Het IMF: katalysator van
hervormingen in Oost-Europa?
Als aanhanger van het vrije-marktmechanisme heeft het IMF tot voor kort slechts een
geringe rol gespeeld in Oost-Europa. Nu zich in de centraal geleide economieen
belangrijke wendingen voordoen, zal bij betalingsbalansproblemen waarschijnlijk vaker
een beroep worden gedaan op het IMF. De auteurs belichten de banden die het IMF sinds
zijn ontstaan met Oost-Europa heeft onderhouden. Vervolgens geven zij een schets van
de hervormingspolitiek in de belangrijkste Oosteuropese landen en de invloed daarop
van het IMF.
DRS. H.W. HOEN – DR. G. J. LANJOUW – DRS. E.H. VAN LEEUWEN”
Met het aanvragen van het lidmaatschap van het Internationale Monetaire Fonds (IMF) door Tsjecho-Slowakije
en Bulgarije zijn alle kleine Oosteuropese landen nu (kandidaat-)lid van het Fonds1, wanneer we er althans vanuit
gaan dat de toetreding van de DDR min of meer automatisch tot stand zal komen via een vereniging met de BRD.
Een eventuele toetreding van de Sovjetunie is van een
geheel ander kaliber vanwege de veel grotere consequenties voor de machtsstructuur binnen het Fonds en blijft hier
buiten beschouwing.
In de relaties tussen het IMF en de Oosteuropese landen
zou men ruwweg drie perioden kunnen onderscheiden. De
eerste periode begint in 1944 met de besprekingen van
Bretton Woods. De Sovjetunie, Polen en Tsjechoslowakije
namen deel aan de besprekingen. De twee laatsten werden daadwerkelijk lid. De periode eindigt in 1954 met de
beeindiging van het lidmaatschap van Tsjechoslowakije.
Polen was al in 1950 uitgetreden.
Na een achttiental jaren waarin geen enkel Oosteuropees land lid is van het Fonds zou men de tweede periode
kunnen laten beginnen in 1972. In dat jaar accepteert het
Fonds de toetreding van het centraal geleide Roemenie. In
1982 doet Hongarije zijn intrede. Op dat moment heeft
Hongarije weliswaar al een aantal hervormingsstappen
gezet, maar gebruikt in zijn externe aanpassing ook nog in
sterke mate de mechanismen van een centraal geplande
economic2. In de jaren tachtig vindt een geleidelijke overgang van de tweede naar de derde periode plaats. Het
Fonds verbindt aan zijn kredietverlening steeds nadrukkelijker de eis van systeemhervormingen. Deze eis komt het
meest uitgesproken tot uitdrukking in de kredietovereenkomst met Polen van begin 1990, die pas ruim drie jaar
na toetreding tot stand kwam3.
De tegenstelling tussen de marktconforme benadering
van het IMF en de directieve mechanismen van centrale
planning heeft vanaf de oprichting van het IMF een belangrijke rol gespeeld. Ook ai is de Sovjetunie uiteindelijk niet
toegetreden, zij heeft de ‘overeenkomst van Bretton
Woods’ wel ondertekend en in een aantal artikelen van de
352
IMF-statuten – die later relevant zijn gebleken voor ontwikkelingslanden – is duidelijk rekening gehouden met het
specifieke karakter van de Sovjeteconomie4. Bij de uittreding van Polen enTsecholsowakije speelden internationaal-politieke factoren en het niet ten voile benutten van de
mogelijkheden die de bewuste artikelen deze landen boden een belangrijke rol. Tegen de achtergrond van deze
voorgeschiedenis is de toetreding van Roemenie in 1972
opmerkelijk: een traditionele planeconomie die net op een
aantal voorzichtige schreden op het hervormingspad was
teruggekeerd. Voor Roemenie betekende de toetreding tot
het IMF en de Wereldbank een verdere onderstreping van
het streven naar een onafhankelijker positie ten opzichte
van de Sovjetunie. Voor het IMF ging het, naast een zekere
ondersteuning van deze wat onafhankelijker positie, ook
om het beginsel van de universaliteit van het lidmaatschap
dat door het ontbreken van de Oosteuropese landen aan
kleur had ingeboet6. Dit, gekoppeld aan het misschien wat
nai’eve geloof in het corrigerend vermogen van de centrale
planner bij betalingsbalansonevenwichtigheden, maakte
dat er van hervormingen of systeemaanpassingen als
voorwaarde voor kredieten niet of nauwelijks sprake was
en er aan Roemenie zelfs relatief lichte eisen werden
gesteld voor het verschaffen van informatie over de economische situatie in het land.
