Ga direct naar de content

Grandeur en malheur van de conjunctuurbarometer

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: april 6 1989

Grandeur en malheur van de
conjunctuurbarometer
In dit artikel wordt een recentelijk door De Nederlandsche Bank ontwikkelde
conjunctuurindicator gepresenteerd. Voor de constructie van deze barometer zijn vijf
reeksen geselecteerd van grootheden, die in hun ontwikkeling op de conjunctuur
vooruitlopen. Uit de berekeningen blijkt dat het einde van de huidige conjuncturele
opleving vooralsnog niet in zicht is.
SiWi

PROF. DR. M.M.G. FASE – DRS. H.C. J. VAN DER WIELEN*
Meer dan 40 jaar geleden schreef de toen juist tot Amerikaan genaturaliseerde Nederlander Tj. Koopmans – die
later samen met Kantorovitch de Nobelprijs voor economie
zou krijgen – onder de veelzeggende titel Measurement
without theory een rake en grondige kritiek op het werk van
Burns en Mitchell, de geestelijke vaders van de conjunctuurbarometers in de VS. Koopmans zag een duidelijke
analogie tussen de beschouwingswijze van de conjunctuurbarometer of -indicator door Burns en Mitchell binnen
de economie en die van het zonnestelsel door Kepler en
tijdgenoten als Tycho Brahe binnen de astronomie. Beide
hebben met elkaar gemeen, aldus Koopmans in 1947, de
grote aandacht voor systematische waarneming en het
ontbreken van een theoretische grondslag voor de interpretatie van de waarnemingen.
In het licht van deze kritiek doet het stoutmoedig aan opnieuw aandacht te vragen voor het fenomeen conjunctuurbarometer, vooral omdat sinds 1947 de door Koopmans
voorgestane methode van conjunctuuranalyse met de
komst van macro-economische modellen een grote vlucht
heeft genomen. De traditie van de conjunctuurbarometer
is nochtans niet stilgevallen. Deze overwegend beschrijvende benadering heeft klaarblijkelijk zijn bestaansrecht
behouden naast de meer op verklaring gerichte econometrische conjunctuurmodellen. Hiervoor zijn verschillende
redenen aan te voeren.
In de eerste plaats bieden conjunctuurbarometers een
bruikbare methode om het veelzijdige verschijnsel conjunctuur te vereenvoudigen tot een eendimensionaal verschijnsel dat grijpbaar wordt voor de praktische analyse.
Ten tweede biedt de methode van conjunctuurbarometers
een doelmatig middel om ex post het beloop van de economie te beschrijven in termen van conjuncturele perioden.
Ten derdekan desgewenstde conjunctuurbarometer, voor
zover deze een leading indicator inhoudt, worden aangewend om enig inzicht te verwerven in het toekomstige beloop van de conjunctuur. Deze toepassing wint daarbij nog
aan overtuigingskracht wanneer hij wordt gebruikt in samenspel met andere benaderingen, zoals op micro-economische data gebaseerde conjunctuurenquetes en economische weerberichten of conjuncturele prognoses met een
macro-economisch model.

Het voornaamste oogmerk van dit artikel is de zin en het
gebruik van conjunctuurbarometers voor conjunctuurbeschrijving en -prognose aan een analyse te onderwerpen
en de regelmatige presentatie in ESB in te leiden. Daartoe
wordt om te beginnen de conjunctuurindicator als techniek
bezien binnen het algemenere raamwerk van conjunctuuranalyse en -prognose. Daarna wordt kort ingegaan op de
historie van de voorlopende indicator als instrument voor
conjunctuurprognose die met name in de VS tot bloei is gekomen. In het licht van het aldus geschetste methodologische en historische perspectief presenteren we vervolgens
onze eigen, dat wil zeggen de thans door de Bank gebezigde conjunctuurbarometer, en een eerste beoordeling
van de daarmee tot dusver opgedane ervaringen. Ten slotte gaan we na welke praktische gebruiksmogelijkheden
een conjunctuurbarometer biedt en tot welke praktische
conclusie onze bespiegelingen hebben geleid.

Methoden van conjunctuuronderzoek______
Voor de analyse van de conjunctuur en voor de conjunctuurprognose worden veelal dezelfde methoden gehanteerd. De desbetreffende methoden kunnen worden onderscheiden naar causale en niet-causale methoden. Causale methoden baseren zich op de samenhangen binnen het
economische proces. Op deze wijze worden naar oorzaak,
duur en amplitude, uiteenlopende cyclische fluctuaties beschreven en verklaard. De niet-causale methoden richten
zich in het bijzonder op de beschouwing van de conjuncturele op- en neergang als zodanig en niet op de achterliggende oorzaken.
Causale methoden
Een diagnosemethode waarbij op consistente wijze
kwantitatieve, onderling samenhangende indicatoren wor* De auteurs zijn werkzaam bij de Nederlandsche Bank in de functie van onderdirecteur en hoofd Afdeling Wetenschappelijk onderzoek en econometric respectievelijk hoofd Studiedienst. Dank is
verschuldigd aan dr J.A. Bikker en drs L. de Haan voor hun hulp

bij de totstandkoming van dit artikel.

