Ga direct naar de content

Het Poolse experiment

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 11 1990

Het Poolse experiment
Dit jaar wordt in Polen het plan-Balcerowicz doorgevoerd. De twee onderdelen ervan zijn
een IMF-stabilisatieprogramma en de invoering van een markteconomie. Een
shock-therapie moet de inflatie binnen een half jaar tot ongeveer 1% per maand
terugbrengen. De aanbodreactie op prijssignalen kan in een post-communistische
economie met rudimentaire markten tegenvallen. Het gevaar van een diepe recessie en
sociale onrust is groot. Volgens de auteur is er echter geen alternatief.

DRS. M. BOS-KARCZEWSKA’
Uitgangssituatie
Recessie en hyperinflatie vormen het uitgangspunt voor
het Poolse experiment. Dat het groeicijfer in 1989 op nul
uitkwam is te danken aan de particuliere sector die buiten
de landbouw met ruim 25% expandeerde. Daarmee nam
de produktie in de gehele particuliere sector met 11 a 12%
toe, terwijl in de staatssector een teruggang van 2,5% werd
geboekt1. label 1 laat cijfers voor produktie en werkgelegenheid in 1989 zien. De produktiedaling in de staatssector
(de eerste sinds 1983) kwam door tekortkomende voorziening van grondstoffen en materialen, door gedaalde binnenlandse produktie en gedaalde import. De particuliere
bestedingen zijn met 1 % en de bruto investeringen met 4%
gedaald. Het nationale inkomen per capita lag in 1989 nog
steeds 8% onder het niveau van 1978.
Daarnaast toonde de Poolse economie een sterk oplopende inflatie (zie tabel 2). Het gemiddelde inflatiecijfer in
1989 was 244%. De versnelling in de tweede helft van 1989
kwam vooral door de vrijlating van de prijzen voor voedingsmiddelen per 1 augustus 1989. In december bedroeg
de inflatie 640% op jaarbasis. Uiteindelijk is de hyperinflatie
te wijten aan de monetaire financiering van het begrotingstekort (8% van het bbp) en aan de prijsliberalisatie. Door
de partiele prijsliberalisatie zonder adequaat, strak monetair beleid werd afwenteling opgeroepen. De negatieve
reele rente heeft voorts besparingen ontmoedigd. Door de
combinatie van loonstijgingen en dalende produktie zijn de
tekorten op de markt voor consumptiegoederen vergroot.
Daarnaast heeft Polen te kampen met externe onevenwichtigheden. Hettekort op de lopende rekening in harde
valuta nam van 1988 op 1989 toe van 0,6 miljard dollar tot
2 miljard dollar. De buitenlandse schuld aan het Westen
steeg van 39,2 miljard dollar eind 1988 tot 40 miljard dollar
eind 1989; jaarlijks vindt er een netto financiele uitstroom
van 1,5 miljard dollar (ca. 1% van het bbp) wegens schuldenverplichtingen plaats. Door een verdubbeling van het
handelsoverschot met de Sovjetunie is de buitenlandse
schuld in transferabele roebels gedaald met 0,6 miljard
transferabele roebel tot 5,9 miljard. In het laatste kwartaal
van 1989 is een aantal noodmaatregelen en voorbereidingen voor het plan-Balcerowicz getroffen: beperking van het
overheidstekort, uitgifte van staatsobligaties, kredietrestricties, devaluatie van de zloty van 1500 naar 9500 per
340

Amerikaanse dollar en van 400 naar 2100 per transferabele roebel in 1989. De reele lonen zijn in dat kwartaal met
21,6% gedaald2.

