Ga direct naar de content

Dynamiek in de dienstensector

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 6 1989

Dynamiek in de dienstensector
De groei van de dienstensector zet zich onverminderd voort. In dit artikel gaat de auteur
in op de betekenis van de dienstensector voor de economie in een aantal Europese
landen, Japan en de VS. Het blijken in hoofdzaak de zakelijke diensten te zijn die de
laatste jaren zorgen voor de groei van en de dynamiek in de sector. Het Nederlandse
bedrijfsleven maakt echter nog onvoldoende gebruik van het groeipotentieel van de
dienstensector. Voor het economisch beleid worden enkele aanknopingspunten geboden
om verandering in deze situatie te brengen.

DR. T. ELFRING*
In alle ontwikkelde landen heeft zich in de periode na de
tweede wereldoorlog een structurele verschuiving in de
richting van de dienstensector voltrokken. In de Verenigde
Staten is die verschuiving het verst voortgeschreden, momenteel werkt daar bijna driekwart van de beroepsbevolking in de dienstensector. Van de Europese landen benadert Nederland de situatie in de VS het meest, ruim tweederde van de werkgelegenheid is in de dienstensector gesitueerd. De groei van de dienstensector zet zich onverminderd voort en er zijn geen aanwijzingen dat in de komende jaren de opmars van de dienstensector minder snel
zal verlopen. De dienstensector omvat een grote verscheidenheid aan activiteiten. De belangrijkste zijn: handel,
transport, bankwezen, verzekeringen, zakelijke diensten;
horeca, onderwijs, gezondheidszorg en overheid.
In dit artikel zal voor een aantal Europese landen, Japan
en de VS worden nagegaan welke diensten verantwoordelijk zijn voor het groeiende aandeel van de dienstensector in
de economie en wat de oorzaken van die groei zijn. In het
eerste deel staat de toeneming van de werkgelegenheid in
de dienstensector centraal. Vervolgens komen de relatief
sterke groei van de toegevoegde waarde in de dienstensector en de daarmee samenhangende dynamiek aan bod .
De nadruk van de analyse ligt op de periode na 1973,
want gedurende de jaren zeventig heeft zich een opmerkelijke groeiversnelling van de toegevoegde waarde in de
tertiaire sector ten opzichte van die in de industrie voltrokken1. Terwijl in de jaren zestig de groei van het produktievolume in de industrie groter was dan in de dienstensector, is
de laatste na 1973 de leidende sector geworden. Deze gegevens illustreren de toegenomen dynamiek in de dienstverlening op sectorniveau. Aan de hand van een aantal
voorbeelden op bedrijfsniveau zal worden toegelicht hoe
deregulering, informatietechnologie en nieuwe organisatievormen het groeipotentieel in de dienstensector de afgelopen tien jaar aanzienlijk vergroot hebben.
De groei van het produktievolume en de investeringen
in de tertiaire sector in Nederland ligt lager dan in de andere EG-landen en de VS. Het is derhalve de vraag of het Nederlandse bedrijfsleven optimaal gebruik maakt van de
nieuwe ontwikkelingen en groeiende markten in de dienstverlenende sector. In het verlengde daarvan ligt de vraag

342

besloten wat de rol van het economische beleid in Nederland kan zijn om de mogelijkheden van economische bedrijvigheid in de dienstensector goed te benutten.

Werkgelegenheid in de dienstensector_____
De werkgelegenheidsstructuur in alle ontwikkelde landen wordt gedomineerd door de dienstensector. Gezien de
omvang en heterogeniteit van de dienstensector is het
wenselijk deze in een aantal relatief homogene subsectoren op te splitsen. In label 1 is een classificatie gegeven
die ook voor Internationale vergelijkingen enigszins hanteerbaar is2. De eerste subsector omvat zakelijke, financiele en verzekeringsdiensten, deze diensten hebben voor
een groot deel een intermediaire bestemming. Distributieve diensten vormen de tweede subsector, waaronder diensten als handel, transport en communicatie vallen. Horeca,
reparatie en de kapper zijn belangrijke categorieen van de
subsector persoonlijke diensten. Een wezenlijk kenmerk
van dit soort diensten is dat ze aan de consument geleverd
worden tegen een marktprijs. De vierde subsector is in navolging van Nederlands gebruik de kwartaire sector genoemd. Overheid, gezondheidszorg, onderwijs en maat* De auteur is werkzaam bij de Faculteit Bedrijfskunde, Erasmus
Universiteit Rotterdam. Hij dankt drs. W. van der Aa en drs. H. van
Driel voor hun commentaar op een eerdere versie van dit artikel.
1. In Nederland nam de jaarlijkse groeivoet van de toegevoegde
waarde in de industrie af van 6,1 procent tussen 1960 en 1973
naar 1,6 procent in de periode 1973-1986. In de tertiaire sector
was die afneming veel geringer, van 5,4 procent naar 2,7 procent,
waardoor de groeivoet na 1973 meer dan een procentpunt hoger
ligt dan die in de industrie. Zie T.J.A. Dunnewijk en A.R.M. Wennekers, KWINTED; een vijf-takken model van de tertiaire dienstensector, Occasional paper nr. 45, Centraal Planbureau, Den Haag,
1988. Onder de tertiaire dienstensector wordt de commerciele
dienstensector verstaan. De totale dienstensector bestaat uit de
tertiaire en de kwartaire dienstensector.
2. Zie bij voorbeeld J. Singelmann, From agriculture to services;
the transformation of industrial employment, Sage Publications,
Beverly Hills, 1978 en T. Elf ring, Service sector employment in advanced economies; a comparative analysis of its implications for
economic growth, Gower, Aldershot, 1988.