332

den geanalyseerd, is de confrontatie van middelen en bestedingen. Hierbij gaat de aandacht allereerst uit naar de
analyse van de lopende conjunctuur en niet naar de prognose. Op deze wijze kan de ontwikkeling van het nationale inkomen worden verklaard uit de bestedingscomponenten. Voor zover nog geen realistische cijfers bekend zijn,
worden dan per component van de confrontatie van middelen en bestedingen indicatoren gebruikt, zoals consumptief krediet, consumentenvertrouwen en orderontvangst
van de Industrie. Deze fungeren als spiegel van de desbetreffende bestedingscategorieen.
Een omvattender inzicht in de lopende conjunctuur kan
worden verkregen met behulp van een macro-economisch
model, waarin alle belangrijke economische grootheden
verklaard worden. Dit model kan ook gebruikt worden voor
voorspellingen. Een probleem hierbij is echter dat de conjuncturele bewegingen van diverse grootheden uiteenlopen, zodat op deze wijze geen eendimensionale, samenvattende beschrijving van de conjunctuur wordt verkregen.
Dit hangt samen met de onmogelijkheid om de conjunctuur
met behulp van een causaal mechanisme te beschrijven.
Een ander probleem bij de causale methoden is datde verkregen reeksen nog niet geschoond zijn van trendmatige,
seizoensmatige en incidentele ontwikkelingen. Hierdoor
wordt het zicht op de conjuncture^ component in veel gevallen bemoeilijkt.

Niet-causale methoden
De niet-causale methoden richten zich op voor de conjunctuur representatieve economische grootheden waarvan de gegevens snel beschikbaar komen.
De eenvoudigste methode – de naTeve variant – is de beoordeling van de conjunctuur op grand van het beloop van
dergelijke representatieve economische grootheden. De
voorspelling van de conjunctuur volgt door extrapolatie. Grafische afbeeldingen ondersteunen deze methode, die vanwege haar eenvoud op grote schaal – soms in binnenland
en vooral elders – wordt toegepast. Conjuncturele bewegingen kunnen hierbij echter gemakkelijk worden verward met
trendmatige ontwikkelingen en incidentele verstoringen.
Dit bezwaar wordt enigszins ondervangen bij de conjunctuurdiagnose en – voorspelling op basis van ARIMAmodellen1. Hierbij worden in de geest van Friedmans onderscheid van het gemeten inkomen in een permanent en
eentransitoirdeel, de beschouwde reeksen ontleed in een
verwachte en een onverwachte component. De onvoorspelbare ‘random walk’-ontwikkeling wordt als trend ge’ihterpreteerd en de daar omheen slingerende voorspelbare
component als de conjunctuur.
Een derde variant betreft het enqueteren van producenten en consumenten voor bij voorbeeld orderontvangsten en
-posities, voorraden, bezettingsgraad, verwachtingen respectievelijk koopplannen. In Nederland staat deze benadering bekend als de conjunctuurtest van het CBS. De desbetreffende urtkomsten verschaffen gewoonlijk meer kwalitatieve dan kwantitatieve informatie over de conjunctuur.
Een veel gehanteerde methode om conjuncture^ omslagpunten te voorspellen is de zogenaamde’ lead-lag ‘-benadering. Deze maakt gebruik van het feit dat sommige
economische reeksen systematisch blijken voor te lopen
opde overige economische grootheden die typisch voor de
conjunctuur zijn en daardoor een conjunctuurvoorspellende waarde bezitten. De DNB-conjunctuurindicator – die
centraal staat in ons artikel – is hiervan een voorbeeld. Der.gelijke indicatoren worden voor trendmatige, seizoensma? tige en toevallige componenten gecorrigeerd. Veelal wor|, den afzonderlijke reeksen tot een index samengevoegd
i ‘door een soort gewogen gemiddelde te nemen – waardoor
**5en samengestelde index ontstaat – of door het aantal stij|jgende reeksen van het aantal dalende reeksen af te trekken (diffusie-index). Naast voorlopende indices worden

! 5-4-1989

Conjunctuurbarometer
De Conjunctuurbarometer is een instrument met
mogelijkheden en beperkingen. Het is niet verstandig
zich bij belangrijke economische beslissingen doorde
stand van de barometer te laten leiden. Maar het kan
wel nuttig zijn in een oogopslag te zien in welke richting de conjuncture^ signalen wijzen. Nevenstaand
artikel introduceert de nieuwe conjunctuurindicator
van De Nederlandsche Bank in ESB. De barometer
zal vanaf nu elke maand in ESB worden opgenomen
om de conjuncturele vooruitzichten op de voet te kunnen volgen.

ook wel samenvallende of achterlopende samengestelde
indices geconstrueerd.

Causaal versus niet-causaal
De hiervoor gememoreerde kritiek van Koopmans uit
1947 veroordeelde in zekere zin de niet-causale aanpak
en koos ondubbelzinnig voor de causale aanpak. Het geloof in de causale aanpak met econometrische modellen is
sindsdien door de praktijkervaring gelouterd. Thans wordt
erkend dat er plaats is voor beide invalshoeken. De merites moeten dan van geval tot geval worden bezien op basis van een aantal algemene criteria2. Driehuis noemde in
dit verband vijf mogelijke tekortkomingen – en daarmede
beoordelingscriteria – van de samengestelde conjunctuurindicator3. Deze betreffen de volgende vijf gezichtspunten:
– vaak is niet duidelijk op welke gronden de samenstellende reeksen zijn gekozen, zodat de uitkomsten moeilijk
te interpreteren zijn;
– er wordt weinig of geen aandacht geschonken aan het
verschil in reactietijd van de indicatoren tussen de opgang en de neergang van de conjunctuur;
– sommige indicatoren bepalen wel de richting maar niet
de intensiteit van de conjunctuur;
– er ontbreekt vaak iets aan de technische formulering van
de indicator;
– de conjunctuurindicator vertoont veelal een erratisch
verloop.

