Ga direct naar de content

De korte kapitaalexport van Nederland

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 6 1988

deze tegoeden ook die begrepen van in
Nederland gevestigde bijzondere f inanciele instellingen (BFI’s). Veel van deze
maatschappijen lenen enorme bedragen op de internationale financiele
markten en sluizen deze via Nederland
door naar het buitenland. Een deel hiervan wordt al of niet tijdelijk op buitenlandse bankrekeningen geplaatst en
als zodanig in de buitenlandse rapportages aan de BIS als tegoeden van Nederlandse niet-banken aangemerkt. In
de Nederlandse betalingsbalans worzijn door de Bank de vorderingen op en den deze stromen weliswaar geregiInleiding
schulden aan het buitenland en de des- streerd, maar het aangetrokken en uitbetreffende opbrengstvoeten en op- gezette kapitaal wordt gesaldeerd
In ESS van 16 maart 1988 werd ver- brengststromen in kaart gebracht en weergegeven omdat anders het ‘reguslag gedaan van een onderzoek van vergeleken met andere – externe – liere’ kapitaalverkeer van Nederland
een IMF-werkgroep naar de oorzaken bronnen. Dit geldt bij voorbeeld voor de enorm opgeblazen en dus vertekend
van de z.g. wereldsluitpost in de mon- officie’le reserves, de bancaire posities zou worden3.
diale betalingsbalans1. Een van de en de directe investeringsposities2. Met
De tweede opmerking betreft het feit
hoofdbevindingen bleek te zijn dat nog- betrekking tot de internationale effec- dat veel van deze BFI’s- in de vorm van
financieringsmaatschappijen – onderal wat inkomen op particuliere beleggin- tenposities is het werk in afronding.
gen over de grenzen werd gemist. Om
Op dit moment staan vooral de bui- deel zijn van een buitenlands bankcondit gemiste inkomen op te sporen, werd tenlandse tegoeden van Nederlandse cern. Het gaat daarbij meestal om zeer
door de werkgroep aan de Rationale be- niet-banken in de belangstelling. Dit in forse bedragen, die echter in feite een
talingsbalansopstellers ten sterkste verband met de vlucht van spaargelden intra-bancair karakter dragen.
aanbevolen de door haar toegepaste uit Nederland volgende op de eind juni
Om een volledige vergelijking te gewerkwijze na te volgen. Kernpunt daar- 1987 gemaakte afspraken tussen de ven tussen de diverse statistische bronbij is de nationale cijfers te toetsen aan banken en het Ministerie van Financien, nen is in tabel 1 onder hettotaal volgens
‘externe’ cijfers, bij voorbeeld bilateraal betreffende de melding aan de fiscus de BIS-rapportageeerstvermeld hettoaan die van andere landen of meer in van rentebetalingen door de banken taal, inclusief de BFI-tegoeden, volgens
het algemeen aan de cijfers die aanwe- aan hun clienten (per 1 januari 1988). DNB (regel 2). Deze standen komen vrij
zig zijn bij internationale organen als bij In het onderstaande wordt op de diver- goed overeen met de BIS-cijfers, bevoorbeeld de BIS, de OESO en het IMF. se cijfers ter zake nader ingegaan.
houdens een registratieverschil van
Binnen de EG vindt een dergelijke
/ 1,5 a / 2 miljard. Exclusief de BFI-tetoetsing overigens al regelmatig plaats:
goeden liggen de standen een stuk lahet Statistisch Bureau van de Commisger (regel 3). Ook de mutaties komen
Tegoeden bij buitenlandse
sie maakt jaarlijks bilaterale vergelijkindan in de eerste drie kwartalen van
banken
gen tussen de betalingsbalansposten
1987 een stuk lager uit dan die volgens
van de lidstaten en probeert de verschilde BIS. Een en ander is illustratief voor
len uit te zoeken. Dit is in het algemeen
Volgens de statistieken van de BIS de grote bedragen die in het algemeen
geen gemakkelijke en bovendien ook zijn in de eerste drie kwartalen van 1987 met de BFI-transacties gemoeid zijn.
een tijdrovende zaak. Daarnaast dient de tegoeden van de Nederlandse be- Van de door de Bank geregistreerde
de uitwisseling van informatie uitslui- drijven en particulieren bij buitenlandse stand ten bedrage van ruim / 46 miljard
tend op macro-niveau te geschieden, banken gestegen met bijna /10 miljard blijkt eind 1987-111 47% betrekking te
omdatde landen een geheimhoudings- tot / 45 miljard (tabel 1). Van deze toe- hebben op buitenlandse tegoeden van
plicht ten aanzien van individuele gege- neming had bijna / 7 miljard betrekking BFI’s, 13% betreft de tegoeden van ‘revens hebben en zich daar ook strikt aan op de eerste helft van 1987 en / 2,3 mil- guliere’ Nederlandse bedrijven (niethouden.
jard op het derde kwartaal.
BFI’s) en 40% die van Nederlandse parOok in Nederland wordt de door de
Bij een beoordeling van deze BlS-cij- ticulieren.
werkgroep voorgestelde werkwijze na- fers dienen twee opmerkingen vooraf
De mutaties exclusief BFI’s in het
gevolgd. Voor belangrijke onderdelen gemaakt te worden. Ten eerste zijn in derde kwartaal lijken vooral bepaald te
zijn geweest door de eerder genoemde
afspraken met de fiscus inzake renteTabel 1. Tegoeden van Nederlandse niet-banken bij buitenlandse banken, in mrd, betalingen. Volgens gegevens van de
gld. tegen constante koersen, 1987-111
Bank leidde bij voorbeeld het ‘bankbiljettenverkeer’ in hoge coupures tot een
Stand
Mutatiesl 987
Stand
afvloeiing in het derde kwartaal van
1
II
III
1987-111 / 1,6 miljard, hetgeen een miljard meer
1986