Voorwaarden
De nood is hoog en de omstandigheden zijn rijp voor het
invoeren van het plan-Balcerowicz. Behalve de economische noodzaak pleiten politieke en maatschappelijke factoren voor een radicale aanpak. De nieuwe regering moet
om geloofwaardig te zijn een totaal ander economisch
beleid voeren. Mythes over de markt en de identificatie van
economische hervormingen met prijsstijgingen moeten
worden doorbroken. Het economische beleid dient verder
met de democratisering (initiatieven Van onderop’) te stroken. Het tempo moet ook anders zijn dan de vroegere
stapsgewijze aanpak die tot niets leidde. Het radicalisme
veroorzaakt een mobilisatie-effect na jaren van mislukte
hervormingen en sociale desintegratie. De politiek en de
maatschappij hebben zich beide voorstanders van de grondige veranderingen verklaard. Verder geeftde goedkeuring
van het plan-Balcerowicz door het IMF toegang tot externe
Westerse financiering. De factoren die het succes gaan
bepalen zijn: de effectiviteit en de consistentie van het
economisch beleid, de sociale acceptatie, de interne politieke slagvaardigheid en ‘last but not least’ Westerse financiering3. In zekere zin kan het succesvolle disinflatiebeleid
van Vietnam, ook een centraal geleide economie, een
voorbeeld zijn voorde Poolse aanpak4.
* De auteur is algemeen econoom met specialisatie Oosteuropese
economiee’n en redacteur economie van Oost Europa Verkenningen. Ze bedankt prof. M. Ellman en drs. B. Simatupang voor hun
commentaar.
1. Niet alle activiteiten van de particuliere sector zijn overigens in
de Poolse statistieken opgenomen.
2. De looncompensatie van 80% was een afspraak van de ‘Ronde
Tafel’-gesprekken in april 1989. De overschrijdingen van de toegestane looncompensatie zijn zwaar belast, met 100 a 200%. De
betalingen van bonussen uit de winst in het vierde kwartaal zijn tot
1990uitgesteld.
3. Vgl. de vijf succes-voorwaarden in M. Ellman, Socialist Planning, Cambridge, 1989, biz. 77-78.
4. Zie A. Wood, Deceleration of inflation with acceleration of price
reform: Vietnam’s remarkable recent experience, Cambridge
Journal of Economics, nr. 13, 1989, biz. 563-571.

Tabel 1. De groei van de staats- en particuliere sector in
Polen in 1989 (in procenten)
Staatssector
Industrie
Bouw
Vervoer

Part, sector

Totaal

-3,4
-6,0
-12,0

26,0
8,0
37,0

-2,0
-2,0

-2,5
-4,0

11,0
27,0

Tabel 2. De groei per kwartaal van lonen, prijzen en industriele produkten in de Staatssector in Polen in 1989 (in
procenten)

-0,7

Totale produktie
Werkgelegenheid

0,0

1989
Industriele produktie

Detailhandelsprijzen
Nominale lonen

-3,4
244,0
286,0

Ree’le lonen

Ikw.
3,0
24,0
8,1
-12,2

II kw. Illkw.

IV kw.

-0,9
27,0
27,3
1,8

-8,3
149,0
100,1
-21,6

-6,6
66,0
90,6
9,3

Bron: Rzeczpospolita, statistische bijlage nr. 2, 1 februari 1990.

Bran: Rzeczpospolita, statistische bijlage nr. 2, 1 februari 1990.

Het stabilisatie-programma
Het plan-Balcerowicz heeft twee simultane doelstellingen: beteugeling van de hyperinflatie en invoering van
een markteconomie5. Jeffrey Sachs heeft uitsluitend aan
hetstabilisatie-onderdeel van het plan-Balcerowicz bijgedragen6. Het plan voorziet in grondige ingrepen in proces, structuuren orde van de economie. De inflatie wordt
vooral als monetair probleem aezien (monetaire financiering van het overheidstekort . Het macro-economische
beleid berust op een krap-geldpolitiek en een streng
budgettair beleid gericht op begrotingsevenwicht. Voor
de micro-economische consistentie zijn de meeste prijzen vrijgelaten en is de financiele discipline van bedrijven
versterkt8. Het monetaire instrument is de nominale rente, die verhoogd is tot een reeel positieve waarde om de
zloty als spaarmiddel te versterken en de kredietvraag af
te remmen. In het plan zijn twee nominale ankers, de
lonen en de wisselkoers, ingebouwd om de inflatieverwachtingen te doorbreken, de monetaire beheersing te
versterken en omkering van de valutasubstitutie te stimuleren9. Het eerste anker is gebaseerd op een ‘sociaal
contract’ om de looneisen te beperken. Loonstijgingen
die een bepaalde fractie (januari 30%, februari en maart
20%) van de prijsstijgingen overschrijden, worden belast
met 200 tot 500%. Ter operationalisering van het tweede
anker is vooraf de zloty gedevalueerd (per 1 januari is 1
dollar 9500 zloty), een uniforme wisselkoers ingevoerd
en de interne convertibiliteit van zloty ingesteld. In het
wisselkoersbeleid wordt naar een stabiele wisselkoers
gestreefd. Daartoe beschikt men over een fonds van
ongeveer 1,2 miljard dollar.

