog weder bereikt. Het totaal
van kapitaal en reserves bedraagt
.
bij de zeven oude
banken 31 pOt., bij alle acht banken samen 33 pOt.
van het eigen kapitaal van vôôr den oorlog, gelijk blijkt uit tabel 2.

Men ziet hieruit, dat de banken, wanneer zij de
beginselen in acht nemen, volgens welke zij zich vôôr
den oorlog gedroegen, slechts in staat zouden zijn, hun bezit aan vreemde opzegbare middelen te ver-
hoogen, wanneer zij de eigen, resp. de duurzaam te

322

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 April 1925

Tabel
2.

Vreemde ge!- Eigenkapi- Vreemde gel-
den, Oredi- taal: aand. denino/
0
van
teuren en kap. en open het

accepten

reserves eigenkapitaal

Millioenen Goudmark

1924 8
gr. banken
1

3.830,8

694,9

552
1913 7
gr. banken

7.795,5

2.096,6

271

1

hunner beschikking zijnde middelen kunnen versterken.

Wellicht zullen zij hiertoe den weg der kapitaa1s

verhooging inslaan, zboals die reeds door de Deutsche

Bank door verkoop in eenmaal van een aandeelen-
pakket in het buitenland reeds op meesterlijke wijz

is geschied, gelijk eveneens de Disconto-Geselischaft

door verkoop van ,,Verwertungsaktien heeft gedaan

en de Mitteldeutsche Kreditbank ieder oogenhlik kaii

doen. Misschien zullen zij echter ook andere wegen
vinden. Het is zeker niet
noodzakelijk,
de vreemde,

middelen in een bepaalde, nauw begrensde verhouding

tot de eigen middelen te brengen. Theoretisch be
;

chouwd zou het voorts noodzakelijk
zijn,
de uitzet
tingen recht evenredig aan de crediteuren te houden

Doch dit zou veronderstellen, dat de uitzettingen

steeds in zeer liquiden vorm gehouden worden of

dat de credietmiddelen in voldoenden omvang dei

banken vast ter béschikking worden gesteld. Met deze
laatste veronderstelling kan in geen geval wordefl

gerekend. De volgende tabel toont duidelijk de samenZ

stelling der vreemde middelen volgens den opzeggings
termijn aan:
Tabel
3.

Crediteuren (zonder accepten)

in
0
/0
van
in
0
/0
van
tot
het totaal
meer dan
het totaal
7
dagen
der cre-
7
dagen
der ere-

diteuren
diteuren

r

Deutsche Bank ..
574,9
67,1
.289,4
32,9 Direction der Dis
contoGes…….
488,7
71,6
193,9
28,4
Dresdner Bank ..
445,9
65,1
238,9
34,9
Darmstadterund
Nationalbank..
354,2
52;9
315,0
47,1 Commerz- und
t

Privatbank …
245,0 64,8
132,9
35,2

Reichs-Kredit-
Geseilschaft…
104,1
31,0
231,3
69,0 Berliner Handels-
gesellschaft …
89
1
9.
68
1
5
41,4
31,5
Mitteldeutsche
(Jreditbank…:
49,9
80,5
12,1 19,5

8
groote banken
. 2.352,6

61,9
1
1.446,8

38,1

De korte gelden overwegen dus verre. Zij bedragen
gemiddeld, 61,9 pOt. der crediteuren.. Welk deel van
hen het Ekarakter van spaartegoeden heeft, moet de

ervaring nog leeren. Ook op den duur zal de andère
veronderstelling, ni. de
mogelijkheid
van slechts
liquide uitzettingen, niet aanwezig zijn. De organi-
satorische werkzaamheden welke de industrie in dit jaar en de volgende jaren moet verrichten, dwingeii
de banken ertoe, het syndicaats- en emissiebedrijf iii
grooteren omvang uit te oefenen dan in het afgeloopefi

jaar het geval is geweest. Het aandeelenbezit uit
syndicaten, dat op de balansen- per 1924 wordt op
gevoerd, is buitengewoon gering. De Deutsche Bank
bezit, om aan een belangrijk voorbeeld den achter-
uitgang te demonstreeren, uit syndicaten 10 millioen
G. M. aandeelen. Men moet tot het begin der jaren
’80 teruggaan, om een dergeljken geringen omvan
der syndicaten aan te treffen. Het wezen van het
met vele risico’s verbonden sy

ndicaatsbedrijf eischt
echter een rijkelijke voorziening met middelen, welke

in tijden van spanning niet worden weggetrokken.
Men mag er niet steeds op rekenen, dat de Duitsche
industrie van het buitenland het lange crediet ver-
krijgt, dat zij noodig heeft.

Bij het aantrekken van vreemde middelen heeft

het eigen accept slechts een ondergeschikte rol ge-

speeld, gelijk zeer duidelijk uit tabel 1 blijkt. Zijn

aandeel in de vreemde gelden is van 23 pOt op het
einde van 1913 tot 0,6 pOt op. het einde van 1924.

gedaald. Minder gereserveerd zijn in dit opzicht de

provinciale banken geweest, gelijk de balansen vaû

twee groote provinciale instituten aantoonen. Bij de
Aligemeine Deutsche Oreditanstalt,. te Leipzig, be-

draagt het aandeel der accepten aan de vreemde

gelden 5 pOt., bij de Barmer Bankverein 1,6 pOt.

Buitenlandsche tegoeden maken daarentegen een zeer
belangrijk deel der crediteuren uit. De Deutsche

Bank en de Dresdner Bank gevn dit met ongeveer

25 pOt. ôp, de Darmstidter und Nationalbank met

ongeveer 15 pOt. en de .00mmerz- und Privatbank

met ongeveer. 16 pOt. Derhalve zal men met minstens

800 millioen G. M. aan de Duitsche banken ver-
leende, korte buitenlandsche credieten moetei reke-

nen. Met de Dawes- en de particuliere leeningen en

de credieten aan importeurs levert dat een bedrag
aan buitenlandsche credieten ter hoogte van onge-

veer 2 tot 2Y2 milliard mark op, welk bedrag met

het deficit der handelsbalans ongeveer overeenstemt.

Naast een beoordeeling der grootte-verhoudingen
in het Duitsche credietbedrijf uit algemeen volks-

huishoudkundig oogpunt, is ook een
vergelijking
van
de afzonderlijke instituten van belang. Tabel 1 stelt

in beperkten omvang in zooverre hiertoe in staat,

als de eigen zoowel als vreemde middelen steunpunten

voor het bepalen van de beteekenis der afzonderlijke
instituten zijn. De Deutsche Bank staat aldus, gelijk

v56r den oorlog, aan het hoofd, de Mitteldeutsche

Kreditbank onderaan de rij. Wij leggen er echter
den nadruk op, dat het hier echter allesbehalve om
vastomljnde opstellingen naar de grootte gaat. De
beginselen, volgens welke de balansen worden opge-

maakt, zijn immers niet overal dezelfde. Het maakt

verschil, in hoevérre compensatie van de rekeningen

van dezelfde rekeninghouders plaats vindt en der,

halve slechts de saldi in de balans worden opgevoerd
en het maakt een zeer groot verschil uit, of de filialen

den vorm van zelfstandige instituten met eigen bal ansen

hebben dan wel of zij onzelfstandige deelen der geheele
onderneming zijn en of dientengevolge hun totale
activa en passiva in de
cijfers
der Oentrale zijn op-
genomen. Een duidelijk voorbeeld hiervan geeft de
dubbele balans, welke de Directie der Disconto-
geseilschaft. publiceert. In de z.g. ,,Gemeinschafts-
bilanz”, waarin de beide grootste dezer instituten, de A. Schaaifhausensche Baukverein en de Nord-
deutsche Bank, als onzeifstandige filiaalbedrijven
figureeren, beloopen de vreemde middelen 691 millioen.
In de ,,Sonderbilanz”, waarin de beide instituten
als zelfstandige banken worden behandeld, beloopen
de vreemde middelen slechts 540 millioen mark. Ten-
slotte kQmt het echter meer op de kwaliteit dan op

de kwantiteit der zaken aan, welke een bank doet..

(Slot volgt).

Dr.
E. STERN.

AANTEEKENINGEN.

Loonen en grondhuren in de Javasui-
k e r in d u s t r i e.
– Het laatst verschenen Jaar.ver-
slag van het Algemeen Syndica3t van Suikerfabrikan-
ten in Nederlandsoh-Indië bevat als gewoonlijk cijfers,
die betrekking hebben op hetgeen door de industrie

Oogst-
jaar
Totaal ver-
malen bouws

.

Loonen

Per bouw
Totaal

1916
221.823
f264,04
f

58.570.144,92
1917
226.082


,,266,-
60.137.812,-
1918
229.791
,,268,37
»

61.669.010,67
1919….
193.977
,,284,09
,,

55.106.925,93
1920
219.925
-,, 360,44
79.269.767,-
1921
224.724
,
1
451,57
,, 101.478.616,68
1922..
226.760
,,427,63
96.969.378,80
1923….
228.975
,378,59
,,

86.687.645,25

15
April
1925

ECONOMISCH-STATISTICHE BERICHTEN

323

is betaald aan bonen en leveringen door de inland-

sche bevolking, en aan grondhuren. Deze cijfers, ver-
zameld over 1923, zijn verwerkt in een algeenen

staat, cjie vanaf 1916 aangeeft, welke bedragen door
de industrie zijn uitgekeerd. Ten aajlzien van de loo-
nen blijken ideze te zijn als hiervoor opgegeven.
Ten aanzien van de zgû. leveringen der Inlandsche

bevolking zijn zij als onderstaand aangegeven:

Oogstjaar

Leveringen

i Per bouw
I

Totaal

1916 ………………
./16,68

f 3.700.007,64

1917 ………………

,, 23,29

5.265.449,78

1918 ………………
.,, 20,57

” 4.726.800,87

1919 ………………
.„24,81

,, 4.812.569,37

1920 ……………….,, 34,47

,, 7.580.814,75

1921 ……………… .„47,59

, 10.694.615,16

1922 ………………
.,, 33,64

,, 7.628.206,40

1923 ……………….,, 32,24

,, 7.382.154,—

Totaal zijn dus aan oonen en leveringen uitge-

keerd bedragen, die voor de jaren 1916-1923 hebben

bedragen resp.
f
62%, 65,4, 66,4, 59,9, 86,8, 112,2,

104% en 94 millioen, berekend voor geheel de Java-

sui’kerindustrie.
Totaal is dus door de suikerindustrie in de jaren

1022 en 1923 aan bonen, leveringen en grondhuur
uitgekeerd een bedrag, dat resp. bedraagt ruim

f
121% millioen en ongeveer
f 111Y2
millioen. Het
verslag becijfert, dat in de jaren 1920-1922 elke
bouw gronds, met suikorriet geoccupeerd, aan de In-

landsche bevolking een inkomen verschafte van
f
550

‘s jaars, welk bedrag thans nog
f
495 per bouw be-

draagt.
Aan grondhuren, uitsluitend echter berekend voor

de Gouvernementslanden, is in den loop •der zelfde
jaren betaald:

Totaal vermalen

Totaal Grondhuren

Oogst-

bruto bouws

Per

Gouvernements-

jaar

(Gouvernements-

bouw

landen.
landen)

1916

186.848

1 40,16

1 7.503.815,68

1917

190.719

,,42,23

,, 8.054.063,37

1918

191.934

,, 52,75

,, 10.124.518,50

1919

163.215

,, 56,88

,, 9.283.669,20

1920

182.657

,, 64,15

,, 11.717.446,55

1921

185.050

,, 66,96

,, 12.390.948,-

1922

185.043

,, 74,05

,, 13.702.434,15

1923

186.501

,, 81,96

,, 15.285.621,96

Omgerekend, in verband met de fabrieken in de

Vorstenlanden, die – gelijk bekend is te veronder-
stellen – op anderen voet bijdragen, zijn de totaal-
bedragen, aan grondhuur over geheel Java betaald
in de jaren 1911-1923, te stellen op resp.
f
10,4, 12,4,

11,2, 14,4, 15,1, 16,1 en 11,4 millioen. In deze cijfers
demonstreert zich de werking van de Grondianur-ordonnantie van 1918 met haar minimum. prijzen-
regel ing.
Aan de hand van ter beschikking staande gegevens
werd in. het No. van 9 Mei 1923 becijferd, dat achter-een volgens in 1911-1921 percentages van resp. 41,8,
36%, 39%, 28 en 39 püt. van de totaalkosten van den
oogst aan de Inlandsche bevolking ten goede kwamen.
De eigenaardige daling, die voor 1920, vooral in ver-
gelijking met 1919, in dit lijstje opvalt, werd daarbij
verklaard door het feit, dat de
cijfers
zijn verzameld

over oogstjaren, en dus het totaalcijfer van 1920 wel weergeoft de aanmerkelijk verhoogde bonen van het
Europeesch en Inlandsch fa’briekspersoneel, maar niet
van het Inlandsch personeel, dat den aanplant een
vorig jaar reeds in den grond bracht. De totaalooget-
1922 bedroeg circa
f
29% millioen picol; de oogst-
1923 circa 29 millioen picol, terwijl de ‘kostprijzen
voor beide oogsten resp. bedroegen
f
11,50 en.f 10,35.
De totaalkosten van de oogsten-1922 en -1923 hebben
dus resp.
f
336% en
f
300 millioen bedragen, hetgeen
beteekent, dat daarvan resp. 36 en 37 pOt. aan de In-
landsche bevolking is ten goede gekomen.

Evenwel, wanneer men de suikerindustrie als kost-

vinster beschouwt, moet men haar rol ook volledig
zien. Aan salarissen plus tantiè,mes van het Euro-

peeseh personeel werd over de jaren, 1920-1922 uit-

gekeerd resp.
f
98, 4336 en 31% millioen; cijfers in-
tuaschen, die een uiterst minimum zijn, aangezien zij

uitsluitend het personeel ‘betreffen, dat op de fabrie-
ken is tewerkgesteld en buiten beschouwing laten

liet ijersoneel van de groote kantoren in de steden,

welke hun bestaan voor een belangrijk gedeelte of zelfs

geheel aan de suikerindustrie verschuldigd zijn. Zijn

in de industrie zelf ‘een 4000 tal Europeanen werk-zaam, ‘het personeel van deze centrale ‘kantoren en

suikerorganisaties mag zeker op een duizendtal per-

sonen worden gesteld, hetgeen beteekent, dat van de

41.000 Europeesche mannelijke inwoners tussohen de
20 en 50 jaar, welke Java in 1920 telde, ongeveer
5000 of 12 pOt, aan de suikerindustrie hun bestaan
danken. Het iantal Inlanders, hetwelk een vast be-

staan uit de suikerindustrie trekt, bedraagt ongeveer

140.000, terwijl tallooze anderen ‘door leverin-

gen, vooral van gronden en trekvee, of als loon-

arbeiders, een belangrijk gedeelte van hun inkomsten aan deze industrie verschuldigd zijn. Bovenstaande cijfers worden door officieele publi-

caties, van de Regeering uitgaande, geheel gedekt.

Blijkens het Koloniaal Verslag-1924 toch bedragen de
uitkeeringen door de suikerindustrie aan. ‘de Inland-
sche bevolking, gesplitst naar de verschillende resi-
denties, waarin suikerfabrieken voorkomen, over
1923: –

Aan Inlanders werd betaald:

wegens
wegens
wegens
gedane
Gewesten

grondhuur
bonen
leveringen

1

922.578
1

4.735.745
1

544.410
Tjerebon

……..
Pekalongan
,,
2.321.080
9.922.555
1.059.931 Semarang ……
.

982.042
5.480.032
192.580
Soerabaja…….
»
2.952.962
14.902.234
,

770.106
Pasoernean
.
2.259.463
,, 12.507.894
1.617.868
,,

845.295
3.429.321
,,

159.728
Banjoemas


872.761
2.514.660
60.393
Besoeki ………

,,

837.004
,,

2.215.925
39.275
Madioen
654.434
3.746.738
,,

370.689
Kedoe

………

,,

2.161.555
8.940.816
676.112
Kediri

………
Jogjakarta
1.561.517
,,

6.115.683
398.573
Soerakarta …
975.150
7.510.000
612.212

fl7.345.841
£
82.021.603
1

1

6.501.877

Hierbij moet er rekening mee worden gehouden, dat
de cijfers, door ‘het Syndicaat verstrekt, zijn omgere-
kend naar het totaal der fabrieken, op Java vooi-ko-
mende, terwijl blijkens het vermelde aantal onderne-
mingen, die gegevens voor het Koboniaal Verslag in-
zonden, enkele ontbraken. Het hoogere cijfer, vooi’ de
grondhuren opgegeven, vindt zijn verklaring in het
feit, dat in het Koloniaal Verslag rechtstreeks met
de Vors’tenlandsche residenties rekening is gehouden.