* De auteurs zijn verbonden aan de vakgroep Algemene Economie
van de Rijksuniversiteit Groningen.
1. Landen die lid zijn van het IMF kunnen ook lid worden van de
Werelbank, wat over het algemeen ook gebeurt.
2. Vgl. H.W. Hoen, G.J. Lanjouw, E.H. van Leeuwen, Eastern
Europe’s participation in the international financial system,
Jahrbuch der Wirtschaft Osteuropas, jg. 13, Band 2,1989, biz. 58.
3. Polen had in 1981 al een lidmaatschapsaanvraag ingediend,
maar deze werd door de Verenigde Staten geblokkeerd in verband
met het uitroepen van de noodtoestand.
4. Vgl. Hoen, Lanjouw, Van Leeuwen, op.cit., biz. 42-44.
5. Vgl. V.J. Assetto, The Soviet bloc in the IMF and the IBRD,
Boulder en Londen, hfdst. 4, 1988.
6. Idem, biz. 149.
De jaren tachtig
Met de schuldencrisis van 1981/1982 treedt er een
duidelijke verandering op in de houding van het IMF ten
opzichte van de Oosteuropese lidstaten. De totale schuld
(in harde valuta) van de zes kleine Oosteuropese landen
was in 1981 opgelopen tot bijna 68 miljard dollar, nominaal
meer dan het tienvoudige van de schuld in 1971. Hoewel
Polen verreweg het grootste aandeel in deze schuld had,
leidden ook de schulden van bij voorbeeld de DDR, Roemenie en Hongarije tot ernstige zorgen bij de Westerse
kredietverstrekkers. Ook centraal geplande economieen
bleken in betalingsproblemen te kunnen komen en de
Sovjetunie was niet bereid in die mate als redder in de nood
op te treden als Westerse crediteuren hadden verwacht (of
gehoopt).
Het IMF – met in zijn kielzog de Wereldbank – krijgt nu
zowel voor Roemenie als voor het in 1982 toegetreden
Hongarije een belangrijke functie bij het oplossen van hun
betalingsbalansproblemen. Het gaat zowel om de directe
kredietfaciliteiten van deze organisatie(s) als om de mogelijkheid om bij overeenstemming met het IMF over een
aanpassingsprogramma- die kan worden opgevat als een
‘seal of approval’ voor het te voeren beleid – te komen tot
herstructurering van schulden of zelfs toegang te verkrijgen
tot nieuwe leningen op de private kapitaalmarkt. Afhankelijk
van de in een aanpassingsprogramma overeengekomen
maatregelen heeft het IMF niet alleen een financiele katalysatorfunctie – de vergroting van de kredietmogelijkheden
– maar kan het ook fungeren als katalysator van hervormingen in de Oosteuropese lidstaten. Bij het laatste is er
sprake van een aantal duidelijke verschillen tussen de
individuele landen.