label 1. Aandeeldienstensectorin totale werkgelegenheid,
1985 (in procenten)
Grote 3

in Europa3
Producentendiensten
Distributieve diensten
Persoonlijke diensten
Kwartaire diensten
Totaal diensten

8,4
19,8
8,5
23,9
60,6

Tabel 2. Werkgelegenheidsgroei in de dienstensector,
1960-1973 en 1973-1985 (gemiddeldejaarlijkse groeivoet)
in Europa3

Nederland

Produce ntendiensten
Distributieve diensten
Persoonlijke diensten
Kwartaire diensten
Totaal diensten

4,3
0,7
-0,1
3,0

4,7
1,0
0,2
4,4

3,4
2,9
3,5

1,7

2,4

3,7

Producentendiensten
Distributieve diensten
Persoonlijke diensten
Kwartaire diensten

2,8
0,2
1,0
1,9
1,3

4,3
0,8
1,3
2,2
1,9

Neder-

Grate 3

land

Japan

VS

10,5
21,0
8,3
27,6

9,6
24,8

12,6
21,4
12,4
25,8
72,2

67,4

9,9
12,7
57,0

I 5-4-1989

7,0

4,3
1,7
1,6
3,3
2,6

1973-1985

Totaal diensten

schappelijke diensten maken deel uit van deze subsector.
Voorde internationale vergelijkbaarheid zijn we afgeweken
van de strikte Nederlandse def initie dat alleen door het budgetmechanisme voortgebrachte diensten daaronder vallen. Wij hebben de activiteit centraal gesteld waardoor de
werkgelegenheid in particuliere scholen en ziekenhuizen
meegeteld wordt.
Uit tabel 1 komt naar voren dat het werkgelegenheidsaandeel van de dienstensector in Nederland een tussenpositie inneemt. In de drie grote Europese landen en Japan is het kleiner dan in Nederland, terwijl het in de Verenigde Staten bijna 5 procentpunten groter is. De vergelijking op basis van subsectoren wijkt soms sterk af van die
voor het totaal. De kwartaire sector biedt relatief meer mensen een baan in Nederland dan in de VS, daarentegen is
de werkgelegenheid in persoonlijke en producentendiensten in de VS naar verhouding veel groter.
De dienstensector in Japan wijkt op twee punten sterk
af van die in de andere ontwikkelde landen. De kwartaire
sector is erg klein, naar verhouding slechts half zo groot als
in de andere landen. Het tegenovergestelde doet zich voor
bij de distributieve diensten die aan een op de vier werkenden een baan biedt, terwijl in Europa en de VS ongeveer
een op de vijf arbeidsplaatsen in deze subsector gesitueerd is. Het relatief grote aantal arbeidsplaatsen in de Japanse groot- en detailhandel is grotendeels het gevolg van
de kleinschalige opzet en inefficiente werkwijze, welke direkt veroorzaakt worden door de wet- en regelgeving die
het kleine lokale familiebedrijf beschermt en de vestiging
van grootschalige bedrijven mede afhankelijk maakt van
de goedkeuring van de plaatselijke winkeliers of groothandelaren3.
Tabel 2 geeft een internationaal vergelijkend overzicht
van de Werkgelegenheidsgroei in de dienstensector. Aangezien om en nabij 1973 een aantal structurele veranderingen in de economie heeft plaatsgevonden, hebben we
het tijdvak 1960-1985 opgesplitst in een periode voor 1973
en een na 1973. De stagnerende economische ontwikkeling heeft zijn weerslag gehad op de Werkgelegenheidsgroei in de dienstensector. Deze is afgenomen, behalve in
de VS. Op subsectorniveau zien we echter in de VS dat de
werkgelegenheid in persoonlijke en producentendiensten
steeds sneller toeneemt, terwijl de groei in distributieve
diensten in beide perioden ongeveer gelijk blijft en die in
fcwartaire diensten duidelijk afneemt. Dat laatste is eveneens het geval in Europa en Japan; de toegenomen noodzaak om de overheidsbegroting in evenwicht te krijgen is
ttear voor een groot deel debet aan. Een andere ontwikkeffng die door de Europese landen en de VS gedeeld wordt,
. is de acceleratie van de Werkgelegenheidsgroei in de persoonlijke diensten. Opvallend daarbij is de sterke groei van
pfe horecasector en in het bijzonder de ‘fast food’-ketens.
Mis gevolg van de toegenomen participate van de vrouw