Zoals nog zal blijken, komt de op de Bank ontwikkelde
en onlangs naar buiten gebrachte conjunctuurindicator
grotendeels aan deze bezwaren tegemoet. De samenstellende reeksen zijn geselecteerd op basis van een groot
aantal criteria, waaronder een causale verklaring van het
voorlopende karakter. Met het verschil in reactietijd tussen
opgaande en neergaande conjunctuurfase zou rekening
gehouden kunnen worden. Het gaat dan overigens slechts
om een marginale bijstelling die bovendien niets bijdraagt
tot het feitelijke doel: het zo vroeg mogelijk signaleren van
omslagpunten. Aan het derde bezwaar, het soms ontbreken van de conjunctuurintensiteit, wordt door de Bank-indicator tegemoetgekomen, terwijl vertekening van de indi-

1. Vergelijk S. Beveridge en C.R. Nelson, A new approach to decomposition of time series into permanent and transitory components, Journal of Monetary Economics, jg. 7, 1981, biz. 151-174.
2. Vergelijk bij voorbeeld V. Zarnovitz, Recent work on business
cycles in historical perspective: a review of theories and evidence, Journal of Economic Literature, jg. 23, 1985, biz. 523-580;

J.J.M. van der Lem, Conjunctuurindicatoren en conjunctuuronderzoek in Nederland, Bank- en Effectenbedrijf, jg. 21,1972, biz. 371 375, met naschrift van J.G. Post.
3. W. Driehuis, Diagnose en prognose van de conjunctuur, Economised Kwartaaloverzicht Amrobank, nr. 33,1973, biz. 5-17.

333

cator door erratische bewegingen wordt vermeden dank zij
de gekozen wijze van formulering.
Als laatste eventueel bezwaartegen de samengestelde,
niet-causale conjunctuurindicator resteert dat deze geen
oorzaak van de conjuncturele beweging aanwijst. Dit is
waar, maar er staat veel tegenover. Belangrijk is dat een
indicator een eendimensionale beschrijving van de conjunctuur geeft en dat de indicator vooral gericht is op de
wezenlijkste onderdelen van de conjuncturele beweging,
namelijk de omslagpunten. De praktijk leert dat daar onder
meer voor beleidsvorming grote behoefte aan is. De praktijk in bij voorbeeld de VS of West-Duitsland heeft ook geleerd dat de samengestelde indicatoren al vele decennia
een succesvolle rol als beschrijver en voorspeller van de
conjunctuur hebben gespeeld.

Figuur 1. De conjuntuurindicator

67

69

71

73

75

77

79

81

83

85

87

89

Bron: DNB Kwartaalbericht 1988/3

Voorlopende conjunctuurindicatoren______
Als het succes van een specifieke analytische aanpak
kan worden afgemeten aan zijn levensduur en de duur van
zijn populariteit, dan is de conjunctuurvoorspelling met
voorlopende indicatoren tot dusver een van de succesvolste methoden geweest in de macro-economische praktijk.
De allereerste samengestelde voorlopende indicator dateert uit 1919 en is afkomstig van de Amerikaanse hoogleraar Persons van Harvard University. Deze Index of Speculation, zoals hij indertijd werd genoemd, is gebaseerd op
drie prijsvariabelen en een vertrouwensvariabele in de gedaante van het beloop van de aandelenkoers. Persons’
werk werd voortgezet door economen van de American Telephone and Telegraph Company, maar vooral door onderzoekers van het in 1920 opgerichte National Bureau of Economic Research (NBER). Zij hebben deze methode tot een
complete wetenschap uitgebouwd4. Na het verzamelen en
bestuderen van niet minder dan 800 economische reeksen
van de VS, werden in 1950 acht voorlopende reeksen als
geschikt beoordeeld en tot een index verwerkt. Bij een herziening in 1966 werden twaalf indicatoren geselecteerd uit
een verzameling van duizenden reeksen.
Vanaf de introductie van de samengestelde index, die
nu maandelijks wordt gepubliceerd door het US Bureau of
Economic Analysis, is deze in ruime kring gebezigd voor
prognose van de economische ontwikkelingen. Het succes
van de conjunctuurbarometer is opvallend, de kritiek van
Koopmans en de opkomst van grote econometrische modellen ten spijt.
De NBER-aanpak is vanouds gebaseerd op de bestudering van ‘deviation cycles’, de afwijking van de reeks ten opzichte van de trend, waarbij de trend werd geschat als een
voortschrijdend gemiddelde5. Deze trendafwijking van de
voor seizoen en onrechtmatigheden gecorrigeerde reeksen
wordt beschouwd als schatting van de conjunctuurbeweging. Het is van belang dit vast te stellen, omdat de term conjunctuur vaak wordt gebruikt voor de meer algemene stand
van zaken in de economie, waarin naast de strikt conjuncturele ontwikkeling ook de trendmatige groei begrepen is. In
recente decennia, waarin de klassieke conjunctuur met open neergang veelal werd verdrongen doorgroeicycli met hogere en lagere groei, kon conjuncturele neergang immers gepaard gaan met economische groei. Naast deviatie-cycli, zijn
door het NBER later ook groeivoeten (‘step-cycles’) in de beschouwing betrokken. Deze hebben het voordeel dat geen
trend geschat behoeft te worden. Voor conjunctuurdiagnose
en – voorspelling is het echter een groot bezwaar dat de uitkomst van de analyse van groeivoeten veel grilliger is dan
die van de deviatie-cycli-aanpak. Hierdoor wordt het herkennen en lokaliseren van conjuncturele omslagpunten aanzienlijk bemoeilijkt en boeten de desbetreffende vaststellingen enigszins aan belang in. Een experimentele berekening
334