Om de negatieve inkomenseffecten voor de lage inkomensgroepen te verminderen wordt een sociaal vangnet
opgebouwd. Sociaal beleid was tot dusverre vooral personeelsbeleid van bedrijven. Door de financiele discipline van
bedrijven en de toenemende werkloosheid zal de staat
meer zelf moeten regelen.

Het scenario voor 1990

___

De inflatie dient na een half jaar tot ongeveer 1% op
maandbasis teruggebracht te zijn. Het inflatiecijfer in december 1990 mag op jaarbasis 95% zijn11. De prijsliberalisatie wordt stapsgewijs doorgevoerd: van energieprijzen
in januari en van huren in oktober12. Het begrotingstekort
moet worden gereduceerd van 8% van het bbp tot 1% in
1990 door de uitgaven met 3% van het bbp (waarbij subsidies op voedsel, inputs voor landbouw en steenkool met
7% van het bbp) te verminderen en de inkomsten met 4%
van het bbp te vergroten door een hogere belastingdruk en
afschaffing van alle vrijstellingen. In de jaren 1991-1992
wordt een belastinghervorming doorgevoerd, die onder
andere de invoering van de btwen een inkomstenbelasting
inhoudt. De begrotingsdiscipline wordt op maandbasis uit-

5. Voor meer informatie zie: Program gospodarczy, glowne zalozenia i kierunki, Warschau, oktober 1989; Zalozenia polityki spoleczno-gospodarczej na 1990 rok, Rzeczpospolita, 15 december

1989; en Poland introduces bold and wide-ranging economic
reforms, IMF Survey, 19 februari 1990.

6. Het oorspronkelijke plan bevatte geen institutionele hervormingen. Vgl. J. Sachs en D. Lipton: Het stabilisatieprogramma voor
Polen, Gazetta Bankova, nr 33 en 34, 1989.

7. De Sovjetunie kampt ook met monetaire inflatie, zie M. Ellman
The impact of economic reforms on economic performance,
Soviet economic reforms: implementation under way, Nato colloquium 1989, biz. 28-40.

Markthervormingen

8. Het effectief opleggen van de financiele discipline vormt de kern
van een succesvolle systeemhervorming. Uit ervaringen in China,

Hongarije en Vietnam blijkt dat om bij de invoering van een

Om van een tekort- naar een overschoteconomie over
te schakelen dient het economische mechanisme te worden veranderd10. De tweede doelstelling van het plan-Balcerowicz is het simultaan en stapsgewijs invoeren van een
marktmechanisme op de markten voor arbeid, grondstoffen en kapitaal. In eerste instantie dient de prijsliberalisatie
(ook in de relatie tot het buitenland) om de prijsstructuur
rationeler te maken. Daarnaast zijn er vier operaties: demonopolisering, deregulering, privatisering en herstructurering van de economie. Prijsliberalisatie en het ontstaan
van concurrence staan nog niet garant voor een goede
marktwerking. Daarvoor is ook een harde financiele discipline bij (staats)bedrijven nodig. De faillissementswet moet
deze afdwingen. Verder moet het ontstaan van regionale
monopolies worden tegengegaan. In 1990 worden de eerste bedrijven geprivatiseerd en wordt een effectenbeurs
opgezet.

