input
Leven lang leren
Energie
Voor het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt
onderzoeken Fouarge et al. levenslang leren tijdens het werk en
door trainingen. In 2007 volgde in Nederland 16,6 procent van
de beroepsbevolking een training. Jongeren nemen vaker deel
aan trainingen dan ouderen en hogeropgeleiden vaker dan lageropgeleiden. Zo volgde van alle mensen met alleen basisonderwijs of een vmbo-diploma zeven procent een training, tegenover
twintig procent van de hbo- of wo-afgestudeerden. Werkenden
besteden gemiddeld 28 procent van hun werktijd aan werkzaamheden waarvan ze kunnen leren. De auteurs stellen dat
leren op het werk een groter positief effect heeft op de ontwikkeling van vakkennis dan trainingen, die een groter positief
effect hebben op het loon en de productiviteit van bedrijven.
Voor het UNU-MERIT onderzoeken Mirza en Kemp de keuze voor
de energiebron van landelijke gemeenschappen in Pakistan. Alle
huishoudens in deze gemeenschappen kiezen voor traditionele
energiebronnen als kerosine en verbranding van biomassa. Zelfs
huishoudens met een hoog inkomen vinden het belangrijker dat
energiebronnen dichtbij zijn, dan dat ze moderne energiebronnen,
zoals elektriciteit, gebruiken die ze zich wel zouden kunnen veroorloven. Bij het ontwikkelen van moderne energiebronnen voor
ontwikkelingslanden zou, naast het inkomen, rekening moeten
worden gehouden met de afstand tot de energiebron. Ook karakteristieken van de huishoudens hebben invloed op de keuze. Zo
ligt bij grote huishoudens de keuze voor hout meer voor de hand
omdat de kinderen zelf hout kunnen sprokkelen.
Fouarge, D., A. de Grip en A. Nelen (2009) Leren en werken. ROA R 2009/3.
Mirza, B. en R. Kemp (2009) Why rural rich remain energy poor. UNU-MERIT
Maastricht: ROA.
werkdocument nr 2009-024. Maastricht: UNU-MERIT.
Openbaar vervoer
Zorg
Voor het Kennisinstituut voor
Mobiliteitsbeleid stellen Berveling et al.
dat imagoverbetering van het openbaar
vervoer mogelijk is door een reëler beeld
te scheppen. Door onvolledige of achterhaalde informatie nemen minder mensen
het ov. Zo schatten mensen die nooit met
het openbaar vervoer reizen hun ov-reistijd
zeventig procent te lang in waardoor men
liever met de auto gaat. De auteurs stellen dat het niet zinvol
is het imago te verbeteren voor korte afstanden omdat daar de
auto voordeliger is in reistijd. Het openbaar vervoer zou om het
imago te verbeteren meer aandacht moeten besteden aan onbewuste beïnvloeding, zoals door kleuren en vormgeving, en aan
jongeren, door in treinen en bussen internet aan te bieden.
Voor het Centraal Planbureau geven Van Elk et al. een overzicht
van de literatuur over zorguitgaven. De zorguitgaven zijn de
afgelopen veertig jaar sterk gegroeid; de groei van het inkomen,
de vergrijzing en de stijgende relatieve prijs van de zorg zijn
hiervoor verantwoordelijk. De relatieve prijs van zorg stijgt in
de loop der tijd door het Baumol-effect: de lonen in de zorg
moeten gelijk zijn met de rest van de economie om  erknemers
w
aan te trekken, maar doordat de productiviteit door de arbeidsintensiviteit in de zorgsector niet zo snel stijgt als in andere sectoren, stijgt de relatieve prijs van de zorg. Als de relatieve prijs
van de zorg stijgt met een procent, stijgen op de lange termijn
de zorguitgaven met 0,68 procent.
Elk, R. van, E. Mot en P.H. Franses (2009) Modelling health care expenditures.
Overview of literature and evidence from a panel time series model. CPB discussiedocument nr 121. Den Haag: CPB.
Berveling, J., P. Bakker, L. Harms en E. van der Werff (2009) Imago en
openbaar vervoer. Den Haag: KiM.
