nr. ll.mei 1990
FvanLanschot
Bankiersnv
Financieel bericht
Internationale conjunctuur
No new taxes?
In de VS wint de overtuiging veld dat president Bush
tijdens de verkiezingen helemaal niet heeft bedoeld “read
my lips…. no new taxes”. Volgens een populair mopje zou
hij hebben gezegd “no new taxi’s”. Hoe dan ook, president
Bush gaat met leiders uit het Congres na in hoeverre het
uitde hand lopende begrotingstekort moet worden bestreden door extra belastingen. Hij wilde niet nader ingaan op
de aard van de begrotingsperikelen, daar dit volgens hem
de financiele markten angstig zou kunnen maken. Op zich
zou een dergelijke mededeling al angst kunnen zaaien,
maar Wall Street bleef er onberoerd onder. Veel economen
maken zich echter wel zorgen, vooral vanwege de timing
van deze beleidsaanpassing. De signalen dat de Amerikaanse economie aan kracht verliest lijken steeds duidelijkerte worden. Een belastingverhoging zou een extra druk
leggen op de economische ontwikkeling. Daar staat tegenover dat een zwakkere economische ontwikkeling een
negatieve invloed heeft op de overheidsinkomsten, waardoor maatregelen des te meer noodzakelijk zijn.
Forsetegenvallers
In januari jl. werden reeds aanpassingen in de begroting
voorgesteld om het verwachte tekort terug te brengen tot
de $ 64 miljard die voor 1991 maximaal is toegestaan in
het kader van de Gramm-Rudman-wetgeving. Algemeen
werd echter geoordeeld dat de begroting veel te optimistisch was. Inmiddels meent begrotingsdirecteur Richard
Darman dat ombuigingen tot een bedrag van $ 55 tot $ 60
miljard nodig zijn, vier maal zoveel als de aanpassingen die
vorig jaar plaatsvonden. Belangrijke tegenvallers vormen
nu de rentelasten die $ 10 miljard hoger uitvallen en de
lagere belastingopbrengsten, waarmee $ 8 tot $ 9 miljard
gemoeid is. De miljarden die ook nog nodig zijn om de
insolvabele spaarbanken te redden worden maar buiten de
begroting gelaten, daar het gat anders helemaal niet te
dichten zou zijn zonder de economie zware schade toe te
brengen. De laatste berichten wijzen overigens op een
mogelijke strop van $ 90 tot $ 130 miljard in plaats van de
$30 tot $ 50 miljard waar tot voor kort over werd gesproken,
zodat de spaarbankcrisis wel degelijk een wezenlijk probleem voor de Amerikaanse overheid lijkt te zijn. Gaan wij
terug naar de meer normale begrotingsposten dan moet
worden bedacht dat veel uitgaven niet op korte termijn zijn
te bei’nvloeden. Dit betekent dat elders scherpe aanpassingen vereist zijn. Sommige onderdelen van het defensiebudget zullen hierdoor zwaar aan de bezuinigingen moeten
bijdragen.
Vele opties
Daarnaast zullen zoals gemeld de belastingen moeten
worden aangepast. Een verhoging van het hoogste tarief
voorde inkomstenbelasting van 28% tot 33% levert overigens nog geen $ 4 miljard op. Een benzine-accijns van 5
cent per gallon zou $ 5 miljard extra inkomsten betekenen,
ESB 30-5-1990
terwijl bij voorbeeld een invoerrecht van $ 5 per vat ruwe
olie $ 8,5 miljard zou opleveren en een energiebelasting
van 5% $ 14 miljard. Verreweg het grootste effect zou een
verhoging van de omzetbelasting met 1% sorteren, hetgeen bijna $ 30 miljard extra belastingopbrengst impliceert.
Op zich kunnen sommige belastingverhogingen dus stevig
doortikken, maar politiek stuiten deze nog op zware weerstand.
Japanse inflatievrees
In Japan kreeg de inflatievrees nieuwe impulsen door
het bekend maken van de cijfers ten aanzien van de
geldhoeveelheid. In april was sprake van een stijging ten
opzichte van een jaar geleden met 13,2%, de hoogste
stijging sedert 1976. Ook de laatste cijfers inzake de grondprijzen stemden tot bezorgdheid. Het Japanse Vastgoed
Instituut rapporteerde een stijging van de grondprijzen in
de zes belangrijkste steden met 17,1% in het halfjaar dat
per maart jl. eindigde, de grootste stijging sedert 1973. De
toename van de groothandelsprijzen in de twaalf maanden
tot april jl. met 2,7% viel de markt echter niet tegen. Dit gold
zeker voor de 0,7% stijging die kon worden berekend
wanneer de invloed van de gedaalde yen wordt geelimineerd.