met behulp van het voor de Bank-indicator gebruikte datamateriaal heeft dit bevestigd. Geruststellend was overigens
wel dat de datering van de conjunctuur volgens beide soorten cycli grofweg identiek bleek. Overigens is het NBER
thans weer overgegaan op de deviatie-cycli-benadering6.

De conjunctuurindicator van de Bank
De methode van de conjunctuurindicator is in ons land
steeds in de schaduw gebleven van de modelmatige en mitsdien verklarende conjunctuuranalyse. Niettemin is de indicatormethode voor ons land niet onbekend. Regelmatig publiceren de ABN, het weekblad FEM, de EG en de OESO conjunctuurindicatoren voor Nederland7. De conjunctuurbarometer van de Bank past derhalve in een, zij het aarzelend op
gang gekomen, jonge Nederlandse traditie.
Figuur 1 toont het beloop van de conjunctuurindicator
van de Bank, zoals deze eerder werd gepubliceerd8. Bij
deze afbeelding zijn verschillende opmerkingen te maken,
waarvan er in het onderstaande twee aan de orde komen.
De eerste betreft de constructie van de indicator. De tweede betreft het feit dat de afgebeelde indicator soms een
klein faseverschil lijkt te vertonen met de realisatie. Voor dit
laatste is de produktie in de verwerkende Industrie gebruikt.

4. Vergelijk bij voorbeeld A.F. Burns en W.C. Mitchell, Statistical
indicators of cyclical revivals, NBER, Bulletin 69,1938; A.F. Burns
en W.C. Mitchell, Measurement business cycles, NBER, Studies

in business cycles, nr. 2,1946; G.H. Moore, Business cycle indicators, Contributions to the analysis of current business cycles
conditions, NBER, Princeton University Press, 1961; G.H. Moore

en F.J. Shiskin, Cyclical indicators of business expansions and
contractions, NBER, New York, 1967; G.H. Moore, The analysis

of economic indicators, Scientific American, 1975, biz. 17-23.
5. Later is als verbeterde aanpak de Phase-Average-Trend-methode gei’ntroduceerd, welke onder andere is toegepast door Fase
en Bikker. Vergelijk M.M.G. Fase en J.A. Bikker, De datering van

economische fluctuaties: proeve van een conjunctuurspiegel voor
Nederland 1965-1984, Maandschrift Economie, jg. 49,1985, biz.
299-332.

6. Vergelijk I. Minz, Dating postwar business cycles: methods and
their applications to Western Germany, 1950-1967, NBER, New
York, 1969, met PA. Klein en G.H. Moore, Monitoring growth cycles in market-oriented countries, NBER Studies in business cycles, nr. 26, Cambridge, Massachusetts, 1985.

7. De indicatoren van de EG en het FEM zijn onder meer gebaseerd op de algemene beursindex. Dat geldt ook voor de longerleading indicator van de ABN, die echter sinds eind 1986 niet meer
wordt berekend en sinds februari jongstleden uit de gepubliceerde figuur met indicatoren is geschrapt.
8. J.A. Bikker en L. de Haan, Conjunctuur en conjunctuurprognose: een conjunctuurindicator voor Nederland, De Nederlandsche
Bank, Kwartaalbericht 1988, nr 3, december 1988, biz. 71-83. De

inhoud van de onderhavige paragraaf is in belangrijke mate op dit
artikel gebaseerd.

Tabel 1. Geselecteerde basisreeksen
Vooruitlopen
in maanden

Geldhoeveelheid (M1), reeel
Verwachte bedrijvigheid Industrie
Feitelijke orderontvangst Industrie