Tabel 1. Harde-valutaschulden van de kleine Oosteuropeselanden (RWEH(6)), uitgedruktin miljarden $, 1980-1989
1980
1982
1984
1986
1988
1989a
3,5
2,7
3,0
2,0
2,2
0,7
5,1
3,7
7,9
6,2
9,5
8,3
Tsjechoslowakije
Bruto
4,9
3,6
Netto
4,0
3,3
3,1
2,1
4,3
3,0
5,7
4,0
6,9
5,4
14,4
11,8
13,0
11,1
11,3
6,8
15,7
8,2
19,5
9,6
21,2
11,3
9,1
6,7
8,0
7,2
8,8
7,3
15,1
12,9
17,3
15,9
20,6
19,4
24,1
22,8
26,5
25,5
26,9
25,4
33,6
31,9
39,2
35,6
41,0
37,5
9,6
9,2
9,8
9,5
7,2
6,6
6,5
5,9
2,8
2,0
1,0
-0,1
65,6
56,8
64,2
58,6
59,6
48,9
80,2
65,6
92,4
73,3
100,2
81,8
Bulgarije
Bruto
Netto
DDR
‘
Bruto
Netto
Hongarije
Bruto
Netto
Polen
Bruto
Netto
Roemenie
Bruto
Netto
RWEH{6)
Bruto
Netto
a: voorlopige schattingen
Bron: OESO, 1990, Financial Market Trends, nr. 45, Parijs.
NB. Het verschil tussen de bruto en netto schulden bestaat uit de tegoeden
van deze landen die worden aangehouden bij de aan de Bank for International Settlements (BIS) rapporterende banken.
ESB 11/18-4-1990
Voor het verkrijgen van een ‘stand-by’-krediet kwam
Roemenie in 1981 een aanpassingsprogramma met het
IMF overeen7. Een soortgelijke overeenkomst met Hongarije volgde een jaar later . Deze aanpassingsprogramma’s
bevatten een aantal gemeenschappelijke elementen, hoewel de voorgenomen maatregelen in het geval van Hongarije meer marktconform van karakter waren9. Zowel Roemenie als Hongarije werden gedwongen hun bestedingen
te beperken, de munteenheid te devalueren en prijshervormingen door te voeren zonder daarbij de lonen volledig te
compenseren.
In 1984 kwam het tot een breuk tussen Roemenie en het
IMF. Nadat in 1982 en 1983 enige voorzichtige aanzetten
tot hervormingen waren gedaan, weigerde het Ceaucescuregime in 1984 verdergaande stappen te ondernemen op
hetterrein van prijs-en wisselkoersaanpassingen. Hetzich
terugtrekken van de internationale kapitaalmarkt en het
afbouwen van de buitenlandse schuld door een politiek van
vermindering van de importen en van verhoging van exporten heeft het land in 1990 weliswaar schuldenvrij, maar
economisch min of meer bankroet gemaakt10.
In tegenstelling tot Roemenie slaagde Hongarije er wel
in om gedurende de looptijd van het programma een goede
verstandhouding met het IMF te behouden. Dit land was
wel bereid marktconforme hervormingen door te voeren.
Men zou zelfs kunnen stellen dat het Hongaarse hervormingsproces sinds het land in 1982 lid werd door het IMF
regelmatig is ‘goedgekeurd’ in het kader van aanpassingsprogramma’s die de basis vormden voor Fondskredieten
in de periode 1982-1984, in 1988 en zeer onlangs in 1990.
Reeds in 1968 werd in Hongarije het zogenaamde ‘Nieuwe Economische Mechanisme’ geVntroduceerd, waarbij
een begin werd gemaakt met het laten bepalen van prijzen
door marktkrachten, zowel op de binnenlandse markt als
in de buitenlandse handel, en bindende planvoorschriften
voor de bedrijven werden afgeschaft. De eerste oliecrisis
leidde tot een terugslag omdat men niet bereid was de op
de internationale markt gestegen energieprijzen ten voile
te laten doorwerken in de binnenlandse prijzen. Na deze
tijdelijke recentralisatie pakte men de oorspronkelijke idee
van het Nieuwe Economische Mechanisme weer op. In
1979/80 ging een nieuwe en verderstrekkende poging tot
prijshervorming van start. Het aanpassingsprogramma dat
in 1982 met het IMF werd overeengekomen voorzag onder
meer in een verdere reductie van subsidies aan bedrijven
en de mogelijkheid van faillissement van onrendabele bedrijven. Hetfeitdat Hongarije bijde reductie van hetexterne
tekort nog steeds een beroep bleek te moeten doen op
directe beperking van de invoer, geeft echter aan dat het
marktmechanisme zich in de eerste helft van de jaren
tachtig nog niet voldoende had ontwikkeld om aanpassing
op marktconforme wijze mogelijk te maken.