De Bank of Japan gaf als commentaar op de scherpe
groei van de geldhoeveelheid dat incidentele factoren hier
een vertekening geven, maar ook voor de bank waren de
cijfers slechter dan verwacht. Een troost is dat met deze
cijfers de – naar de mening van de bank misplaatste – hoop
bij sommige marktpartijen op een rentedaling zal zijn afgenomen.
Wat de inflatie betreft was de verwachting dat deze, met
het uit de cijfers verdwijnen van de negatieve effecten van
de vorig jaar ingevoerde omzetbelasting, een duidelijke
daling zou laten zien. De cijfers over de prijsstijging in Tokio
wijzen echter uit dat de daling kleiner is dan door velen
werd verwacht.
Valuta’s en rente
Britse toenadering tot het EMS
De korte rente had internationaal de neiging tot dalen,
maar de aanvankelijke daling van de lange tarieven zette
in de meeste landen niet door. Een belangrijke uitzondering
vormde Engeland, waar de lange rente in enkele weken op
een wezenlijk lager niveau is beland. Voorde leningen met
een looptijd in de orde van 3 jaar is de rente in een maand
tijds met een heel procent teruggevallen tot rond de 12,5%.
Niettemin wist het pond aan kracht te winnen, niet alleen
ten opzichte van de verzwakkende dollar, maar ook versus
de Duitse mark.
Financieel bericht is ontleend aan de tweewekelijkse publikatie
Beleggen met Van Lanschotvan F. van Lanschot Bankiers N.V.
te ‘s-Hertogenbosch.
505
De verwachtingen ten aanzien van een toetreden van
het Engelse pond tot net EMS zijn weer aangewakkerd, nu
premier Thatcher haar verzet tegen een volwaardig Brits
lidmaatschap van het EMS heeft laten varen. Een van de
grote voorwaarden waar van Engelse zijde altijd aan werd
vastgehouden vormde een Brits inflatieniveau dat vergelijkbaar is met dat elders in Europa. Dat juist nu, met een
inflatie die in het Verenigd Koninkrijk snel oploopt terwijl die
in de rest van Europa min of meer stabiel is, premier
Thatcher zich minder halsstarrig opstelt geeft aan hoe het
huidige beleid haar in het nauw heeft gebracht. De inflatie
is in Engeland de laatste maanden opgelopen tot 9,4% op
basis van de consumentenprijsindex. De zojuist door
Thatcher ingevoerde nieuwe gemeentelijke belastingen
hebben daar overigens een belangrijke bijdrage aan geleverd. De index voor de groothandelsprijzen vertoonde in
april met een vol procent zelfs de grootste stijging sedert
zeven jaar, tot 6,1% gemeten over twaalf maanden. Nu
wordt echter de deflator van het particulier verbruik als
maatstaf gehanteerd, die op 6,5% ligt en die wordt vergeleken met een EG-gemiddelde dat premier Thatcher op 5%
stelt.
De toenadering van Thatcher moet gezien worden in het
licht van de hoge Britse rente, die de economie bijna
volledig lam dreigt te leggen. Een rentedaling is met de
hoge inflatie echter nog niet aan de orde, te meer daar een
daardoor veroorzaakte verdere daling van het Britse pond
een nieuwe impuls aan de gei’mporteerde inflatie zou geven. Met een toetreding tot het EMS zou het pond aan
vertrouwen winnen. Een koersstijging zou daarbij bijdragen
aan een beteugeling van verdere prijsstijgingen. Anderzijds kan een toenemend vertrouwen ruimte bieden voor
enige rentedaling zonder dat dit direct tot een verdere val
van het pond leidt.