17
5
7

IFO-conjunctuurindicator Duitse Industrie

6

Verwachte omzet van nieuwe NCM-polishouders

7

Bij de constructie gaat het wezenlijk om de samenvoeging van de voor de conjunctuurbarometer geschikt bevonden economische reeksen. Als zodanig zijn vijf reeksen gekozen en is op grond van analyse hun voorlopende karakter ten opzichte van de produktie in de verwerkende Industrie bepaald. Bij deze keuze waren plausibiliteit en betrouwbaarheid belangrijke overwegingen. De gekozen reeksen
zijn samengebracht in tabel 1. Het voorlopende karakter is
vastgesteld op basis van zowel omslagpunt ten opzichte
van de realisatiereeks als maximalisatie van de correlatie
tussen basisreeks en realisatiereeks.
Tabel 1 laat zien dat de gedefleerde M1 met 17 maanden de langst voorlopende indicator is. Gelet op in ander
verband ter zake verricht onderzoek, lijkt dit niet onaannemelijk, terwijl dit feit ook steun vindt bij een soortgelijk kenmerk in conjunctuurindicatoren voor andere landen. De
overige reeksen zijn met vijf a zeven maanden kort voorlopende indicatoren. De beschouwde reeksen zijn op de gebruikelijke wijze ontdaan van trend, toevallige en seizoeninvloeden9, zodanig dat de overblijvende variatie betrekking heeft op de conjuncturele schommelingen. Van de
desbetreffende reeksen is ten slotte de eerste hoofdcomponent – die ruim 70% van de totale variantie verklaart bepaald. Het verklaringspercentage van deze eerste
hoofdcomponent is vrij hoog. Deze f ungeert daarom als indicator. De aldus resulterende indicator voorspelt de conjunctuur ongeveer vijf maanden vooruit en is daarmee een
synthetische leading indicator geworden.
Alvorens tot de afbeelding van de meest recente conjunctuurbarometer over te gaan, is het dienstig figuur 1 naderte bezien. Opvallend is, vooral bij de meest recente omslagpunten, dat de voorspellingen ervan enigszins systematisch naijlen op de reaiisaties. Dit geldt in het bijzonder
voor 1981. Hoe de situatie precies is voor de in figuur 1 afgebeelde indicator, moge blijken uit tabel 2.
Voor de afzonderlijke reeksen geldt, zo leert tabel 2, dat
de toppen eerder worden voorzien dan de dalen. Dit is ook
van toepassing voor de geconstrueerde indicator. De eerste conclusie moet dan ook luiden dat het voorlopende karakter op systematische wijze varieert binnen de conjunctuurcyclus. Men kan zich afvragen of deze kennis niet beTabel 2. Mate van voorlopen van de samenstellende reeksen van de indicator (aantal maanden voorlopen ten opzichte van produktie in de Industrie)
Gemiddelde gebaseerd
op omslagpunten

dalen toppen
Verwachte bedrijvigheid Industrie
3,3
Feitelijke orderontvangst Industrie
6,5
IFO-conjunctuurindicator Duitsland
4,8
Verwachte omzet NCM-polishouders 5,2
Geldhoeveelheid (M1 ), reeel
17,3
Indicator

ESB 5-4-1989

3,2

4,5
8,3
7,0
5,5
19,2
6,3

totaal
3,9
7,4
5,9
5,4
18,3
4,75

nut zou moeten worden om tot een nauwkeuriger voorspelling van de omslagpunten te komen. In principe is het mogelijk om de mate van vooruitlopen te iaten varieren met
de diverse conjunctuurfasen. Op deze wijze zou de ex post
voorspelling beter aansluiten bij de realisatie. Het belang
van een dergelijke variabele ‘lead’ zou echter voor de ex
ante voorspelling vrij marginaal zijn. De belangrijkste
aspecten van de echte voorspelling – de richting van de
conjuncturele ontwikkeling en de omslagpunten – worden
immers niet beVnvloed door een eventuele variabele lead.
Een ander punt is de ongelijke beweging in de feitelijke
conjunctuur en de indicator in sommige deelperioden. Een
voorbeeld betreft de subcyclus van 1980-1981. Deze korte en weinig intense, uit de VS afkomstige conjunctuurbeweging is van zo weinig belang geweest voor de conjunctuur in Nederland dat deze slechts in een beperkt aantal
macro-economische variabelen is terug te vinden. Dit heeft
de datering ervan bemoeilijkt. Een tweede voorbeeld betreft het meest recente omslagpunt – juni 1987 -, dat door
de indicator niet tijdig is aangegeven. Ook hier betreft het
een conjunctuurbeweging die weinig intens is. Kennelijk is
de indicator nauwkeuriger naarmate de conjunctuurbeweging heftiger is. Dit impliceert voor de gebruiker dat bij weinig intense bewegingen met een grotere foutenmarge rekening moet worden gehouden.
Tot slot zij de indicator vermeld op basis van de laatste
– dat wil zeggen eind maart verrichte – herberekening, die
staat weergegeven in figuur 2. De boodschap is duidelijk:
de vette maanden voor de economische bedrijvigheid zijn
volgens onze barometer nog niet voorbij en zullen in de nabije maanden voortduren. Hierbij zal vermoedelijk, zo leert
de indicator, enige afvlakking optreden.

Gebruik van de barometer in de praktijk
Een conjunctuurindicator word! wel eens vergeleken met
een barometer die, via luchtdrukmeting, aangeeft wat het
weer morgen zal zijn. Voor de beschouwer van de conjunctuurbarometer is, behalve de vraag of de conjunctuurbarometer van goede kwaliteit is (en daarmee de vraag of de conjunctuurdruk c.q. de verschillen in conjunctuurdruk juist worden gemeten), op zijn minst zo belangrijk de vraag welke betekenis mag worden toegerekend aan de op de barometer
af te lezen bewegingen. Evenals bij een gewone barometer
het geval is, bestaat bij onze conjunctuurbarometer het gevaar dat de beschouwer te veel of te weinig betekenis toekent aan de aangegeven signalen. Dit hangt af van tijd en
omstandigheden die voor de verschillende beschouwers ook
weer verschillend kunnen zijn. In het onderstaande worden
– bij wijze van voorbeeld – enkele vragen behandeld die verschillende groepen van gebruikers mogelijkerwijs zouden
kunnen stellen over de geihdiceerde conjunctuurbeweging.
Als groepen gebruikers worden daarbij onderscheiden: beleidsmakers, banken, bedrijven en gezinnen.

