Frankfurt
financieel
centrum
De EG-Ministerraad heeft besloten
dat het Europese Monetaire Instituut
(EMI) in Frankfurt wordt gevestigd.
Frankfurt wordt daarmee financiele
hoofdstad van de EG. Het EMI is de
voorloper van de Europese centrale
bank (ECB). Voordat deze bank
wordt opgericht, vermoedelijk in
1997, moet het EMI het nodige voorwerk verrichten. Dit omvat het uniformeren van het monetaire beleidsinstrumentarium, het bevorderen van
de coordinatie van het nationale
monetaire beleid, het toezien op het
wisselkoersmechanisme en het stimuleren van het gebruik van de ecu. De
ECB is ook gerechtigd tot het adviseren over het toezicht op financiele instellingen en markten. Zodra de Europese centrale bank wordt opgericht,
wordt het EMI opgeheven.
Hoofdprijs
De strijd om de vestigingsplaats van
het EMI, en daarmee vermoedelijk
ook die van de ECB, was fel en werd
met alle mogelijke middelen gevoerd.
Het besluitvormingsproces was
ondoorzichtig. De uitkomst is voor
velen teleurstellend. Nederland moet
het stellen met Europol. Belgie ontvangt een troostprijs: Alexandre Lamfalussy wordt de eerste voorzitter van
het EMI.
De hoofdprijs, het herbergen van
het EMI, levert Frankfurt forse baten
op. Naast de directe werkgelegenheidseffecten (op termijn zo’n 3000
kwalitatief hoogwaardige arbeidsplaatsen) zullen zich ook aanzienlijke
indirecte effecten voordoen. Niet alleen in de vorm van banen in dienstverlenende sectoren (pers, ondenvijs,
advocatuur, advisering, horeca), ook
andere, commerciele, financiele
instellingen zullen graag dicht in de
buurt willen zitten van een voor hen
zo beleidsbepalend orgaan. Daar-
• 1Q20
naast zijn er extra belastingopbrengsten en wordt de positie van Frankfurt en Duitsland als financieel
centrum versterkt, hetgeen de ontwikkeling van de financiele sector ter
plekke bevordert.
Als kosten kunnen genoemd worden een mogelijke vermindering van
de effectiviteit van het Duitse monetaire beleid (men moet meer rekening houden met het Internationale
belang) en de kosten van het opzetten en onderhouden van een adequate infrastructuur voor transport, communicatie en onderwijs1.
Beoordelingcriteria
Een afgewogen oordeel over het besluit om Frankfurt aan te wijzen als
financiele hoofdstad van de EG is
niet eenvoudig. Bij het beoordelen
van de positie van een bepaalde
stad als financieel centrum kunnen
zeer uiteenlopende factoren een rol
spelen . Daarbij gaat het om karakteristieken van het financieel-economische systeem (de omvang van financiele markten, de aanwezige knowhow, de positie van de nationale valuta, de aanwezigheid van buitenlandse
(financiele) instellingen, openheid,
innovatiebereidheid), van het politieke systeem (het monetaire beleid, de
belastingpolitiek, kapitaalrestricties,
de kwaliteit van prudentieel toezicht)
en om een aantal andere aspecten
(de relatie met het bestuurlijke centrum, de geografische positie, de
transportkwaliteit). Voor het EMI
lijken met name de omvang van de
lokale financiele markten, de positie
van de valuta, de openheid, het monetaire beleid en het prudentiele
toezicht relevant. Dit zijn immers de
terreinen waar het zich op zal gaan
richten.
Marktindicatoren
Tabel 1 geeft enig inzicht in de omvang en openheid van de financiele
markten en in het valutagebruik van
de landen die zich tot het laatst toe
opgeworpen hebben als gastland
voor het EMI: Duitsland, het Verenigd
Koninkrijk, Luxemburg en Nederland. Hieruit blijkt dat het VK de
grootste financiele markten herbergt
(kolom 1, 3, 4, 6, 7 en 9), al is van
belang dat de aandelenhandel in
Duitsland de laatste tien jaar zeer
sterk is gestegen3.
Het EMI en de ECB zullen natuurlijk vooral op de geld- en valutamark-
ten actief zijn, die steeds minder gebonden zijn aan een fysieke locatie.
Voor het internationale gebruik van
de valuta (kolom 10-12) geldt dat de
Duitse mark een veel prominentere
internationale rol speelt dan de valuta’s van de andere landen. Op de
internationale financiele markten is
wat dit betreft de hoofdrol nog steeds
weggelegd voor de dollar.
