Ga direct naar de content

Grondstoffen vragen om strategische inzet overheid

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 15 2019
Michel Rademaker – Adjunct-directeur van het The Hague Centre for Strategic Studies

De vrijemarkteconomie – u weet wel, dat bestel waarin vraag en aanbod bepalen wat er wordt geproduceerd en waarin de overheid geen rol speelt – heeft nooit bestaan. Geografie is van invloed op dit theoretische marktmodel en sturing door overheden doet er vaak toe.

De vraag naar grondstoffen is groot en de wereldbevolking blijft groeien, evenals het gemiddelde inkomen per persoon, en iedereen consumeert door. Ook is er de klimaatverandering die om een energietransitie vraagt. Maar zo’n energietransitie vergt nieuwe materialen, niet per definitie minder materialen.

Deze vraag leidt tot een toenemende druk op de beschikbare grondstoffen. De wereld maakt momenteel een verandering door van een unipolaire wereld waarin Amerika de dienst uitmaakte, naar een multipolaire wereld waarin Amerika, China en andere spelers hun macht bevechten.

Europa is sterk afhankelijk van de grondstoffenlevering uit ­China en Afrika. Die landen hebben steeds duidelijker nationale ­economische ambities, waarin deze grondstoffen een belangrijke rol spelen. Resource nationalism, overheidsingrijpen op grondstof­markten ten faveure van de eigen ambities, is aan de orde van de dag. En de beschikbaarheid van grondstoffen is onderhevig aan geo­politieke overwegingen.

Wat betreft enkele zeldzame aardmetalen, gedolven in een aantal mijnen in het autocratische China, is resource nationalism al een feit. Deze metalen zijn nodig voor allerlei energiebesparende toepassingen, zoals de elektrificatie van ons wagenpark en ook voor de moderne communicatietechnologieën. Deng Xiaoping maakte in de jaren negentig al school met zijn uitspraak: “there is oil in the Middle East, there is rare earth in China”.

China legt niet alleen beperkingen op omdat ook daar de vraag naar deze grondstoffen groot is, maar tevens omdat China liever zelf hoogwaardige producten uit deze grondstoffen maakt in plaats van ze voor een paar dollar uit te voeren. Juist in China is de economische groei nodig voor de sociale en politieke stabiliteit.

Met exportquota beheerst China de beschikbaarheid, en daarmee ook de prijs en leveringszekerheid voor de rest van de wereld. Zo wordt dus de eventuele productie van de goederen die uit deze metalen vervaardigd worden naar China verlegd. Europese industrieën zijn vaak voor tachtig procent of meer afhankelijk van deze cruciale grondstoffen en onderkennen dat feit al een jaar of acht.

De vrije markt en haar hoeder, de Wereld­handelsorganisatie (WTO), kunnen dit niet oplossen. Toen China moest toegeven aan een claim van de WTO over deze exportquota, voerde het land per omgaande een vergunningen­stelsel in, buiten het bereik van de WTO-regimes – geo­politiek in optima forma. Hetzelfde geldt voor gas. Europese landen zijn grotendeels afhankelijk van Russisch gas.

Net als China gaat ook Rusland strategisch met zijn grondstoffen om. Hoewel Rusland de gaskraan voor de lidstaten van de Europese Unie nog niet heeft dichtgedraaid, deed het dat om geopolitieke redenen al wel bij Georgië en de ­Oekraïne. Met de aanleg van de Nord Stream-pijpleiding wordt de afhankelijkheid van Russisch gas voor ­Europa zeker niet minder. Trump dreigt inmiddels Nederland aan te pakken als het doorgaat met Nord Stream. Ik ben benieuwd hoe dat geopolitiek verder nog zal worden uitgespeeld.

Circulaire economie is daarom zowel een slimme oplossing als een poor men’s solution. Als buitenlandse mogendheden hun zeldzame metalen en gasvoorraden strategisch inzetten, wordt Europa kwetsbaar wat betreft de grondstoffen die het zelf niet heeft en afhankelijk van autocratische landen. Slim omgaan met deze grondstoffen, oftewel de circulaire economie, is dan simpelweg noodzakelijk. Door het ontginnen van de urban mine in onze eigen landen – via slimme en energie- en grondstofbesparende ontwerpen en via een gedragsverandering – kan de materiaalafhankelijkheid gereduceerd worden. Zo worden we minder afhankelijk van toeleverende landen.

Duidelijk is nu al dat de vrije markt dit alles niet vanzelf of ­tijdig oplost. Het klimaatakkoord, waarin de vele belanghebbenden allemaal hun eigen gelijk nastreven, is hier een voorbeeld van. Snel ­ingrijpen door de overheid is daarom noodzakelijk – en deze moet daarbij verleiden, verbieden en dwingen. Verleiden door het stimuleren van kennisontwikkeling en innovatie met gerichte investeringen, en ook door toepassingen voor de circulaire economie te bevoordelen. Verbieden door ongewenste producten en diensten uit de markt te weren. En dwingen door bij nieuwe ontwikkelingen voor te schrijven dat deze zo circulair mogelijk moeten zijn. Waarbij we ondertussen ook nog zullen blijven onderhandelen met de Chinezen.

Auteur

Categorieën