Ga direct naar de content

J.P. Morgan: een onkreukbare bankier

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: april 27 2001

J.P. Morgan: een onkreukbare bankier
Aute ur(s ):
Fase, M.M.G. (auteur)
Hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam en onderdirecteur van de Nederlandsche Bank.
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4306, pagina 373, 27 april 2001 (datum)
Rubrie k :
Boekbespreking
Tre fw oord(e n):
bankw ezen

De bankier J.P. Morgan opereerde lange tijd onder streng toezicht van zijn vader, die onkreukbaarheid voor bankiers hoog in het
vaandel had.
Met de overname in de zomer van 2000 door Chase Manhattan van de zakenbank J.P. Morgan & Co. verdween het deftigste
bankiershuis in de New Yorkse City uit de financiële geschiedenis. De grondslag voor deze chique en destijds machtige bank werd
gelegd door Junius Morgan, maar vooral door diens zoon John Pierpont Morgan (1837-1913), in het laatste kwart van de negentiende
eeuw. Rond 1900 was J.P. Morgan de ongekroonde koning van de financiële wereld, die op gelijke voet verkeerde met regerende
vorsten en staatslieden. Diverse Europese vorsten ontvingen hem persoonlijk of dineerden met hem. Ook bij de opvolgende presidenten
van de Verenigde Staten of regeringsleiders van bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk kwam hij over de vloer om de lunch te
gebruiken en zaken te doen. Over deze zaken, waarvan het belang dikwijls het particuliere of nationale te boven ging, verhaalt dit
minutieus geschreven boek bekwaam en met boeiende financiële en politieke detaillering. Dit monumentale levensverhaal van de
bankier J.P.Morgan valt grotendeels samen met zo’n vijftig jaar monetair-financiële wereldgeschiedenis, waarvan J.P. Morgan
decennialang vaak het machtige middelpunt was.
Vier aandachtsgebieden worden door de biograaf in J.P. Morgans leven ontwaart en telkens weer in wisselende dosering belicht. Deze
onderling nauw verweven aandachtsgebieden betreffen de bankier en zijn persoonlijk leven, de bewaker van financiële stabiliteit, de
behartiger van het algemeen belang en de moderne mecenas.
Morgan als bankier
J.P. Morgan werd in 1837 geboren in Hartford, Connecticut, als zoon van Junius Spencer Morgan en Juliet Pierpont. Beide ouders
behoorden tot de oude welgestelde families van New England die zich reeds rond 1600 vanuit Engeland aan de Amerikaanse Oostkust
hadden gevestigd. Van vaderszijde waren de voorouders werkzaam in handel en geldzaken. De moeder stamde uit een geslacht van
erudiete predikanten, die hun opleiding ontvingen in Harvard. Ook in het leven van de jonge Morgan zouden religie en cultuur steeds
een belangrijke rol blijven spelen.
Karaktervorming en ambitie stonden centraal in de opvoeding, waarmee vader Morgan zich intensief bemoeide en waarvan ook een
langdurig verblijf in Engeland, Zwitserland en Duitsland deel uitmaakte. Na voltooiing van zijn Europese tour werd de jonge Pierpont in
1857 in de leer geplaatst bij het New Yorkse bankiershuis Duncan, Sherman & Co. In het bijzonder firmant Charles Debney was zijn
leermeester en mentor voor het bankvak. De jonge Morgan raakte er vertrouwd met geldzaken, handelscorrespondentie en boekhouden,
maar ook met de beurs. Salaris ontving hij niet; de maandelijkse toelage door zijn vader van tweehonderd dollar was genoeg.
In 1862 associeerde Pierpont zich met zijn neef Jim Goodwin en richtten zij de bankenfirma Morgan & Co. op. Hun meest spectaculaire
transactie betrof de organisatie van leningen ten behoeve van de burgeroorlog, waarvan beide partijen profiteerden. Hiermee verdienden
ze veel provisie-inkomsten, maar vader Junius was er allerminst over te spreken. Ook verwierven zij zich een plaats op de markt voor
overheidspapier, die één van de pijlers van hun huis zou worden.
Intussen was J.P. Morgan in 1861 in het huwelijk getreden met Memie Sturges, dochter van een welgesteld bankier. Spoedig nadien werd
echter bij haar tuberculose vastgesteld en tijdens een reis naar Zuid-Frankrijk overleed zij in het voorjaar van 1862 te Nice, waar ze ook
werd begraven. Reislustig zou J.P. Morgan zijn hele leven blijven en vast onderdeel was een bezoek aan haar graf om er
krokodillentranen te laten. Hij was toen allang weer hertrouwd, maar over de tweede echtgenote verneemt de lezer bitter weinig. Wel
wordt duidelijk dat de echtelieden, die samen een zoon en drie dochters kregen, heel goed buiten elkaar konden leven.
Op 15 november 1864 werd op aandrang van vader Junius de firma van de jonge Morgan ontbonden. De motieven hiervoor worden in
het boek niet geheel duidelijk, maar hangen vermoedelijk samen met het gewicht dat de vader toekende aan onkreukbaarheid voor een
bankier die, zoals bekend, werkt met andermans geld. J.P. Morgan stichtte korte tijd later een nieuw bankiershuis onder de naam Debney,
Morgan & Co., waarbij het grote vertrouwen dat zijn voormalige mentor Debney bij het publiek genoot, een belangrijk motief vormde
diens naam aan de firma te verbinden. Het belang hiervan kwam ook tot uitdrukking in de overeengekomen winstverdeling, waarbij
veertig procent toekwam aan Debney bij een kapitaalinbreng van slechts zeven procent van de totale 350.000 dollar. Hiervan fourneerden
vader en zoon elk honderdduizend dollar.