Beleidsmakers
Beleidsmakers in Den Haag zouden zich ingeval van een
sterk oplopende conjunctuurbarometer de vraag kunnen
stellen of het opportuun is om een remmend beleid te voeren door het opleggen van belastingverhogingen dan wel
door de overheidsbestedingen te beperken. Evenzeer zouden de monetaire autoriteiten in Den Haag en Amsterdam
zich kunnen afvragen of zij aan de oplopende conjunctuurbarometer tekenen kunnen ontwaren in de zin van artikel 22
van de Wet toezicht kredietwezen, waardoor maatregelen ter
beperking van de geldgroei noodzakelijk zouden worden.
9. Vergelijk F.A.G. den Butter en M.M.G. Fase, Seizoenanalyse en
beleidsdiagnose, Deventer, 1988.

335

Figuur2. DNB-conjunctuurindicator
2

-1 -2

80

81

82

83

84

85

86

87

88

89

Met antwoord op beide vragen moet luiden: “dat hangt
er maar van af”. De conjunctuur Kent namelijk vele oorzaken en verschijningsvormen10. Geen conjunctuurbeweging is gelijk. Sommige conjunctuuroplevingen gaan gepaard met spanningen in de economie, die bij voorbeeld
tot uitdrukking komen in tekorten op de lopende rekening
van de betalingsbalans, zodat remmende maatregelen
overwogen zullen worden. Ook de aard van de spanningen
verschilt per conjunctuurcyclus. Andere conjunctuuroplevingen gaan niet gepaard met spanningsverschijnselen. Of
spanningsverschijnselen zullen optreden hangt onder
meer af van de internationale conjunctuur, de beschikbare
technische capaciteit, de werking van de arbeidsmarkt, het
inflatoire klimaat enz. Sommige conjunctuuroplevingen
gaan gepaard met een sterke expansie van de geldcreatie
doorde banken, aantrekkende inflatie en betalingsbalanstekorten, zodat monetaire maatregelen zullen worden
overwogen. Tijdens andere conjunctuuroplevingen zullen
dergelijkeverschijnselen niet optreden. Conjunctuurindicatoren geven daarover geen informatie.
Bankiers
In bankenkringen zou men bij een oplopende conjunctuurbarometer kunnen rekenen op een grotere kredietvraag van
gezinnen en bedrijven. Een dergelijke verwachting is op zichzelf gegrond. Immers, bij een oplevende conjunctuur zal de
afzet van bedrijven toenemen. De kredietvraag van bedrijven zal daardoor stijgen. Maar daar staat tegenover dat de
kredietvraag niet uitsluitend afhankelijk is van de afzet van
bedrijven maar evenzeer van het beloop van de investeringen alsook van de liquiditeitsposrtie van de bedrijven en mogelijkerwijs de debetrente. Afhankelijk van de bezettingsgraad van de produktiecapaciteit en de verwachtingen omtrent de toekomstige afzetmogelijkheden zal bij een stijging
van de afzet de investeringsgroei sneller of langzamer op
gang komen. Bij de conjunctuuropleving van 1983 kwamen
de investeringen pas laat op gang. Ook de financiele positie
van een bedrijf kan een reden zijn om investeringen te financieren uit de cash flow en niet door middel van het opnemen
van kredieten. Hoewel conjunctuurindicatoren hierovergeen
informatie geven, mag gevoegelijk worden aangenomen dat
in een latere fase van de conjunctuuropgang zowel de afzet
als de investeringen tot een stijging van de kredietvraag zullen leiden. Ook zal in een dergelijke fase de financiele positie van de bedrijven geen belemmering zijn voor het opnemen van kredieten.
Bankiers zouden bij een oplopende conjunctuur voorts
een groeiende vraag naar consumptief krediet kunnen verwachten. Een dergelijke verwachting lijkt, althans voor Nederland uit de jaren 1970, niet gerechtvaardigd11. Uit onderzoek is gebleken dat consumptief krediet geen belangrijke rol speelt bij de conjunctuur in Nederland. In de Verenigde Staten ligt dit anders, maar daar is de consumptieve kredietverlening ook ruimer verbreid dan bij ons.
336