Ten aanzien van de financiele
openheid (kolom 2, 5 en 8) komt
geen eenduidige rangorde van de
landen naar voren.
Wat betreft de omvang van de
financiele markten had een keuze
voor het VK voor de hand gelegen.
Ten aanzien van de internationale positie van de nationale munt geldt dit
ook voor Duitsland.
Beleidsindicatoren
De kwaliteit van het monetaire
beleid, het prudentiele toezicht en de
aanwezigheid van kapitaalrestricties
zijn moeilijk te kwantificeren. Tabel 2
bevat daarom vooral een kwalitatief
oordeel over deze aspecten. Als maatstaf voor de kwaliteit van het monetaire beleid wordt de huidige positie
van de munt in het wisselkoersmechanisme van het EMS en de gemiddelde
inflatie in de afgelopen drie jaar genomen. Duitsland en Nederland voeren
de boventoon op valutair terrein: zij
handhaven voor hun valuta een
onderlinge fluctuatiemarge van 2,25
procent. De Luxemburgse franc (vastgekoppeld aan de Belgische franc)
heeft een marge van 15 procent tot
haar beschikking, maar blijft tot nu
toe binnen een veel nauwere band.
Het Britse pond maakt geen deel
meer uit van het wisselkoersmechanisme van het EMS. Op het punt van
de inflatie wijkt het VK in ongunstige
zin af van de andere landen.
1. A.E. Tschoegl, The benefits and costs of
hosting financial centers, in: Y.S. Park en
M. Essayyad (red.), International banking and financial centers, Kluwer Academic Publishers, Dordrecht/Boston/Lancaster, 1989, biz. 175-187.
2. L.J.R. Scholtens, Het geld en destad.
Over de ontwikkeling van internationale
financiele centra, Amsterdam University
Press, Amsterdam, 1993. Zie ook L.J.R.
Scholtens, Kindleberger en de vestiging
van de ECB, ESB, 20 mei 1992, biz. 500502.
3. Zie G. Broker, Competition in banking,
OESO, Parijs, 1989; FIBV, FIBV Statistics,
diverse jaargangen.
Andere overwegingen
Tabel 1. Marktindicatoren
1
$
mrd
Duitsland
Ver. Koninkrijk
Luxemburg
Nederland
2
%
3
$
mrd
4
.$
mrd
6
$
7
$
mrd
5
%
mrd
8
%
10
%
9
11
%
12
%
mm
454 2 347 978
5 1.390 57 77 35 15 10 15
663 43 928 1.004
3 600 300 53 113
5 10
3
0 11 12
1 94 1.208 13 71
. 1
.
.
46 0 134 123 1 198 20 69 12
1
2 1
1 – Omzet aandelenbeurs 1992; bron: FIBV, FIBVStatistics, 1993, biz. 13.
2 – Aandeel buitenlandse fondsen in aandelenomzet 1992; bron: zie 1.
3 – Marktkapitalisatie aandelenbeurs per jaarultimo 1992; bron: FIBV, biz. 10.
4 – Omzet obligatiebeurs 1992; bron: FIBV, biz. 33.
5 = Aandeel buitenlandse fondsen in obligatie-omzet 1992; bron: zie 4.
6 – Marktwaarde genoteerde obligatiefondsen per jaarultimo 1992; bron: FIBV, biz. 29.
7 = Gemiddelde dagelijkse netto omzet valutamarkten, april 1992; bron: BIS, Central Bank
survey on foreign exchange market activity, maart 1993, label 3A.
8 – Aandeel netto valuta-omzet met buitenlandse handelaren; bron: zie 7.
9 – Aantal miljoenen contracten afgesloten op termijnmarkten 1992; bron: Scholtens,
Hetgelden destad, 1993, biz. 29.
10 = Aandeel rationale valuta in de buitenlandse vorderingen op alle sectoren van aan de
BIS rapporterende banken per ultimo 1992; bron: BIS, International banking and
financial market developments, mei 1993, biz. 19.
11 – Aandeel rationale valuta in internationale obligatie-emissies, gemiddelde 1990-1992;
bron: OESO, Financial market trends, nr. 55, biz. 113.
12 = Aandeel nationale valuta in officiele valutareserves per ultimo 1991; bron: IMF,
Jaawerslag 1992.