De IMF-kredieten vervulden voor Hongarije in twee opzichten een belangrijke rol. In de eerste plaats vervulden
ze een overbruggingsfunctie in een periode waarin de
toegang tot andere bronnen van kredietverlening aanzienlijke problemen met zich meebracht. Mede hierdoor heeft
Hongarije aan een herstructurering van zijn schulden kunnen ontkomen. Uit label 2 komt het grote belang van de
IMF-kredieten in de jaren 1982, 1983 en 1984 voor de
externe financiering van de Hongaarse economie naar
voren.
7. IMF Survey, 7 September 1981, biz. 262-265.
8. Idem, 13 december 1982, biz. 399-400.
9. De mogelijkheden voor marktconforme aanpassingen in een
planeconomie werden door het IMF vermoedelijk overschat, gegeven het ontbreken van een aantal randvoorwaarden daarvoor
zoals harde budgetbeperkingen voor bedrijven.
10. Vgl. ook de negatieve netto-kapitaalstromen met zowel de
overige crediteuren als met het IMF en de Wereldbank in tabel 2.
353
Tabel 2. Bijdrage van het IMF en de Wereldbank in de
mutatie van de bruto schulden van Hongarije en Roemenie,
in miljoen SDR
Hongarije
Mutatie
in:
Bruto
schuld
Netto kredietstromen van:
IMF
Wereldoverig
bank
_
–
_
385
-174
515
903
2947
1292
817
-816
215
332
425
-88
-41
-273
-99
53
118
160
153
151
174
Mutatie
Bruto
Netto kredietstromen van:
IMF
Wereldoverig
in:
schuld
1980
1981
1982
1983
1984
1985
1986
1987
1988
1803
1239
1980
1981
1982
1983
1984
1985
1986
1987
1988
568
–
568
385
-389
130
360
2875
1180
939
-891
Roemenie
231
-539
-1284
-489
-997
-900
-2949
bank
10
250
275
123
51
-173
-199
-226
-251
167
285
308
242
10
-96
-164
-166
-793
1626
704
-352
-904
-1345
-220
-634
-508
-1905
Bran: IMF, International Financial Statistics, diverse jaargangen; OESO,
Financial Market Trends, nr. 45, Parijs, 1990; WereldbanK, World Debt
Tables, vol. II, 1989-90.
NB. Door omrekening in SDR’s is geprobeerd de vertekening door de sterke
schommeling van de dollarkoers in deze periode zo veel mogelijk te beperken. De omrekening is gedaan op basis van het jaarlijkse gemiddelde van
SDR per $.
In de tweede plaats wist Hongarije door de IMF-kredieten te profiteren van het ‘seal of approval’. Getuige de
toeneming van de overige kredietstromen, met name in de
jaren na 1984 (zie label 2) wist het zich, ondanks zijn
aanzienlijke buitenlandse schuldenlast, nog steeds verzekerd van de toegang tot de internationale financiele markten. Bovendien heeft Hongarije sinds de toetreding in belangrijke mate kunnen profiteren van kredieten van de
Wereldbank. Het feit dat het IMF-lidmaatschap een voorwaarde is voor toetreding tot de Wereldbank is dan ook een
niet onbelangrijk argument om het IMF-lidmaatschap aan
te vragen. Zowel Roemenie als Hongarije zijn vlak na hun
toetreding tot het Fonds ook lid geworden van de Wereldbank en hebben daarbij de status van ontwikkelingsland
gekregen, hoewel dat in het geval van Hongarije enige
verbazing heeft gewekt. Op basis van deze status konden
zij naast een participate in de uitvoering van projecten in
andere ontwikkelingslanden ook zelf voor ‘structural adjustment loans’ in aanmerking komen.