Stabiele wisselkoersen, of stabiel
p rij s n iv e
au?—
Gelijk bekend maken Keynes en
zijn medevoorstanders eener ‘,,managed currency” een
scherpe tegenstelling tussehen stabiele wisselkoersen
en een stabiel binnenlandsch prijsniveau. De gouden standaard leidt volgens hen tot het eerste, terwijl het
tweede het meest wenscheljke is en onder het door

hen voorgestane stelsel bereikbaar.
In het jongste Bulletin der Ohase National Bank,
(lat de vraag ,,gouden standaard contra managed cur-rency” behandelt,
wijdt
‘de
schrijver, Dr. Benjamin
M. An’derson, ook enkele beschouwingen aan boven-
genoemd punt en zegt daarover o.m. het volgende:
,,De voorstelling, die de wisselkoersen eenerzijds
van het algemeen gemiddelde der binnenlandsche
prijzen aan den anderen kant scheidt, is onjuist. De
wisselkoersen beïnvloeden ‘direct alle
prijzen
van goe-
deren in den internationalen handel. Een ongunstige
beweging der koersen doet bijna onmiddellijk de prij-

324

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 April 1925

zen van import-goederen stijgen en gewoonlijk zeer
spoedig die van exportgoederen. Deze prijsverande-

ringen werken op het geheele prijsatelsel terug – iets

wat in het bijzonder waar is in het geval van een

land, weiks buitenlandsche handel een groot deel uit’-

maakt van zijn totalen handel. Groote schommelingen
in de wisselkoersen brengen derhalve een element van

instabiliteit in het geheele binnenlandsche prijsstel-

sel en in plaats van •de calcalaties van den koopman

te vergemakkelijken, maken zij deze moeilijker en

geven tot meer ergernis aanleiding.

Ten slotte is het geheele stabiliteitsbegrip, dat aan

deze opvatting ten grondslag ligt, een dwaling. Het

vezen der stabiliteit moet worden gevonden in even-

wicht en verhouding. Een industrieele situatie is sta-

biel, wanneer gederen in de juiste soortefl en de

juiste hoeveelheden voor de markt woi.deu geprodu-

ceerd, zoodat vraag en aanbod in evenwicht zijn en

cle productie gestadig voort kan gaan, terwijl de

markt de goedèren regelmatig opneemt. Onder het

stelsel, waarbij cle prijs liet richtsnoer is voor de pro-

ductie, is het mechanisme, dat tot dit evenwicht

leidt, niet te vinden in schema’s •door een socialisti-

sche overheid ontworpen, doch in prijsschommelingen

‘op vrije markten. Indien van een bepaalde soort goe-

deren te veel en van een andere te weinig wordt

geproduceerd,
stijgt
de prijs der eerste en daalt die

der tweede. Arbeid en kapitaal vertoonen ‘dan ‘de nei-

ging, van ‘de productie van het overvloedige naar die

van het schaarsche artikel over te gaan. De consum
tie van het laatste wordt door den stijgenden prijs

geremd, die van het eerste ‘door den dalenden prijs

aangemoedigd. Het evenwicht wordt hersteld. De
wereldhandel zal weder werkelijke stabiliteit verkrij-

gen, wanneer de wereld als geheel genomen weder in
evenwicht is Stabiliteit in eenig land, weiks buiten-
landsche handel van belang is, zal niet worden be-

reikt, voor cle wereld in haar geheel ongeveer tot het

evenwicht is teruggekeerd. Een oneindig groote intel-.

ligentie, die een oneindige groote macht tot haai

beschikking had, zou al ‘deze zaken naar ‘believen kun-

nen, rechtzetten. Het men scheljke intellect, zooals het
op het oogenblik is georganiseerd, kan dit ‘door bd-

wust overheidsingrijpen niet ondernemen. Wij b-
schikken niet over een apparaat, om ertoe te ge-

raken, behalve over het marktapparaat.

Dit apparaat heeft gedurende de laatste tien jaren
echter onvolkomen gewerkt. Boven genoemde zegen-
rijke werking van ons prijsstelsel steunt op gezond

geld, waarin het publiek vertrouwen heeft. Schorn-

melende gel’dswaarde, schommelende wisselkoersen be-

derven het mechanisme. Indien ‘de prijzen stijgen

wègens een vermeerderde goederenwaarde of dalen
wegens vermindering in de waarde der goederen werkt
dit appardat en de uitwerkingen op productie en con-
sûmtie zijn als boven beschreven. Stijgen ‘de prijzen

echter, omdat de gel•dswaarde vermindert en ‘de wis-
.selkoersen dalen, ‘dan ontstaat een verschillende to-

stand. Dë speculatie vertoont een neiging de prb-
ductie te verdringen. De consumptie wordt door stij-

gende prijzen niet afgeschrikt. Eerder vertoont me*n,

in de verwachting, dat, het geld in de toekomst nog
minder waard zal zijn, de neiging, het heden uit te
geven, omdat men er nu meer voor’ kn koopen dan
men verwacht, dat in de toekomst het geval zal zijn. Spilzucht eerder dan zuinigheid wordt door uit deze

oorzaak voortvloeiende prijsstijging aangemoedigd.
Onder den gouden standaard vertoont een ongun-

stige handelsbalans met tot in de nabijheid van het
bovenste goudpunt gedeprecieerde wisselkoerseh ‘de
neiging, ‘den invoer te remmen en den uitvoer te sti-

muleeren. Wanneer de gouden standaard echter wordt
verlaten en de wisselkoersen niet meer voor anker
liggen, heeft een dalende tendentie der wisselkoeren
de strekking, den invoer te vermeerderen en den uit-
voer ,te remmen. Importeurs redeneeren, dat zij beter
‘doen alles wat 4 kunnen in te slaan, v66r de koer-

sen nog verder dalen. Exporteurs redeneere, ‘dat zij

beter doen met uitvoer te wachten tot een later tijd-
stip, waarop ‘de koersen nog lager
zijn
en zij hun goe-
deren in hun eigen munteenhei’d nit’gedrult voor

hooge prijzen kunnen verkoopen.

:Derhalve berust Keynes’ plan, binnenlandsche sta-

biliteit te verzekeren door – externe stabiliteit, op een
fun’damenteeele .diing. ‘Hij zou eerder een grootere

interne instabiliteit scheppen door buitenlandsche
instabiliteit te dulden.
Zijn
scherpe antithese tus-

schen wisselkoersen en andere prijzen is onjuist. Hij

ziet naar de binnenlandsche prijzen en bloc inplaats

van •de tussehen hen bestaande betrekkingen te zien.

De functie van prijsfluctuaties, leiding te geven aan

de industrie, ‘deze te beheerschen en het industrieele

evenwicht te bewaren, ziet ‘hij niet geheel over het

hoofd, doch het ontgaat hem, dat -deze functies alleen

goed kunnen worden vervuld, wanneer 11et prjsstel-

sel berust ‘op een gezond geldstelsel en de wissel-
koersfluctuaties binnen enge grenzen worden ge-

houden.

Een land, dat ‘de door Keynes voorgestelde poli

tiek, te trachten zijn binnenlandsche prijsniveau door

wijzigingen in de wisselkoersen stabiel te houden,

bewust zou aanvaarden en dat zijn wisselkoersenpoli-
tek zou bepalen door vergelijking van de prijsuiveaux

in binnen- en ‘buitenlan’d zou het voorwerp zijn van

heftige kapitaalverplaatsingen tusschen zijn eigen en

huitenlandsche geidmarkten. Speculanten ‘zouden op

cle op- en neerwaartsche beweging van zijn wissel-

koerser-C vooruitloopen door het bestudeeren van de
prijsindices in de verschillende landen, zouden koers-

fluctuaties eerder veroorzaken dan anders het geval

zou
zijn
en afwisselend zijn geldmarkt door ‘het ver-
plaatsen van tegoeden verstijven of verruimen, zonder rekening te houden met de politiek der Centrale Bank.

Indien buitenlanders, anticipeerende op een ‘daling

in sterling, sterling in ‘den wind verkoopen, meer

dan hun saldi te Londen opnemen of op andere wijze

van Londensche banken leenen, verstijft dit de geld-

mark

t te Londen, ofschoon ‘geen contanten het land

uitstroomen. Op dergelijke wijze doen groote verkoo-

pen van sterlingobligaties op de Lon-densche beurs
de koersen dezer fondsen dalen en den kapitaalrente-

voet stijgen. Bovendien zouden Lon’densche kooplie-
den, die een daling in sterling verwachten, hun schul-
den in het buitenland afbetalen, voordat de wissel-
koersen te Londen stegen, aldus zich met een ver-
groote vraag tot de Lonciensche banken vendend. Ten

slotte zou een verwachte daling vah sterling de bui-
tenlandsche aanvragen om credieten te Londen voor

alle ‘doeleinden doen
stijgen,
aangezien het voordeelig

is geld te leenen in een gel’dsoort, welke verwacht
wordt te zullen deprêcieeren. Van al deze zaken zou
men het omgekeerde zien plaats vinden, wanneer op

een
stijging
van sterling werd geanticipeei-d.

Indien de Centrale Bank zou trac’hten déze fluc-
tuaties te verzachten door de politiek, welke Keynes
voorstelt, ni. om tijdelijk vaste koop- en verkooppri,j-

zen’voor goud-vast te stellen, zou de Bank
zijn
over-

geleverd aan de genade van speculanten, die, zich op
grond der indexcijfers een beeld vornende van de te

wachten wijzigingen in de koop- en
verkoopprijzen
der

Bank, van ‘dag tot dag zouden koopen en verkoopen, al
naar hun belang hun voorschreef, op deze wijze enorm

profiteerend ten koste van de goudreserve der ‘Bank.
Een verwachte ‘daling in de wisselkoersen zou het
teeken zijn voor ‘groote onttrekkingen van goud aan

de Bank. In critieke perioden zou de Bank gemak-
kelijk van haar goud ontbloot kunnen worden, waar-

door nieuwe en onberekenbare psychologische sto-
ringen in een reeds angstige situatie zouden worden
gebracht. In een dergelijke situatie zouden’ bovendien

buitenlandsche banken de Bank of England niet te
hulp komen, gelijk in normale omstandigheden het
geval zou zijnn; aangezien zij bevreesd zouden zijn
hun geld toe te vertrouwen aan een land, waarvan

15 April 1925

ECONOMISCH-STATISTICHE BERICHTEN

325

verwacht wordt, dat het de goudwaar.de
van zijn geld

zal verminderen. Interne stabiliteit van het prijsge-

mid’delde zou door maatregelen van dezen aard duur
gekocht zijn en het is inderdaad moeilijk te gelooven,

dat zelfs een gemiddelde prijs te midden van zooveel

instabiliteit in de industrie en op de geldmarkt ge-

handhaafd zou kunnen worden.

Het geheele fundament van Keynes’ plan voor

binnenlandsche stabiliteit, zelfs volgens zijn eigen

theorie, wordt aldus ondergraven. Hij stelt voor sta-

biliteit van binnenlandsche prijzen te verzekeren door
contrôle van de centrale bank en de schatkist over

de binnenlandsche geidmarkt. Onder zijn plan zou

deze laatste echter in sterke mate zijn overgeleverd
aan de genade van speculanten en van kapitaalver-

plaatsingen tusschen de binnen- en huitenlandsche

markten.”

BOEKAANKONDIGING.

Handboek ten dienste van de Suiker-riet-Cultuur en de Rietsuiker-fabricago

op Java. Vierde Deel: Dr. H. C. Prinsen

Geerligs. De ,Rietsuikerindustrie in de

verschillende landen van Productie. His-

torisch, Technisch, Economisch en Sta-
tistisch Overzicht over de Productie en

den Uitvoer van Rietsuiker. 2e herziene

en bijgewerkte druk.
Amsterdam, J. H.

de Bussy. 1924.

De eerste druk van dit bekende werk verscheen
in 1911; het behoeft wel geen betoog, dat de wereld

seder’t dien tijd zoo groote veranderingen heeft onder-
gaan, dat een nieuwe druk noodzakeljkerwijze ook

een omgewerkte druk moest zijn. Een vergelijkiîig van

den eersten en den tweeden druk toont dit dan ook
duidelijk aan. Niet alleen zijn tal van statistieke ge-gevens bijgewerkt, maar er wordt melding gemaakt
van een geheel nieuw stelsel van beschermende maat-

regelen, ‘die uitgevaardigd werden ten einde de riet-
suikercultuur in bepaalde landen in het leven te hou-
den, waar die anders niet levensvatbaar zou geble-

ken zijn.
De omvang is toegenomen’ van 416 tot 464 blad-
zijden en ‘dit niet,tegeustaan’de er verschillende rubrie-

ken vervallen zijn. Zoo was in den eersten druk tel-
kens een soort van profetische blik op de toekomst

geworpen en een prognose gegven omtrent hetgeen
in de verschillende landen te verwachten was om-

trent de rietsuikerindustrie. Nu de verhoudingen in
de wereld zoo onzeker zijn geworden, heeft ‘de schrij-
ver gemeend, ‘dat het beter was al dergelijke beschou-

vingen te laten vervallen.
Het ‘aantal kaarten is vermeerderd met die van

China, terwijl daarentegen eenige afbeeldingen van
suikerfabrieken vervallen zijn. Met den eigenljken inhoud van het werk hadden zij trouwens niet veel

te maken.
Het is interessant een vergelijking te maken tus-
schen de producties der verschillende landen in 1900,

1910 en 1923; ‘deze is zeer overzichtelijk aangegeven

op drie wereidkaartjes. De totale productie bedroeg
in duizendtallen van tonnen in ‘de genoemde jaren

5111,
8563 en 13.691. Het ziet er nog niet naar uit,
alsof de voorspelling bewaarheid zal worden van de-

genen, die den ondergang van de rietsuikercultuur
voorspelden, omdat het suikerriet nooit zou kunnen

concurreeren met de beetwortelen.
Vergelijkt men de verschillende landen van produc-
tie, dan ziet men, dat ‘die algemeene vermeerdering vrijwel voor alle landen geldt, maar toch zijn er uit-
zonderingen op, terwijl aan den anderen kant enkele
landen een zeer sterk overwegende plaats zijn gaan innemen. Vermindering vindt men vooreerst bij die
landen, waar de omstandigheden te ongunstig zijn,
om cultuur van het suikerriet met goed gevolg te
kunnen volhouden. Zoo b.v. Spanje, waar de rietsui-

kerindustrie vrijwel geheel te gronde gaat, zoo de
Vereenigde Staen van Noord-Amerika, waar eerst

een stijging van de productie te constateeron valt van

213 tot 335, maar daarna een daling tot 144. In deze

landen is het riet dan ook blootgesteld aan het ge-

vaai’ van bevriezen en in het algemeen is er ‘daar geen

sprake van voldoende producties. Toch is het merk-

waardig om te constateeren, dat aan den anderen kant
sommige landen, die evenmin in de tropen liggen,

toch een vermeerdering van de opbrengst te zien

geven; zoo b.v. Natal, dat stijgt van 16 op 65 en op

.80 of Argentinië, waar ‘de
cijfers
zijn 111, 125 en

251. Er zijn aan ‘den anderen kant ook sommige tro-

pische landen, waar de productie achteruit gegaan

is, waarvoor dan andere redenen zijn aan te voeren,

zooals gebrek aan werkkrachten, of zocais in de Straits
Settlements de vervanging van cle rietcultuur door

die van de rubber. In het laatstgenoemde land daalt

de productie van 20 op 11 en ton slotte op 0. Zoo

zien
wij
weinig verandering
hij
Egypte, by Reuriion

en Mauritius, enz.
Daar staan ‘dan tegenover de landen, waar de pro-

ductie sterk is toegenomen, zooals Britseh-In’clië van

1199 tot 2125 en 3266, of Australië van 113 tot 148 en 280, of Java van 144 tot 1218 en 1111. Veel aan-

zienlijker nog is de
stijging
bij ‘de Phiiippjnen van

63 op 112 en 335, bij Formosa van 45 op 230 en 348,
hij de kleine Antillen van 241 tot 282 eü 513, maar
het allergeweldigst is de vermeerdering van de pro-
ductie wel bij Cuba, waar deze steeg van 283 in 1900
tot 1804 in 1910 en 4000 in 1923, zoodat ‘dit land thans

,bijna
Y
3
van de totale wereldproductie aan rietsuiker

levert.
Het is te begrijpen, dat men in het boek de rede-

nen uiteengezet vindt, waarom deze wijzigingen in

cle wereldconstellatie zich hebben voorgedaan en dat
in verband daarmee sommige hoofdstukken verkort

zijn (b.v. Straitt Settlements van 5 bladzijden tot
een enkele bladzijde), andere daarentegen verlengd.
Zoo is er bv. ook een nieuw hoofdstuk ingevoegd,

dat een algemeen overzicht geeft over de ‘geschiede-
nis van ‘de rietsuikerinclustrie van het in werking
komen van de Brusselsche Conventie’ tot op den hui-

digen dag.
Uit het voorgaande blijkt, dat ook ‘degeen, ‘die den
eersten druk van dit werk kent, uit dezen tweeden

druk veel nieuws zal kunnen putten. Voor dengeen,
‘die er voor het eerst mede kennis maakt, zal het zeker
een bron van veel kennis zijn; want het behoeft wel
nauwelijks gezegd te worden, dat niemand beter be-

voeg’d was, om dit werk te schrijven ‘dan Dr. Prinsen

G’eerligs. –
F. WENT.

