Ga direct naar de content

Ceteris paribus

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 12 2015

.

ESB Ceteris paribus
476Jaargang 100 (4715) 13 augustus 2015
Ceteris paribus
Albert Menkveld
Albert Menkveld is hoogleraar Finance aan de Vrije
Universiteit Amsterdam en research fellow aan het Tin –
bergen Instituut.
Waar werkt u op dit moment aan?
Ik onderzoek of high frequency traders (HFT’s) de transac-
tiekosten van grote institutionele beleggers, zoals grote pensioenuitvoer –
ders, beïnvloeden, en indien dit het geval is, in welke richting. HFT’s zijn
geautomatiseerde handelssystemen die kunnen reageren op allerlei
signalen en sinds het begin van de eeuw niet meer weg te denken zijn
van de financiële markten. Van belang is de vraag of de HFT’s ‘mee –
winds’ met de institutionele beleggers handelen (zodat beide tegelij –
kertijd kopen of verkopen) of niet. Bij meewinds handelen wordt de
prijsdruk voor de door de institutionele belegger verhandelde effecten
groter, wat de uitvoeringskosten opdrijft. Bij ‘tegenwinds’ handelen
zijn deze kosten juist lager. We baseren ons onderzoek op gegevens
van de Zweedse markt betreffende de top tien HFT’s en vier grote
institutionele beleggers.
Wat zijn uw bevindingen?
Door de automatiseringsslag , en met name de opkomst van HFT’s,
lijkt de kwaliteit van de markt te zijn gestegen. Zo is het verschil
tussen de bied- en laatprijs in de markt aanzienlijk geslonken. Dit is
gunstig voor de belegger. Denk maar aan het wisselen van vreemde
valuta voor een vakantie. We hebben het liefst dat bied- en laatkoers
aan elkaar gelijk zijn. Voor de kleine belegger is het terugbrengen van
verschillen tussen bied- en laatprijzen gunstig. De grote beleggers
kunnen hun order echter niet in één transactie op de markt
zetten, maar brengen de order (meestal binnen een dag ) in een groot
aantal kleinere orders naar de markt. Uit ons onderzoek blijkt dat in de
eerste uren van dit proces HFT’s tegenwinds handelen, ze treden als
het ware op als een intermediair voor de grote beleggers door te kopen
op het moment dat de grote belegger verkoopt. Dit is gunstig voor de
institutionele belegger. Het blijkt echter dat als het uitvoeren van
de totale order door de grote belegger lang duurt, HFT’s meewinds
gaan handelen. Dit drijft een wig tussen de gemiddelde en de initiële handelsprijs en vergroot zo de transactiekosten van de
institutionele belegger. De grote belegger profiteert
dus van HFT’s bij kortlopende orders, maar heeft er
last van bij langlopende orders.
Welke lessen kan de beleidsmaker trekken uit uw
onderzoek?
Laten we vooropstellen dat de institutionele beleggers ook een
moderniseringsslag gedaan hebben. Het blijkt echter dat ze hierin nog
stappen kunnen maken. Institutionele beleggers zouden kunnen
zoeken naar een marktstructuur die ze gunstiger uitkomt, hiervoor
is voldoende creativiteit te vinden op de markt. Daarnaast zouden
dark pools soelaas kunnen bieden. In een dark pool worden grote
orders verhandeld zonder dat dit de prijs beïnvloedt, omdat de bied- en
laatkoersen niet zichtbaar zijn. Deze methodiek is echter niet zonder
bezwaren, omdat deze orders feitelijk niet bijdragen aan prijsvorming.
HET WOORD AAN…
UIT DE OUDE ESB-DOOS
VALSEMUNTERIJ ?
In de periode na de tweede wereldoorlog lijken
zich in guldenswaarden geen vervalsingsaffaires
van macro-economisch belangrijke omvang in
Nederland te hebben voorgedaan. In de pe –
riode waarvoor cijfermateriaal beschikbaar is
beloopt het in een jaar achterhaalde valse geld
nooit meer dan 0,02% van de chartale geldhoeveelheid. Het is zeer
onwaarschijnlijk dat in de daaraan voorafgaande periode waarin
zich geen omvangrijke vervalsingsaffaires hebben voorgedaan, dit
wel het geval is geweest. Zo van valsemunterij de afgelopen vijfen –
twintig jaren in Nederland enige macro-economische invloed is uit –
gegaan, is dit indirect via vertrouwenseffecten gebeurd. Zoals eerder
opgemerkt leiden deze in eerste instantie tot veranderingen in de
samenstelling van de chartale geldcirculatie en slechts in het uiterste
geval tot een vlucht uit het chartale geld.
Boeschoten, W.C. en P.D. van Loo (1984) Valsemunterij. ESB, 69(3486), 1196-1202.

Auteur