De korte kapitaalexport
van Nederland

LTotaal volgensBIS

35,8

2. Totaal volgens DNB
3. Idem exclusief BFI’s

37,6
20,8

4. PM Overig kort kapitaal3
5. PM Korte kapitaalexport (3+4)b

2,8
3,6
0,4

4,0
2,6
1,6

2,3
2,5
1,7

-0,9
-0,5

-0,8
0,8

44,9
46,3
24,5

0,7
2,4

a. Deze post omvat korte kredieten, contante en termijnaffaires in vreemde valuta, overtoop en koersverschillen.

b. Deze post wordt gepubliceerd in tabel 6.3 (regel 3.2) van het Kwartaalbericht van de Nederlandsche
Bank.

ESB 30-3/6-4-1988

1. Zie M. van Nieuwkerk, Op zoek naar 100
miljard dollar, ESB, 16 maart 1988.

2. Vergelijk bij voorbeeld Jaarverslag 1986
van de Nederlandsche Bank, paragraaf
2.3.2 en figuur 15. Zie ook DNB-Monografie
nr. 4: De internationale investeringspositie

van Nederland, Kluwer, Deventer, 1985.
3. Vergelijk ook de discussie over de Nederlandse investeringspositie in de VS. Zie
DNB-Monografie nr. 4, op. cit., appendices
CenD.

337

E.J. Davelaar en P. Nijkamp: Operational models of industrial innovation and spatial development; a case
study for the Netherlands. Research
memorandum 1987-58, Economische
Faculteit, Vrije Universiteit, Amsterdam,

50 –

40 –

Buitenlandse tegoeden
in Nedertand

.-“

.•”

1987.
30 –

20 –

P. Nijkamp en E.J. Malecki: Technology and regional development;
some thoughts on policy. Research
memorandum 1987-57, Economische
faculteit, Vrije Universiteit, Amsterdam,

Nederlandse tegoeden
in het buitenland

10 –

1987.
1978

1980

1982

1984

1986

a. Ultimocijfers in mrd. gld. in constante koersen van September 1987
Bran: BIS en DNB.

is dan in het overeenkomstige kwartaal
van 1986. Deze stroomcijfers blijken
overigens in het vierde kwartaal in dezelfde orde van grootte te hebben gelegen. De ‘extra’ afvloeiing in de tweede
helft van 1987 kan aldus op circa / 2
miljard becijferd worden. Circa 60% van
dit bedrag had betrekking op extra kapitaalexport naar de BLEU, 20% naar
de Bondsrepubliek, 10% naar Zwitserland en de rest naar overige landen.