Zwakkere valuta’s sterk in EMS
Op de valutamarkten bleef de lire binnen het EMS een
bijzonder sterke plaats innemen, waardoor de centrale
bank de officiele tarieven met 1% kon verlagen. Eerder al
had de Banque de France de tarieven twee maal met een
half procent verlaagd. Ook in Belgie hebben we een verlaging van het disconto gezien. Niet alleen voor de Franse
maar ook voor de Belgische frank is men hard aan het werk
af te komen van het imago van zwakke valuta dat men
vooral in de eerste helft van de jaren ’80 had opgebouwd.
De Belgische regering streeft nu zelfs naar een nog nauwere koppeling van de Belgische frank aan de Duitse mark
dan de huidige 2,25% marge die binnen het EMS geldt.
Recentelijk werd in Belgie de dubbele wisselmarkt afgeschaft en werd de roerende voorheffing, de couponbelasting, verlaagd tot 10%.
De dollar liet medio mei een tijdelijk scherpe terugval zien
ten opzichte van de meeste valuta’s waarna een tijdelijk
herstel plaatsvond. De belangrijke steun rond het niveau van
/ 1,87 werd daarbij in neerwaartse richting doorbroken. De
volgens velen verwachte verdere daling bleef echter uit en
de dollar herstelde zich weer tot een niveau vlak onder de
/ 1,90. De yen wist zich flink te herstellen.
Nederlandse obligatiemarkt kan geldmarkt niet volgen
In Nederland lieten de tarieven op de geldmarkt een
snelle daling zien van ongeveer 0,3%. Weliswaar gaf de
Nederlandse Bank nog geen gehoor aan de vele speculaties over een ophanden zijnde verlaging van de officiele
tarieven, maar de halvering door de banken van de opslag
op de debetrente tot 1/2% werd door de markt positief
beoordeeld. De Nederlandsche Bank ondersteunde de
positieve stemming door een verdere verlaging van het
tarief voor de speciale belening tot 7,8%. Daarmee lijkt
DNB initieel te kiezen voor een verdere daling van de
geldmarkttarieven waarbij de kracht van de gulden kan
506
Valutakoersen
1990
Koers
laagste
per
koers
Amerikaanse dollar
Engelse pond
Duitse mark (100)
Zwitserse frank (100)
Japanseyen (10.000)
1990
hoogste
koers
14/5
1,84
3,10
112,41
132,17
120,56
1,94
1,83
3,23
3,06
112,95
133,01
133,35
112,41
122,90
117,49
Koers
per
28/5
1,89
3,21
112,56
133,01
126,53
worden getest, alvorens tot een verlaging van de officiele
tarieven over te gaan. Na de rentedaling zijn de tarieven
op de Nederlands en Duitse geldmarkt vrijwel gelijk komen
te liggen. De gulden moest daarop wel enig terrein prijsgeven tot tegen de / 112,50 en ligt nu onder de spilkoers van
/112,67.
De obligatiemarkt liet eens le meer zien dat de kracht
van de gulden ten opzichte van de D-mark, die de rentedaling op de geldmarkt mogelijk heeft gemaakt, door de
beleggers nog niet als een structurele zaak worden gezien.
Hierdoor liet de obligatiemarkt zich weer bijna volledig
leiden doorde ontwikkelingen in Duitsland. Daar werd een
staatslening van DM 6 miljard uitgegeven met een 8 3/4%
coupon, die de hoogste is sedert 1982. In eerste instantie
lag de Duitse obligatiemarkt er zwak gestemd bij door de
winst van de SPD bij twee deelstaatverkiezingen. Vervolgens brokkelden de koersen geleidelijk verder af onder
invloed van de steeds dichterbij komende monetaire eenwording. Nu waren het vooral de bezwaren van de socialisten, die met de winst in de recente verkiezingen de
meerderheid in de Bundesrat hebben, tegen het ontwerpstaatsverdrag die de markt be’invloedden. Hoewel vrijwel
niemand gelooft dat de SPD het akkoord daadwerkelijk zal
blokkeren, gaven de bezwaren weer voeding aan de twijfels die de beleggers na het aanvankelijke optimisme nu
hebben bij de monetaire eenwording.
Het terreinverlies van de Duitse obligatiemarkt werd
gedeeltelijk door onze markt gevolgd. Daarmee verkleinde
het verschil tussen de Nederlandse rente en de Duitse
rente tot rond de 10 basispunten. Bij ons ligt de rente voor
de langstlopende staatsobligaties nu net onder de 9%.