VS

1960-1973

a. Gemiddelde van Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk.
Bron: T. Elfring, New evidence on the expansion of service employment in

advanced economies, Review of Income and Wealth, 1989(teverschijnen),
voor gedetailleerde informatie over gebruikte bronnen, zie T. Elfring, Service
sector employment in advanced economies: a comparative analysis of its
implications for economic growth, Gower, Aldershot, 1988.

Japan

4,1
1,2
1,7
2,3
2,0

5,1
1,8
3,0
2,0
2,6

a. Gemiddelde van Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk.

Bran: zie label 1.

op de arbeidsmarkt is de vraag naar met name persoonlijke diensten gestegen4. Deze worden in toenemende mate
gemonetariseerd, hetgeen veelal neerkomt op verplaatsing van huishoudelijke produktie naar dienstverlening
door daarin gespecialiseerde organisaties.
Producentendiensten blijven de snelst groeiende subsector. De tegenstelling tussen de acceleratie van de werkgelegenheidsgroei van producentendiensten in de VS en
de afneming van de groei in de Europese landen en Japan
is niet zo sterk als de tabel aangeeft. De acceleratie in de
VS is alleen eerder, namelijk in de jaren zeventig begonnen, terwijl in de meeste Europese landen en Japan de
groeiversnelling pas in de jaren tachtig plaatsvond. Samenvattend kan geconcludeerd worden dat de zakelijke en persoonlijke diensten in toenemende mate het beeld van de
groeiende dienstensector bepalen.

Oorzaken
In de meeste studies komt men tot de conclusie dat vrijwel de gehele toeneming van het werkgelegenheidsaandeel van de dienstensector kan worden toegeschreven aan
de relatief geringe groei van de arbeidsproduktiviteit in de
dienstensector5. Veelal blijkt er nauwelijks sprake te zijn
van een toeneming in het aandeel van de dienstensector
in het nationaal produkt in constante prijzen. Daarnaast
komt naar voren dat de consumptieve vraag naar diensten,
een tweede verklarende factor, enigszins stagneerde. Dit
is opmerkelijk gezien de relatief hoge inkomenselasticiteit
van diensten. Maar het effect van de relatief grote prijsstijgingen van diensten, mede veroorzaaktdoorachterblijvende produktiviteitsgroei, overtrof de invloed van stijgende inkomens met als resultaat een geringe toeneming van de
consumptieve bestedingen aan diensten. Op verschillende terreinen bleken namelijk substitutiemogelijkheden te
bestaan. In behoeften die voorheen veelal door diensten
vervuld werden, wordt nu voorzien door gebruik te maken
van duurzame goederen. Het bioscoopbezoek is gedaald
3. Zie G.R. Saxonhouse, Services in the Japanese economy, in:
R.P. Inman (red.), Managing the service economy; prospects and
problems, Cambridge University Press, 1985.
4. Zie V.R. Fuchs, Economic growth and the rise of service employment, National Bureau of Economic Research, Working Paper 486, New York en H. Silver, Only so many hours in a day: time

constraints, labour pools and demand for consumer services, The
Services Industries Journal, oktober 1987, biz. 26-45.

5. Zie bij voorbeeld V.R. Fuchs, The service economy, National
Bureau of Economic Research, New York, 1968, J.I. Gershuny en

I.D. Miles, Service employment; trends and prospects, Europese
Commissie, Brussel, 1982 en Inman, op. cit., 1985.

