Huisindustrie
Inleiding
De situatie van de thuisarbeider
Huisindustrie, dat wil zeggen het verrichten van betaalde arbeid in de eigen woning ten behoeve van de Industrie,
is volgens de Grote Winkler Prins na de tweede wereldoorlog in omvang sterk teruggelopen. De laatste tijd blijkt
af en toe uit berichten 1), dat betaalde huisarbeid geenszins is verdwenen en gepaard gaat met misstanden. Die
misstanden zouden kunnen samenhangen met de slechte
economische toestand waarin ons land zich bevindt:
werkgevers trachten de arbeidskosten te drukken en de
grote werkloosheid maakt dat mensen met een zwakke
positie op de arbeidsmarkt ieder werk aanpakken tegen
slechte arbeidsvoorwaarden. Het is bijzonder moeilijk om
gegevens over deze thuisarbeid te verzamelen, omdat de
thuisarbeiders hun werkgelegenheid veelal liever verborgen houden voor hun omgeving of voor de fiscus. Het leek
nuttig de schaarse gegevens over thuisarbeid eens op een
rijtje te zetten. Aanleiding daartoe was de verwerking van
een onderzoekje, met het karakter van een proefenquete,
onder leden van de Vrouwenbond NVV, waarvan de resultaten tevens in dit artikel zijn verwerkt 2).
Wij zullen trachten een schets te geven van de situatie
waarin de thuisarbeider verkeert aan de hand van twee
onderzoekjes van de Vrouwenbond NVV onder haar leden, gegevens in een tweetal artikelen in opiniebladen, een
televisie-uitzending en mededelingen van functionarissen
van Sociale Werkplaatsen 4).
In 1979 organiseerde de Vrouwenbond NVV een project voor zijn leden waarin een aantal vragen gesteld werd
over de bezigheden van de huisvrouw. Een van de vragen
ging over thuiswerk. Van de 150 participerende afdelingen
meldden er 81 dat in hun afdeling betaald thuiswerk werd
verricht. De afdelingen waren gespreid over het gehele
land.
Het tweede onderzoek werd in januari 1981 gehouden
in het kader van een kandidaatswerkcollege aan de Economische Faculteit van de Universiteit van Amsterdam.
Het was de bedoeling maximaal 100 schriftelijke vragenlijsten te verwerken die door de Vrouwenbond NVV bij
haar afdelingen werden uitgezet. De afdelingsbesturen
meldden dat het bijzonder moeilijk was individuele leden
te vinden die bereid waren de vragenlijsten in te vullen
omdat zij bang waren door het invullen de eigen werkgelegenheid te schaden. Het aantal ingevulde vragenlijsten
bleef daardoor beperkt tot 45. De 45 respondenten waren
gespreid over het hele land. De meeste respondenten
waren tussen de 30 en 40 jaar oud en hadden, op twee uitzonderingen na, kinderen.
De juridische positie van de thuisarbeider
Om de resultaten van de hierna te presenteren onderzoeksgegevens te toetsen is het nuttig te weten welke rechten en plichten de thuisarbeider heeft. Het Burgerlijk
Wetboek kent drie arbeidsovereenkomsten: de arbeidsovereenkomst met dienstverhouding, de aanneming van
werk, en de overeenkomst tot het verrichten van enkele
diensten 3). Alleen de eerste overeenkomst biedt de werknemer een behoorlijke rechtsbescherming. Bij thuiswerk
is meestal geen sprake van een dienstverhouding zodat
de thuiswerker geen werknemer is in de zin van de eerstvermelde arbeidsovereenkomst: hij wordt beschouwd als
een zelfstandig werkende. Om thuiswerkers toch enige
sociale bescherming te bieden is in alle sociale werknemersverzekeringen een bepaling opgenomen, waarvan de
strekking is, dat thuiswerkers geacht worden in dienstbetrekking te zijn als hun bruto-inkomen over een week of
maand doorgaans minstens twee vijfde van het wettelijk
minimumloon bedraagt. Thuiswerkers die niet aan deze
eis voldoen, vallen dus niet onder de werking van de
Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet op de Arbeidsongeschiktheid en de Ziekenfondswet. De Wet op het Minimumloon biedt de thuisarbeider ook weinig bescherming, omdat deze alleen voor werknemers (dus in een
dienstverhouding) geldt en dan alleen nog als ten minste
een derde van de normale arbeidstijd wordt gewerkt.
