Ga direct naar de content

Het Nederlandse voorzitterschap

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 3 1991

ECONOMEE

Met
Nederlandse
voorzitterschap
Taken
Over het voorzitterschap van de Europese ministerraad, dat Nederland de
komende zes maanden bekleedt, kun
je veel zeggen, maar het staat vast dat
het een uitzonderlijk drukke periode
wordt. Politick, ambtelijk en diplomatick Nederland krijgen minstens drie
extra taken in EG-verband. Ons land
moet de ministerraden organiseren,
Europese besluitvorming stimuleren
en de EG naar buiten toe vertegenwoordigen. Dat takenpakket komt gewoon bij de ‘reguliere’ Nederlandse
aanwezigheid in de EG-instellingen,
waar de nationale en regionale belangen een hoofdrol spelen.
De meeste tijd wordt besteed aan de
organisatie. De voorzitter is verantwoordelijk voor het vaststellen van
de vergaderingen en het bewaken
van het tijdschema. Het tijdschema
kan opgelegd zijn door het Verdrag
van Rome maar ook door vroegere
topconferenties. Nederland is ruim
een jaar geleden begonnen met het
vastleggen van ministerraden en andere bijeenkomsten. Al met al is Nederland voorzitter van alle 38 officiele ministerraden, 11 informele
ministeriele bijeenkomsten, 140
raadswerkgroepen (waarvan er 80 regelmatig bij elkaar komen), 60 tot 80
werkgroepen in het kader van de Europese Politieke Samenwerking
(EPS), maandelijkse vergaderingen
van de directeuren Politieke Zaken
plus twee ministeriele zittingen.
Zeer belangrijk zijn vervolgens de
(minstens) wekelijkse vergaderingen
van de nationale EG-ambassadeurs
in ‘Coreper I’ (technische raden) en
‘Coreper IF (politieke en institutionele zaken), respectievelijk het Speciaal Comite Landbouw (CSA). Daarnaast is Nederland ‘gewoon’ lid van
de 994 beheers- en adviescommissies die veelal worden voorgezeten
door de Commissie. Succesvoorwaarden voor de organisatorische aspecten zijn vooral dienstbaarheid en
plichtsbesef.
Enig uitzicht op prestige in EG-verband wordt geboden door de tweede taak van de voorzitter, namelijk

die van ‘package broker’ en inspirator van de Europese besluitvorming.
Hierover twee opmerkingen.
Ten eerste is de rol van de voorzitter
als stimulator van consensus de laatste jaren steeds belangrijker geworden. Een reden is dat de Europese
Commissie steeds minder succesvol
blijkt in het bouwen van politieke
bruggen. Er wordt derhalve vaker
een beroep gedaan op het voorzitterschap. Begrippen als ‘biechtstoelprocedure’ (de voorzitter ‘neemt de
biecht af bij alle delegaties afzonderlijk om inzicht te krijgen in hun onderhandelingsmarge), ‘compromis
van het voorzitterschap’ (meestal
een laatste bod), ‘conclusies van het
voorzitterschap’ (gebruikelijke titel
van het slotcommunique van de
Europese top) en ‘non-paper’ (een
officieel niet-bestaand schriftelijk
overzicht van de knelpunten) zijn
volledig ingeburgerd.
Een tweede opmerking is dat meerderheidsbeslissingen zelden worden
doorgedrukt. Communautaire omgangsvormen dicteren dat het voorzitterschap zich in beginsel tot het uiterste inspant om te komen tot een
‘meeting of minds’, dat wil zeggen
tot accommodatie en een minimum
aan wederzijds vertrouwen. De Gemeenschap heeft er immers belang
bij dat een minister met een EG-besluit ‘kan thuiskomen’.
Succesvoorwaarden voor de rol van
‘package broker’ zijn onder meer volstrekte duidelijkheid over de bedoelingen en de prioriteiten van de voorzitter, flexibiliteit bij procedures,
creativiteit en een scherp gesteld vizier op compromismogelijkheden.
De derde taak van de voorzitter is
die van vertegenwoordiger van de
EG naar buiten en van de EG-ministerraad bij andere EG-instellingen.
Er staan voorlopig 25 tot 30 institutionele contacten met derde landen op
de agenda. Enkele van die contacten
vinden plaats onder de noemer van
de zogenoemde trojka waarin de huidige voorzitter met diens voorganger
en opvolger optreedt. Minister Van
den Broek treedt aldus de komende
maanden regelmatig naar buiten in
gezelschap van zijn Luxemburgse en
Portugese ambtgenoten. Binnenshuis vertegenwoordigen Dankert,
Van den Broek en Lubbers de Europese ministerraad in 17 vergaderingen in het kader van het Europese
parlement (begroting, commissies,
vragenuurtjes, enzovoort). Succesvoorwaarden voor de rol van de EGvertegenwoordiger zijn naast duidelijkheid en flexibiliteit ook realisme.

Nationaal accent
Het EG-voorzitterschap is ingekapseld in talloze procedures. Maar dat
neemt niet weg dat een voorzitter
meer is dan een dienstvaardig coordinator. Hij beslist over de timing
van vergaderingen, de tijd die aan
een onderwerp besteed mag worden, de manier waarop een onderwerp moet worden behandeld en
het belangrijkste: of, en zo ja wanneer gestemd moet worden. Hij
heeft dus macht, zij het beperkt.
Het aanbrengen van een nationaal accent op een voorzitterschap is mogelijk en zelfs min of meer gebruikelijk.
Duitsland zette zich in 1988 schrap
voor liberalisatie van kapitaalbewegingen. Griekenland en Spanje gebruikten steevast hun voorzitterschappen voor economische cohesie tussen
arme en rijke EG-landen. En Nederland heeft het energiehandvest. Toch
dient de ruimte voor nationaal prestige met stijl te worden benut. Rigoureus eigenbelang is uit den boze.
Trouwens, de nationale delegatie in
de ministerraad dekt dat af. Verder
wordt een voorzitterschap natuurlijk
gekleurd door de stand van zaken in
de EG als geheel en door exogene factoren zoals buitenlandse crises (Joegoslavie, de Golf) en stakingen van Europese ambtenaren.
Ook is er soms sprake van concurrentie tussen voorzitterschappen.
Een populaire vorm is zoveel mogelijk interne-marktbesluiten binnen te
halen. Daar is weinig op tegen. Ongezonder is de naijver tussen Duitsland en Frankrijk. Het Europees Monetair Systeem werd in 1979 binnen
vijf minuten geaccordeerd op de
Franse top in Parijs nadat het zes
maanden eerder op de Duitse top in
Bremen door dezelfde Fransen was
getorpedeerd. Duitsland saboteerde
eind 1987 de Deense pogingen om
de hervormingsvoorstellen van commissievoorzitter Delors goed te keuren opdat zes weken later in februari
1988 met enig tromgeroffel onder
Duits voorzitterschap het groene
licht kon worden gegeven.
Een EG-voorzitter kan niet zomaar
doen wat hij wil. Maar, zoals eerder
gezegd, het belang van het voorzitterschap is sterk toegenomen. De
achtergrond daarvan is de exponentiele stijging van het aantal wetgevende activiteiten en de voortdurende
uitbreidingen van de EG.
1. ‘Coreper’ is jargon en staat voor Comite des Representants Permanents, het co-

mite van Permanente Vertegenwoordigers.

DEZEWEEK

Daarnaast betreedt de EG steeds

nieuwe beleidsterreinen en zijn de
Europese topconferenties en de EPS

De EPU-discussie is langzamerhand
verworden tot een ruzie over de samenstelling van een koud buffet:

meer op de voorgrond gekomen2.

jong, oud, links, rechts, noord en

De toename van dat belang verdraagt zich slecht met de Nederlandse principes. De Nederlandse EG-po-

zuid moeten aan hun trekken komen maar het mag niet te veel kosten. Op het Nederlandse bord liggen
vragen zoals de mate van samenwerking op veiligheids- en defensiegebied, de status van federalisme als
doel van de EG, uitbreiding van bevoegdheden van het Europese
Parlement, meer meerderheidsbeslissingen in de ministerraad en wat verder ter tafel komt. In feite is de
EMU/EPU-discussie een omvangrijke
ruil tussen de Franse monetaire eisen en de Duitse wil tot politieke
unificatie. Op de top in Maastricht
moet de knoop worden doorgehakt.
Liever niet later: de Portugezen (eerste helft 1992) kunnen te weinig ervaring in de schaal leggen en de Brit-

litiek is traditioneel gestoeld op een
combinatie van ondersteuning van
de supranationaliteit en verzet tegen
het intergouvernementele ‘virus’.
Daarom beschouwt Nederland het
EG-voorzitterschap als een hoofdzakelijk coordinerende en dienstverle-

nende taak waarbij plichtsbesef en
procedurele zuiverheid de boventoon moeten voeren. Nederland ziet
natuurlijk ook het belang in van een
zekere profilering waardoor het vaderlandse prestige kan worden verhoogd. Maar dat dient met mate te
geschieden en voorlopig niet verder
te gaan dan het door premier Lubbers geinspireerde energiehandvest.
Nederland geeft soms de indruk het

voorzitterschap in de eerste plaats als
extra werkdruk te beschouwen. Nederlandse betrokkenen beantwoorden vragen over het EG-voorzitterschap dan ook vaak met een zucht en
een licht-gekwelde toonzetting.