343

onder invloed van de opkomst van de televisie en huishoudelijke hulp is minder noodzakelijk vanwege de beschikbaarheid van vele huishoudelijke machines .
De derde factor die de werkgelegenheidsgroei in de
dienstensector kan verklaren is de toeneming in de intermediaire vraag naar diensten. Hierbij valt te denken aan
schoonmaak- en onderhoudsdiensten, maar ook aan meer
kennis-intensieve diensten zoals organisatie-adviezen, accountancy, juridische advisering en software-diensten.
In een recente studie is een schatting gemaakt van de
bijdrage van de drie genoemde factoren aan het groeiend
werkgelegenheidsaandeel van de dienstensector in een
aantal landen voor de periode 1973-19847. Globaal komt
het erop neer dat de helft van de verschuiving van de werkgelegenheid naar de dienstensector is toe te schrijven aan
de groeiende vraag, zowel intermediair als finaal, naar
diensten. De achterblijvende produktiviteitsgroei in diensten is verantwoordelijk voor de andere helft. Het veel grotere belang van de bijdrage van intermediaire en finale
vraag naar diensten, aan de toeneming van het werkgelegenheidsaandeel van de dienstensector in de laatste studie in vergelijking met eerdere studies, wordt grotendeels
verklaard door het verschil in tijdsperiode. Veel studies
hadden betrekking op de periode van voor het midden van
de jaren zeventig. Tot aan die periode werd de relatief sterke werkgelegenheidstoeneming voornamelijk veroorzaakt
door de achterblijvende arbeidsproduktiviteit. Maar gedurende de jaren zeventig is er een aantal ontwikkelingen geweest dat de vraag naar zowel consumptieve als producentendiensten positief bei’nvloed heeft. Die ontwikkelingen hebben er mede toe geleid dat in toenemende mate
zakelijke en persoonlijke diensten de werkgelgenheidsgroei in de dienstensector bepalen. Een andere indicatie
van die veranderingen is dat na 1973 het aandeel van de
dienstensector in het nationaal produkt in constante prijzen
is toegenomen, terwijl tussen 1960 en 1973 een duidelijke
afneming geregistreerd werd (zie tabel 3). Wat de groei van
de toegevoegde waarde betreft is de dienstensector de industrie voorbijgestreefd8 en het zijn de marktgerichte diensten die verantwoordelijk zijn voor het toegenomen belang
in het produktievolume. Deze cijfers op sectorniveau zijn
een resultante van de groeiende dynamiek op de markten
voor commercie’le diensten. In de volgende paragraaf zal
nader worden ingegaan op de oorzaken van de toegenomen dynamiek in de dienstensector.

Dynamiek in de dienstensector
Enkele redenen voor de relatief sterke toeneming van
de dynamiek op de markt voor dienstverlening na 1973 zijn:
– deregulering heeft een positieve impuls gegeven aan
dienstenactiviteiten;
– technologische en organisatorische innovaties hebben
diensten aantrekkelijker gemaakt;
– economische en maatschappelijke ontwikkelingen hebben ertoe bijgedragen dat bedrijven en overheid geneigd
zijn meer diensten uit te besteden, waardoor een markt
voor diensten ontstaat met de daarbijhorende concurrentieverhoudingen.
De deregulering in de luchtvaart en de financiele wereld
heeft in de VS en het Verenigd Koninkrijk tot een duidelijke groeiversnelling geleid. Vergrote concurrence, diversificatie en specialisatie zijn de drijfveren geweest voor prijsverlagingen, kwaliteitsverbeteringen en het aanboren van
nieuwe markten. Betrekkelijk kleine regeltjes kunnen de
ontplooiing van diensten sterk belemmeren. Zo werden bij
de koeriersdiensten tot aan 1977 vrij lage groeicijfers gerealiseerd. Pas toen in november 1977 de deregulering van
344

Tabel 3. Veranderingen in het aandeel van de dienstensector in het bnp in constante prijzen, 1960-1973 en 19731985 (in procentpunten)
1960-1973

1973-1985

-2,8
-4,2
-2,1

5,4
5,2
3,3
3,3

3

Grote 3 in Europa

Nederland
Japan
Verenigde Staten

0,8

a. Gemiddelde van Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk.
Bron: OESO, National accounts, detailed tables, Parijs, verschillende uitga-

ven.