ESB 11/18-4-1990

markteconomie een inflatieversneling te voorkomen een strak

macro-economisch beleid gevoerd moet worden. Zie Th. Wolf,
Reform, inflation, and adjustment in planned economies, Finance
& Development, nr. 1, 1990, biz. 2-5.
9. Voor een beschrijving van de Poolse ‘dollarisatie’ zie M. Bos-

Karczewska en B. Simatupang, De economische crisis en de strijd
om het bestaan, in: A. Gerrits en H. Ramkema (red.), Poolse
paradoxen, Utrecht, 1989, biz. 23-30.
10. Hetbegrip’tekort’-economieisvanJ. Kornai. Hijduidtdaarmee

een middelenbeperkte economie aan. De Westerse economieen
zijn dan vraagbeperkt, z.g. overschot-economiee’n. Zie J. Kornai,
Resource-constrained versus demand-constrained systems, Econometrica, nr. 4, 1979, biz. 801-819.
11. Zie voor een korte samenvatting van de ‘Letter of Intent’ aan
het IMF Gazeta Wyborcza van 8 januari 1990.

12. Sachs heeft de prijsliberalisering van energie als volgt omschreven: “It is like compressing in one month two OPEC oil
shocks that the U.S. economy suffered and not being able to blame

it on some foreign interests, but rather on Poland’s own national
policy”. Zie interview met Sachs, Charting Poland’s Economic

Rebirth, Challenge, januari-februari 1990, biz. 22-30.

341

gevoerd. Om liquiditeiten te absorberen wil men het tekort
met de uitgifte van staatsobligaties overfinancieren.
Voor dit jaar word* een daling van de produktie met 5%
en van de reele lonen met 20% ten opzichte van 1989
verwacht. Het officieel geraamde aantal werklozen is 0,4
miljoen; de Wereldbank schat het aantal op 1,5 miljoen (ca.
8% van de beroepsbevolking). Er wordt rekening gehouden met een handelstekort in harde valuta van 0,8 miljard
dollar (tegenover een overschot van 0,7 miljard dollar in
1989) en een tekort op de lopende rekening van 3 miljard
dollar (1989: 2 miljard dollar), ondanks de depreciatie van
de Poolse munt. Een verbetering lijkt niet mogelijk omdat
een verdere depreciatie het loslaten van de nominate ankers zou betekenen en tot een vicieuze cirkel van depreciatie en inflatie zou leiden.
Na beteugeling van de hyperinflatie, die met een zekere
produktiedaling gepaard zal gaan, kan er economisch herstel aan de aanbodzijde op gang komen door een combinatie van kostendaling, toegenomen concurrentie en buitenlandse hulp. In 1993 kan de lopende rekening in evenwicht komen als een schuldenreductie tot stand komt.

De kritiek in Polen________________
De Poolse economen zijn in twee kampen verdeeld: de
regeringsgezinde ‘radicalen’ en de ‘interventionisten’. Het
is een strijd tussen het nieuwe economische denken (macro- en micro-economie) en het oude denken (gebaseerd
op paternalisme en wantrouwen in de markt). De eerste,
nieuwe groep economen beschikt over een coherent economisch programma: het plan-Balcerowicz. De algemene
beleidslijn is om een totale gedragswijziging te bewerkstelligen. Prof. Wilczynski noemt het de ‘micro-economisering’
door burgers ‘van onderop’ activiteiten te laten ontplooien13. De depolitisering en commercialisering van de economie zijn alleen door economische dwang te realiseren.
Het zou onjuist zijn de overstap van een collectief naar een
individueel gerichte economie geheel en al met liberalisme
en monetarisme te vereenzelvigen.
Het tweede, heterogene kamp waartoe de meerderheid
van de Poolse economen behoort, levert naast partiele
micro-economische kritiek ook voorstellen voor een andere
aanpak. Deze critic! willen eerst in hoog tempo systeemveranderingen doorvoeren en de inflatie stapsgewijs beteugelen. De nu toegepaste shocktherapie veroorzaakt in
hun ogen een ongewenste, wellicht langdurige recessie en
werkloosheid. De sociale kosten ervan zijn te hoog en het
resultaat te onzeker. Ze zien geen snel herstel van de
economie vanwege de diepe inworteling van het paternalisme van de centraal geleide economie en omdat de
hantering van macro-economische instrumenten bij een
verre van perfecte marktwerking tot onbedoelde en ongewenste micro-reacties aan de aanbodkant zal leiden. Er
bestaan ook nauwelijks nog autonome terugkoppelingen
tussen de verschillende markten. Zo zullen er door het
ontbreken van een kapitaalmarkt onnodig veel bedrijven
door de strakke geldpolitiek failliet gaan. Soortgelijke problemen zullen zich voordoen op de arbeidsmarkt. Daarnaast is er het algemene probleem van de absorptie van
de prijsshock in de Poolse economie. Deze tweede groep
economen vreest dat Polen de prijsstabilisatie met een
‘armoedeval’ zal betalen.
Het gaat om twee risico’s in het bijzonder: van een
sociale explosie en van een tweede inflatiegolf (‘reemisja
inflacji’). Beide risico’s kunnen uitmonden in een langdurige
recessie. Het tweede risico zou kunnen worden gegenereerd door een dalende produktie en een door compenserende looneisen en een oplopend begrotingstekort weer
toenemende vraag. Dit risico ligt besloten in te optimisti342