Het aspect reputatie van de betreffende landen heeft betrekking op het
prudentiele toezicht op financiele instellingen, dat onder meer tot uitdrukking komt in de eisen die worden
gesteld aan de liquiditeit en de solvabiliteit van banken. Alle landen handhaven uit hoofde van de EG-richtlijnen minimaal een zelfde solvabiliteitstoezicht op het bankwezen. Toch
bestaat er ruimte voor verschillen. In
Al met al scoren bij de beleidsindicatoren Nederland en Duitsland het
best. De keuze voor Duitsland als vestigingsplaats van het EMI en de ECB
is vanuit dat gezichtpunt gerechtvaardigd, omdat het monetaire beleid in
Nederland gebaseerd is op dat van
Duitsland.
betreffende land in 1990’van vrijwaringsclausules voorzien zijn. Het
meest liberaal is wat dit betreft
Luxemburg.
ESB 3-11-1993
dat een beter prestige hard nodig
heeft. De voorloper van de ECB is
echter toegewezen aan het land dat
al veertig jaar het streven naar prijsstabiliteit hoog in het vaandel heeft
staan. Elders is men pas veel later het
belang van zo’n politiek gaan inzien.
In het verdrag van Maastricht heeft
de Bundesbank model gestaan voor
de ECB. De ECB zal echter niet verantwoordelijk zijn voor het wisselkoersbeleid in de EMU. Dat wordt
een taak van de Ministerraad. Omdat
prijs- en wisselkoersbeleid onlosma-
deze formele scheiding van bevoegdheden overigens nog de nodige praktische en principiele problemen opleveren tussen Frankfurt en Brussel.
Slot
Met de keuze van Frankfurt als vestigingsplaats van het monetaire beleidscentrum van de EG verschuift het
financiele centrum van Europa naar
het oosten. Zo’n vijfhonderd jaar na
de glorietijd van de Fuggers kan hierdoor het Europese financiele centrum
dat een stad niet altijd het financiele
1
2
3
4
rang
heeft een smet geworpen op het
ten is dat nog niet. Als een benade-
ook kunnen kiezen voor een land
waar de werkloosheid erg hoog is en
Europa. De ervaring leert overigens
Tabel 2. Beleidsindicatoren
gedegen beschouwd. De BCCI-affaire
ring van de mate waarin kapitaalbewegingen beperkt kunnen worden, toont de vierde kolom in label 2
het percentage van onderwerpen van
de OESO-code over de liberalisatie
van kapitaalverkeer die door het des-
ting oplevert, had men bij voorbeeld
op termijn terugkeren naar Midden-
De Nederlandsche Bank, als zeer
toezicht door de Bank of England
en het Institut Monetaire Luxembourgeois .
Het kapitaalverkeer in de EG is formeel vrij. Het verkeer met niet-lidsta-
werkgelegenheid en het prestige dat
vestiging van de ECB naar verwach-
kelijk met elkaar verbonden zijn, kan
het algemeen wordt het toezicht in
Duitsland, via het Bundesaufsichtamt
fur das Kreditwesen in overleg met
de Bundesbank, en in Nederland, via
Op zichzelf vloeit uit de taken van
het EMI en de toekomstige ECB geen
eenduidige keuze voor een bepaalde
vestigingsplaats voort. Gezien de
%
rang
%
Duitsland
1
3,4
1
3
Ver. Koninkrijk
3
6,4
2
3
Luxemburg
2
3,3
2
0
Nederland
1
3,4
1
3
1 = Positie van de nationale munt in het
wisselkoersmechanisme van het EMS in
november 1993.
2 = Gemiddelde inflatie in de periode
1998-1992; bron: OESO, Economic outlook, nr. 53, biz. 155.
3 = Reputatie op het gebied van prudentieel toezicht.
4 = Percentage van de onderwerpen op
het gebied van internationale kapitaalbewegingen vallende onder categoric ILX van de OESO-lijst over de liberalisatie
van het kapitaalverkeer in 1990.
centrum blijft: onder invloed van economische en politieke factoren kan
het centrum zich verplaatsen (zie
noot 2). Gegeven de politieke en economische veranderingen in Europa
(economische integratie, het wegvallen van Oost-West-tegenstellingen) is
de vestiging van het EMI in Duitsland
niet alleen een geschikte, maar ook
een logische keuze.
Bert Scholtens
De auteur is werkzaam bij de vakgroep
macro-economie van de Universiteit van
Amsterdam.
4. D. Lascelles (red.), Behind closed
doors, Financial Times, Londen, 1991;
L.J.R. Scholtens, BCCI en banktoezicht,
ESB, 4 September 1991, biz. 892-893.