Internationale beurzen______________
Londen vast
Nadat de stijgende rente de afgelopen maanden de
aandelenmarkten stevig in haar greep hield vormde de
rentedaling die hier en daar plaatsvond voor sommige
markten het signaal dat de aandelenkoersen weer omhoog
konden. Ook Londen deed goed mee. Hier ligt het gemiddelde dividendrendement op bijna 5%, tegenover circa
2,5% in Duitsland en nog geen 1 % in Japan. In de VS komt
het gemiddelde dividendrendement uit op circa 3,5%.
De koers/winstverhouding in Wall Street ligt voor de S&P
Industrials op ruim 15, tegenover een verhoudingsfactor
van minder dan 11 voor de beurs van Londen. Hierbij kan
worden aangetekend dat de winstontwikkeling voor het
Amerikaanse bedrijfsleven vooralsnog licht omlaag gericht
zal zijn. Voor veel Engelse ondernemingen wordt met een
winststijging gerekend, mede dank zij de hogere waarde in
ponden van de relatief belangrijke buitenlandse winsten. Al
met al maakte zich een toenemend optimisme van de
Engelse beurs meester. De zich wijzigende opstelling van
premier Thatcher ten opzichte van deelname aan het EMS
is hier ongetwijfeld niet vreemd aan. Nadat enkele weken
geleden het 2100-niveau voor de FT-100 index werd getest
is het niveau van 2300 inmiddels ruim gepasseerd.
Dow Jones naar nieuw hoogtepunt
Nadat de koersen in Wall Street zich de eerste tien
dagen van de maand zijdelings bewogen werd er vervolgens een scherpe stijging ingezet, waarmee de Dow Jones
doorstootte naar nieuwe hoogtepunten. De koersstijging
op Wall Street werd vooral ingegeven door de zwakke
werkgelegenheidscijfers, de 0,6% lagere detailhandelsomzet en de daling van de producentenprijzen met 0,3% in
april. Hierdoor verdween de inflatievrees weer wat uit de
markt, hetgeen bijdroeg aan een zeer vaste obligatiemarkt
die op zijn beurt de aandelenmarkt omhoog stuwde. De
stijging van 63 punten in de Dow Jones op vrijdag 11 mei
werd gevolgd door een stijging met bijna 20 punten op de
maandag daarop. Het oude hoogtepunt van 2810 dat op 2
januari was gevestigd werd duidelijk doorbroken dank zij
de felle rally die de Dow Jones omhoog voerde van 2645
op 27 april tot eventjes zelfs 2870 op 22 mei. Wel moet
worden bedacht dat de meeste breed gebaseerde indices
zich nog onder de oude hoogtepunten bevinden. Dit wijst
op een divergence tussen de grote fondsen uit de Dow
Jones en de overige waarden. Een divergentie die in het
verleden een zwak voorteken is gebleken.
Duitse aandelenmarkt verzwakt
De Duitse beurs heeft het de laatste tijd wat moeilijker,
hetgeen zich ook weerspiegelt in de koersontwikkeling op
veel andere Europese beurzen. Ook uit de koersontwikkeling van de Duitse mark blijkt dat de financiele markten in
toenemende mate de keerzijde zien van de ontwikkelingen
rond de monetaire unie, terwijl ook de verkiezingsoverwinning van de SPD niet bijdroeg tot het vertrouwen. De
overeengekomen ruilverhouding van de Ost- marken betekent inmiddels dat het reservoir aan goedkope werkkrachten in Oost-Duitsland, waar aanvankelijk van was
uitgegaan, toch niet zo goedkoop zal zijn. Verder is de DM
115 miljard voor het ontwikkelingsfonds dat buiten de begroting om moet worden gefinancierd een factor die de
kapitaalmarkt niet ongemoeid laat.
Tegenover de euforie voor de negentig jaren concentreren de aandelenbeleggers zich in toenemende mate op de
korte-termijnperspectieven. Dan krijgen zaken als een dreigende stijging van de korte-termijnrente en de hier en daar
stagnerende winstontwikkeling bij het Duitse bedrijfsleven
meer aandacht. Zo zijn de winstverwachtingen voor een
aantal belangrijke ondernemingen de laatste tijd in neerwaartse richting bijgesteld.