De huisarbeider die f. 600 of meer per jaar verdient, is
verplicht hiervan aangifte te doen bij de Inspectie Loonbelasting en over het verdiende inkomen inkomstenbelasting en premies volksverzekering te betalen. Omdat het
om zelfstandige arbeid gaat, komt ook het werkgeversaandeel van de premies voor de volksverzekering voor
rekening van de thuiswerker. Per 1 januari 1981 bedroeg
het premiepercentage van de gezamenlijke volksverzekeringen 21,5 voor zelfstandigen, terwijl werknemers slechts
11,6% van hun bruto -inkomen aan premies volksverzekeringen kwijt waren.
536
Soorten werkzaamheden
In het eerste NVV-onderzoek meldden de 81 afdelingen
117 verschillende soorten werkzaamheden, in het tweede
onderzoek werden 26 verschillende soorten werkzaamheden vermeld. Van deze laatste 26 werkzaamheden werden
er 10 niet vermeld in het onderzoek van 1979. De werkzaamheden varieerden van allerlei vormen van naaiwerk
tot spiraaltjes in kalenders draaien, van achterlichtjes en
reflectors monteren tot garnalen pellen, van computeronderdelen maken tot dozen plakken, van typewerk tot
groenten schoonmaken.
Werklijden, vakantie- en feestdagen
Hoewel bijna alle vrouwen uit het tweede NVV-onderzoek kinderen hebben te verzorgen, hadden 18 vande45
vrouwen een werkweek van meer dan 20 uur en 11 vrouwen een werkweek van meer dan 28 uur. In het onderzoek
1) H. Acker, Industrie buit de situatie van huisvrouw uit, Serpentine, november 1980; F. Krijnen, Thuiswerk: een moderne
slavernij, De Tijd, 20 maart 1981; Televisierubriek Kenmerkvan
de IKON, 19 februari 1981; Vrouwenbond NVV, De huisvrouw
maakt er werk van, april 1980.
2) M. Bruyn-Hundt en A. M. Oudemans, Betaald thuiswerk,
Rapport van de Coordinator Vrouwenstudies aan de Vrouwenbond NVV, april 1981.
3) H. L. Bakels en L. Opheikens, Schets van het Nederlands arbeidsrecht, Deventer, 1978, biz. 31 e.v.
4) Zie noot 1. De mededelingen waren afkomstig van een medewerker van een overkoepelende organisatie van vijf sociale werkplaatsen en van het nationaal overlegorgaan Sociale Werkvoor-
ziening.
door het tijdschrift Serpentine wordt in een geval zelfs een
werkweek van 60 uur gemeld. De vakantie werd slechts
door e6n werkgever doorbetaald, terwijl drie werkgevers
een vakantie-uitkering gaven. Geen enkele vrouw werd tijdens de feestdagen doorbetaald.
problemen op. Aanslagen inkomstenbelasting en premieheffing worden aan het begin van het jaar opgelegd, terwijl onzeker is 6f en hoeveel werk er is. In andere gevallen
was het een onaangename verrassingdat achteraf de fiscus
belasting en premie kwam heffen voor een veel hoger bedrag dan men had verwacht.
Loon
41 van de 45 vrouwen werkten tegen stukloon. Ook de
journalisten van de tijdschriften Serpentine en De Tijd
meldden dat tegen stukloon wordt gewerkt. Zo stelt een
werkgever in het Serpentine-onderzoek: ,,Stukloon is
natuurlijk veel voordeliger voor het bedrijf”. Het stukloon
jaagt de mensen op: ,,In het naaiwerk is het zenuwenwerk
om aan f. 10 per uur te komen”, verwoordt een van de
NVV-vrouwen.
Van de 45 respondenten uit het tweede NVV-onderzoek
kon slechts van 14 de bruto uurbeloning worden vastge-
steld. Acht van de 14 vrouwen verdienden bruto minder
dan f. 7 per uur, niemand verdiende bruto minder dan f. 3
per uur. In het Serpentine- en Ikononderzoek was in sommige gevallen sprake van een uurbeloning van f. 1,50 a f. 3
per uur netto. In geen van de vijf onderzoekjes verdiende
iemand het wettelijk minimum (uur)loon.
In alle onderzoeken wordt dan ook veelvuldig geklaagd
over de slechte beloning. Een van de NVV-respondenten:
,,Lage beloning, maar hard en op tijd werken. Zonder so-
ciale voorzieningen. Als je commentaar hebt, is het antwoord ,,voor jou tien anderen”. De vrouwen zijn zich dus
wel bewust van hun slechte positie, maar zijn machteloos
er iets aan te doen omdat ze elkaar niet kennen en niet georganiseerd zijn.
Loonsverhoging komt praktisch niet voor: van de 45
vrouwen uit het tweede NVV-onderzoek werkten 25 lan-
ger dan twee jaar voor dezelfde werkgever, 12 van hen
hebben nooit loonsverhoging ontvangen. Vande 13 vrou-
wen die langer dan 4 jaar voor dezelfde werkgever werkten, hadden acht nog nooit loonsverhoging gekregen.