sche veronderstellingen overde daling van het inflatietempo en het herstel van de economische groei.
Om de recessie te verminderen wordt een versterking
van de aanbodzijde (in het bijzonder in de landbouw en de
exportsector) en een versoepeling van het macro-economische beleid bepleit (nominale rente omlaag, versoepeling van het belastingregime, verhoging van looncompensatie).
Het is duidelijk dat het verschil van mening zich concentreert op de ‘policy-mix’ op korte termijn: de aandacht voor
het economisch proces tegenover de prioriteit voor institutionele veranderingen. De regering wil door een terugtredende overheid de overschakeling naarde markteconomie
bewerkstelligen. Het gaat erom een nieuwe rol voor de
staat in een postcommunistische economie te vinden. In
plaats van het oude paternalisme en het directe administratieve ingrijpen postuleert de nieuwe regering een staat die
stuurt door macro-economisch beleid en die ordent door
het stellen van spelregels. Zelf spreekt de regering van
‘beperkt’ interventionisme. In Polen realiseert men zich dit
cruciate onderscheid tussen macro-economisch beleid en
het oude paternalisme niet altijd14. Een macro-economisch
beleid is in Polen onbekend.
Polen staat nu voor de overgang van een gedemonetiseerde economie (waarin geld een secundaire en passieve
rol speelt) naar een geldeconomie. Zo’n overstap is niet
mogelijk zonder via een restrictief monetair en begrotingsbeleid harde en effectieve budgetrestricties voor bedrijven
in te voeren. Daarmee heeft het ‘Poolse monetarisme’ op
zijn minst een meer fundamentele lading dan in het Westen.
De critici wijzen terecht op de rudimentaire markten en
de onzekerheid over adequate aanbodreacties. Maar gezien de inflatie-explosie en de hoge buitenlandse schuld en
gelet op de noodzaak een grote schoonmaak te houden
heeft de regering feitelijk nauwelijks een keus. Dat wordt
ook beseft door ‘Solidarnosc’. Deze vakbond steunt het
beleid en komt met constructieve oplossingen voor depolitisering van de economie.

Tussenbalans
Het inflatietempo van consumptieprijzen lag in januari
1990 onverwacht hoog op 78% (verondersteld was 45%).
In februari liep het maandcijfer terug tot 23,9 % (gepland:
23 %) en in maart tot 5 a 6 %. Op dit punt lijkt het
stabilisatieprogramma te slagen, vooral doordat de loonstijging meevalt. In januari was een nominale loonstijging
van 15% toegestaan. De feitelijke uitkomst was 1,3%, wat
een reele daling van rond 40% inhoudt. De inkomsten van
de bevolking daalden reeel met 24 %. In februari was de
loonstijging 15% (9 procentpunt daarvan komt door uitgestelde winstuitkeringen over 1989). In maart vond door
kwartaalaanpassing van pensioenen en sociale uitkeringen een loonstijging van 17 % plaats. Vanaf mei wordt de
belasting van overmatige loonstijgingen verlaagd. Nu de
inflatie van maart is gedaald tot 6% levert de verlaging van
de rente van 36% in januari naar 20% in februari en 10%
in maart eindelijk een positieve reele rente. Verder lijkt de
stabilisatie van de wisselkoers op de interne valutamarkt
op 9.500 zloty per dollar te lukken. In januari vond een