Bedrijven
Ondernemers zouden zich bij een oplopende conjunctuurbarometer kunnen afvragen of zij op een grotere winst
mogen rekenen. Het antwoord op die vraag moet luiden dat
een opgaande conjunctuur en oplopende winst samen
kunnen gaan maar niet per se samen hoeven te gaan. Een
stijgende afzet zal weliswaar op korte termijn tot produktiviteitsstijging en daarmee tot hogere winst leiden, maar het
is niet uit te sluiten dat de winstmarge al gauw onder druk
komt te staan door factoren als stijgende loonkosten, hogere rentelasten, toenemende concurrentie enz.
Een andere verwachting die de ondernemers aan de hand
van een opwaarts gerichte conjunctuurindicator zouden
moeten koesteren is die van een toenemende afzet. Een dergelijke verwachting lijkt alleszins gerechtvaardigd. De conjunctuurindicator is immers zelf gebaseerd op onder meer de
afzetverwachtingen en orderontvangsten in de Industrie. Niet
uitgesloten is evenwel dat de bedrijven in de niet-industriele,
zakelijke dienstensector pas met enige vertraging iets van
de conjuncturele opgang gaan merken. Een bekend voorbeeld van een dergelijke vertraging deed zich voor bij de conjuncturele opleving van 1983-1984, toen de op de binnenlandse markt gerichte bedrijven pas na een geruime tijd de
opleving bij de exportbedrijven volgden. Uitdie periode stamt
het hergebruik van de term duale economie.
Gezinnen
De gezinnen zouden zich aan de hand van een opgaande conjunctuurlijn kunnen afvragen of hun koopkracht gaat
stijgen. Evenals op vele van de vorige vragen moet ook hier
het antwoord luiden: “dat hangt er maar van af”. Koopkrachtverbetering hangt namelijk af van de groei van de
werkgelegenheid, de stijging van de lonen en de prijzen en
van de veranderingen in de belasting- en premiedruk. Zoals eerder naar voren werd gebracht, behoeft een opgaande conjunctuur niet onmiddellijk samen te gaan met een
verbetering van de werkgelegenheid, in verband met een
mogelijk bestaande onderbenutting van de factor arbeid.
Een stijgende vraag naar arbeid kan maar hoeft niet gepaard te gaan met loonsverhogingen, afhankelijk van de
arbeidsmarktsituatie. Er zijn opgaande conjunctuurbewegingen geweest met en zonder inflatie. Veranderingen in
de belasting- en premiedruk worden niet zo zeer ingegeven door de conjunctuur als wel door het begrotings- en inkomensbeleid van de regering.

Het juiste gebruik
Maar wat leert de conjunctuurbarometer dan wel, is de
vraag die kan opkomen na lezing van de zojuist behandelde voorbeelden. De conjunctuurbarometer leert iets over
de conjunctuur, terwijl in de voorbeelden van mogelijke vragen uit de praktijk antwoorden werden verlangd die veel
verder reiken dan alleen de conjunctuur. In de praktijk zal
‘de conjunctuur’ veelal slechts een van de elementen zijn
die in de beschouwing wordt betrokken. Voor dat ene element levert de barometer op handzame wijze – via een kengetal – de informatie. De handzame wijze, gevoegd aan
het felt dat de barometer een snelle signalering en een
voorlopige prognose van de conjunctuur geeft, heeft dan
ook gezorgd voor de grandeur sinds 1919, toen de eerste
conjunctuurbarometer in de VS verscheen.
vervolg op biz. 341
10. In dit verband heeft de klassieke verwijzing naar G. Harberler,
Prosperity and depression, Geneve 1937, nog niets aan belang
ingeboet. Moderner en geheel anders is R.E. Lucas, Models of
business cycles, Oxford, 1987.
11. W.C. Boeschoten en F.A.G. den Butter, Consumptief krediet
en consumptie, een kwantitatieve verkenning van hun wederzijdse beTnvloeding in Nederland, Maandschr/ft Economie, jg. 46, nr.
9, 1982, biz. 355-371.

Na de oliecrisis van 1973 kreeg Nederland met vergelijkbare economische problemen te kampen als Belgie. De
reactie van de Nederlandse regering stemde grotendeels
overeen met die van Belgie. Ondanks omvangrijke aardgasbaten werd de financiele situatie ook in Nederland in
het begin van de jaren tachtig knellend. Het terugdringen
van het financieringstekort werd de belangrijkste beleidsdoelstelling. De tekortreductie is in Nederland evenwel
minder succesvol geweest dan in Belgie; vanaf 1982 is het
Belgische tekort met 4,1 procentpunt verminderd, het Nederlandse met 1,2 procentpunt15. Hoewel voor velen zeer
ingrijpend, zijn de maatregelen in Nederland in het algemeen minder rigoreus geweest dan in Belgie. Zo schuwt
men in Nederland het regeren bij volmacht en voert men
een flankerend beleid op het gebied van de sociale zekerheid (onder andere door individualisering).
Het middel van het naar voren halen van inkomsten en
het uitstellen van uitgaven wordt in Nederland, net als in
Belgi§, voloptoegepast. Debudgetteringen worden ook gebruikt om het financieringsbeeld op te poetsen, maar zijn
veel geringerdan in Belgie. Schuldherschikking is door de
Nederlandse centrale overheid slechts in zeer beperkte
mate en geheel marktconform gehanteerd. Goudverkoop
is in het verleden wel geopperd, maar kon altijd op een fel
weerwoord rekenen van de Nederlandsche Bank. Zo reageerde president Zijlstra in zijn laatste ‘Verslag van de President’ furieus op een voorstel tot goudverkoop van buitengewoon hoogleraar en D’66-er Gans. De oorzaken van de
bestaande onevenwichtigheden werden er volgens Zijlstra
niet door verminderd en het vertrouwen in het financieel en
monetair beleid zou ernstig worden aangetast. Daarnaast
zou goudverkoop een vorm van monetaire financiering inhouden, waardoor de inflatie zou worden aangewakkerd.
Een en ander zou ongetwijfeld leiden tot een hogere risicopremie op schuldtitels van de centrale overheid16.
De financiele innovatie lijkt in Nederland iets verder
voortgeschreden dan in Belgie. Dat betreft vooral de situatie op de beurzen. Hoewel niet vooroplopend, is de Nederlandse beurs tamelijk modern en wordt steeds naar nieuwe mogelijkheden gezocht om de handel efficienter te laten verlopen. Produktinnovatie is in beide landen tamelijk
beperkt, omdat vooral de markten voor kort geld (kasgeldleningen, schatkistcertificaten) reeds goed ontwikkeld zijn.
In tegenstelling tot de Belgische overheid leent de Nederlandse niet in vreemde valuta en maakt ze in het binnenland in beperkte mate gebruik van produkt-innovatie (on-

