Het zijn bijzondere tijden. De inkt van het pensioenakkoord was nog niet droog of het gesteggel tussen akkoord-sluitende partijen ving aan over de uitwerking. Dat was te voorzien.
Men heeft daarom ook een hele kerstboom opgetuigd om de uitwerking ter hand te nemen, met als piek het zogenaamde escalatieniveau waar knopen zullen moeten worden doorgehakt als werkgroepen, commissies, voorbereidingscommissie en de stuurgroep er niet uitkomen.
Als je je oor te luisteren legt, spreken collega’s van een lege verzameling: om alle voorwaarden in één contract te willen vastleggen is onmogelijk.
Andere collega’s spreken van uitroken: een vooropgezet doel om vanuit het huidige Financieel Toetsingskader, al dan niet via een alternatief collectief contract, uit te komen op een variant van de verbeterde premieregeling.
Een harde noot die gekraakt moet worden, is wat nou eigenlijk belangrijker is: de doelstellingen of de piketpalen in het akkoord. Is er ruimte om de gestelde doelen voor het nieuwe contract dat de Sociaal-Economische Raad (SER) voorstelt op een net iets andere manier te halen? Uiteindelijk zal de discussie niet worden beslecht in de stuurgroep maar op het escalatieniveau: minister en voorzitters van sociale partners.
Wat niet voorzien was, waren de recente ontwikkelingen. Die zijn zo bijzonder dat je in enkele weken van je geloof kunt vallen en dat zelfs de beste jongens en meisjes van de klas in verlegenheid worden gebracht. Ik heb het natuurlijk over de rente.
De rente is idioter gedaald dan tot voor kort voor mogelijk werd gehouden. De vraag is inmiddels gerechtvaardigd of het uitgangspunt van de rentetermijnstructuur nog steeds kan worden gehuldigd. Zelfs de meest verstokte aanhangers van een risicovrije rente, in een overigens door iedereen erkend, niet meer bestaand model van zekerheid, zullen zich toch achter de oren moeten krabben of ze de consequenties ook zo hebben bedoeld.
Inmiddels, mede met de door de parametercommissie vastgestelde nieuwe grenzen, én de fors verder gedaald rente, zitten vrijwel alle fondsen in hetzelfde schuitje waar niemand ze in verwacht had. Is het niet vanwege een kortingsdreiging, dan is het wel de dramatisch gedaalde premiedekkingsgraad die noopt tot rigoureuze maatregelen.
Pleit ik dan voor nooit korten? U kent mij beter. Maar déze situatie vergt nadere overweging.
Dat de rente langer laag blijft, geloof ik direct. Maar dat we met een negatief rendement moeten rekenen, snap ik niet. Als je het pensioen in Nederland voor een belangrijk deel stoelt op kapitaaldekking, dan ga je toch uit van een bepaald te halen rendement, hoe bescheiden ook, en niet van veertig jaar negatief. Het is gek om dan tegen een deelnemer te zeggen: u legt 100 euro in om over veertig jaar 98 euro te ontvangen – terwijl er, zeker gemiddeld, wel degelijk rendement kan worden bijgeschreven.
De vraag is dan gerechtvaardigd of wij wel door moeten gaan met een (deels) op kapitaaldekking gebaseerd stelsel. Ik pleit niet voor opheffing daarvan, integendeel. De kracht van ons stelsel zit ’m juist in de combinatie van een op omslagbasis én kapitaaldekking gebaseerd pensioen.
Maar ook als je voor een minder rigoureuze oplossing kiest: de route naar de verbeterde premieregeling lost niet alle zaken op. Ook in dat systeem heb je de rente nodig om te bepalen tegen welke prijs een opgebouwd kapitaal wordt omgezet in een uitkering.
Zelf zou ik het jammer vinden als we het door de SER voorgestelde contract met de uitgebreidere risicodeling overboord gooien, alleen omdat de marktrente nu zo idioot laag is. Bovendien zal het schragen van de verplichtstelling, een wens die alle partijen zeggen te hebben, zonder dit contract niet eenvoudig blijken te zijn. Zeker niet als transparantie en duidelijkheid voor de deelnemer tot de doelstellingen horen.
Moeten we eigenlijk toch niet gewoon een fundamentele discussie hebben over de vraag of de risicovrije rente werkelijk de enige maatstaf is waarmee in een collectief pensioencontract een evenwichtige risicodeling tussen ouderen en jongeren kan worden bereikt?
Zouden we niet eens uit de steeds dieper wordende loopgraven moeten kruipen, de dogma’s terzijde moeten schuiven en erkennen dat de bijzondere situatie een serieus overleg vergt, zonder gezichtsverlies van wie dan ook, of dat de huidige systematiek niet voor een andere zou moeten worden ingeruild?
Auteur
Categorieën