13. Zie W. Wilczynski, Gospodarka w przymusie, Tygodnik Kulturalny, 4 februari 1990.
14. Zie de uitspraak van prof. K. Laski, Ratowac program!, Zycie

Gospodarcze, 18 februari 1990. De druk om tot de staatsinterventies over te gaan is zodanig groot, dat de staatssecretaris van
Financien, Dabrowski over de nieuwe modegril onder Poolse
economen spreekt, zie Zycie Gospodarcze, 28 januari 1990.

massale verkoop van dollars plaats. Dat wijst op een
afnemende dollarisatie van de Poolse economie. De bevolking compenseerde de daling van de koopkracht door
dollartegoeden op te nemen. Maar in februari is deze
tendens omgekeerd.
Beide nominale ankers zorgen voor een effectieve beperking van de vraag zowel bij consumenten als producenten. Producenten opereren in januari onder twee restricties: afzet en hoge kredietkosten. De produktie in de staatssector daalde in januari met 17,7% en in februari 30% (ten
opzichte van respectievelijk januari en februari 1989). Met
zwaarst getroffen zijn de lichte en de voedingsmiddelenindustrie (respectievelijk -41% en -42% in februari).
De werkloosheid, een nieuw fenomeen, is gestegen van
9.200 eind 1989 via 52.000 in januari, 152.000 in februari
naar270.000(1,5% van de beroepsbevolking) in maart. Met
aantal faillissementen was overigens nul.
Verkopen onder de kostprijs is de overlevingsstrategie
in exportsector15. Opmerkelijk en zeer positief is de toeneming met 170 % van de invoer van investeringsgoederen
in harde valuta in de eerste twee maanden. Met overschot
op de handelsbalans is 0,25 miljard dollar (een derde van
hettotale overschot in 1989). Het uit- en invoervolume in
transferabele roebel is respectievelijk 3,5% en 18,7% lager
dan vorig jaar in dezelfde periode.
Na de eerste drie maanden lijkt het plan-Balcerowicz tot
prijsstabilisatie te kunnen leiden. Cruciaal is nu hoe de
aanbodzijde reageert. Gaan de bedrijven op de licht gestegen vraag reageren met prijsstijgingen of met een toeneming van de produktie? Wanneer komt de prijsdaling en
efficiencyverbetering? Verder heeft de rentedaling tot een
stijging van de kredietverlening geleid om met name lonen
te financieren. De financiele discipline moet nog door de
banken worden afgedwongen. In april wordt hetdieptepunt
van de recessie en een oplopen van het aantal faillisementen verwacht.
Daarnaast dreigt de ineenstorting van de kleinschalige
landbouw en daardoor van de levensmiddelenvoorziening.
De prijsschommelingen van voedsel op de vrije markt, de
hoge produktiekosten in de veeteelt (o.a. door de hoge
rente) en monopoloTde handelspraktijken kunnen daartoe
leiden. Eind april komt er een plan voor herstructurering
van de landbouw.