Sociale verzekeringen en belasting
Overige arbeidsomstandigheden
De werkgever die zich met thuisarbeid bezighoudt, vergoedt bijna nooit huisvestingskosten. Vele thuiswerkers
hebben daarnaast reiskosten om het werk te halen en te
brengen, kosten van elektriciteit voor naaimachine, lasapparatuur e.d., kosten van een typemachine, telefoonkosten. De 45 vrouwen uit het tweede NVV-onderzoek hadden te zamen 38 onkostenposten, welke slechts in een geval door de werkgever werden vergoed. De meeste vrouwen verrichten haar werkzaamheden in de huiskamer.
Daarnaast worden de keuken en de slaapkamers gebruikt.
Soms zijn er grote klachten over het stof en de rommel die
het thuiswerk meebrengt. In een extreem geval leidde dit
ertoe dat alleen ‘s nachts werd gewerkt.
Samenvatting en conclusie
De vakbeweging beschouwt thuisarbeid als een marginaal en uitstervend verschijnsel. De laatste tijd is daar
twijfel over gerezen. Bestuurders van sociale werkplaatsen
ondervinden in toenemende mate concurrentie van thuiswerkers. Over de omvang van de thuisarbeid is weinig bekend: in de Ikon-uitzending werd het aantal thuisarbei-
ders op 10.000 geschat, maar in kringen van sociale werkplaatsen denkt men in de orde van grootte van 40.000 5).
Uit twee kleine onderzoeken onder leden van de Vrou-
wenbond-NVV blijkt dat het aantal werkzaamheden rond
de 125 ligt. Er wordt overwegend tegen stukloon gewerkt,
de uurbeloning ligt meestal ver beneden het wettelijk (minimum)uurloon. Thuiswerkers komen zelden in aanmerking voor sociale uitkeringen bij ziekte, invaliditeit of
werkloosheid. Hun feest- en vakantiedagen worden niet
Van de 45 vrouwen uit het tweede NVV-onderzoek
doorbetaald, vakantietoeslag is nagenoeg onbekend even-
werkten er 26 meer dan 16 uur per week. Als zij het minimum(uur)loon zouden verdienen, zouden zij voldoen aan
de eis in de werknemersverzekeringen (een verdienste van
ten minste 2/5 van het minimumloon). Er waren echter
van het stukloon is groot, het werken thuis veroorzaakt
stof en rommel en kost ruimte. Voor velen is thuisarbeid
een middel om het inkomen aan te vullen. De arbeids-
slechts acht vrouwen die vermeldden dat de werkgever sociale premies inhield. Dit duidt erop dat het minimum-
(uur)loon niet wordt gehaald en/ of dat de werkgever de
bepalingen van de werknemersverzekeringen ontduikt.
Vele vrouwen maakten zowel in het eerste als tweede
NVV-onderzoek spontane opmerkingen over het onbre-
als loonsverhoging. De psychische belasting als gevolg
voorwaarden zijn, voor zover uit de schaarse gegevens
blijkt, echter ronduit slecht. Waarschijnlijk komt alleen
het topje van de ijsberg met deze gegevens boven water:
uitgebreider en diepgaander onderzoek naar dit verschijnsel is op zijn plaats.
M. Bruyn-Hundt*
ken van een sociale uitkering bij ziekte, ongeval of werk-
loosheid. Een van de NVV-vrouwen aan het woord: ,,Bij
eventuele ziekte krijg je geen uitkering of bij bedrijfsslui-
*Schrijfster is als wetenschappelijk hoofdmedewerkster verbon-
ting geen WW. Het gezin is in die acht jaar dat de vrouw
werkt toch ingesteld op dat inkomen en dan moet je terug.
den aan de vakgroep Macro-economic en is tevens Coordinator
Vrouwenstudies aan de Economische Faculteit van de Universi-
Maarje kunt wel aan je baas omrechtenvragen maar dan
ster is A. M. Oudemans, doctoraalstudente economic, bijzonder
dankbaar voor haar hulp bij het voorbereiden en uitwerken van
heeft hij je liever niet. Want hij heeft een aanvraag van
misschien wel 100 vrouwen die ook graag willen werken”.
De behandeling als zelfstandige door de fiscus leverde
bij 15 van de 45 vrouwen uit het tweede NVV-onderzoek
ESB 3-6-1981
teit van Amsterdam. Zij is lid van de Emancipatieraad. Schrijfhet tweede NVV-onderzoek.
5) Deze schatting kwam tot stand op grond van het aantal bedrijven waarvan de medewerker van de vijf sociale werkplaatsen
weet dat zij thuiswerkers in dienst hebben.
537