de Amerikaanse luchtvaart een feit werd zijn deze diensten
explosief gegroeid. Voor 1977 was het niet toegestaan
meer dan 3400 kilogram aan vracht per vliegtuig mee te
nemen. Inzet van grotere vliegtuigen leidde na 1977 tot
aanzienlijke kostenbesparingen. Voor Federal Express
kon met de deregulering een periode van trage groei en
snel toenemende schuldenlast worden afgesloten. De afgelopen 10 jaar werden gekenmerkt door jaarlijkse groeicijfers tussen de 30 en 40 procent en in 1987 was ongeveer de helft van de markt voor 24-uur-pakketbezorging in
handen van Federal Express. Op een omzet van meer dan
/ 6 miljard in 1987 maakte Federal Express een winst van
ruim / 330 miljoen9.
Diensten worden vaak gezien als zeer arbeidsintensief
en metweinig mogelijkhedenom technologische vindingen
te gebruiken. In toenemende mate blijkt dat beeld verouderd te zijn. Technologische en organisatorische innovaties hebben wel degelijk bijgedragen aan het groeiend aandeel van de dienstensector in de totale nationale produktie. Teruggaande naar het voorbeeld van Federal Express
kan worden opgemerkt dat die enorme groei mogelijk is gemaakt door een zeer geavanceerd systeem waarin altijd
bekend is waar een pakketje zich bevindt en dus ook of het
op de bestemming is aangekomen. Alle bestelauto’s van
Federal Express zijn uitgerust met een ‘computer terminal’
die kan communiceren met een centrale computer, die niet
alleen registreert waar pakketjes onderweg zijn, maar
eveneens doorgeeft waar pakketjes opgehaald moeten
worden. Dit gecomputeriseerde volgsysteem heeft ertoe
bijgedragen dat Federal Express zeer snel kon groeien
zonder excessief stijgende kosten en verlies van kwaliteit.
De markt voor elektronische financiele informatie neemt
spectaculair in omvang toe dank zij de deregulering van de
Internationale financiele markten en de nieuwste informatietechnologie die snel en relatief goedkoop miljoenen gegevens kan verwerken. Twee jaar nadat het systeem van
vaste wisselkoersen (Bretton Woods) in 1971 afgeschaft
was, introduceerde Reuters een systeem van wisselkoersnoteringen die op een beeldscherm waren af te lezen. Momenteel bevat dit elektronische informatiesysteem een
ruim assortiment aan financiele informatie. De belangrijkste klanten zijn banken. Deze betalen huur per beeldscherm en voor elk onderdeel geraadpleegde informatie

6. Een van de eersten die deze ontwikkeling signaleerden was
Gershuny met zijn these dat er niet een diensteneconomie maar
een ‘self-service’ samenleving aan het ontstaan is, zie J.I. Gershuny, After industrial society; the emerging self-service economy,
Macmillan, Londen, 1978.
7. Zie T. Elfring, op. cit., 1988.

8. De relatief kleine afneming van de groei in de dienstensector
na 1973 is mede het gevolg van de geringe gevoeligheid voor recessies, zie M. Urquhart, The service industry: is it recession
proof?, Monthly Labor Review, oktober 1981, biz. 12-18.
9. Zie B.R. Guile en J.B. Quinn (red.), Managing innovation; cases
from the service industries, National Academy Press, Washington
D.C., 1988 en Wall Street Journal, 14 januari 1988.