Het nieuwe bankhuis verrichtte een aantal opzienbarende transacties, zoals de succesvolle omzetting van hoogrentende staatsschuld in
laagrentende. Dit leverde de Amerikaanse schatkist een jaarlijkse besparing van twintig miljoen dollar en de jonge bankier groot gezag
op. (Zijn vader deed inmiddels zijn eigen bankzaken in Londen onder de naam Morgan, Grenfell & Co.) Hiermee raken we een belangrijke
pijler van het gedrag van de bankier J.P. Morgan: het opbouwen van gezag door financiële onkreukbaarheid, een eigenschap die er door
zijn vader als het ware was ingehamerd. Ook op andere werkterreinen kwam dit terug.
Financiële en marktstabiliteit
Emissies van onder andere spoorwegwaarden, met zorg voor het algemeen belang, vormden het tweede aandachtsterrein van J.P.
Morgan. Spoorwegwaarden waren in het laatste kwart van de negentiende eeuw even in trek als thans aandelen van internetbedrijven
met hun fantastische winstverwachtingen. Ook toen betrof het ondernemingen die daadwerkelijk nog geen winst hadden gemaakt.
Morgan bezat een scherp oog voor dit delicate element en de gevaren hiervoor van een tarievenoorlog tussen de elkaar beconcurrerende
lijnen. Dit zou de verwachte toekomstige winsten reduceren en daarmee het vertrouwen van de beleggers in het emissiehuis beschamen.
Ook in de sectoren electriciteit en telefonie en later eveneens bij de vorming van transatlantische scheepvaartconglomeraten, verwierf hij
zich grote zeggenschap.
Het bankiershuis van Morgan verwierf telkens een meerderheidsbelang. Morgan ontplooide daarbij een grote activiteit om een
tarievenoorlog te voorkomen en koos als middel spoorwegfusies en de vorming van allianties. Hierdoor ontstonden machtige
spoorwegconcentraties. Hetzelfde deed hij in de staalindustrie, die overigens nauw met de spoorwegen verweven was.Toch hoedde
Morgan zich ervoor dit alles te vertalen in markmacht ten eigen bate. Zijn streven was vooral marktstabiliteit ter behartiging van de
belangen van de Verenigde Staten. Dat dit ook winstgevend was, werd op de koop toe genomen, maar stond bij Morgan niet voorop,
zoals de biograaf overtuigend laat zien.
In het verlengde hiervan lag Morgans succesvolle poging ten tijde van ernstige financiële crises en algemene economische malaise
maatregelen te beramen om de depressie te bestrijden. We zien Morgan dan optreden als officieuze centrale bankier bij ontstentenis van
een officiële monetaire autoriteit in de Verenigde Staten. Dit deed zich voor in 1895 en in 1907. In de jaren 1890 werd in de naweeën van
de burgeroorlog in het agrarische zuiden van de Verenige Staten handhaving van de gouden standaard ter discussie gesteld door
populistische leiders als presidentskandidaat Bryan. Toen vervolgens in 1895 een ernstige depressie ontstond, verloren de Verenigde
Staten onder invloed hiervan bijna hun gehele goudvoorraad en daardoor het vertrouwen van de markt in de dollar. Met de stilzwijgende
steun van president Cleveland organiseerde J.P. Morgan met zijn financiële trust namens de federale overheid een succesvolle
goudlening. Deze deed het marktsentiment keren.
Een dergelijke situatie deed zich opnieuw voor in 1907, toen een liquiditeitscrisis in het bankwezen dreigde en de daaruit voortvloeiende
bankdéconfitures het financiële bestel ondermijnden. Een centrale bank die haar lender-of-last-resort functie kon uitoefenen bestond nog
niet, maar Morgan wist raad. Hij zag kans naast zijn eigen bank, die intussen J.P. Morgan & Co. heette, nog twee andere grote New
Yorkse banken te mobiliseren voor grootscheepse liquiditeitssteun en aldus de lender-of-last-resort functie op zich te nemen. Morgan
was daarmee kortstondig de centrale bankier van de Verenigde Staten geworden. De noodzaak van een centrale bank in de Verenigde
Staten werd toen overduidelijk en het stelsel van reservebanken zou in december 1913 dan ook zijn beslag krijgen. Morgan stond in 1907
op het hoogtepunt van zijn macht, die overigens op grond van de oplaaiende antitruststrijd in de Verenigde Staten ook sterk onder
kritiek stond. Zijn persoonlijke onkreukbaarheid was echter boven twijfel verheven. De New Yorkse en Londense bankiershuizen waren
toen reeds samengegaan omdat J.P. Morgan na de dood van zijn vader de enige mannelijke erfgenaam was.
Morgan als mecenas
Belangenloosheid gold ook zijn culturele activiteit. Evenals zovelen van zijn zeer gefortuneerde generatiegenoten wendde hij zijn grote
rijkdom aan om op zeer grote schaal kunstaankopen te verrichten en deze beschikbaar te stellen aan musea, om aldus de nationale
identiteit te vestigen. Het Metropolitan Museum of Art in New York, maar ook het museum voor natuurlijke historie kregen dankzij
Morgan prachtige en unieke collecties. Ook op dit terrein overheerste deskundigheid en het resultaat kwam de gemeenschap van de
Verenigde Staten ten goede. J.P. Morgan zou bijna 76 jaar oud tijdens een reis door Europa in 1913 te Rome overlijden. Hij werd begraven
in zijn geboorteplaats, bij zijn ouders. Al met al rijst het beeld op van een succesvolle bankier, die naar vaste overtuiging het algemeen
belang diende en daar ook erkenning voor kreeg.
Zie ook [1]>860373_n

1 Jean Strouse, Morgan: American financier, Random House, New York, 797 blz., usd 34,95

Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteurs