Ga direct naar de content

Fouten

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 6 1988

Fouten
Toen ik zestien jaar oud was, schreef
ik voor school een opstel dat als volgt
begon: “Stom en wanhopig trok de moede groep, strompelend, in lompen, door
het vlakke land langs de rivier, op zoek
naar een uitweg naar de overkant.
Doornat was de voorhoede, die de
stroom volgde in het vaste geloof dat zij
na de volgende kromming doorwaadbaar zou blijken. Steeds opnieuw gingen zij vergeefs te water”. Aangezien
deze passage naast het meeslepende
klankrijm een aantal ernstige taalfouten
bevat, moest ik hem hardop voorlezen.
Een klasgenoot die bekend stond om
zijn brutaal en ongepast commentaar
stak zijn vinger op. “Die mensen zijn inderdaad stom”, sprak hij, “en Cramer
ook. Om een doorwaadbare plaats te
vinden moet je de rivier niet volgen
maar er tegen in gaan: die plaats vind
je stroomopwaarts”. Ik bestreed deze
onzin natuurlijk met kracht van argumenten en voor de hand liggende voorbeelden. De leraar Nederlands, die inzag dat dit lang kon gaan duren, verklaarde dat het er voor het opstel niets
toe deed, en de discussie werd later
voortgezet bij andere vakken, zoals natuurkunde (jonge lerares) en aardrijkskunde (geen orde), waar wij er nog lang
plezier aan hebben beleefd. Het juiste
antwoord hangt, geloof ik, van drie factoren af, namelijk 1. de voeding en vertakking van de rivier, 2. de gesteldheid
van de bodem, en 3. de helling van het
terrein. Onder mijn opstel stond over de
hele kwestie natuurlijk niets, maar we)
een telling van het aantal stijl- en spelfouten dat ik had gemaakt.
Veel economen kennen de oeverloze discussies waarbij het gelijk in het
midden ligt. Maaralleen alserformules
of cijfers aan te pas komen krijg je na je
schooljaren nog te maken met fouten.
Ik doel hiermee niet op verschillen van
opvatting, onjuiste inschattingen, misverstanden of communicatiestoornissen, maar op echte fouten waar geen
vergoelijkende aanduiding voor bestaat. Als voorbeelden noem ik het vergeten van een term bij het differentieren, een optelling maken die niet klopt,
cijfers uit de verkeerde kolom van een
statistiek overschrijven. Anders dan de
spelfouten in mijn opstel, kunnen zulke
fouten wel degelijk consequenties hebben voor de conclusies die men trekt en
zelfs voor de maatregelen die men

ESB 30-3/6-4-1988

J.S. Cramer

neemt. Er moet dan ook alles aan gedaan worden om ze te voorkomen.
Vroeger dacht ik dat fouten vooral gemaakt worden als er veel mensen aan
hetzelfde onderwerp werken. Twee weten meer dan een. Maar zij worden
meer dan tweemaal zo slordig. In theorie controleert men elkaars werk, maar
al spoedig denkt iedereen dat de ander
het wel goed zal hebben nagekeken. De
enkeling die weet dat hij alleen verantwoordelijk is voor het resultaat gaat
doorgaans secuurder te werk dan een
teamlid.
Ook in je eentje kan je echter nog
heel wat fouten maken. Het is mij tenminste vaak genoeg overkomen. Om
voor de hand liggende redenen moet ik
mij hier beperken tot mijn eigen fouten,
en dan nog tot fouten die aan het licht
zijn gekomen. Dit laatste kan heel lang
op zich laten wachten. In een boek van
mijn hand staat een label, die de lezer
desgewenst kan narekenen. Wie dit
doet zal merken dat de tabel niet klopt.
Het heeft achttien jaar geduurd voor ik
hier achterkwam doordat ik het narekenen van de tabel aan een student opgaf,
en al die tijd was ik er door niemand op
gewezen. Gelukkig had ik mijn aantekeningen bewaard, zodat kon worden nagegaan wat er aan de hand was: ik had
destijds de verkeerde kolom uit de staat
van berekeningen aan de drukker gegeven.
Het is mij ook overkomen dat ik een
cijfer opzocht in de verkeerde kolom
van een statistische tabel (en daardoor

ten onrechte tot significantie concludeerde), en dat ik bij de berekening van
een standaardfout vergat de wortel te
trekken van een moeizaam berekende
variantie. Dit zijn allemaal ontzettend
stomme fouten. Alle fouten zijn echter
stom zodra ze zijn opgemerkt; andere
categorieen bestaan niet, net zo min als
bij voorbeeld ‘computerfouten’. De
voorbeelden geven ook aan dat de beveiliging door voortdurende controle en
dubbele uitvoering van ingewikkelde
berekeningen niet voldoende is: de verzameling van de eerste gegevens en de
rapportage van de resultaten zijn even
kwetsbaar.
In een enkel geval heeft een referee
of een andere vroege lezer mij tijdig op
een fout gewezen, maar de meeste fouten heb ik zelf opgemerkt, zij het soms
erg laat. Deze ontdekking van een eigen fout wekt gemengde gevoelens op.
Enerzijds is er schaamte en ergernis dat
je de fout gemaakt hebt, anderzijds voldoening dat je hem kunt herstellen, en
dankbaarheid dat je dat kunt doen voor
hij door anderen is opgemerkt. Maar
misschien hebben anderen de fout al
lang gezien maar er tegen de auteur
over gezwegen – bij deze gedachte
overheerst weer hoe pijnlijk het is fouten te ontdekken.
Ten slotte rijst de vraag wat wij van
fouten kunnen leren. Jegens het werk
van anderen wekken zij bij mij een
mengsel van wantrouwen en tolerantie
op, gevoed door het vermoeden dat zij
zich ook wel eens vergissen, al weet ik
dat natuurlijk niet zeker. Wat mij zelf betreft, leren mijn fouten mij oppassendheid en het vaste voornemen er nooit
meer te maken; voor het overige voornamelijk bescheidenheid. Het is een
magere oogst.

319

Auteur