column
Bernard van Praag
Geen seksediscriminatie
Wat zou u doen als ziekenhuisbestuurder, wanneer
vrouwelijke patiënten om geloofsredenen geen mannelijke arts aan hun bed of aan hun lichaam willen
hebben? Het is dit probleem waarmee, als we de
krant mogen geloven, veel artsen en ziekenhuizen
in de grote steden worden geconfronteerd. Daar zijn
grote islamitische populaties van tientallen procenten, waarvan een deel behandeling door mannelijke
gynaecologen weigert. De overkoepelende artsenorganisatie, de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Geneeskunde, heeft onlangs het belang van vrije
artsenkeuze onderstreept. In de KNMG-richtlijn van 7
februari 2008 staat: “Als een patiënt tijdig, d.w.z. bij
het maken van een afspraak, verzoekt om een hulpverlener van een bepaalde sekse, dan wordt binnen de
instelling bekeken of dit, binnen de grenzen van redelijkheid, mogelijk is.â€
Het is een alleszins redelijk standpunt, maar toch zijn
er onvermoede zwaarwegende consequenties, waar de
artsenorganisatie mijns inziens onvoldoende rekening
mee heeft gehouden.
Ziekenhuizen in grote steden zijn bedrijven, die rekening moeten houden met de wensen van hun klanten.
Eigenlijk zijn ze goed te vergelijken met warenhuizen
als de Bijenkorf of V&D. Als een deel van de dames
op de lingerie-afdeling niet geholpen wil worden door
mannelijke verkopers, dan zet de Bijenkorf daar helemaal geen mannelijke verkopers neer, ook al heeft
een fractie van de klanten geen enkel bezwaar tegen
een mannelijke verkoper. Nu zou de Bijenkorf op grond
van ethische motieven, of de Rechten van de Mens,
wel kunnen blijven volhouden dat zij verkopers niet wil
discrimineren naar geslacht en niet naar de wensen van
haar klanten wil luisteren. Maar als de concurrent V&D
wel luistert naar de klanten en alleen vrouwelijke verkopers aanstelt bij de lingerie, dan is het wel duidelijk dat
de Bijenkorf ondanks haar edele motieven binnenkort
met een verliesgevende lingerie-afdeling zou zitten.
Bij de ziekenhuizen ligt dat natuurlijk niet anders. In
steden met een aanzienlijke moslimbevolking, en dat
zijn er tegenwoordig nog al wat in Nederland, zullen
ziekenhuizen binnenkort geen mannelijke gynaecologen
meer aannemen, omdat ze slechts beperkt inzetbaar
zijn. En wanneer deze voor mannelijke basisartsen
onaangename ontwikkeling aan hen duidelijk wordt,
impliceert dat, dat jonge mannen niet meer zullen
kiezen voor de gynaecologische specialisatie, of hooguit om na afronding te emigreren. Dit kan toch niet de
intentie van de overkoepelende artsenorganisatie zijn.
En zijn het niet de ziekenhuizen, dan zijn er nog de
verzekeraars, die weldra speciale vrouwenpolissen zullen aanbieden waarbij hulp door vrouwelijke artsen min
of meer gegarandeerd wordt.
Men zou kunnen stellen dat het om een kleine minderheid van moslima’s gaat, zeg vijf procent, die mannelijke hulp rigoureus afwijst. Dat mag zo lijken, maar
veel meer hebben een vage tegenzin om zich door een
man te laten onderzoeken, en laten dit slechts toe
omdat zij er geen drukte over willen maken. Wanneer
het echter de gewoonste zaak van de wereld wordt,
dan zullen veel meer moslimvrouwen, en waarschijnlijk
ook veel ongelovige en anders-gelovige vrouwen, een
vrouwelijke gynaecoloog gaan eisen. Maar er zijn veel
meer specialisaties, waarschijnlijk zelfs alle medische
specialisaties inclusief de psychiatrie, waarvoor dit probleem aanwezig is. Het geldt ook niet alleen voor specialisten, maar evenzeer voor de verzorgende functies.
Broeders zullen hun plaats moeten afstaan aan zusters.
Kortom, de medische sector zal gaan segregeren. En
ik weet het, “jeder Konsequenz führt zum Teufelâ€, ook
vele mannen hebben liever een mannelijke dokter bij
bepaalde ongemakken. En blijft het bij de medische
sector? We hebben tegenwoordig veel “gemengdeâ€
kappers, bejaardenhuizen, instituten voor gehandicapten, scholen, zwembaden, kledingwinkels, notaris- en
advocatenpraktijken, en zovoort.
In de jaren vijftig was er op “de stille zijde†van het
Amsterdamse Rokin een speciaal kantoor van, naar
ik meen, de Rotterdamsche Bank, exclusief voor haar
vrouwelijke cliënten.
Als wij deze ontwikkeling volgens het vrijemarktmechanisme ongewenst achten, dan is overheidsingrijpen
geboden. Vrouwen mogen niet worden afgewezen door
werkgevers voor een baan op grond van hun vrouw-zijn,
en ze mogen ook verder niet worden gediscrimineerd in
hun arbeidsvoorwaarden. En dat is terecht. Daar wordt
goed, maar helaas nog niet overal, de hand aan gehouden. Dezelfde overheid dient nu symmetrische regelingen voor mannen bindend op te leggen aan werkgevers.
Aparte beroeps- of bedrijfs-organisaties, zoals KNMG,
of de Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) kunnen zulke
zaken niet bindend opleggen, afgezien nog van het feit
dat ze het met de NMa aan de stok zouden kunnen
krijgen.
Laten we de sluipende ontwikkeling toe, die door de
KNMG onbedoeld in gang wordt gezet, dan dreigt er
onraad op de Nederlandse arbeidsmarkt.
ESB
21 maart 2008
175