Europese conjunctuur en werkloosheid in 1997 en 1998
Aute ur(s ):
De Nederlandsche Bank
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4122, pagina 747, 1 oktober 1997 (datum)
Rubrie k :
Monitor
Tre fw oord(e n):
conjunctuurindicator
De DNB-conjunctuurindicator die circa vijf maanden vooruitblikt, duidt voor Nederland op een continuering van de voorspoedige
economische ontwikkeling voor de rest van het jaar (figuur 1). In de onlangs verschenen MEV 1998 toont het CPB zich ook voor
volgend jaar optimistisch met een groeiversnelling van het Nederlandse bbp-volume tot 3,8% . Deze versnelling komt volgens het CPB
volledig op het conto van de krachtige uitvoertoename, terwijl de binnenlandse bestedingen na de uitbundige ontwikkeling van met
name de consumptieve uitgaven in de afgelopen periode zullen afzwakken.
Figuur 1. De DNB-conjunctuurindicator (t/m december 1997) en de realisatie (t/m juni 1997)
De recentelijk door de Nederlandsche Bank uitgebrachte voorspellingen voor de Europese economie in 1997 en 1998 – gebaseerd op het
macro-economische meerlanden- model EUROMON voor acht EU-landen – laten eveneens een aanhoudende groei van de Nederlandse
economie zien, zij het op een iets lager niveau van 3,4% in 1998 1. Gemiddeld neemt de economische groei in de beschouwde acht EUlanden, die tezamen in belangrijke mate representatief zijn voor de EU in haar geheel, toe van 1,6% in 1996 via 2,2% in 1997 tot 2,6% in
1998 (tabel 1). Dit betekent voor Nederland dat in de periode 1996-1998 jaarlijks ruimschoots het hoogste groeipercentage van de acht
EU-landen wordt gehaald. Wel neemt de voorsprong af als gevolg van de aantrekkende conjunctuur in de overige landen.
Tabel 1. Bbp-volumegroei in de EU volgens EUROMON
DU
1996
1997
1998
FR
IT
VK
SP
DK
BE
NL
EU
in procenten
-8
1,4 1,5 0,7
2,3 2,2 2,7
1,5 3,3
1,6
2,2 2,1 0,8
3,0 2,6 2,9
2,3 3,4
2,2
2,8 2,7 1,8
2,5 2,8 2,8
2,7 3,4
2,6
Een nadere beschouwing van de EUROMON-voorspellingen laat zien dat het beloop van de economische groei in Duitsland, Frankrijk en
België in grote lijnen overeenkomt met het globale beeld. In deze landen versnelt de reële bbp-groei gedragen door de exportsector van
circa 1,5% in 1996 tot net boven de 2% dit jaar en een kleine 3% in 1998. In Denemarken, dat net als Nederland regelmatig wordt
aangehaald als voorbeeld van goed economische beleid voor de grote Europese landen, stabiliseert de economische groei zich. In Italië
blijft de economische groei dit en volgend jaar aanzienlijk achter bij het EU-gemiddelde door een zwak exportbeloop en de matigende
invloed van de budgettaire consolidatie op de binnenlandse vraag.
De grootste uitzondering op het globale beeld vormt het Verenigd Koninkrijk. De economische groei trekt in eerste instantie aan van
2,3% in 1996 tot 3,0% dit jaar om vervolgens met 2,5% in 1998 af te zwakken tot beneden het EU-gemiddelde. Enerzijds komt de uitvoer
onder invloed van de forse appreciatie van het Britse pond onder druk te staan en anderzijds remmen de recente renteverhogingen de
groei van de binnenlandse bestedingen af. In 1997 wordt de economische groei bovendien opwaarts vertekend doordat incidentele
vermogenswinsten van de gezinnen ter grootte van Pnd. 30 mrd (bijna 4% bbp) de particuliere consumptie aanslingeren.
Onder invloed van de economische opleving zal het werkloosheidsniveau in Europa (als percentage van de beroepsbevolking) dit jaar
niet verder oplopen en net als vorig jaar uitkomen op een niveau van 11,4% (tabel 2). In Duitsland, Frankrijk en Italië is de
werkgelegenheidsontwikkeling in 1997 echter nog ontoereikend om de aanwas van het arbeidsaanbod te absorberen. Het gebruikelijke
beeld is dat bij een opgaande conjunctuur in eerste instantie het beschikbare personeel zo efficiënt mogelijk benut zal worden om aan de
toenemende vraag te voldoen, maar dat daarna ook nieuwe mensen worden aangenomen. In lijn hiermee voorziet EUROMON dat
volgend jaar het gemiddelde werkloosheidspercentage in de genoemde EU-landen circa een half procent van de beroepsbevolking lager
uitkomt.
Tabel 2. Werkloosheid volgens EUROMON
DU
FR
IT
VK
SP
DK
1996
1997
1998
in procenten beroepsbevolking
BE
NL
EU-8
10,4 12,4 12,1 7,5 22,2 8,8
12,9 6,6
11,4
11,3 12,6 12,5 5,9 21,2 7,8
12,8 5,6
11,4
10,7 12,2 12,4 5,2 20,3 7,0
12,2 5,0
10,9
De daling vindt echter plaats vanaf een hoog niveau en is in de meeste landen voornamelijk conjunctureel en dus slechts van tijdelijke
aard, met uitzondering van landen als het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Nederland en bijvoorbeeld ook Ierland, die er wel in zijn
geslaagd de structurele werkloosheid in de afgelopen jaren terug te dringen. Om het niveau van de werkloosheid blijvend te verlagen
dienen in diverse landen structurele maatregelen te worden genomen om de arbeidsmarkt te flexibiliseren
1 A.C.J. Stokman, G.J. de Bondt en H.M.M. Peeters, De Europese economie in 1997 en 1998: een voorspelling met EUROMON, De
Nederlandsche Bank, Kwartaalbericht, september 1997, blz. 27-46.
Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)