Vervelend nieuws voor de minister van Onderwijs: volgens de Raad van State deugt het wetsvoorstel tot een halvering van het collegegeld voor eerstejaarsstudenten niet. De raad acht niet bewezen dat een verlaging van circa 1000 euro per student leidt tot toegankelijker hoger onderwijs. Kijk maar naar het Sociaal Leenstelsel dat is ingevoerd enkele jaren terug – en waarna studentenaantallen gewoon op peil zijn gebleven. Eigenlijk ziet de Raad van State niet waarom je de toegankelijkheid überhaupt verder zou moeten verhogen. Weggegooid geld dus, die 200 miljoen voor studenten (zie CPB, 2017).
Menig econoom zal dit nieuws met instemming tot zich hebben genomen. Ikzelf ook. Maar ook viel mij enige verbazing ten deel. Tot vorige week dacht ik namelijk dat de taak van de Raad van State zich beperkte tot het toetsen van nieuwe wetten op uitvoerbaarheid en op wetsconsistentie. Maar wat blijkt: de raad voert ook een ‘beleidsanalytische toets’ uit. Naar mijn inschatting zullen maar weinig wetsvoorstellen deze toets doorstaan. De oorzaak hiervan ligt in twee kernonderdelen van de toets: de probleemstelling en de probleemaanpak van wetsvoorstellen.
Allereerst de probleemstelling. Eigenlijk loopt deze stap al mank bij de onderbouwing van de halvering van het collegegeld. Nog nooit waren studentenaantallen immers zo hoog. Maar ook al we breder kijken, dan zullen beleidsambtenaren er bij andere wetstrajecten een zware dobber aan hebben om op rationele gronden een probleem bloot te leggen. Plat gezegd komt het er soms op neer dat een maatregel in een verkiezingsprogramma van een partij stond waar veel mensen op gestemd hebben. De Raad van State kan daarmee het absurdistische en opportunistische aspect van nieuwe wetgeving blootleggen – wat op zich vermakelijk is – maar de kiezer bepaalt uiteindelijk toch wat politici moeten doen?
Dan de probleemaanpak: biedt de maatregel wel een oplossing voor het gedefinieerde probleem? Bij het voorliggende wetsvoorstel is het de vraag hoe elastisch het aantal eerstejaarsstudenten is ten opzichte van de hoogte van collegelden. Aangezien er geen doorwrochte studies hierover zijn, doorstaat het voorstel dit onderdeel van de beleidsanalytische toets niet. De Raad van State oordeelt dan ook dat de minister eerst maar eens moet onderzoeken of de toegankelijkheid van hoger onderwijs gebaat is bij lagere collegegelden.
Naar mijn inschatting vormt de ook toetsing op de probleemaanpak een drempel die in veel gevallen niet te nemen is. De toets werpt de interessante vraag op of nieuw beleid alleen mogelijk is als het bewezen effectief is – zoals de Raad dit kennelijk wil – of dat dit wel mag zolang als als het maar niet bewezen ineffectief is (zoals beleidsmakers het meestal zullen willen).
Eerlijk gezegd vind ik het moeilijk in te schatten of de Raad van State met haar opstelling niet te ver gaat met haar kritische toetsing. Het is niet altijd evident dat een probleem pas een probleem is als de Raad dit vindt. Evenzo zal de beleidsmachine zo goed als stil komen te staan als alles bewezen effectief moet zijn. Dikke kans dus dat adviezen terzijde worden geschoven. Hoe dan ook, ik zal de website van de Raad vanaf nu veel actiever gaan volgen.
Auteur
Categorieën