Ga direct naar de content

Input / output

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 9 2014

.

ESB Input / output

Input //output
Heronderhandelingen

van zulke informatieasymmetrie blijkt het optimaal om heronderhandelingsmogelijkheden te
hebben. Dit voorkomt dat geldgevers meer geld
toezeggen dan noodzakelijk is. Heronderhandelingen hoeven echter niet gedurende de gehele
looptijd van de financiële steun plaats te vinden
omdat de geldgevers gedurende het proces ontdekken wat het optimale niveau van hervormingen is. De introductie van marktdiscipline voor
probleemlanden kan het bereiken van het optimale niveau van hervormingen versnellen.

Tijdens de schuldencrisis in Europa moesten
verschillende landen die in financiële problemen
waren geraakt, zoals Griekenland en Portugal,
worden gered. De geldbedragen voor deze reddingen kwamen op voorwaarde van hervormingen in de noodlijdende landen. Bijlsma
en Zwart onderzoeken aan de hand van een
principaal-agent-model hoe de mogelijkheid
tot heronderhandelingen het reddingsbeleid
beïnvloedt. Geldverstrekkers weten vaak niet
hoeveel hervormingen het probleemland nodig
heeft om weer financieel gezond te raken, maar
de probleemlanden zelf wel. In de aanwezigheid

Bijlsma, M. en G. Zwart (2013) Optimal bail-out policies
under renegotiation. CPB Discussion Paper, 261.

Beloningsregeling

Procyclisch

Werkloosheidsuitkering

Hilken, K., S. Rosenkranz, K. de Jaegher en M. Jegers (2013)

Romp, W.E. (2013) Procyclicality of pen-

Berg, J. van den, en B. van der Klaauw (2013) Structural em-

Reference points, performance and ability: a real effort ex-

sion fund regulation and behaviour. Net-

pirical evaluation of job search monitoring. IZA Discussion

periment on framed incentive schemes. Tjalling C. Koopmans

spar Discussion Paper, 068.

Paper, 7740.

Wat maakt het ontwerp en de framing van een
prestatiebeloningsregeling uit voor de prestaties
van werknemers? Hilken et al. onderzoeken deze
vraag aan de hand van een laboratoriumexperiment.
Uit de resultaten volgt dat een beloningsstructuur
met alleen bonussen bovenop een basissalaris de
inspanningen en prestaties van mensen het meest
verhoogt. Wanneer aan het beloningsmechanisme
boetes worden toegevoegd, daalt het inspannings­
niveau van werknemers. Boetes hebben namelijk
een positief effect op de geleverde inspanning totdat het niveau van output is bereikt waarop geen
boete meer wordt ontvangen, waarna de geleverde
inspanning sterk daalt. Verder blijkt dat de inspanning van mensen en hun vaardigheden complementair zijn bij het presteren, zodat de relatieve opbrengsten van een prestatiebeloningsregeling hoger
zijn naarmate iemand meer vaardigheden heeft om
een bepaalde taak uit te voeren.

Het herstellen van het vermogen
van pensioenfondsen tijdens een
recessie door middel van een hogere pensioenpremie vergroot
de door de recessie veroorzaakte
schokken op de arbeidsmarkt.
Wanneer fondsen hun dekkingsgraad herstellen door middel van
het stoppen van indexatie of het
verlagen van de uitkering is dit versterkende effect niet aanwezig. Dit
concludeert Romp aan de hand van
theoretisch onderzoek. De omvang
van het effect hangt af van de mate
waarin een bevolking vergrijsd
is, het aandeel vermogen van het
pensioenfonds dat binnenlands
geïnvesteerd is en de onderhandelingsmacht van werknemers.

Een verlaging van de werkloosheidsuitkering, in
plaats van een monitoringssysteem waarbij wordt
bijgehouden of de werklozen aan bepaalde voorwaarden voor een uitkering voldoen, zoals sollicitatieplicht, kan optimaal zijn. Monitoring veroorzaakt negatieve effecten op de lange termijn doordat
het focust op formele werkzoekmethodes en zo een
substitutie veroorzaakt van informele naar formele
baanzoekmethodes. Dit zorgt ervoor dat mensen
sneller bij een baan terecht komen die minder goed
bij hen past of minder betaald is. Deze effecten komen minder voor bij een verlaagde uitkering, en
daarnaast zijn de administratieve kosten lager. Dit
blijkt uit empirisch onderzoek door Van den Berg
en Van der Klaauw met gegevens over werklozen
in de periode 1998–2004. Zij concluderen verder
dat werklozen gemiddeld een zestien procent lagere
uitkering accepteren om een monitoringssysteem te
kunnen voorkomen.