wordt aan hen een apart bedrag in rekening gebracht. De
markt voor dit soort financiele informatie diensten is het afgelopen decennium met ongeveer 35 procent per jaar toegenomen. Reuters en Telerate domineren de markt; van
Reuters zijn er 9500 beeldschermen in gebruik10.
Diensten verschillen in een aantal opzichten van goederen, ze zijn niet tastbaar en produktie en consumptie vindt
veelal op hetzelfde moment plaats. Met name de laatste eigenschap betekent dat de expansie van diensten onderhevig is aan beperkingen in tijd en plaats11. Deze beperkingen kunnen mede door de toepassing van informatietechnologie verminderd worden, waardoor met name in de
dienstensector vele nieuwe mogelijkheden voor nieuwe
diensten en/of produkt-dienst combinaties ontstaan, zoals
bovenstaande voorbeelden illustreren.
Een andere interessante ontwikkeling is het ontstaan
van nieuwe combinaties van traditioneel gescheiden
dienstverlenende activiteiten die een aanzienlijke verhoging van de doelmatigheid tot gevolg kunnen hebben. In
veel gevallen verzorgt de toepassing van informatietechnologie de integratie van die verschillende diensten. Zo
worden bij voorbeeld reserveringssystemen voor vliegtuigen gekoppeld aan die van het hotelwezen12. Op het moment dat met behulp van informatietechnologie een pakjesvolg-, informatie- of reserveringssysteem is ge’installeerd kunnen er grote schaalvoordelen optreden, die kunnen leiden tot ‘economies of scope’ als verschillende systemen gekoppeld worden. Maar ook zonder informatietechnologie ontstaan er vruchtbare combinaties. Bij de lokatiekeuze van een nieuw stadhuis werd in een Amerikaanse gemeente gekozen voor de plek naast de brandweerkazerne vanwege de te verwachten synergie en daarmee
gepaard gaande kostenbesparing. Het probleem bij brandweerdiensten is dat die dienst alleen verricht kan worden
als er brand is, hetgeen betekent dat dure professionele
brandweermensen een groot deel van de tijd zitten te
‘wachten’ op brand. Door deze lokatiekeuze ontstond de
mogelijkheid om ambtenaren vrijwillig een basiscursus
brandweerman te laten volgen. De taakverruiming van de
betreffende ambtenaren werd positief geevalueerd en
deze ‘amateurs’ waren in combinatie met de professionals
goed voor hun taak uitgerust. Het totaalresultaat was een
grote verhoging van de efficiency, er waren minder dure
professionele brandweermensen nodig en de assisterende ambtenaren konden hun normale stadhuiswerk uitvoeren gedurende de tijd dat er geen brand te blussen was13.
De toegenomen economische complexiteit is een belangrijke verklarende variabele voor het uitbesteden van
dienstenfuncties door het bedrijfsleven en de overheid en
daarmee de sterk gestegen vraag naar intermediaire diensten14. De snelle expansie van zakelijke diensten wordt
dus mede gevoed door de omstandigheid dat bedrijven en
overheid er steeds meer toe overgaan om rand- en hulpdiensten uit te besteden aan daarin gespecialiseerde bedrijven15. Implementatie van bij voorbeeld informatietechnologie vereist vergaande specialistische kennis die veel
bedrijven zelf niet in huis hebben. De succesvolle introductie hangt sterk af van de beschikbaarheid van softwarediensten, ‘after sales’-diensten op het terrein van installatie, onderhoud en training maar ook van managementadviesdiensten. Daarnaast zijn veel industriele bedrijven
door de toegenomen concurrence genoodzaakt om flexibeler te opereren en zich te beperken tot de activiteiten
?. waarin ze uitblinken.
I
De groei van een markt voor zakelijke diensten heeft een
| zichzelf versterkend effect. Bij het toenemen van het aan’ tal aanbieders zal de potentiele uitbesteder minder afhankelijk worden van een of twee aanbieders waardoor de risico’s en/of transactiekosten lager worden en eerdertot uitbesteding zal worden overgegaan. Daarnaast zal de concurrrentie tussen de verschillende aanbieders toenemen.

ESB 5-4-1989

Veel rand- en hulpdiensten waren voorheen onderdeel van
een groter bedrijf, voor de strategic en beslissingen omtrent prijzen en kwaliteit was het management van die diensten sterk afhankelijk van dat grotere geheel. De diensten
waren vaak de enige aanbieder en leverden alleen intern.
Er was dan meestal geen sprake van concurrentie, terwijl
dat wel het geval is wanneer deze diensten zich na uitbesteding op de markt moeten bewijzen. Daarnaast kunnen
door specialisatie en schaalvoordelen dergelijke zelfstandige dienstverlenende bedrijven een betere prijs-prestatieverhouding leveren. De markt en de concurrentieverhoudingen die dan ontstaan zullen voor de naaste toekomst
betekenen dat er naarstig gezocht zal worden naar verdere groeimogelijkheden en efficientere produktieprocessen.
Het is aannemelijk dat het aanbod daardoor diverser wordt
en de voorwaarden gunstiger met als gevolg dat de vraag
naar zakelijke diensten verder zal stijgen.

De economische betekenis van diensten____
Naast de ontwikkelingen binnen de dienstensector vertegenwoordigt deze sector door de toegenomen verwevenheid van de economie ook een economisch belang voor de
industrie en de bedrijvigheid in de gehele economie.

In toenemende mate bepaalt de dienstensector de concurrentiepositie van de industrie. Uit de analyse van de kostenposten bij industriele bedrijven komt naar voren dat de
kosten verbonden aan diensten relatief sterk zijn gestegen.
Een veelbesproken probleem is de almaar stijgende ‘overhead’-kosten. Dit soort kosten hangt nauw samen met
dienstenfuncties binnen bedrijven. In navolging van het uitbesteden van eenvoudige diensten als schoonmaken zijn
bedrijven er recentelijk toe overgegaan om ook staffuncties en delen van het middenkader te verzelfstandigen of
uit te besteden. Beheersing van de overhead-kosten via interne management-technieken heeft niet altijd het gewenste effect gehad, daarom is de huidige strategic erop gericht om de zuiverende werking van de markt zijn werk te
laten doen16. Naarmate diensten goedkoper en beter geproduceerd kunnen worden zijn de kosten voor de industrie lager en kan de prijsstelling en de concurrentiepositie
van het industriele produkt scherper zijn.
Een bijkomend voordeel van de ontwikkeling van een
goed werkende markt voor zakelijke diensten met een divers aanbod is dat het eenvoudiger is geworden voor ondernemers om een nieuw gespecialiseerd bedrijf te starten. Ze kunnen zich nu concentreren op het nieuwe produkt dat ontwikkeld en/of geproduceerd moet worden. Allerlei rand- en hulpdiensten kunnen elders betrokken worden. In feite kan het midden- en kleinbedrijf gebruik maken
van een vergaande arbeidsdeling met vele specialisten die
10. Zie The Economist, 23 juli 1988.