Utrecht.

Schiffahrtsrechiliche Gesetze. Syste-matische Sanimlung der ein.schliigigen

Gesetze, Verordnungen und aligemeinen
Vertragsbedingungen. Texiausgabe nut
Verweisungen und Sachre gister. Her-

ausgegeben von Dr. H. Hoeniger, Pro-
fessor der Rechte im Freiburg i. Br.,
Dr. F. Cahn-Garnier, Syndilcus der Stadt
Ma’rbnheim, und E. Grisebaclv, Oberlan-

desgerichtsrat in Hamburg. –
1925.

J. Bensheimer, Mannheirn—Berlin-

Leipzig.
Gaarne vestigen wij de andacht op deze handige
en volledige verzameling der Duitsche scheepvaart-
vetten. Zij is verdeeld in drie deelen. Het eerste
bevat de hoofdwetten: ‘het vierde boek van het hen-
deiswetboek, de wetten op de binnenvaart en op de
vlotvaart en enkele artikelen uit de Grondwet van

het Duitsche Rijk van 1919.
In het tweede deel zijn bijeengebracht bijzondere
wetten en algemeene tractaatbepalingen, welke aan-
vullingen bevatten van de in het vierde boek van het
Handelswetboek behandelde onderwerpen. Zij betref-

326

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 April 1925

fén o.m. het recht op het voeren der vlag, het hypo-

theekrecht en de uitwinning van schepen, de meting,

de scheepsgezellen (zeeliedenwet), den kapitein en cle
scheepsofficieren, •de kustvaart, den lostijd van zee-

schepen, het landverhuizersvervoer, de avari.j-grosse

(York-Antwerp Rules 1890), aanvaring (het verdrag
van Brusse1 de bepalingen ter voorkoming van aan-

varing op zee en het onderzoek naar scheepsrampen),

de bergig en hulpverleening ter zee (het verdrag van

Biussel en de wet op de strandvonderij), en de zeever-
zekering (de algeneene Seeversicherungsbedingungen

van 1919 en de artikelen van de wet op de overeen-
komst van verzekering betreffende de transportver-
zekering).

In het derde deel vindt men consulaire wetten,
verdragen over de rivierscheepvaart (Rijnvaart-,
Donauvaart- en Elbevaart-akten), wetten betreffende

de scheepvaartrechten., visscherijwetten en interna-
tionale verdragen over de visscherij
.
op de Noordzee
en den verkoop van sterken drank onder de visscihers

op de Noôrdzee, quarantainewetten en internationale
verdragen over de radiotelegrafie en de bescherming
van telegraafkabels. In een bijlage zijn opgenomen de

nog niet geratificeerde verdragen van Genua en de
Haagsche regels van 1922.

Het boek geeft den stand van de wetgeving op 15
Februari 1925 weer.

Voor allen die met de Duiteche scheepvaartwetge-
ving in aanraking komen, een welkome en betrouw-

bare gids. Mff.

ONTVANGEN’

Ontwilciceling en beteekenis der la.n.dbouwindustrie in
rxronin gen
door Dr. G. Minderhoud, Secretaris
der Groninger Maatschappij van Landbouw. Gro-
ningen 1925; Erven B. van der Kamp.

Statistisch jaaroverzicht voor Nederlandsch-Indië.
Vervolg van: J’aarcijfèrs voor het Koninkrijk der
Nederlanden (Koloniësi) J’aargang 1922-1923.

2e stuk. (Statistisch Kantoor van het Departe-

ment van Landbouw, Nijverheid en Handel).

Het ontwerp Ziekte- en Ongevalle’twet 1925,
ver-
klaard en toegelicht voorzoover dit ontwerp af-

wijkt van de thans geldende ongeva1lenwetten
door Mr. P. W. J. H. Oort van der Linden, Se-
cretaris v. d. Ver. v. Nederlandsche Werkgevers.

Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1925
(Staatsblad 1924, No. 416) voor de practijk be-
werkt door W. Muusse, Oommies b. h. Oentr
Bureau van oorbereiding voor Ambtenarenza-

ken. Tweede stuk. Alphen aan den Rijn. N.
Samsorn, 1925.

.Goedkoope stikstof voor Neclerlandsch-Indië. De mo-
derne processen tot binding van e luchtstikstof
en hun belang voor Nederlandsch-Indië. Uitgave
van het ,,Stikstofsyndicaat” te Bandoeng (Ned.-
Indië).

Pst’chotechnielc
door G. de O1ercq. No. 58 v. d Poly

technische Bibliotheek. Amsterdam; Naami. Venn.
Uitgevers-Maatschappij voorheen Van Mantgem &
de Does.

Rijksvoorlichtingsdienst ten behoeve van de Nijver-
• heid.
Verslâg,van de werkzaamheden over de jaren
1921, 1922 en 1923. Verslagen en mededeelingen
van de afdeeling Handel en Nijverheid van het
Departement van Arbeid, Handel en Nijverheid.
Jaargang 1924, No. 1.

INGEZONDEN STUKKEN.

VEHWARRENDE NAMEN.

.De bekende Amerikaansche staatiiuishoudkundige
U. 0. Carey klaagde: ,,Words of the highest impor-
.,,tance are used bij distinguished writers as being

,,eritirely synonymous, when.really expressing not only
,,different, but directly opposite ideas.”

In de laatste vergadering van de vereeniging voor

de staathuishoudkunde en de statistiek noemde ik
een drietal gevallen, waarbij die naamsverwarring tot

begripsverwarrjng had aanleiding gegeven en wees

ik er op, hoe die begripsverwarring aan de bevorde-

ring van de economie en van de volkswelvaart in
den weg heeft gestaan.

In den laatsten tijd nu weder, wordt het woord
,,levensstandaard” meer en meer in twee geheel tegen-

overgestelde beteekenissen gebezigd.

Levensstandaard (een woord dat men, niet bij De

Vries en Te Winkel vindt) beteekent kennelijk: mate

van behoeftebevrediging, van welgesteldheid, van wel-
vaart.

In nieuwsbladen en andere geschriften leest men

thans echter dikwijls, dat de levensstandaard verhoogd

is, doordat bijna alle verbruiksartjkelen in prijs ge-
stegen zijn. Hier verwart men levensstandaard met

iets, wat diametraal daartegenover staat en wat ik
zou willen noemen bestaanskosten. Immers het is dui-

delijk, dat bij een bepaald inkomen de levensstandaard

hooger is naarmate de bestaanskosten lager zijn, en
omgekeerd.

In vluchtig opgestelde schrifturen is de fout niet
gevaarlijk, omdat men deze dadeljk oudekt en omdat
men begrijpt, dat het omgekeerde bedoeld is van wat
er eigenlijk staat.

In het belangrijke rapport aan den Minister van

Financiën van den Nijverheidsraad over de weelde-
belasting lees ik nu echter de volgende zinsnede:
,,Door een weeldewet mogen z. i. slechts die arti-
,,kelen worden getroflen, die inderdaad onder het

,,beprip weelde zijn te rekenen. Wordt hiervan af-
,,geweken, dan vervalt men in een belasting van ver-
,,teringen, waardoor het levenspeil in Nederland zou
,,worden verhoogd.”

Mij dunkt, ieder. rechtgeaard Nederlander en in de
eerste plaats de Nijverheidsraad zal zich verheugen,

als ,,het levenspeil in Nederland zou worden verhoogd.”

Waarom keurt dan de Nijverheidsraad in
zijn
adres
de eventueele verhooging van het levenspeil in Neder-
land af?

Ook hier vervange men ,,levenspeil” door ,,bestaans-
kosten” en de zaak is in orde. Want de bedoeling

van den Nijverheidsraad is de weeldebelasting af te
keuren, voor zoover zij andere danweeldeartikelen in
prijs zou verhoogen. Men onderscheide en noeme dus:
levensstandaard =
mate van behoeftebevrediging,
hand aan hand gaande met welgesteldheid, welvaart; en
best aansicost en,
hand aan hand gaande met duurte.
In elke wetenschap tracht men door scherpe om-

lijning van de beteekenis der gebruikte woorden mis-
verstand te vermijden. Waarom gebruikt men in de
economie dan één woord voor verschillende begrippen?

‘s-Hage 7 April 1925.

J.
vA11
Dussmnoap.

OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN.

Schmollers Jahrbuch. – München, Leip-
zig, December 1924.

C.
Schmitt,
Die Kernfrage des Völkerbundes;
W.
totz,
Die Gutachten der von der Reparationskommis-

sion einberufenen Sachverstndigen-Komitees (unter
Berücksichtigung der deutschen Gesetze vom 30.
August 1924);
E. Kauder,
Johann Joachim Becher
als Wirischafts- und Sozialpolitiker;
W. Prion,
Zins-
politik und Markstabilisierung. Ein Beitrag zur,

•Frage des Zinswuchers;
F. Beckinann,
Inland- und

Auslaridpreis des .Getreides, Getreide- und Mehleia-
fuhr;
W. Menn,
‘Der Wirtschaftskampf der Gegen.
vart und die Kirche;
M. Rumpf,
Von rein formaler
zu typologisch-empirischer Soziologie;
L. Stolten-
berg,
,,Die öffentliche Meinung”;
A. Hensel,
Finanz-
reclitliches Schrifttum;
W. Lotz,
Nachtrag za dem

15 April 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

327

Au±satz: ,,Kritische Studien über die Statistik der
(leutschen Kriegsanleihen”.

Revue d’Econ.omie Politique. – Parijs,

Nov.-Dec.
1924.

Oh. Gide,
Edmond Villey t;
W. Wittich,
Introduc-

tion: Oaractères généraux de l’économie alsacienne

et lorraine avant et depuis la guerre;
M. Lrcius,
Le

Bas-Rhin économique et le port de Strasbourg;
H.
Laufenburger,
La métallurgie et la houille;
Thomas,

Les textiles;
Falcoz-Vigne,
Les mines de potasse du

Haut-Rhin;
J. Majorelle,
Les gisements de pétrole;

Dr. Thisse,
L’agriculture en Alsace et en Moselle;

A. Petit,
L’importance des arrivages de la Ruhr pour

i’approvisionnement de l’arrière-pays du port de

Strasbourg en charbons.

De Naamlooze Vennootschap. – Roer-

mond,
15
Maart
1925.

Mr. S. G. Canes,
Overneming van arbeidscontrac-

ten door Naamlooze Vennootschappen;
J. E. ,Spinosa

Cattela,
De moeilijke jaren van het Nederlandsche

Bankwezen;
Mr. M. Oppenheimer,
Reorganisatie en

de rechten van preferente aandeelhouders;
Dr. M.

van Haaften,
Vermindering van inkomstenbelasting
door schijnverzekering met voorschot;
Prof.
Dr. J.

W.
Hedemann,
De Kartelwetgeving in Duitschiand,

II;
D. Veenenbos,
De overblijvende baten der geli-
quideerde Naamlooze Vennootschap met slechts één
aandeelhouder.

Tijdschrift van het Koninklijk Aard-

rijkskundigGenootschap. —Leiden, Maart

1925.
H. J. Moerman
en
A. J. Reyers,
Schokland;
S. P.
Rietema,
Het Westerkwartier van de provincie Gro-
ningen;
Dr. A. A. Beelcman,
Nieuwigheden over ,,Die
Haghe”;
J. H. R. Schoo,
Diepzeekabels en echo-loo-

dingen;
B. C. D. Drejer,
De grot van Sagea.

The Geographical Journal. – Londen,

Februari
1925.
D. Cree,
Yugoslav-Hungarian boundary commis-
sion;
R. E. Cheesman,
The deserts of Jafura and

Jabrin;
A. V. Williamson,
Irrigation in the Indo-

Gangetic plain;
W. J. H. King,
The Dakhia-Owenat
road.

1 d cm. – Londen, Maart
1925.
R. W. G. Hingston,
Animal life at high altitudes;
C. S. Wright,
The Ross barrier and the mechanism
of ice movemcnt;
R. T. Gould,
The first sighting of the Antarctic Continent;
A. T. Wilson,
The Delta
of the Shatt al Arab and proposals for dredging the

Bar; Dr. Hamilton Rice on the Rio Branco;
J. H.
Reynolds,
Placc-names in Sinkiang;
E. H.,
The
,,Columbian” world-map in the Bibliothèque Na-

tionale.

D e 1 n d i s c h e G i d s. – Amsterdam, 1 Maart
1925.
J. van Roore,,
Proeven in verband met de mogelijke
instelling van een kadaster van Inlandsch bezitrecht
op den grond;
G. Nijpels,
Een ambtenaar van den
ouden stempel; M. Nittel—de Wolff van Westerrode,
Kijkjes in het leven onzer Inlandsche bedienden (1.
Economie);
Mr. J. J. van Bolh,uis,
Indië en de Ned.
volksvertegenwoordiging.

Political Science Quarterly. – New
York, December
1924.
R. G. Tugweil,
The problem
of
agriculture;
J. M.
Chapman,
Cooperative marketing finance;
H. Feis,
The attempt to establish the eight-hour day by in-
ternational action, II;
F. C. Palm,
Mecantilism as
a factor in Richelieu’s policy of national interests;
E. M. Coulter,
Early fiontier democracy in the first
Kentucky Oonstitution.

The American Journal of Interna-
t i o n a 1 L a w. – Ooncord.
N.H.,
Januari
1925.
C.
van Vollenhoven,
Grotius and the study
of
law;

J.
S.
Reeves,
The first edition
of
Grotius’ De jure
helli ac pacis,
1625; A. W. Paricer,
The ineligible to
(itizenship provisions
of
the Immigration Act
of
1924; M. 0. Hudson,
The third year of the perma-
ient court of International Justice;
Q. Wright,
The
outlawry
of
war;
J. B. Locicey,
The meaning
of
pan-
arnercanism.

MAANDCIJFERS.

EMISSIES
IN
MAART
1925.

Staatsleeningen

…………….f
23.875.000,-
zijnde:
Zwitsersche Staatsspoorwegen
frs, 50.000.000,- 5
‘ijO
obl.
a
95%
0/

Prov. en Gemeentelijke Leeningen. ,,
36.987.110,-
zijnde:
Amsterdam fl9.500.000,— 5
0
/0
obi. a
9634
0/0 1).
Dordrecht
f
2.200.000,— 5
0
/0
ob!. ft
98
0/0

2).

‘s-Gravenhagef 14.625.000,_ 5o/
0
obl.
98

0/0 3).
Hilversum
f
1.662.000,— 5
ol
o
obi.
it
96%

/0 4).

Diverse Oultuurondernemingen….

,,
2.218.000,-
zijnde:
N.V. Cultuur.Maatschappij ,,Soember
Agoeng”
f
460.000,- aand. A 130
0
/0.
N.V. Marywattie Tea Company

f
18.000,- cum. pref. aand.100o/
0

fl8O.000,_ gew. aand. a 100
0
/0.
Maatschappij.

tot

Exploitatie

der
Suikerfabriek ,,Sindanglaoet”
fl.500.000,_ 6
o/
cum. pref. aand.
100
0/
s
.

Diversen

………………….,,
4.020.000,-
zijnde:
N.V. Magazijn ,,De Bijenkorf”

f
4.000.000,— 6
O/

Eerste Hypo-
theek-obl.
?

10034
0
/0.

Spoorweg-Maatschappijen ……..,,
3.742.620,-
zijnde:
N.V.

Deli

Spoorweg-Maatschappij

f
3.819.000,— 5
0
/0
obi.
a
98
0
/0.

Totaal.
. . . f 70.842.730,—.

Deze leening was bestemd voor conversie van de restan.
ten der 6
0
/0
obligatiën Gemeente Amsterdam 1922 Eersté
Leening en 6
0
/0
obligatiën Gemeente Amsterdam 1924
Tweede Leening.
Hiervan was
f
795.000,— voor conversie van de 6
°/o Geldieening 1919111 bestemd.
Deze leening was bestemd voor conversie van de restan.
ten der 6
o/
leeningen van deze Gemeente, die per 1 April
1925
tt
pari aflosbaar zijn gesteld.
Deze leening diende voor conversie der 6
0
/0
leening
van 1919, pro resto groot f 1.255.000,— en der 7
0
/0 lee-
ning 1921, pro resto groot
f
370.800,—.