Buitenlandse tegoeden bij
Nederlandse banken
Omdat er berichten circuleerden dat
ook buitenlanders (niet-banken) nun tegoeden bij de Nederlandse banken terugtrokken, is ten slotte tevens het beloop van de buitenlandse tegoeden in
figuur 1 weergegeven. Hieruit blijkt dat
deze tegoeden in het derde kwartaal
van 1987 verder opliepen, tot circa / 50
miljard. De genoemde berichten lijken
hiermede niet bevestigd te worden.
Overigens is de ‘dip’ in 1983 opvallend.
Tegelijk met de terugval in de belangstelling van buitenlandse niet-banken
voor tegoeden bij Nederlandse banken
deed zich toen ook een terugval in de
buitenlandse belangstelling voor Nederlandse staatsobligaties voor4. Mogelijk heeft de onverwachte wijziging in
de pariteit tussen de gulden en de Duitse mark deze schok in het vertrouwen
van de buitenlandse beleggers teweeggebracht. Daarnaast heeft wellicht ook
de FIOD-inval destijds bij een Nederlandse bank op deze ontwikkeling invloed gehad.

338

G.J. Zijlstra en R. Moor: Verbruikersraden in de openbare energievoorziening. Onderzoeksrapport 47, SWOKA, DenHaag, 1987.
OSA: OSA-rapport 1988, Arbeidsmarktperspectieven. SDU-uitgeverij,
Den Haag, 1988.

Besluit
Uit het voorgaande blijkt opnieuw dat
externe gegevens een uitermate nuttige informatiebron voor nationale betalingsbalansopstellers kunnen zijn. Ook
blijkt echter dat men zich er niet al te
klakkeloos op moet verlaten. Interpretatie van de verbanden is geboden. Tussen de Nederlandse en buitenlandse
gegevens lijkt een plausibele en consistente samenhang te bestaan. De tegoeden van Nederlandse niet-banken bij
buitenlandse banken bedroegen per ultimo van het derde kwartaal in 1987
ruim / 46 miljard. Hiervan had 40% betrekking op Nederlandse particulieren
en de rest op Nederlandse bedrijven en
z.g. doorsluismaatschappijen. Daartegenover hadden buitenlandse niet-banken in totaal circa / 50 miljard bij Nederlandse banken uitstaan.

M. van Nieuwkerk

C. Meijdam e.a.: Vrouwenarbeid in de
zoetwarenindustrie. Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf,
Technische Universiteit Delft, 1987.
H.M. Amman: Supercomputing in
economics; a new field of research.
Research memorandum 8801, Economische Faculteit, Universiteit van Amsterdam, 1988.

H.M. Amman en H. Jager: Exchange
rate system simulation by means of
vector processing. Research memorandum 8802, Economische Faculteit,
Universiteit van Amsterdam, 1988.

A.C.J. Meulemans:Transactiekosten
en investeringsevaluatie. Research
memorandum 8804, Economische Faculteit, Universiteit van Amsterdam,
1988.

De auteur is hoofd van de afdeling Betalings-

balansen van De Nederlandsche Bank NV
en buitengewoon hoogleraar International
Monetary Environment aan Nijenrode, Universiteit voor Bedrijfskunde.

4. Het inschrijvingspercentage buitenland op

emissies van de Nederlandse staat was in
de jaren 1983-1987 respectievelijk 21, 15,
24, 33 en 39.

Economisch en Sociaal Instituut:
Branche-verkenning makelaardij onroerend goed 1986. VU-Uitgeverij,
Amsterdam, 1987.
H.R. Timmer: Enkele aspecten van
de neoklassieke handelstheorie; een
theoretische analyse. Onderzoeksmemorandum 40, Centraal Planbureau, Den Haag, 1987.

R.M. van Opstal: Estimation of manpower coefficients with a modified
multinational logit model. Onder-

Auteur