Formele agenda
Het hoofdpunt voor Nederland is de

ten (tweede helft 1992) doen er van
alles aan om die discussie van hun

bord te houden.
In de derde plaats heeft Nederland,
op eigen verzoek, te maken met het
energiehandvest. Het plan van premier Lubbers, dat de betrekkingen tussen Oost- en West-Europa beoogt te
structureren door koppeling van de
Oosteuropese technologie-achterstand aan het Westeuropese streven

totstandkoming van de interne markt,
waarbij het goederenverkeer de na-

naar stabiliteit in de energievoorzie-

druk krijgt. Van de 87 ontwerprichtlijnen die nog op tafel liggen voorziet
staatssecretaris Dankert dat er ongeveer 60 kunnen worden afgewerkt.
Speciale aandacht gaat uit naar harmonisatie van fyto-sanitaire maatregelen, erkenning van beleggingsinstellingen en de verzekeringsmarkr.
De tweede hoofdmoot wordt gevormd door de twee intergouvernementele conferenties over de Europese Politieke Unie (EPU) en de
Economische en Monetaire Unie
(EMU), die volgens afspraak eind dit
jaar moeten zijn afgerond. De erfe-

wordt beschouwd als een creatief

nis van de jongste top in Luxemburg
is duidelijk. Bij de onderhandelingen
over de EMU liggen drie hoofdproblemen op tafel. In de eerste plaats

moet worden bepaald welke mate
van economische convergentie no-

ning, geniet veel politieke steun. Het

nuchterhei’d zou hierin misschien
mogen worden gecomplementeerd
met ‘zuidelijke’ flexibiliteit. Creatief
bespelen van de informele circuits is
nodig om de pionnen voor de toekomst op de strategisch goede plaatsen te krijgen. Hiervoor zijn weinig
procedures beschikbaar. Het is meer
een kwestie van ‘savoir-vivre’ binnen juist die communautaire contactnetwerken waar wordt beslist welk
potje op het vuur wordt gezet.
Een voorbeeld van dit soort discussies is de vraag of Brussel zich zal laten verleiden tot een interventionistische industriepolitiek. Het debat is
actueel omdat veel ondernemingen
teleurgesteld zijn in het internemarktproces. Enkele veel genoemde
bezwaren van ondernemers tegen
de EG zijn: inconsistenties bij de
strijd tegen concurrentievervalsende
staatssteun aan noodlijdende industrieen, onvoldoende vooruitgang
met de liberalisering van de markt
voor overheidsopdrachten, aarzelingen met een Europees standaardisatiebeleid, pogingen om sociale harmonisatie door te drukken, onscrupuleuze praktijken van de Europese
ambtenaren bij de implementatie
van de EG-concurrentiepolitiek en
de faciliteiten die Amerikaanse en Japanse ondernemingen krijgen om
ongehinderd van de Europese liberalisering te kunnen meeprofiteren .
Een recente ontwikkeling in de Europese integratie is het oprukken van
de voortrajecten in de besluitvorming. De onderhandelingen in de
EG-ministerraad vormen vaak

idee waarbij ook een belangrijke rol
voor het bedrijfsleven is weggelegd.
Onder leiding van oud EG-ambassadeur Rutten wordt dat handvest de komende maanden op papier gezet. Het
is de bedoeling dat het handvest en
de bijbehorende protocollen eind van
het jaar officieel worden ondertekend.
Verder moet Nederland speciale aandacht besteden aan bezuinigingen op

verschijnsel betekent dat EG-voorzitterschappen zich niet meer kunnen
beperken tot de formele plichten
van ‘die zes maanden’, maar zich nadrukkelijk ook rekenschap moeten

het EG-landbouwbeleid opdat de

geven van de informele onderstro-

GATT-onderhandelingen over de wereldhandel uit het slop kunnen worden getrokken. Ook dienen de betrekkingen met Oost-Europa uitgediept te
worden met associatie-akkoorden. En
het bedrijfsleven kijkt met verwachting uit naar de door Nederland aangekondigde initiatieven op het gebied

men die de bakens voor de toekomst bepalen.

van transport en telecommunicatie.

slechts het topje van de ijsberg. Dit

Wynold Verwey
De auteur is als senior consultant verbonden aan Public Affairs Consultants te
Brussel. Hij was van 1981 tot 1988 correspondent van NRC Handelsblad bij de EG.

dig is om veilig in een monetaire

unie te kunnen stappen. Verder ligt

Informele agenda

nog open hoe een Europese centrale

Naast de formele agenda, die zich
richt op nuchtere besluitvorming op
korte termijn, speelt de informele
agenda een steeds belangrijker rol.
Zij richt zich op besluitvoorbereiding, en is daarmee van strategisch
belang voor de middellange termijn.
De spreekwoordelijke Hollandse

bank moet worden opgericht en welke macht die krijgt. En ten slotte is
er nog de vraag of er ontsnappingsclausules moeten worden ingevoerd
voor landen die (nog) niet volledig

mee willen doen, zoals Groot-Brittannie.

ESB 3-7-1991

2. Zie hierover de bijdragen van Niels Ersb011 en Helen Wallace in: C.O. Nuallain
(red.), The presidency of the European
council of ministers, Croom Helm, Lon-

den enz., 1985, biz. ix-xi, 1-22.
3. Het Financieele Dagblad, 28 juni 1991,
biz. 7.
4. Zie ook: Public Affairs Consultants, Samen politiek bedrijven, 1991.

Auteur