Totaal der emissies in Januari. . . .
f 18.577.625,-

Februari . .

61.936.125,-

Maart . . . .

70.842.730,-

Algemeen Totaal. .
f 151.356.480,-
Bovendien:

f
42.020.000,— 3/m. Schatkistpromessen a f 992,97
5.910.000,— 6/m.

,,

,, ,, 986,50
8.738.000,— 4 °/ Schatkistbiljetten._.

,, 1.004,83

PÖSTCHEQUE EN GIRODIENST.

Januari 1925

Februari 1925

Aantal Bedrag Aantal Bedrag

Aantal rekenin.
gen op ult°. .. 108.010

107.750
Ontv. stortingen 351.930 66.383.824 333.970 58.514.518
Uitbet. chèques.

92.463 32.131.384 88.361 33.146.184
Bijschrijvingen .

796.846 364.792.829 782.324 306.137.414
waarvan ingiro

297.791.240

247.590.736
Afschrijvingen .

538.205 329.374.784 501.324 281.134.502
waarvan in giro

297.791.240

247.590.736
Gezamenlijk te.
goed op ultO. .

210.499.59

235.808.962
Belegd

62.124.619

63.646.246

328

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15
April 1925

STATISTISCH OVERZIOHT VAN DEN ECONOMISOHEN TOESTAND VAN NEDERLAND.
.

(Niet met
t
gemerkte gegevens ontleend aan het Maandschrift van het Centraal Bureau voor de Statistiek.)

.
,

194

I
‘1925
Jan.(Febr.

Juli
Aug.
Sept.

I

Oct.

Nov.
Dec.
Jan.
Febr.
1924
1

1925
,

Aibeidsmarkt.

.
Bedrag der gehouden
aanbestedingen
X
f
1000 . ivaaronder voor fabrieksbouw
X
f
1000 .
*St
aa
l
s
_
en
part.
mijnen.
Aantal arbeiders op len der maand

11.629
233
29.651

10.248
261
29.774

6.020
126
29.656

8.376
439 29.623

6.612
112
29.(43

17.931
278
29.966

7.197
296
30.143
8.210 427
30.293

17.790
400
15.408
723

MetaaIindustrje.Aanta1
meerderj. arbeiders op 1 Jan. en 1 Juli
22.983
23.271
20.587
4)

23.2714)
Gemiddeld aantal taken der bij de

Amsterdam
Haven-
17,1
17,9 15,5
2l3
1)
26,6 22,4
20,1
17 1
345 372
Havenarbeids-Reserve’

inge-

(x
1000)
bedrijf
I

schreven
losse
arbeiders p. week
3
Rotterdam
40,3 39,0 45,3 51,0
1)
55,5
60,5
44,3

79,7
Zeevisselierj;
aantal vaartuigen, welke de – uitoefenden. .
743
.762
759
780
73
5fl
§355

Indexoijfer der Werkloosheid.
,s
jj
j
.

§ 10,7
,

Arbeidsbemiddeling.
2)
Aanbiedigen v.
j

Ingeschreven ged. demaand. . . .
46,7
44,2 .
48,6
48,7
52,8
58,5
52,8
43,1
werkzoekenden.

Overgebi. op het einde v. de mnd.
52,7
64,0 65,4
65,1
74,8
87,0
88,9
83,7
Aanvragen

van
f
Ingeschreven ged. de maand .
..
.

2
19,9
19,5

.
22,0
20,6
17,0
17,5

19,6 18,0
werkgevers.

Overgebl. op het einde v. de unnd.

x

.
4,0
3,7
4,2
4,2
Plaatsineen……………………………………
)
.j15.3
16,6
i?!_
i
it?_
12
_15,4
14,8
.

Arbeidsloonen.

Ondergrondsche arbeiders ……….
f

bij

de mijnen
f5,95
f5,93
/5,92
f5,62 f5,65
f5,48
f
5,50
f5,49
f6,18
3
-S
Bovengrondsche

……….

(loon

per dienst)
,, 4,23
,, 4,27
,, 4,23 ,, 4,05 ,, 4,08
,, 4,05
4,04 •
,, 4,06
,, 4,33
18)

ouw e rijven
0,96
,,0,96
,,0,96 ,,0,95 ,,0,99
,,0,97
0,90
, 0,91
,, 1,08
18
)
0,91
,,0,81
110,91
,,0,82
,, 0,91
,,0,84
,, 0,91
11
0,84
,, 0,92
11
0,92
,, 0,94
,,0,85 , 0,93
0,82
0,91
,.0,82
,

1

18
)
,,0,90
18

Metaalindustrie, uurinkonlen van meerderjarige arbeiders
-‘

-.
.

« 0,56

0•

( J4etselaar

uurinkomen

……………..
Timmerman

,,

……………..
ms er

am.

Opperman

»

……………..

A tile

e- –

Wapenfabriek te Hembrug

……..’

.

.
!

ri
.
,, 0,70
5)
0,661)
0,57
,,
0,75
4
inric –

Fabrieken

van munitie

en

ontplof- ‘

bare stoffen te Hembrug………..(

o
ingen

Constructiewerkplaatsen te Delft . .

3
,, 0,63
5)

,, 0,57
4)
Q,734)
,, 0,714)

Voortbrenging en verbruik.
Zee.

f
aanvoer in

Ned.

havens 6)

X

1000

K.G.
8.994
11.046
13.630
23.690
17.198
8.328
§ 2.726
2833
3.561
5504
3.823
1.935
§

723
*Productie der
kolenmijnen
>< 1000 ton 7)
§

532
§

475
§

496
§

538
§

495
§

511
§

539
§

480
§

947
§ 11.018
Voor binnenlandsch verbruik beschikbaar gekomen hoe-

visscherïj.

1.

opbrengst
X
t 1000……………………..1.922

In

..

§ 1.028
§

589
§

673
§

861
§

954

870
§.

921
§

816
§

814
§

869
veelheid
steenkolen X

1000 ton
8)

……………………
consumtie gebrachte
suiker
9)
)<
1000 K.G………….
Aan de consumtie onttrokken
suiker
50)
X
1000 K.G
…….
16.569
1.011 .

16.662
.

714 18.490
1.300 14.857
1.184
21.720
15.912 14)
17.067 12.899
31.300 29.966
*Schgen
in aanbouw;
inhoud in bruto Registerton 11)….
..
88.643
781
1.199
124.766 704
1.243
4.615
1.947

Handel en Verkeer.

Handelsbeweging

zonder

gouden

en

( ‘Invoer ………
198 174
190
.

218 218 219
211 197
363
407
zilveren munt en muntniateriaal (in S

Uitvoer

……….
134
138 163 173 159 136
140.
136
242
2715
millio.enen)

……………………..

Saldo

invoer
64
36
27 45
58

83
71 61
121
131
Ontvangsten der Spoorwegrnaalsch.
(in millioenen)
Ontvangsten per
dagkilometer
sedert 1Jan. (in gld.)
15,8
123,62
16,6
126,63
14.6
127,49
14,6
§ 127,73
§

12,9
§
§

12,1
13,1
§

11,4
26,2
§

24,5
.

..

.
126,44
§ 125,11 § 116,0
§

114,1
119,218)
‘Jnklaringen(geladenf
Nieuwe Waterweg9.

ionn N R Til
.

.

.
zeeschepen)

‘ljJmuiden
,j
ll1
1.147
333
1.135
337
1.168
930
1.366 1.345 1.239 1.113 1.704
2.353
,
.317
367
344
330 330
244
.52
.

75
Inklaringen

)

.

Ç (geladen rivierschepen in 1000 ton•
Uitklaringenj

1000 K.G.)
2.247
1.134
2.207
1.184
2.252
1.213 2.251 1.560
2.099
1.981
1.684 2.671
3.665
1.615
1.468
1.437
1.279′
1.255
1,143
‘2.534
Opgelegde
zeeschepen
o)d. len der maand: aantal 11)
19
31
26
10
6
3
20
19
20
18
)
van

………………….

128
187
136
49
38
19
108
98
138
18
)
Idedi:
bruto

inhoud in 1000 regis,tertonnen …………………
(
Gelost

bij invoer…………
‘.

(.
.
Ooederenverver

Geladen

ij uitvoer

<.
……..

.
1.930
534
1.221
501
1.628
574
1.858
751
1.828
730
1.691
596
1.257
1.606
2.673
3.323
in de
havens

. Doorgevoerd ‘met overlading)

on,

L..
1
.488
1.459
1.475
2.692
1.666
1.683
635
1.815
625
1

1.712

11
855
1.821
1.260
3.528

Prijzen, kosten van levensonderhoud.
.
.
Indexcijfers der
groothandeisprijzen f
Algemeen cijfer
151 151
158
161
161
160 160
159 157
160
in Nederland (1913 = 100))……..1 Voedingsmidd. e.d.
149
151
161
166
166
164

161
155 156 160
Kosten van

( Arbeidersgezinnen

A’dam (Mrt. ’20 = 100).
82,5
84,6
‘levens-

<

Arbeidersgez. te ‘s-.Gravenhage (1921

– 100).
83,5
84,1
onderhoud.

Ambtenaarsgez.te’s-Gravenhage(1921=lOO)

Financiewezen.
*Opbrengst
Rzjksmiddelen
(totaal) . .

. ..
37,4
41,3
1
5)
36,3 40,2 41,3
32,5
40,916)
33,3
69,8 74,2
*

,,

Beursbelasting
………..
1

.

.

1
….’
*

Lnvoerrechten

……….
.(tn

millioenen)
s
0,323
2,76
0,271
2,76
0,266
3,04
0,323
3,14
0,262
2,81
0,257 3,37
0,523 2,86
0,407
2,98
0,884
5,68
0930
5,84
Stotistiekrecht

……….
,1 ‘

(..
0,344
0,347
0,368
0,397
0,370
0,365
0,355 0,319
‘0,694 0,674
Gegireerd
door den
Postch.
en
Girodienst
(in millioenen)
161
229 298
298
596
2137
2082
2277
2501 2281
2526
2709 2239
4593
4948
5,-
2,91
5,
2,15
5,-
2,90
5,-
4,60
5,-
4,75 4,69 3,80
4
1
23
2,63
4,–
214
4,82 4,76 4,12
2,37
Prolongatie

)
1.

Nederl.

Staatsleeningen………………….
2,68

,
2,39
3,11
4,42
4,34
3,61
2,59
2,08
. 4,99
2,34

.

II. Provine. en gemeent. leeningen

…………
III. Hypbanken werkz. in Nederl. [Pbr.]……….

*Gjrb..o,r,et
bij
de Ned. Bank
(in millioenen) …………..

……………………..
IV. Spoorwegleeningen

Wisse/disconto der
Nederi. Bank

(……..
Particulier
disconto

gemiddeld pCt.. ………

Fondsen

1 tm.

IV ………………………..
63 70 75
78
76 72 75
76
VI. Bank- en credietinstell. [Aand. van 7 ondern.]
70
71
72 72 70
68
,

72
74

V. Nijverheid’ E’Aand. van, 49 ondern.] …….
……

58
65
72
74
70 68
72
71
VIII. Indische fondsen [Aand. van 24 ondern.] . ..
82 89
94 94 94
95
102
104
VII. Scheepvaart [Aand. van 7 ondern.] ………..

IX. Petroleum [Aand. Kon. Ned. Petr. Mij.]
116
115
114
110
117
123
133
141
*Emissies
(in

millioenen) ……………………………..
17,9
63,0
16
1
3
29
1
7
3,7
23,2
18,6
1

61,917)
.28,3
80,5
17
)

Aantal uitgesproken Faillissementen.
348 340
399
_
3521
371
370
767
741

§, Voorloopige cijfers.

verkeer gebracht.

Aangenomen mag worden, dat deze suiker, zoo al
11 De week, waarin een staking viel buiten beschouwing gelaten.
21
Om-

niet in dezelfde maand, dan toch binnenkort de consumenten bereikt. vattende de werkzaamheden van 39 districtsarbeidsbeurzen, van drie

10
1 D.w.z. waarvoor restitutie van accijns is verleend, wegens titvoer
andere arbeidsbeurzen en voor zoover bekend, van de correspondent-

in den vorm van suikerhoudende goederen. UJ 1. Op den laatsten van
schappen

der

arbeidsbemiddeling.

31

le

halfjaar.

4]
Op

1

Januari.

het kwartaal. Cijfers van Lloyds.
12]
Te Ani,ste7dam

en te Rotterdam.
5]
Loon op 1′ Juli.

61

Zoowel door Nederlandsche als l7uitenlandsche

131 Amsterdam, Rotterdam, Vlissingen, Vlaardingen, Hoek van Holland,
schepen.
7].
Kolenslik
niet
inbegrepen.
Wel
zijn inbegrepen de steen- ,

Terneuzen, Zaandam, DeIfzijl, Harlingen, Maassluis, Dordrecht, Ijmuiden
kolen, we’ke voor eigen gebruik dienen, alsmede de kolen, die aan de

en

overige

havens.
141

Wo. 400.000 KO. in

October
tjm,.
Iecember
mijnwerkers gegeven wordn [z.g. ,,Deputatkohlen]”.

8] Saldo invoer

frauduleus in consumptie gebracht.
151
Rijwielbelasting 4,6.
16
1 Idem 4,3.
plus eigen productie.
9]
D.w.z. onder betaling van accijns in het vrije

17] Waarvan nom. 54,0 voor conversie.
18
j Februari.

15 April 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

329

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B. ** beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.

GELDKOERSEN.

BANKDISCONTO’S.

N d (Disc. WiBsels.
4 15Jan.’25
Zwits. Nat. Bk. 4
16 Jtzli ’23

Bk.BeI.Binn.Eff.
4*15 Jan.’25 N.Bk.v.Denem. 7
17 Jan. ’24

tVrsch. inR.C.
Jan.’25
ZweedscheRbk *
8Nov.’23

Javasche Bank . ..
4*20 Oct. ’24
Bank v.Noorw. 6
26Nov. ’23

Bankvan Engeland 5
5Mrt.’25
Bk. v. Tsjecho-

Duitsche Rijksbk. 9
26Feb.’25
elowakijë. …
7 25 Mrt. ’25

Bank v. Frankrijk 7
11Dec.’24
N. Bk.v.O’rijk.
13 6Nov. ’24

Belgische Nat. Bak. 5j
22Jan.’23
N. Bk. v. Hong.
1127 Mrt. ’25

Fed.Res.Bank N.Y. 3*26Feb.’25
Bank v. Italië.
5*11
Juli ’22
Bank van Spanje.. 5
23Mrt.’23
Z.-Afr.Res.bnk 5

OPEN MARKT.

Amsterdam
Londen
1
Berlijn
New York

Data
Part.
Prolon-
Part.
disconto
1
PWt.
POrt.
Call- disconto
gatle
(3 mnd.)
disc.2)
(3mnd)

money’)

11Apr.

’25
31/_% 1)
3
1
)
4%
8 1)
3%
4…%
6-11 A. ’25
31/_%
3
43
8
3%
4-%
30M.-4A.’25
27/-36/
2% -3
4.

%
8
3i4
3
34 -5%
23-28M.
1
252%
_s,

2
_%
4_
/19

3i
4-5%

7-12 A.
1
24
47/
8
_5
4_5
21-4-3Vs

4% -5%
9-14 A.
1
23
38/,_s/

3%
2I/-s/
– –
4-5%

20-24Jli
1
14
31/
8
_8/
6

2%-3%
2%’_%
21/
6
_34

1%-234

Koers
v. 9
April en daaraan voorafgaande weken tjm. Vrijdag.
Voor wissels met
30-55
dagen en met
56-90
dagen looptijd.

WISSELKOERSEN.

KOERSEN IN NEDERLAND.

Da
a
New
York”)
Londen
‘)
Berlijn
)
Parijs

‘)
Brussel
)
Batavia
1)

7 Apr. 1925
2.507/
s

11.98*

59.62
12.86
12.62*

997/,
8

1925
2.50%
11.98*

59.62 12.93
12.65
9934
9

,,

1925
2.501j,
11.98*

59.62 12.84
12.62*

99%
10

1925






11

»

1925






13

,,

1925
– –
– –


Laagsted.w.’)
2.50
11. 97
59.55
12.80
12.58
99/8
Hoogste d.wl)
2.50
11
1
16

11.98*

59.67
12.98 12.67
1001/
8

6 Apr. 1925
2.507/
9

11.98*

59.60

1
2
.86*
12
.
62
*
99%
30 Mrt. 1925
2.50
1
6/
11.99
59.70
13.26 12.88
100
Muntpa±iteit
2.48%
12.10
59.26
48.-
48.-
1
1
00
8)
Noteering te Amsterdam.
*8)
Noteering te Rotterdam.
1) PartIculIere opgave.