11. Zie L. Soete, Innovaties in de dienstensector, in: W. van der
Aa en T. Elfring (red.), Dynamiek in de dienstensector: strategie,
innovatie en groei, Kluwer, Deventer, 1988.

12. Zie H.J. van Dongen, G.G.J.M. Poeth, G. Slagmolen en P.J.
Tack, De dienstensector als motor van economische vernieuwing,
ESB, 9 juli 1986, biz. 668-674.

13. Zie J. Heskett, Managing in the service economy, Harvard
Business School Press, Boston, 1986.

14. Zie J.G. Lambooy, Intermediaire dienstverlening en economische complexiteit, Economisch en Sociaal Tijdschrift, oktober
1988, biz. 617-629.

15. In Nederland is een aantal studies verricht dat daarop ingaat,
J. Hagedoorn, P.J. Kalff, J.H. Korpel en W.C.L. Zegveld, Inventarisatie van ontwikkelingen in dienstverlening aan industrie, Studiecentrum voor Technologic en Beleid, TNO, Apeldoorn, 1986 en D.
Snel, Werk maken van diensten, EIM, Zoetermeer, 1988.
16. P.P. Tordoir en J. Gadrey, Buying the overheads: effective management of professional services in a changing corporate environment, Paper gepresenteerd op de “Eight annual strategic management society conference”, Amsterdam, oktober 1988.

345

Tabel 4. Groei van de toegevoegde waarde en investeringen (beide in constante prijzen) in de tertiaire dienstensector, 1977-1986 (gemiddelde jaarlijkse groeivoet)
Toegevoegde
waarde
3

Grote 3 in Europa

Nederland
Japan
Verenigde State n

3,1
2,4
6,3
4,3

Investeringen
1,4
0,2
6,6

a. Gemiddelde van Duitsland, Frankrijk en net Verenigde Koninkrijk.

Bran: zie tabel 3 en Eurostat, National accounts, 1988, Luxemburg.

voorheen alleen was weggelegd voor erg grote bedrijven
die voldoende schaal hadden om dat soort dienstenfuncties intern op te zetten.
De economische betekenis van diensten en de sterke
groei van die sector bieden vele mogelijkheden voor nieuwe bedrijvigheid. Heeft de Nederlandse tertiaire sector voldoende geprofiteerd van de nieuwe mogelijkheden? In tabel 4 staan de groeicijfers van de toegevoegde waarde en
die van de investeringen in de tertiaire sector voor een aantal landen. De Nederlandse groeicijfers blijven duidelijk
achter bij die in de grote drie van Europa, in Japan en in de
VS. Dit is een eerste aanwijzing dat het Nederlandse bedrijfsleven niet voldoende gebruik maakt of kan maken van
het groeipotentieel van de dienstensector. Maar er zijn nog
meer onderzoeksresultaten die dat bevestigen. Op de
markt van aanbieders van zakelijke diensten in de EG heeft
Nederland in vrijwel geen enkele branche een concurrentievoorsprong17, en uit een recente EG-studie18 komt naar
voren dat onder de vragers naar zakelijke diensten Nederland en Italie het meest genoemd worden als landen waar
de gewenste diensten niet op de nationale markt voorhanden zijn. Daarnaast blijkt dat buitenlandse dienstverlenende ondernemingen soms betrekkelijk eenvoudig de Nederlandse markt penetreren. McDonalds is daarvan een treffend voorbeeld19. Een ander voorbeeld is Federal Express .
dat een paar maanden geleden de gehele transportpoot
van Unilever heeft overgenomen, waarbij Federal Express
een voorsprong had op concurrenten gezien de geschetste technologische innovaties20.