De grote Japanse elektronica-concerns hebben goede
winstcijfers gepubliceerd over het per maart jl. afgesloten
boekjaar. Hitachi boekte een winststijging van 14%, Toshiba rapporteerde plus 15% en Fujitsu plus 24%. Bij Mitsubishi (40%), Pioneer (40%) en Sony (42%) waren de stijgingen nog imposanter. Voor het lopende jaar verwacht
Beursindices
1990
hoogste
koers
1990
laagste
koers
Koers
per
11/5
Koers
per
25/5
2856
2464
1969
2543
2103
1774
2802
2176
1875
2821
2266
1823
Nederland(CBS-koersindex)
206
Tokio (Nikkei)
38.713
1714
Australia (All Ord)
184
193
198
28.002
31.512
32.794
1435
1485
1480
VS (Dow Jones)
Engeland(FT-IOO)
Duitsland (Dax)
Sony een 20% hogere omzet en er wordt gemikt op een
winststijging van 12%.
Van de exotische beurzen herstelde de beurs van Seoul
zich, maar Taiwan zette de daling onverdroten voort. Zeer
vast is overigens de beurs van Mexico die op weg lijkt de
verdubbeling van 1989 te herhalen.
De Amsterdamse beurs
Vriendelijke ondertoon
De Amsterdamse effectenbeurs had een goede ondertoon. Enkele wederom teleurstellende winstcijfers konden
het vertrouwen in de totale markt niet breken.
De 36% lagere winst van de Koninklijke Shell Groep
vond voor een belangrijk deel zijn oorzaak in de vergelijkingsbasis die door bijzondere baten in het eerste kwartaal
van 1989 was vertekend. Wordt dit effect gee’limineerd dan
resteert een winstdaling van slechts 4%. Het exploitatieresultaat vertoonde zelfs een stijging. De beurs reageerde
positief op de cijfers.
De eerder bekendgemaakte teleurstellende Philipscijfers hebben nogal wat teweeggebracht. Niet alleen moet
topman Van der Klugt vervroegd het veld ruimen en wordt
ook verder een aantal topfunctionarissenvervangen. Daarnaast hebben de eerste Amerikaanse aandeelhouders
zich al tot de rechter gewend. Zij voelen zich misleid door
de uitspraken van de zijde van Philips in de periode 8
januari tot 3 mei jl. Op de persconferentie van begin maart
stelde topman Van der Klugt voor 1990 6% omzetgroei te
verwachten, waarbij het resultaat uit gewone bedrijfsvoering en de netto winst naar verwachting een verdere stijging
te zien zouden geven. Alle divisies zouden betere resultaten opleveren. Enkele weken later werd deze uitspraak op
de aandeelhoudersvergadering bevestigd. De teleurstelling van de beleggers op de cijfers over het eerste kwartaal,
die een resultaat uit gewone bedrijfsvoering van slechts / 6
miljoen tonen, is dan ook begrijpelijk.
Teleurstellend waren ook de KLM-cijfers over het per 31
maart afgesloten boekjaar. Het laatste kwartaal heeft een
scherpe verslechtering opgeleverd en resulteerde in een
verlies van / 111 miljoen tegenover / 27 miljoen winst in
het vergelijkbare kwartaal van vorig jaar. Het jaarresultaat
is uiteindelijk met 9% gedaald tot / 340 miljoen, per aandeel / 6,43. Scherp hogere financieringslasten en afschrijvingen evenals hogere brandstofkosten speelden een rol
bij de verslechtering. In het algemeen wordt gevreesd dat
de luchtvaart een periode van zware concurrence tegemoet gaat. Tegen deze achtergrond lijkt een winstherstel
een zware opgave. Op de cijfers moest de koers in eerste
instantie ruim een gulden prijsgeven, maar toen bleek dat
men op Wall Street positiever tegen de cijfers aankeek
werd het verlies de volgende dag ruimschoots goedgemaakt met een winst van / 2,40. Overigens heeft de
Europese Commissie, die zich al geruime tijd buigt over de
deelname van KLM in Transavia, zich negatief uitgelaten
over de toenemende concentratie in de Europese luchtvaart en vooral de binnenlandse vluchten.