vervolg van biz. 336

Slotopmerkingen
Met de in de vorige paragraaf behandelde voorbeelden
wil aangegeven zijn dat uitsluitend op basis van bewegingen
in de conjunctuurbarometer geen verwachtingen worden gevormd of beslissingen worden genomen. Daarvoor is over
het algemeen meer informatie nodig, die bij voorbeeld macro-economische modelvoorspellingen kunnen verschaffen.
Dit doet niets af aan de behoefte aan een andere invalshoek die ook in de Nederlandse praktijk bestaat, aan een
indicator die op eendimensionale wijze de conjunctuur be• schrijft en die de omslagpunten aangeeft. Macro- econo? rnische modellen kunnen een dergelijke eendimensionele,
tsamenvattende beschrijving van de conjunctuur niet ver. schaffen en kunnen een juiste voorspelling van de omslagjhiunten in de conjunctuur niet garanderen, alleen al omdat
|er niet altijd een omslagpunt valt aan te wijzen. Aanvulleni middelen zoals leading indicators zijn derhalve bruik• en niet zonder populariteit. De toevoeging van een

! 5-4-1989

der andere door ‘toonbank’uitgifte van schatkistpapier en
‘bullet’leningen). De tendens tot looptijdverkorting van de
schuld is in Nederland veel geringer dan in Belgie en lijkt
bovendien slechts van beperkte duur te zijn geweest17. De
Nederlandse kapitaalmarkt was in het verleden minder liberaal dan de Belgische, maar deze achterstand lijkt nu
verdwenen.
Interessant is natuurlijk een eindoordeel over het schuldmanagement van Nederland en Belgie. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een classificatie van Zijlstra voor de tekorten van de publieke sector18. Hij maakt een indeling in
vijf klassen voor de financiering van deze tekorten:
– het tekort kan met de nationale besparingen worden gedekt;
– het tekort kan op de binnenlandse kapitaalmarkt worden
gefinancierd;
– het tekort moet in nationale valuta op de buitenlandse
kapitaalmarkt worden gefinancierd;
– het tekort moet worden gedekt door het uitschrijven van
leningen in buitenlandse valuta op de binnenlandse
markt;
– het tekort moet worden gedekt door op buitenlandse
markten in vreemde valuta middelen op te nemen.
Op grand van deze classificatie en de constateringen in
het voorgaande kan gesteld worden dat Nederland zich in
de tweede klasse bevindt, terwijl Belgie momenteel in de
vierde klasse te vinden is. Buitenlandse beleggers brengen
hun geld naar Nederland, terwijl de Belgische overheid een
deel van haar geld uit het buitenland moet halen. De Nederlandse overheid kan daarom als een betere debiteur
dan de Belgische bestempeld worden19. Maar de Belgische regering is sinds enkele jaren volop bezig met een inhaalrace. De grotere schuld vormt echter een blok aan haar
been.

Bert Scholtens
15. Miljoenennota, 1989, biz. 19.
16. DNB, Jaarverslag 1980, biz. 23.

17. M.J.L. Jonkhart en B.G.J. Walschots, Het financieringsbeleid
van de Staat der Nederlanden, ESB, 6 januari 1988, jaargang 73,
nr. 3638, biz. 30-33.
18. DNB, Jaarverslag 1980, biz. 21.

19. Ook in het oordeel over de kredietwaardigheid van landen, zoals die bij voorbeeld twee maal per jaar in de Institutional Investor
wordt vermeld, blijkt Nederland als een meer solide debiteur te
worden aangemerkt dan Belgie.

voorlopende indicator door de Bank aan de reeds bestaande indicatoren moet in dit licht worden bezien.
Zoals gezegd is de Bank-conjunctuurbarometer geconstrueerd uit vijf reeksen die zijn geselecteerd op grand van
hun voorlopende karakter ten opzichte van de produktie in
de verwerkende industrie. Onze analyse leert dat de barometer over het algemeen een betrouwbare voorspelling
geeft van het conjunctuurbeloop. Daarbij heeftde barometer wel enig onderhoud nodig in de vorm van een periodiek
uit te voeren reconstructie van de indicator. Hiermee moet
worden nagegaan of fundamentele veranderingen een rol
spelen. Een goede illustratie hiervan biedt de reeds vermelde beursindex, die thans minder geschikt lijkt als onderdeel van de conjunctuurindicator, maar vaak wel als zodanig heeft meegedaan. Anders dan bij andere economische barometers, ontbreekt de beursindex voorshands in
de Bank-indicator. Hoe dit ook zij, voorlopig wijst onze barometer op aanhoudende voorspoed! Of er na de vette jaren magere jaren komen is thans nog niet zichtbaar.

M.M.G. Fase
H.C.J. van der Wielen
341

Auteurs