Aanknopingspunten voor beleid
Op basis van het voorgaande kunnen we concluderen
dat het Nederlandse bedrijfsleven maar zeer ten dele gebruik maakt van de mogelijkheden die de huidige diensteneconomie ons biedt. Het is daarbij opmerkelijk dat binnen
het economisch beleid in Nederland nauwelijks het belang
van diensten is terug te vinden, zoals onder meer blijkt uit
het relatief grote aantal beleidsstudies over de industriele
sector. Een beleid dat is gericht op de bewustwording van
het bedrijfsleven van de enorme kansen die de expanderende dienstensector biedt is een eerste stap. Overigens
is de aandacht voor het belang van handel en transport
voor de plaats van Nederland als distributieland een uitzondering die de regel bevestigt.
Ten tweede zijn er nog veel groeibelemmerende wetten
en regels in de dienstensector. De laatste Economic Survey van de OESO over Duitsland bevatte de conclusie dat
de relatief geringe economische groei in de eerste helft van
de jaren tachtig ten dele het gevolg is van de trage expansie van diensten in Duitsland. Die groei van diensten wordt
belemmerd door de starre regelgeving in branches als handel, transport, telecommunicatie en zakelijke diensten. In
Nederland wordt de ontplooiing van de dienstensector
eveneens door regelgeving geremd. De markt voor zakelijke en professionele diensten is grotendeels opgesplitst in
branches met sterk georganiseerde beroepsorganisaties
346

die een duidelijk afgebakend terrein voor zich opeisen en
buitenstaanders middels regelgeving van ‘nun’ markt weren21. Onderdeel van de huidige dynamiek in de dienstensector is de mogelijkheid van nieuwe combinaties die per
definitie aan de traditionele organisatiestructuur voorbijgaan. Versoepeling van de regelgeving betekent een positieve impuls voor de dienstensector en daarmee de economische bedrijvigheid.
Een derde aspect waarbij het beleid een rol kan spelen
zijn de moeilijkheden om investeringen in diensten, veelal
zonderonderpand, gefinancierd te krijgen. In veel gevallen
hebben banken geen specialisten die de risico’s van nietmateriele investeringen kunnen schatten. Bij voorbeeld de
investeringen in R&D-programma’s of de ontwikkeling van
software-systemen. De ontwikkeling van het continue volgsysteem van Federal Express heeft honderden miljoenen
guldens gekost en verschaft Federal Express momenteel
een sterk concurrentievoordeel. Toch is het vrijwel onmogelijk om een dergelijke investering op de kapitaalmarkt gefinancierd te krijgen.

Conclusie
Gedurende de jaren zeventig is de groei van de dienstensector wezenlijk van karakter veranderd. Technologische en organisatorische innovaties hebben het verschil in
produktiviteitsgroei tussen Industrie en diensten verkleind.
In veel mindere mate dan in de jaren zestig wordt de groei
van de dienstensector gedomineerd door kwartaire diensten. Het zijn de zakelijke diensten die de expansie bepalen waarbij de dynamiek voortkomt uit:
– hun rol bij de implementatie van informatietechnologie;
– de sterk toegenomen concurrentie die de verschuiving
naar de markt met zich meebrengt, in vergelijking tot het
aanbieden van staf- en hulpdiensten binnen een grotere organisatie.
De sterke groei van de zakelijke diensten zal zich voorlopig voortzetten. De toegenomen concurrentie en de vergaande specialisatie zullen aanzienlijke investeringen en
verdere professionalisering van het dienstenmanagement
vergen. De grotere efficientie die daarvan het gevolg is
heeft niet alleen betekenis voor de dienstensector, maar
ook voor de rest van de economie.
De preoccupatie met het industriele beleid heeft verhinderd dat er een samenhangend beleid ten aanzien van de
dienstensector gevoerd wordt. Het is echter van groot belang dat een dergelijk beleid gestalte krijgt, omdat enerzijds
de sterk groeiende dienstensector vele mogelijkheden
biedt en het Nederlandse bedrijfsleven onvoldoende gebruik maakt van die mogelijkheden en anderzijds een efficient werkende dienstensector van groot belang is voor de
concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven.

Tom Elfring
17. Zie SEMA-METRAConseil, Services to the manufacturing sec-

tor; a long-term investigation, FAST Report No. 96, Europese
Commissie, Brussel, 1986.
18. Zie Peat Marwick McLintock, The ‘cost of non-Europe’for business services, Research on the ‘cost of non-Europe’, vol. 8, Europese Commissie, Brussel, 1988.

19. Momenteel is McDonalds het grootste horecabedrijf in Nederland met een omzet van 160 miljoen gulden en 3200 banen, zie
Volkskrant, 19 december 1988.

20. Zie NRC Handelsblad, 6 September 1988. Uit een interview
met de bestuursvoorzitter van Nedlloyd, Dhr. Rootliep in Elan, no-

vember 1988, komt naar voren dat Nedlloyd ook op de overneming van een transportdivisie van een groot bedrijf aast.
21. Zie J. Buursink, De zakelijke diensten, in: WRR, Op maat van
het midden- en kleinbedrijf, deel 2 Preadviezen, Staatsuitgeverij,

Den Haag, 1987.

Auteur