Data
__
serland
Weenen
8)

Praag
1
Boeka-
)
Milaan 1
Madrid

7 Apr. 1925
48.37%
35.30
7.42
1.17
10.24 35.5
2
*
8

,,

1925
48.40 35.30
7.42
1.17
10.29
9

1925
48.4234
35.30
7.42
1.17
10.28
35.74
10

1925





11

,,

1925




– –
13,,

1925






Laagsted.w.’)
48.25
35.15
7.40
1.15
10.22
35.45
Hoogste d.wl)
48.45 35.35 7.44
1.25
10.32
35.75
6 Apr. 1925
48.32%
35.28 7.43
1.17
10.29
35.63
30 Mrt. 1925
48.37
1
4
35.37%
7.44
1.20
10.27*

35.83
Muntpariteit
48.-
35.-
1
50.41
48.-
48.-
48.-
8)
Noteering te Amsterdam.
S’)
Noteering te Rotterdam. 1)
Particuliere opgave.

1
Data
Stock-
holm
8
)

Oslo)
sing-
Buenos.
Aires’)
Moij-
treal’)

7 Apr. 1925
67.50
46.05
40.20
6.32*

94%
2.49
7
/
8

S

1925
67.50
46.07*

40.-
6.30
96%
2.49%
9

,,

1925
67.55 46.05 40.10
6.30
96%
2.508/
10

1925






11

1925

– –



13,,

1925-
__



Laagsted.w.’)
67.35 45.90 39.85
6.27*

94%
2.49k
Hoogste d.w
1
)
67.55
46.15 40.20
6.35
96’j
2

2.50/
6 Apr. 1925
87.55 46.05 39.90 6.32
94%
2.49%
30 Mrt. 1925
67.66
45.90 39.65 6.30
96%
2.50%
Muutpariteit
66.67 66.67 66.67
48.-
105
2.48%
8)
Noteering te Amsterdam.

Noteering te Rotterdam. 1)
Particuliere opgave.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

D a a
Londen
($per2)
Parijs
($p.IOOfr.)

Berlijn
($p.lOOMk.)($p.IOOgld.)
Amsterdam

7 April

1925
4,78′
5,14 23,80 39,94
8

,,

1925
4,78%
5,14
23,80
39,93
9

,,

1925
4,78
5,13
23,80
39,90
10

1925




11

1925
4,78 5,17
23,80
39,90
13

1925
4,78%
5,18
23,80
39,93

31 Maart

19251
4,77%
5,25
23,80
39,83
&luntpariteit
. .
4,8667
19,30 23,81%
408/
16

KOERSEN TE LONDEN.
Plaatsen en Noteerings-
28
Mrf. 4Apr.
1
6111
April’25
1
11
Apr.
Landen

I
eenheden
1
1925
1
1925 lLaogstelHoogstel 1925

Bangkok
..
5h.
p.
tical
is
1/106/
B.
Aires’)
.-.
d.
p. $
44161

Calcutta
. ..
Sh.
p.
rup.
1/5291
3

Constantin.
.
Piast.
p. £
9223
Hongkong
Sh.
p. $
2131/
Lissabonl)
.
d. per
Mii.
2
13
/
s

Mexico
.. _..
d. per
$
26
Montevideo’)
d. per
$
473%
Montreal

$
per
X.
4.777/
R.d.Janeiro’)
d. per
Mil.
5161

Shanghai

.
Sh.
p.
tael
3/07/
8

Singapore…
id.
p. $
2/4118
Valparais0
2
).
peso
p. £
42.00
Yokohama
Sh.
p.
yen,1/8
18
/,
*
Koersen der voorafgaande
dagen.

S’)
GOUDPRIJS 3)
N.Yorkz)
Londen
67
6
/
8

6 April1925..
86/5
667/
8

7

1925..
86/5
667/,
8

1925..
8615 667,..
9

1925

10

1925..

67

ii

1925..

64

11 April1924..

95/3

1/8

20 Juli 1914-

84110
ilver.
3)
p. oz. line.

STAND VAN ‘s RIJKS KAS.
De Minister van Financiën maakt bekend:

Vorderingen

1

6 April 1925

1

14 April 1925

Saldo bij Nederl. Bank..
f

t


Saldo bij betaalmeesters..

4.789.365,08 ,, 6.246.566,01
Voorschotop uit. Mrt. 1925
aan de gemeenten op
voor haar door Rijk te
heffen gem. ink.bel. en
opcentenopRijksink.bel. ,, 72.797.629,72 ,, 68.531.311,56
Voorsch. aan de koloniën 12.107.232,16 17.125.502,91
Voorsch. a. h. buitenland ,,213.504.531,59 ,,214.331.626,56
Daggeldleeningen tegen
onderp. v. schatk.papier

3.000.000,-

Verplichtingen.

Voorsch. door deNed.Bank
f
13.747.898,26
f
14.860.341,05
Schatkistbilj. in omloop’) 154.459.000,- ,,154.368.000,-
Schatkistprom. in omloop 144.090.000,- ,,143.290.000,-
Waarv. direct bij Ned. Bk. 3.000.000,- 7.000.000,-
Zilverbons(met inbegripv.
de bedragen bij de betaal-

meesters in kas) ……… 20.111.202,-

19.922.776,50
Door den Postch.- en Giro-
dienst in ‘s Rijks Schat-
kist gestort ………..,, 43.406.357,11 ,, 37.778.619,64
1) Waarvan
f
37.056.000
verval
en
op of na 1 April
1927.

NEDERLANDSCH-INDISCHE VLOTTENDE SCHULD.
De Minister van Koloniën maakt bekend:
4 April_1925
111_April_1925

Voorschot uit ‘e Rijks
kas aan
N.J. _. .. _. –
f

4.929.000,-

f

9.166.000,-
md. Schatk.prom. in omi.
,,
72.500.000,

,,
72.500.000,-
Voorsch.Jav.Bk.aanN.-I.
12.333.000,- 11.927.000,-
Muntbiljetten in omloop.
,,
33.715.000,-
,,
33.989.000,-
Ten voordeele
v.
N.J. ge-
boekt beleggingsgeld
v.
h. N.J. muntfonds
.. ..
»

4.907.000,-

4.907.000,-

Totaal

……….
1
fl
28
.
384
.
000
_
1
fl32.489.000

97
16
/
32

973/,
‘/io

/12
1/11j,
11101/
8

11106/
9

1/101/
8

43*
6
/16
42
13
/19
437/9
4311/,
1/5
29
/
32

1/57/,
1/5
81
/3
2

1/5
15
/,
922%
915
935
925
2/3s/,
213
2/37j 2/33/
16

2151
33

218/33
2
21
/
64

21/16

26
25
27
26
47%
468%
478%
47%
4.785/
9

4.77%
4.798/8

4.781/
9

53/
9

5
11
/
32

3/0
18
/,
310%
3/1%
3107/,
2/4
1
/32

2/3
81/32

2/46/
9

214*/
j9

42.00 41.90 42.40 42.40
118
29
/
39

1/811,,
1/813/
19

1/87/
s

1)
Telegrafisch transfert.
2) 90
dg.

ZILVERPRU
‘Londen
6 April1925.. 319/,
7

1925.. 3114
8

1925.. 31%
9

1925.. 31%
10

1925.. –
11

1925.. –

12 April1924.. 331/jl

20 Juli 1914.. 2415/
6

1)
p. oz stand.
2)
Foreign 1

330

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 April 1925′

ri

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 14 April 1925.

Activa.
BinnenLWis’Hfdbk.
f
43.489.921,40
se1s,k’rom.,.iijDna. ,,

20.157.6,06
enz.undisc.(Ag.seh.

37.833.248,82
‘101.480531,28’
Papier oh. Buiten!.
in
disconto
.-.

.-.

Idem eigen portef.
.
f
119.414.280,-
Af :Verkôchtmaar voor
de bk. nog niet af gel.

,
119.414.280,-
Beleeningen mcl.
vrech.
Hfdbk.
f

72.307.227,21

in rek.-:rt.
Bijbnk.

,

9.723:110,50

op
Ag.sch. ,,

70.510.517,28

f
152.540.854,99

Op Effecten.
… ….-.
f
151.227.004,99
OpGoederenenSpec.
,,

1.313.850,-
152.540.854,99
Voorschotten a. h. Rijk…. …. ………-…
12.656.806,92
Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud

f

56.284.285,-
Muntmat., Goud

,, 435.698.076,50

f
491.982.361,50
Munt, Zilver, enz.

,,

20.245.838,26
Muntmat., Zilver

Effecten

,,
512.228.199,76

Belegging Res.fonds.
(

5.637.583,67
id. van

i,
v. h. kapit.
»

3.992.108,63
9.629.692,30
Gebouwen en Meub. der Bank
.. … …
5.212.500,-
Diverse rekeningen

,,
83.412.132,83

f
996.574.998,08
Passiva.
Kapitaal

f
20.000.000,- ‘Reservefonds

,,
,

5.655.237,53
Bijzondere reserve

,,
8.235.000,-
Bankbi1jetten in omloop
…__….. ,,
906.315.920,-

Bankassignatiën in omloop…. … .. _.. ..
2.415.868,28
Rek.-Cour.

Het Rijk
f


saldo’s:.

Anderen,,

31.947.342,45
(
31.947.342,45
Diverse rekeningen


,,
22.005.629,82

f
996.574.998,08

Beschikbaar metaalsaldo
.

f
323.731.504,75
Op
de ba8i8 van

metaaldekking….
135.595.678,60
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is. ,,
1.618.657.520,-
Voornaamste posten in duizenden
guldens.

Data

Goud Zilver
I
Circulatie
I
opeischb. Metaal- kings
schulden saldo
I
perc.

14 Apr. ’25
491.982
20.246
906.316
34.363
323.732
54
6

,,

’25
504.487
20.341
.909.871
29.656
336.554
56
30 Mrt. ’25
504.492
20.768
898.424
44.486
336.309
56
23

’25
504.492
20.811
880.013 58.386
337.254
56
16

,,

’25
504.488
20.661
895.528
51.295 335.416
55
9

,,

’25
504.484
20.333 900.867
54.947 333.285
55

114 Apr. ’24
556.564
8.868
1.000.303
21.433 360.542
55

25

Juli
’14
162.114
8.228
1

310.4371
6.198
43.521
1
)
54

,.,….,
Hiervan
Papier
Data
1
OUU.(
bedrag
disconto’s

Schatkist-
promessen
rechtstreeks

Belee-
fin
gen
ophet
buiten-
land
rek ‘e”
ningen
2)

14 Apr. 1925 101.481

7.000
152.541
119.414
83.412
6

,,

1925

98.550

3.000
160.789 125.183
58.376
30 Mrt. 1925

93.496


161.961
131.644
55.531
“1
23

,,

1925

94.777


150.927 128.565
67.437
16

,,

1925

98.451

2.000
154.592
127.111
72.408
9

,,

1925 102.758

5.000 151.462
121.205
81.404

14 Apr. 1924 252.123

88.000
143.350
19.182
66.407

25 Juli

1914

67.947

14.300
61.686
20.188
509

1)
Op de basis van
2/5
metaaldekking.
2
)
Sluitpost activa.

SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in
duizenden guldens.

Data Metaal
5aT
I
Andere
opeischb.
schulden
Div. reke

Discont.
nin gen 1)

14 Mrt.

1925-
1.052
1.527
872
1.025
316
7

,,

1925. .
1.065 1.628 872
1.018
310
28 Febr.

1925..
1.070
1.618
592
1.023

375
21

,,

1925-
1.071 1.471
790 1.031 366
14

,,

1925..
1.071 1.506
685
1.034
372

15 Mrt.

1924-
1.175′
1.416
‘767
1.112
482

5
Juli

1914.-.
645 1.100
560
735
.

396
) bIuispOsr aer
acuva.

JAVASCHE BANK.

Tooriiaamste posten in duizenden guldens. De samengetrok-
ken cijfers der laatste weken zijn telegrafisch ontvangen.

Data

Goud
1
Zilver

Circulatie
opeischb.
1
metaal-
schulden
1
saldo

11Apr.1925

18.000

279.000

51.500 118.900
4 ,, 1925

185.500

273.000

54.000 120.100
28Mrt. 1925

186.000

271.000

56.000 120.600

14Mrt.1925 13.632

50.72

277.175

54.430 118.852
7 » 1925 133.736

51.385 277.377

60.805 118.356
28Feb. 1925 133.646

51.285 272.598

70.235 117.232
21 ,, 1925 133.634

51.302 274.047

72.146 116.576

12Apr.1924 147.141

64.641 263.372

79.224 153.454
14Apr. 1923 160.605

60.980 266.431 105.903 147.804

25’EJuli 1914 22.057

31.907

110.172

12.634

4.842
2

Wbui
issteen
ls,

Dek-

Data

Dis-

Beleè-

Diverse

conto’s

N.-Ind.

ningen nin
reke-

kings-
percen-
_____________

betaalb.’

gen’)

lage

11Apr.1925

1190

56
4 ,, 1925

111.590 /

57
28Mrt. 1925

105.500

57

14Mrt. 1925 20.063
1
17.382 1 51.39

62.078

56.
7 ,, 1925

19.887

17.775

52.832

67.399

55
28Feb. 1925

19.557
1
17.670
1
54.596

73.316

5.4
21 ,, 1925 19.064 17.905

53.998

79.824

53

12Apr. 1924 35.168
1
16.663
1
59.059

15.909

62
14Apr.1923 36.603
1
30.113

81.511

38.616

60

25Juli1914

7.259

6.395
1
47.934

2.228

44
1)
Sluitpost activa.
i)
Basis
sib
metaaldekking.

BANK VAN ENGELAND.
Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes, in duizenden ponden sterling.

Data Metaal
..irculati/
I

Currency_Notes
Bedrag

Goudd.

00v. Sec.

8 April 1925
128.708
122.485
296.145
27.000
247.119
1

,,

1925
128.721
121.310
288.635
27.000
239.913
25 Mrt. 1925
128.620
124.378
284.256
27.000
235.076
18

1925
128.619 124.074
283.883
27.000
234.557
11

,,

1925
128.609
124.200
284.685 27.000
235.379
4

,,

1925
128.611
124.827
2
27.000 234.607

9 April 1924
128.116
125.742
288.216
27.000
243.840

22 Juli

1914
40.164 29.317


Data
Oov.
Other
Public
Other
Reserve
Sec.
Sec.
Depos.
Depos.
ings
,

8Apr.’25
39.878 74.496
13.126
109.505 25.473
211/
8

1

,,

’25
42.448 84.982
17.762 118.546
27.160
19
7
/8
25 Mrt.’25
38.798 76.900
15.488
105.916
23.992
19%
18

’25
39.892 76.349
13.752
108.508
24.295
197/
8

11

,,

’25
40.097 78.160
13.688
110.460
24.159
19%
4

’25
43.607 80.049
9.825
119.105
23.535
18%

9 Apr. ’24
41.518 75.932 12.976 108.909
22.123
18,15

22 Juli ’14
11.005
33.633
13.735
42.185 29.297
52i
8

)
vciiiuuuing tUbb,..IIcII flcc,vc CII LICpUbIL.

BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in millioenen francs.

Waarv.
Te goed
Buit. gew.
Schat-
Wis-
Data
Goud
in het
Zilver
in het
voorsch.
kistbil-
Is
buitenl.
buitenl. a/d. Staat
jetten
1)

9Apr.’25
5.546
1.864 315
582
22.000
4.9,73
6.179
2

,,

’25
5.546
1.864
311
571
21.900
4.964
6.560
26Mrt.’25
5.546
1.864 309
570
21.800
4.959 5.545
19

’25
5.546
1.864
307
570

21.800
4.958 5.756
12

,,

’25
5.546 1.884
307
573
21.800
4.950
6.059

10Apr.’24
5.542
1.864 298
577
22.800
4.664
4.992

23 Juli’14
4.104


639
– –

1.541

Waarvan
Uitge-
e ee-
B 1
Rekg. Courant
Dala
op het
stelde
ningen
Circulatie
Parti-
Staat
cunerenl
buitenl.
Wissels

9Apr.’25
25
7


3.139
43.005
1.952
13
2

,,

’25
20
7
2.992 40.904
2.137
16
26Mrt.’25
17
8
3.026
40.892
2.039
14
19

,,

’25
23
8
3.053
40.880
2041
13
12

’25
27
8
3.103 40.871
1.866
12

10Apr.’24
34
10
2.648
40.145
2.525
16

23 Juli’14J
24
13
2.445 38.895 2.229
24

1) In disc, genomen wegens voorsch. v. d. Staat a. buitenl. regeeringen.

15 April 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

331

DUITSCHE RIJKSBANK.
Voornaamste posten in millioenen Reiehsmark.