Onderwijs
Uitstoot
Voor het Tinbergen Instituut analyseren Wang et al. de effecten
van maatregelen die landen de mogelijkheid bieden om uitstoot
van broeikasgassen te compenseren door te investeren in projecten die deze uitstoot verminderen in ontwikkelingsÂanden. Door
l
deze investeringen dalen de totale kosten voor het terugdringen
van de uitstoot, voor de EU van 2,97 dollar per ton met emissiehandel tot 2,38 dollar. De totale vraag naar vervuilende productiegoederen zal dalen doordat er met nieuwe technieken van
minder vervuiling sprake is; daarnaast daalt de prijs van zulke
goederen in ontwikkelingslanden door de technische vooruitgang
veroorzaakt door meer investeringen.
Voor het Amsterdam Instituut voor ArbeidsStudies stelt Van de
Werfhorst dat door veranderingen in technologie specifieke kennis
snel veroudert, waardoor opleidingen meer nadruk leggen op het
leren leren dan op vakkennis. Hierdoor ontstaat het risico dat
werkgevers aan vervolgopleidingen geen waarde meer toekennen.
Leerlingen zullen zich steeds eerder proberen te  nderscheiden
o
van medeleerlingen om toegang te krijgen tot selectieve
onderwijs rogramma’s. Gestandaardiseerde testen om excellente
p
studenten te selecteren en gelijkheid te promoten zouden hier uitkomst voor bieden. Verder pleit Van de Werfhorst voor gezamenlijke maatschappijleerlessen voor vmbo-, havo- en vwo-leerlingen
om alle leerlingen dezelfde kennis over het politieke systeem bij
te brengen en zo de diversiteit van burgers terug te dringen.
Wang, S., H. de Groot, P. Nijkamp en E. Verhoef (2009) Global and regional
Werfhorst, H. van de (2009) Education, inequality, and active citizenship. Tensions
impacts of the clean development mechanism. Tinbergen Instituut discussiedo-
in a differentiated schooling system. AIAS werkdocument nr 09-73. Amsterdam:
cument 2009-045/3. Amsterdam: TI.
AIAS.
356
ESB
94(4562) 12 juni 2009
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
output
Sociale mobiliteit
Religie
Voor het Centraal Bureau voor de Statistiek onderzoeken Van
den Brakel en Moonen de samenhang tussen de inkomensÂ
positie van ouders en kinderen van autochtonen en allochtonen.
Drie op de vier autochtonen en westerse allochtonen met ouders
in de laagste inkomensklasse hebben zelf een inkomen in een
hogere klasse, tegenover drie op de vijf allochtonen van nietwesterse afkomst met ouders in de laagste klasse. Gecorrigeerd
voor opleidingsniveau en arbeidsmarktpositie hebben niet-westerse allochtonen met ouders in de laagste inkomensklasse bijna
twee keer zoveel kans op een inkomen in de laagste klasse, dan
autochtonen met ouders in de laagste klasse.
Voor het Tilburg Law and Economics Center
onderzoeken Renneboog en Spaenjers of
religie een effect heeft op beslissingen over
sparen en investeringen van huishoudens.
Religieuze personen geven aan dat ze meer
om sparen geven en meer risicoavers zijn,
dan niet religieuze personen. Zo spaart
69 procent van niet-religieuze personen,
tegenover 72 procent van de gelovigen.
Katholieken en protestanten plannen langer vooruit, maar willen
geen risico nemen met gelden bedoeld voor het nageslacht.
Terwijl evangelisten veel om financiële verantwoordelijkheid
geven, en niet geloven dat het lot de rijkdom bepaalt. De kans
dat evangelisten investeren in risicovolle beleggingen is 23
procent groter dan bij andere religieuze groepen.
Brakel, M. van den en L. Moonen (2009) Is armoede erfelijk? In: CBS (red.)
Socialecono i che trends. Statistisch kwartaalblad over arbeidsmarkt, sociale
ms
zekerheid en inkomen. Tweede kwartaal 2009. Den Haag: CBS.
Renneboog, L. en C. Spaenjers (2009) Where angels fear to trade: the role of religion
in household finance. TiLEC discussiedocument DP 2009-018. Tilburg: TiLEC.