Aanpassingsproblemen_____________
De koppelingen en de stabilisatoren van het marktmechanisme zijn nog niet goed ontwikkeld. Bovendien beschikt men in Polen nog niet over referentiekaders voor
marktgericht gedrag.
Door de shock van januari is het midden- en kleinbedrijf
(hoofdzakelijk in de particuliere sector) het zwaarst getroffen. In het bijzonder boeren en ambachtslieden (een of
twee persoonsbedrijven) met zeer weinig kapitaal zijn gedwongen (tijdelijk) de produktie te stoppen. De activiteiten
worden nu al naar de informele sector verplaatst, een
nieuw soort ‘tweede economie’ die vergelijkbaar is met de
Westerse informele sector16.
In de grote staatsbedrijven zijn twee overlevingsstrategieen te onderscheiden: het ‘overwinteren’/afwachten en
het rationaliseren. In de eerste twee weken van januari
hebben de meeste bedrijven volgens het oude mechanisme van kostenafwenteling op de consumenten gereageerd. Dat vormt de verklaring voor het bovenmatige inflatietempo in januari en voor de diepe recessie. Grote staatsbedrijven zoals hoogovens hoefden zich tot voor kort in
feite niets van hervormingen aan te trekken en dringen nu
weer bij de minister van Industrie aan op preferenties en
zachte financieringen. Men wil wachten op de aangekon-

ESB 11/18-4-1990

digde versoepeling van het beleid vanaf mei. Wat men
daarbij vergeet is dat deze wijziging afhankelijk is gesteld
van het resultaat van het stabilisatiebeleid. Schijnaanpassingen gaan zeker niet het beoogde resultaat afwerpen.
Niettemin is dit gedrag in bepaalde zin logisch gezien de
grote onzekerheden in de Poolse economie. Het wijzigen
van micro-economische gedrag is een lang proces en moet
door institutionele veranderingen (faillissementen, concurrentie, privatisering) worden versneld.
De tweede bedrijfsstrategie, rationalisering, betekent
kostenreductie door middel van personeelsreductie, directe verkoop zonder tussenkomst van handel, aanbieden van
overcapaciteiten en/of het aanbieden van samenwerking
of coproduktie. Een verhoging van de produktiviteit komt
pas op middellange termijn. Staatsbedrijven lenen vooral
om de lonen uit te betalen. Marktverkenning staat nog in
kinderschoenen maar er zijn nieuwe onderzoeksbureaus
opgericht. Positief is ook de reactie Van onderop’; er ontstaan lobby-groepen (zoals een kamer voor de bouwsector), nieuwe banken, nieuwe bedrijven en groothandelsbeurzen. Maar voor een echt herstel van de economie zijn
ook positieve impulsen van buitenaf nodig.

Ten slotte
In de eerste twee maanden heeft het plan-Balcerowicz
geleid tot een vermindering van het inflatietempo. Het
succes ligt in het vasthouden aan de twee nominale ankers. De prijs is produktiedaling en toenemende werkloosheid. Voortzetting van het strakke macro-economisch beleid is cruciaal om de inflatie onder controle te houden en
om de stabiele macro-economische omgeving te scheppen
die nodig is voorde herstructurering van de Poolse economie. De aanbodreacties in de staatssector vormen de
zwakke schakel in het geheel. Sommigen zien het planBalcerowicz als “all sticks and no carrots”17. Dat is dan de
prijs voor het bereiken van een lange-termijndoel: een
markteconomie. Er is ook geen echt alternatief op dit
moment. Wel kan en moet het Westen de kansen op
succes vergroten door hulp te bieden in de vorm van
economische expertise, schuldenvermindering en financiele en andere ondersteuning van een sociaal vangnet. Het
zou wel erg wrang zijn als externe financiering nu zou
uitblijven, omdat in de jaren zeventig al te kwistig leningen
zijn verstrekt ter ondersteuning van een centraal geleide
economie die nu door de toenmalige oppositie wordt ontmanteld. Bovendien is het ook in het belang van West-Europa dat het Poolse experiment, als ‘test-case’ voor de
overgang van een tekort- naar een overschoteconomie,
slaagt. Een blauwdruk voor die overstap bestaat nog niet.

Malgorzata Bos-Kaiczewska

15. Zie T. Berg, Glowa nad woda, Polityka, 17 maart 1990.
16. Een markteconomie genereert een ander soort alternatieve
economie, zie H.J. Wagener, Elementen van economische orde,
Groningen, 1989, hoofdstuk 8.

17. Dat is de mening van de Amerikaanse sovjetoloog J. Hardt
aangehaald in A. Brumberg, Poland: the demise of communism,
Foreign Affairs, 1990, nr 1, biz. 70-88.

343

Auteur