Daarvan
Deviezen
Andere

a a
OU
bij bui-
teni. clrc. als goud- dekking
wissels
en
L

Belee-
ningen
banken
1)

geldende
cheques
_______

7April1925
1.003,4
160,1
334,5 1.487,0
7,4

31 Mrt. 1925
1.003,4
205,3
334,5
1.578,2
27,1

21

1925 996,1
229,2 332,0 1.438,4
5,6

14

1925
985,2
264,4
328,4
1.582,9
8,5

7

,,

1925
985,2
269,1
328,4
1.833,1
8,3

28 Febr. 1925
907,3
207,3 302,4 1.737,2
90,2

23 Juli

1914
1.356,9


750,9
50,2

Schuld

D a a Effec-
Diverse
Circu-
Rekg.- Diverse
aan
ten
ActivaS)
laUe
Cr,.
Passiva
Renten
bank

7 April 1925
205,5
1.267,2
2.293,3
732,9
977,6
67,7
31 Mit.

1925
205,3
1.217,4
2.314,6
742,9
984,9
86,7

21

,,

1925
205,1
1.304,7
1.865,9 1.018,3 1.042,8
137,9

14

1925
111,8
1.375,2
1.947,7
992,0
1.220,3
190,8

7

,,

1925
112,1
1.373,4
2.035,5
925,2
1.216,9
216,2

28 Febr. 1925
112,1
1.683,6
2.106,2
917,5
1.517,0 237,7

23 Juli

1914
330,8
200,41
1.890,9
944
1

40
1
0

1)
Onbelast
2)
W.o. Rentenbankscheine
7
Apr.,
31,21,14,7
Mrt., 28
1

ebr.,
resp.
354,I;300; 406,6; 335,1; 313; 240,7
miii.

BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.
Voornaamste posten in millioenen francs.

.
.
.
,

Data

‘-
t…

n

.-

9Apr.’25
378
85
480
1.334
295
5.200
7.585
210
2

,,

25
378
85
480 1.335 358
5.200
7.550
193
26Mrt.’25
378 85
480 1.318 276
5.200
7.458
276

19

’25
378
85
480
1.311
286 5.200
7.473
259
12

’25
378
85
480
1.326
318
5.200
7.568
250
5

’25
378
85
480
1.341
431
5.200
7.611
167

10Apr.’24
358
85
480
1.368
1 439
5.300
7.705
218

VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA
FEDERAL RESERVE BANKS.
Voornaamste posten in millioenen dollars.

Goudvoorraad
Wettig
Wissels

Data
betaal-
middel,
Totaal

1
Dekking
In her-
1
disc.
P.
d.

1


In de
open
bedrag
t

F. R Notes
Zi lver
efc
. member
1
markt
banks
gekocht

25 Sirt.’25
2.867,3
1.654,9
140,8
377,6 306,9
18

’25 2.873,8
1.672,0
136,7
339,5
276,7
11

’25 2.874,7
1.669,4
136,0
410,4
301,4
4

’25
2.860,9
1.649,1
135,1
400,9 303,6
25 Feb.’25
2.893,6
1.647,9
136,0
433,8
317,2

IS

,,

’25 2.905,3
1.752,1
139,9
342,5
311,7

26 Mrt.’241
3.122,9
1

2.139,6
1

100,1
1

482,3

1
202,5

Belegd Notes
Totaal
ort
Goud-
Dek-
Algem.
Dek-
Data
in
u.
s.
Gov.Sec.
in circu-
P
0

Kitaal
kings- kings-
latie
_
________
perc.’)
perc.
2
)

25 Mrt.’25
343,8
1.709,1
2.184,3
114,5
73,6 77,3
18

’25
428,3 1.720,4
2.211,0
114,5
73,1 76,6
11

’25
388,3 1.730,7
2.255,5
114,3
72,1
75,5
4

’25
382,7
1.727,4
2.237,7
113,7
72,1
75,6
25Feb.’25
365,0
1.728,8
2.269,6
113,6
72,3
75
1
8
18

,,

’25
378,2 1.698,9
2.257,1
113,5
73,4 77,0
26 -Mrt.’241
257,3

1
1.982,7
2.007,1
1

110,8
1

78,5
80,8
2)
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeischbare schulden:
F. R. Notes en netto deposito.
2)
Verhouding totalen voorraad munt-
materiaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL. Voornaamste posten in millioenen dollars.

Data
Aantal
Dis-
conto’s
Beleg-
Reserve bij de
Totaal
depo
Waarvan
time
banken
en
gingen
F.

sito’s
deposits
beleen.
bciks

1.638
18Mrt.’25
737
13.211
5.518 18.170
4.973
11

’25
738
13.246
5.374
1.666
18.125
4.954
4

’25
739
13.243
5.336
1.627
17.983
4.945
25Feb.’25
739
13.143
5.396
1.682
17.996 4.951
18

,,

’25
739
13.171
5.405
1.647
18.052
4.936

19Mrt.’24
756
12.113 4.507 1.483
15.858
4.194
Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.

EFFECTENBEURZEN.

Amsterdam, 11 April 1925.

Gewoonlijk is de ,,stille week” voor de fondsenmarkten
een periode van groote kaimte en ook ditmaal hebben de
internationale beurzen hierop geen uitzondering gemaakt.
Toch viel er in sommige beurscentra wel een eenigszins
grootere belangstelling dan gewoonlijk op te merken, het-
geen ‘in verband heeft gestaan met bepaalde en zeer be-
langrijke symptomen. Vooral op de beurs van Parijs heeft
zich veler aandacht geconcentreerd, hatgeen weliswaar niet
zulk een groote uitbreiding van den handel, als wel sterker
variatie in de koersen heeft medegebracht. De nieuwe voor-
stellen van de thans demissionaire regeering, te zamen met
het bekend worden van het feit, dat het maximum der
biljettencirculatie reeds door de Banque de France was
overschreden, heeft vrij groote beroering, zoowel binnen
de landsgrenzen als in het buitenland te voorschijn geroepen.
Het gevolg is geweest, dat de kooporders, welke tot nu toe toch al niet ruim waren geweest, thans bijna geheel
achterwege zijn gebleven, zoodat een daling over de geheele
linie, zoowel voor be1eggngsfondsen als voor aandeelen, is
ingetreden. Hiertegenover stond geen overeenkomstigerijzing
voor arbitragewaarden, omdat de mogelijkheid niet buiten-
gesloten scheen, dat de voorstellen van de regeering be-
treffende een gedwongen leening de buitenlandsche wissel-
koersen voorloopig zouden doen dalen. De korte beursweek
is in vrij geagiteerde stemming en op een algemeen lager
niveau geëindigd.
Ook te B er 1 ij n is de handel niet normaal geweest. Het
bankensyndicaat is tot de interventie voor sommige fondsen
– waartoe kortelings in, principe werd besloten – over-
gegaan en alleen op deze wijze kon een verdere daling
worden belet. Daarentegen heeft het stabiele niveau nieuwe verkooporders uitgelokt, mede van de zijde van het buiten-
land, zoodat de grondtoon over het algemeen zwak en
weifelend is gebleven. Hiertoe heeft ook de stroeve houding
van de geldmarkt bijgedragen. Het gebrek aan onder-
nemingslust wordt ter beurze verklaard door de nog steeds
heerschende onzekerheid in politiek opzicht; bovendien
hebben verwikkelingen op industrieel en economisch gebied
– zooals b.v. de vorming van het steenkolensyndicaat –
er toe geleid, groote voorzichtigheid in het leven te roepen.
Te Londen is het algemeen aspect veel opgewekter ge-
weest. Het welslagen van de jongste emissie der Conversie-
leening heeft op de beleggingsafdeeling’ in gunstigen zin
doorgewerkt, zoodat ook de Danziger leening, de vijfde
leening, welke onder de auspiciën van den Volkenbond is
uitgegeven, een gunstig onthaal heeft gevonden. Het directe
gevolg is geweest, dat thans ook andere uitgiften op het
programma voor de naaste weken zijn gesteld. Van de
buitenlandsche staatsfondsen hebben echter de Fransche
soorten een lager niveau bereikt, in verband met de daling
van den koers van het Fransche betaalmiddel. Overigens
is de handel zeer beperkt geweest, in het vooruitzicht van
een vacantieperiode van vier dagen.
Te N e w York ie de tendens vrij ongeanimeerd gebleven.
Het oogstrapport van de regeering, dat een ongunstigen
stand voor wintertarwe te aanschouwen heeft gegeven,
heeft een drukkenden invloed gehad, evenals de berichten
uit sommige takken van nijverheid. In verband met deze
laatste omstandigheid is nadruk gelegd op den achteruit-
gang in het totaal der onuitgevoerde bestellingen, hetwelk
de Steeltrust per einde Maart had geboekt. Toch zijn de
nadeelige koersverschillen van betrekkelijk bescheiden om-
vang gebleven, met uitzondering van enkele soorten van
aandeelen, welke een beperkte markt hebben, zooals sommige
automobielwaarden, enz.
Ten o n ze n t heeft de markt slechts weinig opmerkens-
waardige voorvallen te aanschouwen gegeven. Ook hier
heeft het vooruitzicht op een beurssluiting een ongunstigen
invloed uitgeoefend op den omvang van de omzetten. Des-
niettegenstaande is de stemming niet ongeanimeerd ge.
weest. Voor
beleg gingswaarden is
de belangstelling niet
verminderd en zelfs konden sommige binnenlandsche
soorten fractioneele verbeteringen behalen. Ook voor enkele
buitenlandsche obligaties, zooals 4i4 pCt. Portugal Tabak,
bestond nogal vraag. 6 pCt. Ned. Werk. Schuld 1922: 104
5
/
8
,
10411/; 4X pCt. Ned. Werk. Schuld 1922: 92 , 93; 7 pCt.
Ned.-Indië: 102
58
/16,
10215/
16
; 4 pCt. Portugal Tabak:
53, 54; 8 pCt. Sao Paulo 1921: 98k, 983/
8
.
Op de aandeelenmarkt is het Verloop voor
bankaandeelen
niet zeer belangwekkend geweest. De variaties waren be-
perkt en de veranderingen, welke ten slotte op te merken
zijn geweest, derhalve van weinig beteekenis. Amsterdam-
sche Bank: 141, 140; Incasso-Bank: 106k
;
Koloniale Bank:
188, 1908/
4
; Ned. md. H. Bank: 142, 143′.(; Ned. Handel

332

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 April 1925

Mij: 128, 128% R’damsche Bankverg.: 69%; Twentsche
Bank 119. Op de af deeling voor binnenlandsche indnstrieele waarde
is de tendens meerendeels omlaag gericht geweest, hoewel
ook hier sensationeele verschillen niet zijn voorgekomen.
Opgewekt was de stemming echter voor Jurgenswaarden,
ondanks het feit, dat het dividend op de gewone aandeelen
over het’jaar 1924 is gepasseerd. Ter beurze is men klaar-blijkelijk van meening, dat door de jongste afschrijvingen
de basis, waarop het bedrijf verder kan worden gevoerd,
steviger is geworden. Eenige kooporders, te zamen met
contraminedekkingen, zijn het gevolg van deze opvatting
geweest. Centrale Suiker Mij.: 1073/,, 107% ; Du Croo &
Brauns: 13, 12; Hollandia Melkproducten; 129%, 128%’;
Holandsche Kunstzijde Industrie: 1521/, 150, 152; Jurgens:
82%, 84
;
Leerdam Glasfabr.iek: 31%, 32 Ned. Gist- &.
Spiritusfabriek: 366, 370; Ned. Kunstzijdefabriek: 370, 367;
Philips’ Gloeilampenfabriek: 341, 336% R’dam Droogdok
Mij: 17034, 174%; Petroleumaandeelen
hebben een onbelangwekkend en,
doorgaans een lusteloos verloop gehad. De onzekerheid ten.
aanzien van’het op aandeelen Geconsolideerde uit te keeren
dividend had de vorige week secuIatieve orders in de
markt gebracht, welke in de achter ons liggende berichts-
periode echter niet werden afgewikkeld. Nieuwe opdrachten
waren bijna niet te constateeren, zoodat de omzetten zeer
klein’ ‘en de koersschommelingen in evenredigheid hiermede
zijn gebleven. Ook voor aandeçlen Koninklijke viel een dien-
overeenkomstig verloop op te merken. Tegenover vraag
voor Fransche rekening, welke op sommige dagen bestond
werd voldoende aanbod uit eigen kringen gesteld, zoodat
het koersverloop, mede in aansluiting aan de beurs te,
New York, eerder iets omlaag gericht is geweest. Dordtsche Petroleum md.: 35834, 354, 357; Geconsol. Holi. Petroleum
Cy: 148%, 147; Koninklijke Ned. Petr. Mij; 379%.
De
Rubbermarkt
heeft vooral tegen het het einde der
berichtsweek sterke opleving getoond. Tevoren was de
houding vrij mat, voornamelijk als gevolg van de lichte
reactie, welke in den pijs van het product was ingetreden.
Toen echter bleek, dat deze achteruitgang slechts van
tijdelijken aard moest worden beschouwd en toen bovendien
de jaarverslagen van sommige ondernemingen weder, naast mooie cijfers, een optimistischen toon hadden doen hooren,
keerde de stemming en werden rubberaandeelen in fiinkë
posten uit de markt genomen. Amsterdam Rubber Cultuur’
Mij.: 207%, 212; Indische Rubber Comp.: 275%, 281;
Hessa Rubber: 209%, 224%; Ned. md. Rubber & Koffie;
230, 232; Oost-Java Rubber; 286, 283, 285%; Serbadjadi;
224, 2273.
Ook de
Suikerafdeeling
heeft van een vaste stemming
blijk gegeven. Hoewel de noteeringen voor Cubasuiker tè
New ‘York slechts in onbeteekenende mate zijn veranderd:
kon de grondtoon over het algemeen vast worden genoemd,
hetgeen, te zamen met voortgezette verkoopen van de
VJ.S.P. een stemming van vertrouwen heeft doen ontstaan.
Cultuur Mij. der Vorstenlanden: 167%, 169%; Handels Verg.
Amsterdam: 493, 498% Java Cultuur Mij.; 367, 373;
Moorman & Co.; 380, 387; Ned. md. Suiker Unie; 240,
243; Poerworedjo 12834,129%; Suiker Cultuur Mij.; 262%:
265; Tjepper; 697, 712.
Ook de
Tabai’srnarkt heeft een lichte verbetering kunnen
ondergaan, welke zich echter eerder voor Java- dan voor.
Sumatrasoorten heeft uitgesproken. Niettemin waren ook
laatstgenoemde iets meer gevraagd, in verband met den
gunstigen uitslag van de voorjaarsinschrijvingen, welke
tot nu toe zijn gehouden. Arendsburg 398%, 400; Besoeki Tabak Mij.; 271, 277; Deli Batavia Mij.: 346, 342%; Deli
Mij.; 372%, 372%; Senembah Mij.; 381%, 384%.
Daarentegen was de
iS’oheepvaartafdeeling
lusteloos en
over het algemeen verlaten. De jongste berichten van de
vrachtenmarkt, te zamen met ‘de publicatie van het index
cijfer over Maart van ,,The Economist” hebben de iveinigé
aandacht, welke tot nu toe voor de desbetreffende afdeeling
nog op te merken is geweest, vrijwel geheel doen verdwijnen.
Holland Amerika Lijn: 59, 59%; Java China Japan Lijn.: 102%, 102; Kon. Ned. Stoomboot Mij.: 65%, 64%; Ned,
Scheepvaart Unie: 13334.
Op de
mijnmarkt
hebben zich geen bijzondere gebeurte-
nissen vo9rgedaan. Voor zoover er van koersbewegingen
sprake is geweest, wezen deze, op een kleine uitzondering
na, alle in neergaande richting. Ned. Surin,aamsche Goud
Mij.: 25, 27; Redjang Lebong Mijnbouw Mij.; 245, 243;
Siloengkang: 103, 104Y
4
.
Aandeelen in handel sondernemingen
waren vast, doch
kalm. Curaçaosche Handel Mij.: 1294, 134; Int. Crediet
Handels Verg.,; Amsterdam; 205, 207; Ned. Wol Mij.:
132, 131.

De
Amerikaansche markt was
zeer stil en onregelmatig.
Het koersverloop heeft zich geheel aan dat,van Wallstreet
aangesloten. Anaconda Copper; 78, 78%
;
Studebaker: 1125,
1110; United States Steel Corp.; 116l/ (ex div.), 115%, 116;
Atchison Topeca: 120, 121%; Ene Spoorweg: 297, 287/
8
; Union Pacific; 143% (ex div.), 143%; Wabash Railway;
2134, 218/
8
.
De
gek/markt
bleef ruim op een iets hooger niveau;
prolongatie ivas doorgaans goed verkrijgbaar It 3 pCt

GOEDERENHANDEL.

GRANEN.

14 April 1925.

In ons vorige weekbericht was reeds sprake vaii een ver-
betering der markt, clie was ingetreclen na de zeer flauwe dagen vnu het begii van April, clie voor alle graansoorten
lagere prijzen hacicicu te zien gegeven dan sedert een groot
aantal maanden wraren voorgekomen. Het herstel viel toen
voornamelijk te beschouwen als ccii reactie op cle vooraf-
gaande flauwe markten, terwijl tevens na den geringen
kooplust, welke in cle dagen der voortdurende prijsverlaging van cle invoci-lanulen was uitgegaan, voor wat meer belang-
stelling plaats maakte. Vooral was dit ‘het geval voor tarwe
en rogge, waarvan in Europa nu eenmaal nog een aanzien-lijke invoer noodig is en vaarvoor de vraag altijd weer toe-
neemt, wanneer cle zaken eenigen tijd beperkt zijn geweest,
.zooals ook nu weder ht geval was. Na de eerste enkele
dagen van prijsherstel in Noord- en Zuid-Amerika toonde
cle Europeesche markt nog altijd weinig vertrouwen in de
prijzen en slechts voor dekking van onmiddellijke behoefte
werd broodgraan gekocht. De nog steeds aanzienlijke om-
vang der naar Europeesche havens onderweg zijnde hoe-
veelheid tarwe hield een radicale verandering der markt-
stemming tegel. In verschillende landen van het Euro-
peesche vasteland, vooral in Duitsehland zijn echter cle voorraden aan broodgraan klein en de aanvoeren uit cle
eigen oogsten nemen overal sterk af. Daardoor ligt dan ook
cle vermeercldring der inkoopen van buitenlancische tarive,
clie ihet begin der week in Duitshland en Nederland te
n
•costateeren viel, wel voor de hand. In Engeland zijn de
tarwevoorraden nog aanzienlijk, doch van sommige soorten,
vooral Maiiitoba’s, vereis1iten de voorraden aanvulling.
Toen cle prijzen in het begin der maand het laagst waren,
werd weinig gekocht, doch bij het intreclen van eenig her-
stel nam de omzet toe. Italië heeft den laatsten tijd zeer
groote aanvoeren van tarwe te verwerken gekregen en te’ Genua dreigde gebrek aan voldoende opslagruimte zelfs
een stagnatie in de lossing der graanladingen te veroor-
zaken, ‘doch niettegenstaande dezen grooten aanvoer begon
deze week Italië zich weder meer voor buitenlandsche tarve
te interesseeren cii vdÔr het nieuwe seizoen schijnt ook
daar nog een flinke invoer noodig te zijn. Berichten uit
Europa over de te verwachten en hier en daar reeds inge
treden verbetering der vraag hebben in Amerika het eerste
prijsherstel van het begin der week in de hand gewerkt.
Hetzelfde deden na eenige weifeling de particuliere ramin-
gen van de te verwachten opbrengst aan wintertarwe in
cle Vereenigde Stten, die varieerden tusschen 490 en 534
millioen bushels, terwijl in 1924 de oogst 590 millioen had
bedragen. Ook ondergingen de Argentijnsche tarweversche-pingen slechts weinig’ vermeerdering, ofschoon de voorraad
in de Argentijnsche havens den laatsten tijd wat was toe-
genomen. Uit Britsch-Indië zijn de berichten over de
nieuwe tarwe nog steeds niet erg gunstig en zelfs zijn deze
week vroeger op aflading in de voorjaarsmaanden ver-
lcochte contracten van nieuwe Britsch-Indische tarwe terug-
gekocht. Ook het uitblijven van offertes uit Britsch-Indië
van peulvruchten ter verlading in de zomermaanden duidt
op minder gunstige vooruitzichten voor den nieuwen tarwe-
oogst. Had ondanks de nadering der feestdagen, die zoo-
wel in invoer- als in uitvoerlanden en vooral in Argen-
tinië een aanzienlijk aantal marktdagen deed uitvallen en
waarvan stille markten ‘dikwijls het gevolg zijn, cle stem-ming reeds een vrij aanmerkelijke verbetering ondergaan,
verderen voortgang maakte deze laatste in Noord-Amerika
aan het einde der week, ten gevolge van het maandrap.
port per 1 April van het Ministerie van Landbouw te
Washington. De wekelijksehe Washingtonsche weder- en
oogstberichten van den laatsten tijd waren Vrij bemoedi-
gelid geweest. Zij spraken slechts voor Kansas van een
werkelijk slechten stand van een gedeelte der wintertarwe,
doch beschreven den algemeenen toestand telkens als niet
onbevredigend. De juistheid der lage particuliere oogst-
ramingen werd dan ook vrij algemeen betwijfeld. Eenige
verrassing baarde dan ook hemaandrapport, ‘toen dat den
stand der wintertarwe niet hooger aangaf dan 68,7 en de op-

II
15 April 1925

ECONOMISCH-STATISTICHE BERICHTEN

333
II

Noteeringen.

Chicago

Buenos Aires

Data

Tarwe Maïs

Haver Tarwe Maïs LiJnzaad
Mei
I
Mei
I
Mei

Mei
I
Mei
I
Mei

llApr.’251 162%
1
1113

41%

114,25
2
)1
9,15
2
)121,85
2
)
4

’25
143i/
95′,
388/
8

13,95
8,50
21,70
11Apr.24
101%
77_
461/
2

10,65
8,-
19,15
11Apr.’23
i
241
/s
Ø8/
S

11,85
1
)
8,75
22,45
1
)
11Apr.’22
13171
8

59%
37-
13,60 8,30
21,10
20Juli’14
82
5681
36%
9,40
5,38 13,70

1)
Per April.
2)
Per 13 April

L000prjzen te Rotterdam/Amsterdam.

Soorten
14 April
1925
1

6 April
1925
14 April
1924

Tarwe

… …..
.
…………’
17,-
16,_

11,75
Rogge (No. 2 Western)
.
1
14,-
134

9,65
Male (La Plata) ._ …

.’
223,-
217,-

228,-
Gerst (48 Ib. malting)


2
240,-
234,-

205,-
Haver
(381b. white clipp.)
1

11,75
4
)
11,85)

9,40
4
)
Lijnkoeken (Noord.Ameri.
kavan La Plata-zaad)
1

12,50 12,65

13,40
Lijnzaad (La Plata)

……
8
465,-
464,_

398,-
1)
per 100 KG.

2)
per 2000
KG.

8)
per
1960 KG.
No. 2 Hard/Red Winter Wheat.
4)
Canada
No. 3.

AANVOEREN in tons van 1000 KG.

Rotterdam

II

Amsterdam

Totaal

Artikelen

5111 April
I

Sedert

1
Owereenk.
1
5111 April
1

Sedert

1
Overeenk.

1925

1924
1925

1 Jan. 1925

tijdvak 1924

1925

1Jan. 1925 tijdvak 1924

Tarwe
9.474
220.867
253.802

5.655
12.128
226.522
265.930
Rogge
… … … ..

. … .-. ..
2.785
26.682
167.955


3.325
26.682 171.280
Boekweit
…………..

9.288 6.615



9.288
6.615
Male

… …. .. …
20.370 219.527
177.809
2.050 27.394
24.951 246.921
202.760
Gerst…….__….
1.976
39.867
99.704
50
1.955 15.861
41.822 115.565
Haver
..

– _. .

…. –
3.640
29.550
71.016

150

29.700
71.016
Lijnzaad
.. … .. .. ..

.
5.342 49.998
74.297

12.477
29.886 62.475 104.183
Lijnkoek

…. .. ._ ..
3.996 73.162 52.758


700
73.162
53.458
Tarwemeel

. .. .. .. ..
562
29.514
72.092 474
5.755 5.348 35.269
77.440
Andere meelsoorten

2.908 3.256

S



2.908
3.256

brengst slechts raamde op 474 millioen bushels. Zeer slecht
schijnt de stand te zijn aan de Westkust, doch behalve in Kan-
sas blijkt hij ook in een aanzienlijk aantal andere staten be-
neden de 70 te zijn. Ten Oosten van den Mississippi is de
stand wel beter, doch ook in Ohio blijkt volgens het maand-
rapport de tarwe sterk te hebben geleden. Als gevolg van
deze ongunstige. Washingtonsche cijfers trad op 11 April
aan de markten te Winnipeg en Chicago een sterke prijs-
verhooging in, die voor tarwe de verlagingen van de laat-
ste twee weken weder geheel deed verdwijnen. Oogstberich-
ten en de Europeesche vraag zijn de voornaamste factoren,
die de tarvemarkt tegenwoordig beheerschen en nu de
eerste voor de Amerikaansche wintertarwe zoo onbevre-
digend zijn en cle vraag uitbreiding onderging, waren de
redenen, die de prijsverlaging hadden teweeggebracht we-
der geheel vergeten. Reeds den volgenden dag echter zak-
ten de Noord-Amerikaansche markten weder in, omdat
sedert 1 April in het Zuid-Westen der Vereenigde Staten
herhaaldelijk en ook de laatste dagen weder regen is ge-
vallen. Het slot was echter te Chicago op 13 April voor
Mei nog
103,
voor Juli 6% dollarcent per 60 lbs. hooger
dan op den Oden, terwijl te Chicago de verhooging 9
A
12
cent bedroeg. Het is nu maar de vraag, in welke mate de invoerlanden geloof hechten aan het ongunstige maand-
rapport over de Noord-Amerikaansche wintertarwe en de
verhoogde prijzen betalen en of niet de vooruitzichten
voor de Europeesche oogsten, die zich bij het zeer goede
weder goed ontwikkelen en zelfs in Rusland zich wat beter laten aanzien, een tegenwicht tegen de Amerikaansche be-
richten zullen vormen. De Argentijnsche markt heeft op
het Washingtonsche oogstbericht niet met prijsverhooging.
gereageerd en was zelfs op 13 April veel lager dan vÔÔr
de feestdagen. Tegenover 6 April sloten de markten te
Buenos Aires en Rosario vrijwel onveran.derd. Toch wordt
het in Argentinië nog beschikbare uitvoer-surplus aanzien-
lijk lager geschat dan in liet vorige jaar. Nog 8 millioen
quarters heeten op 1 April te zijn overgebleven, terwijl
in 1924 na 1 April nog 13,6 millioen quarters zijn ver-
scheept.
Ook rogge heeft zich in Amerika van haar sterken prijs-
val hersteld, doch de prijs is minder gestegen dan voor
tarwe. Voor rogge was dan ook het maandrapport zeer be-
vredigend en nadat op 11 April te Chicago de prijs even-
als voor tarwe sterk gestegen was, volgde op den 13den
weder een verlaging, zoodat de markt ongeveer 1 3 dollar-cent per 56 lbs. hooger sloot dan op den 6den.
Voor mais is evenals voor broodgraan de stemming in
den loop der week verbeterd, doch de verbetering is in
Europa voor deze graansoort geringer geweest dan voor
tarwe en rogge. Zeer sterk zijn in enkele dagen de prijzen
gestegen in Noord-Amerika. Door de groote prijsdaling
van het begin der maand was in de Vereenigde Staten het
aanbod aanzienlijk verminderd, wat reeds spoedig een
prijsherstel met zich bracht, later nog geholpen door de
vaste markt voor broodgraan, welker inzinking op 13 April
echter ook voor mais weder een verlaging ten gevolge had.
Het slot op 13 Maart te Chicago was ongeveer 8 dollü-
cent per 56 lbs. hooger dan een week tevoren. De kans
op maisexport uit Noord-Amerika is voorloopig weder zeer
verminderd en daarmede is eveneens de stemming der
maïsmarkt veel minder flauw, daar het vooral de bedrei-
ging met dezen export was geweest, welke het vertrouwen
in de prijzen had doen verloren gaan. Verdere prijsdalin-
gen bleven in Europa dan ook uit en in Argentinië her-
stelde de markt zich aanzienlijk, zonder op den 13den
weer in te zakken. Buenos Aires en Rosario sloten toen
20 k 35 centavos per 100 KG. hooger dan op 6 April, na-
dat op den Sclen reeds een even groot prijsherstel had
plaats gevonden. In de invoerlanden blijft de vraag echter
Vrij slecht, in overeenstemming met den tijd van het jaar
en het mooie zachte weder. De verschepingen van maïs
zijn, ondanks flinke afladingen van den Balkan, nog steeds
niet groot, doch te zamen met de voorraden, die in de
invoerlanden nog aanwezig zijn, zeer voldoende, om in de
beperkte vraag te voorzien. Eenige verbetering onderging
deze laatste in Nederland en België, waar tot de verlaagde prijzen uit de voorraden Platamais geregeld werd gekocht.
Ook deed Nederland dagelijks inkoopen van Platamais uit
België en dat Nederland deze week tot de beste markten
op het vasteland behoorde, blijkt wel uit de omstandigheid,
dat een aan de Engelsche kust aangekomen lading Plata-mais ten verkoop naar Rotterdam werd gedirigeerd. Ook
van andere soorten vinden in Nederland de aanvoeren
Vrij goed plaatsing, al kon de verbetering der marktstem-
ming zich op de bedingbare prijzen slechts in beperkte
mate doen gevoelen. Van Oost-Europeesche mais waren in
Nederland de aanvoeren ook deze week weder klein. In
Platamais op aflading werden ook nu weder zaken van
eenigen omvang slechts in Engeland gedaan, waarbij de
prijsloop der Argentijnsche markt werd gevolgd. Voor mais
op zomeraflading worden op het vasteland de prijzen nog
steeds als te hoog beschouwd, om een flinken omzet te be-
reiken. Zelfs was in Nederland Zuid-Afrikaansche mais in
die posities zoo laag te koop, dat hier sommige vroeger
gesloten contracten door de verkoopers werden terugge-
kocht.
Gerst heeft zich te zamen met de andere graansoorten
in Amerika sterk in prijs hersteld, wat de zaken, na de
uitbreiding, welke zij ten tijde der lage prijzen van de
vorige week ondergingen, weder zeer heeft doen afnemen.
Ook voor andere dan Amerikaansche soorten blijven de
zaken stil en uit cle Antwerpsche gerstvoorraden werd deze
week zeer weinig verkocht. Voor haver leidde in Amerika
de prijsdaling evenals voor mais tot vermindering van het
aanbod en ook voor deze graansoort trad te Chicago en
Winnipeg spoedig een flink herstel in. Europa toonde wei-
nig kooplust, nadat vooral op het vasteland tot de ver-
laagde prijzen wat meer haver was gekocht.

334

– ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 April 1925

SUIKER.

De markt kenmerkte zich gedurende de verslagweek door
een gestadigen achteruitgang der prijzen.
in Amerika gaf de termijnmarkt het volgende beeld
te zien:•

Sp. C. Mei Juli Sept. Dec.
Slot voorafgaande week …….4.59 2.95 3.11 3.27 3.32
Opening verslagweek ……..4.59 2.88 3.04 3,20 3.26
Slot verslagweek ………….4.59 2.86 3.04′ 3.19 3.26

In Cubasuiker ging met het oog op de naderende Paasch-
dagen zoo goed als niets om. iie noteering daalde tot sh.
13/9 cif Engeland.
De laatste C u b astatistiek is als volgt:

1925

1924

1923
Tons

Tons

Tons
Weekontvangsten 4 April ’25 .. 220.936 205.848 122.568
Tot. sedert 1 Dec.’24-4 April ’25 2.587.739 2.321.809 2.244.391
Aantal werkende fabrieken 183 170 161
Weekexport 4 April 1925 ….. 163.531 115.784

98.464
Totaal 1 Jan._4 April ’25…..1.727.398 1.571.357 1.567.495
Totale voorraad op 4April’25.. 860.341 750.452 677.796
De Cubaproductie tot ultimo Maart wordt geraamd op
3.314.000 tons tegen een productie tot ultimo April ver
leden jaar van 3.600.000 tons.
Op Java liep de noteering voor prompte Suiker weer terug
tot
f
15,4, voor Superieur. Mei Suiker uit den nieuwen
oogst werd aangeboden tot
f
12 voor Superieur, terwijl
voor Augustus/October vraag bestond tot
r
‘No. 16/4 hooger ouden oogst werd gedaan tot
f 103.
De
V.I.S.P. verkocht verdere partijen uit den ogst 1926 tot

f
11
.
De productie over 1925 van de bij de V.I.S.P. aange.
sloten fabrieken wordt voorloopig geraamd op 17.367.105 pic.
Superieur en 11.733.231 pic. bruine Suiker tegen resp.
16.689.000 en 11.908.000 pic. verleden jaar.
Hier te lande was de stemming flauw in overeen:
stemming met New York en London. Prijzen voor Mei en
Augustus bewogen zich tusschen
f
20 en
f
20/ en f20/
De omzet bedroeg 2900 tons.

NOTEERINGEN.

Amster-
Londen
New York
96pCt.”
White Java’s

Cuba’s
Data
dam per
Tates
1

f.o.b. per
96 pCi. c.1.f.
Centri-
Cubesl
Aug.
fugals

No. 1
Mei/JunI
April

kristalsuiker

5h.
5h.
$
ets.
basis 990
14Apr. ’25
f
20″
36/-
16,6
1316
4,49
6

‘,,

1
25
20
/s
366 169
14/-
4,59
14Apr. ’24
2713
6216
22(9
24/-
6,15
14Apr ’23
.381/
68/9
29;-
29/9
8,03
ruwsuiker
basis 88°
4 Juli ’14
f

11
1
,
3
35

18/_


3,26

1)fj4 18
basis
99°
1)
Het verschil tusschen ruwsuiker 88
0
en kristalsuiker
99
0
is aan te nemen op
f
3,— per 100 KG.

KATOEN.

Mnrktbericht van de Heeren Sir Jacob Bebrens & Sons,
Manchester, d.d. 8 April 1925.

Prijzen van Amerikaansche katoen vertoonden weinig
schommelingen en waren op – het eind van de week iets
lager. Er zijn verder geen bijzonderheden, welke een spe-
ciale vermelding behoeven. De daling in de prijzen van
Egyptische katoen gaat voort, hoewel er de vorige week
een geringe opleving viel wiiar te némen. Het verschil in
prijs tusscheh levering voor aanstaande of latere maanden
blijft op het oogenblik tamelijk constant; niettemin blijft
het gewenscht dit nauwkeurig te volgen. Verkoopen waren
geringer dan eenigen tijd geleden, doch in verband met de
heerschende onzekerheid is dit nièt te verwonderen.
In Amerikaansche garens gaat weinig om en zijn prijzen
over het algemeen vat gedaald, speciaal voor de lagere
nummers. Orders worden er weinig geboekt, hoewel een uitzondering gemaakt client te worden voor soorten, clie
op het Continent gebruikt worden. Ten gevolge van de
hooge prijzen en grootere leveringen, Welke’ tlrâns verlangd
worden, zijn daar nog wel wat zaken gedaan. Niettegen-
staonde het feit, dat er weinig omgaat, is de markt bij
lange na hiet flauw en algemeen gelooft men, dat, indien
weer normaal gekocht werd, de markt daardoor bijzonder
gesteund zou worden. Egyptische garens zijn kalm en koo.
pers nemen een afwachtende houding aan. In garens voor

de naaigarenfabrieken van het vasteland in de fijnere
nummers wordt meer gedaan, doch het schijnt niet alge.
meen te zijn. Prijzen zjjn over het algemeen wat flauwer.
De cloekmarkt is deze week ook zeer stil geweest, daar
er minder aanvragen zijn en slechts in enkele kwaliteiten
kleine zaken tot stand gekornen zijn. Overzeesche koopera toonen weinig belangstelling, hoewel deze in vele gevallen
toch gebrek aan manufacturen schijnen te hebben. Prijzen
blijven hier dan ook zeer vast, hoewel er weinig biedingexi
aan de markt zijn. Dit zal waarschijnlijk verband houden
met de’naderende Paaschdagen en men hoopt dat daarna
de toestand wat beter zal worden. Niettegenstaande de min-
dere vraag van Indië en China en ook de hooge prijzen
van Egyptische katoen, is de markt hier toch niet flauw
en ielfs bij de lagere katoenprijzen blijft het moeilijk con-
cessies van fabrikanten te verkrijgen. Op verschillende
overzeesche markten verwacht men echter wel lagere prij-
zen voor manufacturen en zoolang dat het geval blijft,
kunnen zaken in Manchester voorloopig niet veel leven-
diger worden.

1Apr. 8Apr. Oost. koersen. 31 Mrt. 7Apr.

Liverpoolnoteeringen. T.T. op Br. Indië
1/5+8 1/5 7/
F.G.F. Sakellaridis 32,50 31,65 T.T. op Hongkong 213
1
/
8
2/3
.F. No. 1 Oomra 10,20 10,10 T.T.op Shanghai 3103 3/0k

Noteering voor Loco-Katoen.
(Middling Uplands.)
13April
1925
3April
1925
27 Maart
1925


12April
1924
12April
1

1923

New York voor
Middling …
24,40e 24,55e
25,20e
31,50e
29,65 c
New Orleans
voor Middling
24,35e 24,40e
25,10e
31,50e
29,13e
Liverpool voor
Middling ..

d
1372 d
13,88 d
19,42 d*1
16,10d*)

*) Voor fully middling ouden Standaard.

Ontvangsten in- en uitvoeren van Atnerikaansehe havens.
(In dulzendtallen balen).

1 Aug.’24
Overeenkomst ige periode
tot
3April’25
1923-’24
1922-’23

Ontvangsten Gulf-Havens.
8694
6126 5359
Atlant.Havens
UitvoernaarGr.Brittannië
2286
1483
1218
‘tVastelandete.
3791
2713
2321
Japan

…..
824 524
526

Voorraden.
(In duizendtallen balen).

Overeen komstig tijdstip
3April’25

1924 1923

Amerik. havens
.

.

_
929
584 594
Binnenland .
_. .-.
751
577 683
144
57
New York

….
.

………186
259
122
164
New Orleans – …………
Liverpool …………….
727 383 437

KOFFIE.

D&ar tengevolge van de verschillende feestdagen de markt
in de afgeloopen week slechts’ enkele dagen geopend is ‘geweest, en in die’ enkele dagen de nadering dier feest-
dagen haren invloed reeds deed gélden, valt er ditmaal
feitelijk niets bijzonders te vermelden. Aan de termijn-
markten bleven ‘de prijzen in den aaniang
vrijwel onver-
anderd; daarna liepen zij iets op. Brazilië bracht in Zijne
aanbiedingen zoé goed als geen wijzigingen, doch daaren-
tegen was Indië voor Robusta iets vnster. De noteeringen
van Palembang Robusta voor ‘directe of spoedige versche-
ping waren X
a
IX ct. hooger dan de prijzen, •in het
vorig Bericht genoemd.
Van loco bleven de offfiieele noteeringen 75 ct. per
KG. voor Superior Santos en 62 ct. voor Robusta; de
afzet was echter zeèr beperkt.
De termijnn6teeringen aan de ochtend-cali waren te:

Rotterdam (Santos-cont-ract)
11
Amsterd. (Gemengdcon-basis Good

11
tract)basiv Santos Good

Mei’
Sept.,
Dec.
Mrt.
Me
I
Sept.
Dec.
Mrt.

14 Apr.
53s,

508,
487/8
47/8

5234.,
485/
8

46′
2

45
7

,,

53K
50′
483
47,
52K
48
1
/
8

46’1 45
31 Mrt. 553,
51
49
3.f
48′
537/s

494
47X
46
24

,,

57f,
533/8
51 Y4
] –
55
51
49y,

De slot-noteeringen té New York van het
aldaar
gel-
dende gemengd contract
(basis
Rio No. 7) waren:

15 April 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

335

Mei

I
Sept.
1

Dec.
I

Mrt.

$
18,63
$
16,87
$
16,35
$
15,79
6

,, ,,
18,-
16,34
,,

15,81
15,25
13

April

…….

,,

18,55
16,62 16,07

30 Maart …….
23

………..
,,

19,34
17,32
16,72

Rotterdam, 14 April 1925.

(Mededeeling van de Vereeniging voor den Goederenhandèl
te Rotterdam.)

Noteeringen en voorraden in Brazi1i.

te Rio

1

te Sanfos

1 Wisselkoers
Data1

-I

te Rio
1
Voorraad
1
Prijs
t
Voorraad
1
Prijs p Londen
t (In Balen) t No.7′)I (In Balen)
1
No. 4
1)

1

13 April 1925

160.000

37.100 2.125.000

39.500
529/64

6

,,

1925

164.000

37.450 2.050.000

39.500 /16
30 Mrt. 1925

207.000

36.975 2.035.000

40.000
13 April 1924

225.000

26.000

974.000

27.000
6
11
1
32

1)
In
Reis.

Ontvangsten uit het binnenland van Brazilid in Balen.

te Rio
te
San
tas
Data
Afgeloopen
Sede

d
t;if

geloopen
Sedert
week
1Ju
week
I

1Juli

11 April1925…..

6.000
1
2.813.000
1
123.000
1
7.963.000
11 April 1924….

69.000

2.976.000 211.000 8.136.000

THEE.
De theemarkt had in de afgeloopen week niet veel te
beteekenen. Wel kwamen er nog enkele partijen thee, op-
gehouden uit de vorige veilingen, tot afdoening, doch de
markt verkeerde hier overigens in een vacantie-stemming
en zulks in overeenstemming met Londen, waar de ge-
regelde theeveilingen eerst in de volgende week hervat
zullen worden.

Amsterdam, 14 April.

COPRA.
De narkt was de afgeloopen week zeer vast gestemd.
Vooral Hamburg en Bremen betaalden hooge prijzen. Indië
offreerde regelmatig, doch slechts beperkte hoeveelheden.

De noteeringen zijn:
Nederl.-Ind. f.m.s. copra stoomend . .
fi
3514

April afi. . .
i’.{ei

. .

35.
Juni

.
Juli

.,, . . ,, 34
14 April 1925.

KAPOK.

(Opgave van de Makelaars Gebrs. van der Vies, Amsterdam.)

Kapokstatistiek op 31 Maart 1925.

Voorr. Aanv. Verk.

Voorr.
1 Jan.

tot

tot

op
Importeurs:

1925 31Mrt. 31Mrt. 31Mrt.
(in pakken).
H. G. Th. Crone………-

2638

2638


Van Eeghen & Co……..

687

687


N.V. Handel en Cultuur Mij.
v/h. Smidt & Amesz q.q.
Edgar & Co’s Handel
Mij. Soerabaja ……..141

3013

1969

1185
Han. verg. v/h. Reiss & Co. –

681

681


Int. Hand. &Cred.Mij. IHEC –

802

752

50

Jacobson v. d. Berg & Co… – 4681

4681


Koning, Teves & Co …….

276

276


Landb.Mij.,,Geboegan”…

196

132

64
Maintz’Productenhandel..

84

3140

2680

544
Mïrandolle,Voûte & Co… 121

4483

4317

287

Tiedeman & van Kerchem. – 2294

2294


Weise &Co ………….. 279

841

344

776
Order ………………1378

3310

2432

2256

2003 27042

23883

5162

METALEN.

Loco-Noteeringen te Londen:

Data
Koper
Stan-
daard

Koper
Electro-
lytisch Tin
Lood
Zink

14April 1925.
.
61.-1-
64.15/_
229.7/6
32.17/6 34.17/6
6

,,

1925..
60.5/_
64.5/-
231.716
33.7/8
34.7/8
30 Mrt. 1925..
60.2
1
6
64.10/_
240.7/6
35._/_ 34.17/6
23

,,

1925..
62.12/6
68._/_
246._/_
36.15/_
35.17/6
14April 1924-
64.716
70.5/_
246.12r6

32._/_
32.7/6
20 Juli

1914..
61.-1-
145.15/-
19._j_
21.10/-

RIJN VAART.
Week van 5 t/m. 11 April 1925.
De aanvoer van erts bleef stationnair. Overigens bleven
de aanvoeren ongewijzigd.
Tengevolge der gedeeltelijke staking in het havenbedrijf
ondervond de lossing van verscheidene booten belangrijke
stagnatie.
Bij tameljke navraag bleef de beschikbare scheepsruimte
voldoende.
De ertsvrachten naar de Ruhr bedroegen gemiddeld
fi 0.40 met
y
4
lostijd, fi 0.50 met X lostijd.
Voor ruwe producten naar den Bovenrijn werd in door-
snee 6 1.- met verkorten lostijd betaald.
Het sleeploon werd genoteerd volgens het 32M cts. tarief.
De waterstand naar den Benedenrijn bleef gunstig, naar
den Bovenrijn werd nog steeds met beperkten diepgang
af geladen.
In de Ruhrhavens bleef de toestand ongewijzigd.

ADVERTENTIËN.

The An 9F1o=So*uth Arnefican Bank,
Ltd.

Statutair Kapitaal
£
10.000.000

Geplaatst Kapitaal £ 8.734.660
Beservefonds .
£
4.000.000

VolgestortKapitaal £ 4.367.330

Argentinië – Chili – Peru –

Mexico – Barcelona –

Bilbao – Madrid – Vigo – Sevilla –

Valencia.

Bank- en Wisselzaken,

Handelscredieten.
Incasseeren van documentaire

wissels.

Aan- en verkoop van Effecten.

Hoofdkantoor: Old Broad Street, London E.C.

The Anglo-South American Bank Ltd. is ook vertegenwoordigd in de Vereenigde Staten door de Anglo South
American Trust Company, New York (erkend volgens de svetten van den staat New York), in Frankrijk door de
Banque Anglo-Sud Américaine,
SociëtdAnonytne,
Parijs, en in Braziliëen Uruguay en in geheel Centraal Amerika door
haar zuster-instellingen: The British Bank of South America Ltd. – The Commercial Bank of Spanish America Ltd.

336 –

15 April 1925

DE TWENTSCHE BANK

Amsterdam – Rotterdam – ‘s- Gravenhae – Dordrecht – Utrecht – Zaandam – Zvo11e

Maandstaat op 31 Maart
1925

DEBET

Aandeelhouders nog te storten 90 pOt. op aandeelen B,

waarvoor waarden gedeponeerd ………………….
Deelneming in de firma’s:

B. W. BLIJDENSTEIN & Co., te Londen
B. W. BLIJDENSTEIN Jr. te Enschede

LEDEBOER & Co., te Almelo
Deelneming in bevriende Bankinstellingen ….
f
10.739.431,13
waarvoor in geld gestort ……………………….
waarvoor effecten gedeponeerd ……………………

Effecten van Aandeelhouders

gedeponeerd bij bevriende instellingen …………….

ten eigen gebruike ………………………………

f

1.530.900,-
8.435.000,-

8.032.231,13
f
2.707.200,-

2.000.000,-

30.845.170,—

Kassa,

Wissels

en

Coupons

………………………..


34.819.161,52
Nederlandsche Schatkistbiljetten en Schatkistpromessen ….
12437.080,81
Saldi

bij

Bankiers

………………………………….
,,

18.548.106,62
Daggeldieeningen ………………………………….
..
500.000,- Saldo te leveren en te ontvangen Fondsen

350.698,92
Prolongatiën

gegeven
………………………..
……….
,,

17.095.005,- Eigen Effecten en

Syndicaten
…………….
.
…………

Credietvereeniging

……………………… …………
;,

8.883.439,76
f
56.605.092,27
Af:

loopende

Promessen

…………………………….
,,

9.550.000,-
47.055.092,27
Voorschotten-tegen Onderpand of Borgtocht en Saldi Rek. Ort
f
55.138.602,76
Af:

loöpende

Promessen

…………………………..
2.750.531,28

52.388.071,48
Voorschotten

op

Consignatiën
……………………….

.
2.128.126,56
Gebouwen

……………………………………….

4.723.982,48


Totaal
……
f 252.479.266,55

CREDIT

Kapitaal
………

…………………………………
f
36.000.000,-
Reservefonds
…..
…………………………………
8.584.219,51
Buitengewone

Reserve

……………………………..
1.800.000,-
Waarborgfonds Credietvereeniging ……………………
5.372.917,50
Reserve

Credietvereeniging

…………………………
2.353.896,16
f

54.111.033,17
Aandeelhouders nog te storten als waarborg voor 90 pOt.
storting op aandeelen B:
Effecten

…………………………
f

1.518.550,-
Contanten

……………………….
,,

12.350,-
in

Leen-Depot

Effecten

……………………………
,, 34.033.820,-
Contanten

……………………….
39.630,—

Totaal

Effecten

…………………………

35.552.370,
Totaal

Contanten

……………………….

51.980,-
Zieken-

en

Pensioenfonds
………………………… ..

2.255.211,94
Deposito’s

……………………………………….

42.097.215,70
Prolongatie-Deposito’s

…………………………….

4.497.300,
Saldi

Rekeningen

Courant

…………………………
f 72.879.255,99

91

,,

,,

voor gelden in het Buitenland

..
7.442.504,93
Credietvereeniging
………
……
,,

4.745.202,68
85.066.963,60
B. W. Blijdenstein
&
Co., Londen, B. W. Blijdenstein Jr.,
-Enschede en Ledeboer
&
Co., Almelo
4.934.453,30
De

Nederlandsche

Bank

…………………………..

1.033.131,96
Te

betalen. Wissels


……………………… .. ……..
20.128.266.82
Diverse

Rekeningen ……..

………………………..
2.751.340,06

Totaal……
f
252.479.266,55

Auteur