Krediet
Voor het European Banking Center ontwikkelen Beck et al. een
nieuwe dataset van kredietverlening in 45 landen opgesplitst
in bancaire financiering aan bedrijven en aan huishoudens. De
auteurs vinden dat krediet aan bedrijven economische groei
bevordert, terwijl krediet aan huishoudens geen verschil maakt.
Zo stellen de auteurs dat als Bulgaarse bedrijven in de periode
van 1994 tot 2005 hetzelfde percentage van bbp aan kredieten
hadden ontvangen als IJsland, de economische groei in dat land
per jaar 0,7 procent sneller was geweest. Bancaire financiering
aan bedrijven reduceert de inkomensongelijkheid in een land,
terwijl ook hier de kredietverlening aan huishoudens geen verschil
maakt. Als bancaire financiering aan huishoudens als percentage
van het bbp stijgt, dan dalen de veranderingen in consumptie die
veroorzaakt worden door conjunctuurschommelingen.
Beck, T., B. Büyükkarabacak, F. Rioja en N. Valev (2009) Who gets the credit?
And does it matter? Household vs. firm lending across countries. European
Banking Center discussiesartikel nr 2009–12. Tilburg: EBC.
Mkb
Het mkb wordt minstens zo hard getroffen door de kredietÂ
crisis als grote bedrijven, stelt SEO Economisch Onderzoek. Het
Nederlandse bedrijfsleven is meer dan in andere landen afhankelijk van bancaire financiering, die recent gedaald is. Zo wordt
in Nederland een bedrag van ongeveer 55 procent van het bbp
aan krediet verleend aan niet-financiële bedrijven, terwijl het
gemiddelde van het eurogebied een kleine vijftig procent is.
Vanuit het mkb wordt een groeiende kredietbehoefte verwacht
voor 2009 en 2010. In heel 2008 had bijna twintig procent van
de mkb’ers behoefte aan bancaire financiering, terwijl de verwachting voor het eerste halfjaar van 2009 is dat nog eens bijna
twintig procent behoefte heeft aan krediet. Door het gedaalde
aanbod van bancaire financiering verwacht een derde van de
mkb’ers problemen met het verkrijgen van krediet in 2009.
SEO Economisch Onderzoek (2009) Bancaire kredietverlening aan MKB. Notitie.
Amsterdam: SEO.
Google econometrie
Voor het IZA stellen Askitas en Zimmermann dat data over
zoektochten op Google economisch gedrag kunnen voorspellen.
Voor de periode van januari 2004 tot april 2009 gebruiken de
auteurs Google-zoekdata uit Duitsland om werkloosheidcijfers
te voorspellen. In de vier weken voor de bekendmaking van de
maandelijkse werkloosheidcijfers bekeken de auteurs de zoektermen arbeidsbureau, werkloosheidscijfer en de namen van een
aantal populaire Duitse sites voor banen. De voorspelde cijfers
blijken goed te kloppen met de daadwerkelijke cijfers. Een
procent meer zoeksessies voor een arbeidsbureau voorspelt op
de korte termijn 0,024 procent extra werkloosheid. Het zoeken
naar namen van populaire banensites voorspelt een daling van
de werkeloosheid van 0,031 procent op de korte termijn.
Toe- en uittreden
Askitas, N. en K. Zimmermann (2009) Google econometrics and unemployment
Fok, D., A. van Stel, A. Burke en R. Thurik (2009) The dynamics of entry and exit.
forecasting. IZA discussiedocument nr 4201. Bonn: IZA.
EIM onderzoeksrapport nr H200907. Zoetermeer: EIM.
Voor het EIM analyseren Fok et al. in de Nederlandse detailhandelsmarkt de effecten van eenmalige schokken in het aantal
toe- en uittreders op de winst. Een eenmalige stijging van het
aantal uittreders van een procent leidt op de lange termijn tot
0,10 procent minder winst voor de hele industrie, maar ook tot
een daling van 0,14 procent van het aantal aanbieders waardoor
de winst per bedrijf stijgt. Een schok in de toetreding leidt tot
permanent hogere winsten en een stijging in het aantal aanÂ
bieders: de gemiddelde winst daalt licht. De auteurs stellen
hierom dat op de lange termijn toetreding, meestal door innovaties, concurrentie veroorzaakt door creatieve vernietiging.
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
ESB
94(4562) 12 juni 2009
357