De nieuwe combinatie van ABN en AMRO krijgt de naam
ABN AMRO Bank. De besprekingen zijn al in een zo ver
gevorderd stadium dat verwacht wordt dat de fusie al in het
derde kwartaal haar beslag krijgt. De fusie komt tot stand
door middel van een op te richten holding, waarbij de
ruilverhouding van de aandelen ABN tegenover AMRO 2
op 1 is. Tegelijkertijd zal dit gepaard gaan met een emissie
van preferente aandelen ter waarde van / 1,3 miljard.
De Duitse chemische Industrie
Duitse chemie versterkt de jaren negentig in
ESB 30-5-1990
507
De Duitse beurs heeft sinds de politieke veranderingen
in het Oostblok en vooral die in Oost-Duitsland sterk in de
belangstelling gestaan en een goede performance laten
zien, hoewel de beleggers zich de laatste weken weer wat
terughoudender opstellen. De koersen van de Duitse chemiesector profiteerden sterk van de goede stemming nadat
zij, net als bij ons, vanaf medio 1989 een zwakke koersontwikkeling hadden laten zien.
De Duitse chemische Industrie neemt met BASF, Bayer
en Hoechst van oudsher een internationaal vooraanstaande positie in. Aan het begin van de jaren tachtig werd
niettemin een moeilijke periode doorgemaakt. De capaciteitsbezetting van de fabrieken was laag, het prijsniveau
voor veel bulkprodukten slecht en de rentelasten drukten
zwaar op de resultaten. In de loop van de jaren tachtig is
er echter veel veranderd en de drie chemiegiganten gaan
vanuit een sterke positie de jaren negentig in.
De Duitse chemische Industrie heeft ruimschoots geprofiteerd van de economische opleving, die zich in de jaren
tachtig wereldwijd heeft voltrokken. Sedert 1982 is de
omzet van de bedrijfstak met 40% gestegen tot DM 160
miljard, terwijl de produktie met 25% toenam. Binnen deze
totalen hebben zich belangrijke verschuivingen voorgedaan. Net als bij de Nederlandse chemie is de aandacht
het afgelopen decennium in hoge mate gericht op het
wijzigen van de produkt-mix van bulk-produkten, waarvan
de resultaten erg gevoelig voor cyclische ontwikkelingen
zijn, naar meer hoogwaardige specialiteiten. Dit ging soms
gepaard met capaciteitsreductie in de bulkchemie.
Een tweede belangrijke ontwikkeling die zich heeft voorgedaan is het versterken van de financiele positie. Het
eigen vermogen is fors toegenomen, hetgeen een belangrijke vergroting van het incasseringsvermogen betekent,
wanneer de winstmarges onder druk zouden komen of de
kapitaalmarktrente sterk stijgt. Daarnaast schept de belangrijk verbeterde balanspositie een aanzienlijke verruiming van de financieringscapaciteit.
Ook op milieugebied is er in de jaren tachtig bijzonder veel
gebeurd. Samen met de Nederlandse chemie staat de Duitse in dit opzicht aan de Internationale top. Jaarlijks zijn hier
vele miljarden mee gemoeid en inmiddels heeft 14% van de
kapitaaluitgaven betrekking op milieu-investeringen. Het
aandeel van de jaarlijkse kosten dat betrekking heeft op
milieu-uitgaven steeg van 2% in 1985 tot bijna 3% 1988. Voor
de Amerikaanse chemische industrie schommelt dit percentage nog tussen de 1% en 1,5%. In eerste instantie betekent
dit een concurrentienadeel voorde Duitsers. Anderzijds kan
worden geredeneerd dat de Duitse chemie desondanks
concurrerend is en een relatieve voorsprong heeft opgebouwd die zichtbaar wordt naarmate de college’s elders in
de wereld ook voor extra milieukosten komen te staan. c
Een voordeel dat de Duitse chemische industrie reeds nu
heeft is de sterk Internationale orientatie. De grote drie
realiseerden alleen al in 1988 in de Verenigde Staten een
omzet van $ 15,4 miljard, hetgeen een marktaandeel van 6%
vertegenwoordigt. Het gaat hier niet alleen om export naar
de VS. De Duitse bedrijven beschikken over een internationaal netwerk van produktievestigingen. Hierdoor wordt de
valutagevoeligheid beperkt, terwijl een dergelijk netwerk ook
de marketing en klantenservice ten goede komt.