Recente ontwikkelingen_____________
De belangrijkste recente ontwikkeling met betrekking tot
de rol van het IMF in Oost-Europa is de begin dit jaar met
Polen gesloten ‘stand-by’-overeenkomst, die over een periode van iets meer dan een jaar een krediet van 723
miljoen dollar omvat11. Deze overeenkomst heeft bovendien de weg vrij gemaakt voor Wereldbankleningen ter
waarde van 360 miljoen dollar. In totaal zijn het land voor
de komende drie jaar Wereldbankleningen ter waarde van
2,5 miljard dollar in het vooruitzicht gesteld. Voor de Oost354
europese lidstaten gezamenlijk wordt voor dezelfde periode gedacht aan leningen van 5 miliard dollar, onder meer
bedoeld voor milieu-investeringen .
Het Poolse beleidsprogramma dat de basis vormt voor
het IMF-krediet omvat twee onderdelen13: snelle stabilisatie van de economie met de nadruk op het terugdringen van
de inflatie tot ongeveer een procent per maand in de
tweede helft van dit jaar en een snelle overgang naar een
markteconomie. De stabilisatie van de economie zal moeten worden bereikt door een restrictieve politiek, die zich
naast de bekende elementen als terugdringing van het
overheidstekort en een verkrappende monetaire politiek,
richt op de stabilisatie van de wisselkoers en een belastingpolitiekdiete sterke loonstijgingen zeerzwaarafstraft (door
het IMF aangeduid als ‘nominale ankers’ in de strijd tegen
de inflatie). Het hervormingsonderdeel van het pakket omvat twee delen: het liberaliseren van de prijzen en het
regime van het deviezen- en handelsverkeer, en het creeren van de bij een markteconomie behorende instituties
en mechanismen, zoals een kapitaalmarkt.
De snelheid en de veelomvattendheid van de Poolse
aanpak betekent een duidelijke breuk met de vroeger
gevolgde benadering, zowel in Polen zelf als in andere
Oosteuropese landen zoals Hongarije, van geleidelijke en
partiele hervormingen. Er zijn inderdaad goede argumenten voor een dergelijke aanpak, waarin bij voorbeeld decentralisatie van de produktie- en investeringsbeslissingen
tegelijk plaatsvindt met liberalisatie van het prijzenstelsel.
Zou dit laatste in eerste instantie achterwege blijven, dan
kan dit ertoe leiden dat bedrijven die hun investeringsbeslissingen hebben genomen op basis van de oude administratieve prijzen, moeten constateren dat hun investeringen niet meer rendabel zijn op het moment dat de prijzen
worden geliberaliseerd. Hier staat tegenover dat de Poolse
aanpak risico’s in zich bergt. Het is de vraag of het hervormingsplan reeds op korte termijn effect sorteert in die zin
dat door de liberalisatie gestegen prijzen tot positieve
readies aan de aanbodkant zullen leiden. Mocht deze
aanbodreactie niet op korte termijn optreden, dan is het
gevaar van een neerwaartse spiraal in de sfeer van de
produktie niet denkbeeldig. Het deflatoire effect van de
achteruitgang in reele inkomens en bezuinigingen van de
overheid krijgt dan geen tegenkracht in de vorm van het
aantrekken van het aanbod. Het IMF lijkt op dit punt met
enige zorg vervuld: “Poland’s program faces a number of
uncertainties however – notably, the consequences for
output and employment,..”14. Behalve dat een neergaande
economie op zichzelf negatieve consequenties zal hebben, zou die er ook toe kunnen leiden dat een van de
hoofddoelstellingen van het beleidsprogramma, te weten
terugdringing van het overheidstekort, niet wordt gehaald.
Als onderdeel van het hervormingsprogrammazal namelijk
een arbeidsfonds worden gecreeerd, waaruit werkloosheidsuitkeringen en herscholingskosten zullen worden betaald. Daar dit fonds mede vanuit het overheidsbudget
moet worden gevoed, zal de met de neergang gepaard
gaande groei van de werkloosheid de budgettaire situatie
van de overheid doen verslechteren.
De vraag dringt zich op of de Poolse shocktherapie door
het IMF zal worden verheven tot standaard voor aanpassingsprogramma’s in andere Oosteuropese landen die
IMF-kredieten willen verkrijgen. Recente uitspraken van de
Deputy Managing Director van het Fonds, Richard Erb,
lijken inderdaad in deze richting te wijzen15. Hij benadrukt
de noodzaak van ‘comprehensive reforms’, die macro11. IMF Survey, 19 februari 1990, biz. 61.
12. NRC-Handelsblad, 22 februari 1990.
13. IMF Survey, 19 februari 1990, biz. 57-62.
14. Idem, biz. 62.
15. Idem, 5 februari 1990, biz. 34.
economische, micro-economische en structurele hervormingen omvatten. Hij merkt echter tevens op dat de economische hervormingen gepaard moeten gaan met institutionele hervormingen16. Volgens hem een zou een gezamenlijke aanpak van IMF, Wereldbank, regeringen van
industriele landen en de regering van het betrokken land
nuttig zijn. In deze opmerking lijkt het besef door te klinken
dat de bedoelde institutionele hervormingen niet op zeer
korte termijn kunnen worden gerealiseerd.
De geleidelijkheid van het hervormingsproces in Hongarije is weliswaar in belangrijke mate bepaald door de politieke context waarin de hervormingen zich afspeelden,
maar langs die weg is wel een uitgangspositie gecreeerd
die de overgang naar een markteconomie (overigens niet
het uitgangspunt in 1968) minder ingrijpend maakt dan in
Polen. Hoewel de huidige economische situatie verre van
rooskleurig is, is toch een aantal positieve ontwikkelingen
te bespeuren. De veel lagere inflatie en het geringere
begrotingstekort laten zien dat de verschillende prijshervormingen en de vermindering van subsidies geleid hebben tot een veel minder grote omvang van de monetaire
onevenwichtigheden dan in Polen en maken een shocktherapie dan ook minder voor de hand liggend. Ook het feit
dat het na de ‘stand-by’-overeenkomst met het Fonds van
midden 1988 mogelijk bleek de handelsbalans te doen
verbeteren ondanks liberalisatie van de invoer17, kan worden gezien als een aanwijzing dat het marktmechanisme
in Hongarije voet aan de grond begint te krijgen. Verder
heeft het land steeds kunnen ontkomen aan herstructurering van zijn schulden en – mede daardoor – het vertrouwen van de Internationale financiele wereld weten te behouden. Het land heeft, ondanks zijn aanzienlijke buitenlandse schuld, nog steeds toegang tot de Internationale
financiele markten, met name de obligatiemarkten.
Ook ten aanzien van de aantrekkelijkheid voor buitenlandse investeerders biedt Hongarije een beter klimaat
dan Polen18. Hongarije heeft op dit moment ongeveer
twee keer zoveel joint ventures met Westerse bedrijven
als Polen, terwijl net land in de internationale industriele
wereld ook meer vertrouwen geniet waar het gaat om
buitenlandse deelnemingen in bestaande Hongaarse industriele ondernemingen en de vestiging van buitenlandse bedrijven.
beroep op de projectgebonden leningen van deze bank
zou kunnen doen.
In de tweede plaats is het van belang te beseffen dat de
bijdragen van het IMF en de Wereldbank slechts een
beperkt deel van de totale kredietstroom kunnen omvatten.
Zo zouden de EG-landen volgens het plan-Delors – bedoeld als een soort Marshall-plan voor Oost-Europa – een
bedrag van ongeveer 22,5 miljard dollar voor de Oosteuropese landen op tafel moeten leggen, hetgeen op een
veelvoud van de huidige en in de toekomst mogelijke IMFen Werelbankkredieten neerkomt. Het ligt echter in de lijn
der verwachtingen dat ook aan deze kredieten de voorwaarde van overeenstemming met het IMF over de te
voeren economische politiek verbonden zal worden, zoals
zeer onlangs reeds bleek bij een eerste lening van de EG
aan Hongarije van ongeveer een miljard dollar. Daarnaast
zullen de Bretton Woods-organisaties zich vooral richten
op kennisoverdracht en technische assistentie bij hettransformatieproces.
In de derde plaats is de politieke onzekerheid over de
snelheid waarmee de Oosteuropese landen een markteconomie van de grond willen krijgen van belang. Zo staat in
Hongarije de Alliantie van Vrije Democraten lijnrecht tegenover het Hongaars Democratisch Forum. De eerstgenoemde partij wil de vorming van een markteconomie zo snel
mogelijk realiseren en daarbij richt de partij de blik vooral
op het Westen. Het Democratisch Forum is daarentegen
veel behoudender, in het bijzonder ook waar het gaat om
privatisering van staatsbedrijven en de instroom van Westerse kredieten. Ook in andere Oosteuropese landen lijkt
zich een dergelijk politiek krachtenveld te ontwikkelen. Op
dit moment is onduidelijk welke van de twee richtingen de
meeste steun zal ondervinden in de verschillende verkiezingen. De weg waarlangs men in de Oosteuropese landen
een markteconomie gaat realiseren lijkt daarom vooralsnog geen uitgemaakte zaak.
Herman Hoen
Ger Lanjouw
Beppo van Leeuwen
Tot slot
Over de toekomstige rol van het IMF en de Wereldbank
in het proces van de Oosteuropese economische hervormingen lijken de volgende opmerkingen op hun plaats.
In de eerste plaats lijkt in het geval van Tsjechoslowakije
voorde realisatie van een markteconomie naar Westeuropees model een rigoreuze shocktherapie geen voor de
hand liggende en noodzakelijke optie. De omvang van de
buitenlandse schuld is er betrekkelijk gering (zie label 1),
waardoor het land geen onoverkomenlijke betalingsbalansproblemen ondervindt. Daarenboven onderscheidt het
land zich van de andere Oosteuropese landen door een
relatief gunstig investeringsklimaat, waardoor de sanering
van de verouderde produktiestructuur met Westerse investeringen zou kunnen worden gerealiseerd. In het voordeel
van Tsjechoslowakijke spreken in dit opzicht met name de
scholing van de werknemers en de geringe inflatieverwachtingen19. De situatie in Bulgarije is enigszins ongewis.
Gelet op de enorme toeneming van de buitenlandse schuld
– in tien jaar tijd steeg de nominale bruto schuld bijna met
een factor drie – lijken forse ingrepen zeker niet uit te
sluiten. In tegenstelling tot Tsjechoslowakijke ligt voor de
hand dat Bulgarije bij de Wereldbank voor de status van
ontwikkelingsland in aanmerking komt, waardoor het een
! 11/18-4-1990
16. Idem. Genoemd worden “the establishment of property rights;
appropriate legal, regulatory, and accounting systems; and public
safety-net arrangements”.
17. OESO, Financial Market Trends, nr. 45, 1990, biz. 43. Hierbij
moet wel worden aangetekend dat het verruimen van de reismogelijkheden geleid heeft tot een sterke toeneming van de particuliere inkopen in met name Wenen. Deze inkopen worden niet als
goedereninvoer op de handelsbalans geregistreerd.
18. PlanEcon Report, jg. 6, nr. 1-2,1990, biz. 8.
19. Idem.
355