De Duitse chemie is niet een van de sectoren waarvoor
belangrijke nieuwe omzetmogelijkheden ontstaan bij het verder opengaan van de EG-markt. Men is immers al sterk
internationaal georienteerd. Wel pleit de schaalgrootte in het
voordeel van de Duitsers. Daarnaast kan een verdere harmonisatie van de milieu-eisen de concurrentiepositie van de
Duitse chemie ten goede komen. De Duitse hereniging zal
pas op langere termijn gunstige gevolgen kunnen hebben
voor de Westduitse chemische industrie. Het moderniseren
van de Oostduitse bedrijven en vooral het inhalen van de
508
achterstand op milieugebied vergt zeer omvangrijke bedragen die pas op termijn hun resultaten kunnen afwerpen.
Het krachtige winstherstel uit de voorgaande jaren is
medio 1989 behoorlijk afgenomen en een verdere winststijging mag voor 1990 niet of nauwelijks worden verwacht. Het
eerste kwartaal leverde zelfs wat lagere uitkomsten op. In
termen van winst voor belasting moest Hoechst een daling
van 8,5% rapporteren. Bij BASF daalde de winst voor belasting met 6,6%, terwijl bij Bayer de winstdaling in het eerste
kwartaal beperkt bleef tot 3,1%. De druk op de kwartaalresultaten werd voor een belangrijk deel veroorzaakt door de
kracht van de Duitse mark, niet alleen ten opzichte van de
Amerikaanse dollar, maar ook versus andere valuta’s, niet in
de laatste plaats de yen. Daardoor daalt de in het buitenland
gegenereerde winst. De laatste maanden heeft de Duitse
mark weer aan kracht verloren, waardoor de vergelijkingsbasis gunstiger wordt. De periode van scherpe winststijgingen lijkt vooralsnog echter afgesloten voor de chemische
industrie. Het risico van een serieuze terugslag in de resultaten lijkt overigens ook niet groot, mede gezien de grote
binnenlandse vraag onder invloed van de hereniging van
Duitsland en de belastingverlagingen. Een overzicht van de
gang van zaken in 1989 bij de verschillende ondernemingen
wordt gegeven in de tabel.
BASF tweede chemieconcern ter wereld
Met een omzet van ruim DM 47 miljard is BASF na
DuPont het grootste chemieconcern ter wereld. Het concern heeft de laatste jaren een belangrijke groei van zowel
winst als omzet doorgemaakt. Daarbij wist het van bovengenoemde bedrijven de winstgroei in 1989 het best vast te
houden. BASF realiseert circa 2/3 van haar produktie in de
Bondsrepubliek. Van de omzet wordt echter 2/3 in het
buitenland gegenereerd.
Anders dan de andere Duitse chemiebedrijven is BASF
sterk vertegenwoordigd in de energiesector. Een aantal jaren
leverden deze activiteiten negatieve resultaten, maar door
een reductie van de raffinagecapaciteit zijn de resultaten
sterk verbeterd. Ook in de kunstmestsector hebben reorganisaties bijgedragen aan een aanmerkelijke groei in het
resultaat. Mede hierdoor wist BASF in tegenstelling tot haar
Duitse branchegenoten de winstgroei in 1989 in de dubbele
cijfers te houden. Voor het lopende jaar wordt een winst dicht
in de buurt van het winstniveau van vorig jaar verwacht.
De afgelopen maanden heeft de koers van BASF zich
omhooggewerkt tot dicht onder het eerdere hoogtepunt
van 1989 net onder DM 320, waarna weer enig terrein is
prijsgegeven tot DM 295. Daarmee is de waardering van
aandelen BASF relatief laag, ook ten opzichte van andere
Internationale chemieconcerns. De koers/winstverhouding
bedraagt 7 112 op basis van de voor 1990 verwachte winst.
Net als voor de Nederlandse chemiefondsen lijkt hier te
gelden dat de beurs wel erg behoudend aankijkt tegen de
vooruitzichten, die bij de verwachte aanhoudende economische groei zeker niet slecht zijn.
Kerncijfers Duitse chemische industrie
BASF
Omzet (DM mrd.)
Bruto winst (DM mrd.)
Stijging t.o.v. 1988(%)
Winst per aandeel (DM)
Koers (DM)
Koers/winst
Bayer
Hoechst
47,6
4,4
17,7
43,3
4,1
8,7
37
297
8,0
45,9
4,1
1,5
38
284
7,3
38
292
7,3