Research Institute Discussion Paper, 015.

Regioverschillen

De Nederlandse economie is in de periode 2008–2012
gemiddeld met 0,7 procent per jaar gekrompen. Regionale verschillen zijn echter groot. Zo nam in deze periode
het bruto product in Drente af met zo’n 1,1 procent per
jaar, terwijl het bbp in Noord-Brabant maar 0,4 procent

4

1,1%
Krimp bbp in Drente per
jaar over 2008–2012

per jaar kromp. De krimp van het bbp per hoofd van de
bevolking over de hele periode 2008–2012 was met 6
procent het grootst in Flevoland, en met 1,5 procent het
kleinst in Zeeland.
CBS (2013) De regionale economie 2012. Den Haag/Heerlen: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Jaargang 99 (4676) 10 januari 2014

Input / output ESB

Samenwerking

Relatieve prestatiebeloning leidt tot een significant
lagere bereidheid van mensen om samen te werken
met collega’s, zelfs wanneer de onderlinge competitie de uiteindelijke individuele beloning niet
beïnvloedt. Dit concluderen Buser en Dreber aan
de hand van een gecontroleerd experiment via internet met zeventienhonderd mensen. Deelnemers
moesten eerst een eenvoudige taak uitvoeren, waarbij de beloningsvorm varieerde tussen verschillende
groepen, bijvoorbeeld een stukloon of een prestatiebeloning waarbij alleen de best presterende van
de groep een beloning ontving. Vervolgens werd
door middel van een public goods game gemeten in
welke mate de deelnemers bereid waren samen te
werken. De bereidheid tot samenwerking neemt af
bij concurrentie tussen deelnemers, ongeacht het al
dan niet winnen van de beloning. Hiermee neemt
ook het gerealiseerde maatschappelijke surplus af.
Het effect is sterker voor mannen dan voor vrouwen.

Vergrijzing

Bankrisico

Hollanders, D.A. en F. Koster (2013)

Horváth, B.L. (2013) The impact of taxation on bank leverage

Aging and the politics of the welfare

and asset risk. CentER Discussion Paper, 076.

Een vergrijzende bevolking leidt
niet tot significant hogere publieke
uitgaven aan pensioensvoorzieningen. Theoretische modellen
suggereren dat ouderen, doordat
hun aandeel van de bevolking groter wordt, meer politieke invloed
zouden krijgen en zo meer geld
voor zich zouden kunnen opeisen.
Hollanders en Koster vinden aan
de hand van gegevens over dertig
landen over de periode 1980–2010
geen empirisch bewijs voor deze
hypothese. Wel blijkt uit de resultaten dat naarmate meer mensen lid
zijn van vakbonden de pensioenuitgaven hoger liggen.

Een hogere winstbelasting leidt ertoe dat banken
zich meer gaan financieren met schuld ten opzichte
van eigen vermogen, ofwel de hefboom. Deze toename van schuldfinanciering leidt er echter ook
toe dat banken hun portfoliorisico door regulering
moeten beperken. Een hoger solvabiliteitsrisico
moet namelijk gecompenseerd worden met een lager portfoliorisico. Horváth schat de omvang van
deze twee effecten met gegevens over 17.003 banken uit 71 landen over de periode 1997–2011. Hij
concludeert dat een toename van de winstbelasting
met tien procent gemiddeld samengaat met een stijging van de hefboom met 0,8 tot 1,4 procent, maar
een afname van de risicovolle bezittingen ten opzichte van de totale bezittingen met twee tot zeven
procent. Het netto-effect op het totale bankrisico is
derhalve niet eenduidig.

state. Netspar Discussion Paper, 065.
Buser, T. en A. Dreber (2013) The flipside of comparative pay-

Patentcitaten

ment schemes. Tinbergen Institute Discussion Paper, 190.

Loonverschillen

Allen et al. onderzoeken empirisch mogelijke oorzaken van het verschil in salaris tussen mensen met een
gelijke opleiding, zoals dat in eerder onderzoek is gevonden. De onderzoekers identificeren twee mogelijke verklaringen voor de loonverschillen. De eerste
is dat er ook binnen één opleiding verschillen zijn
tussen de vaardigheden en kennis van mensen, die
zichtbaar worden in het salaris. De andere verklaring
is dat lonen niet alleen gebaseerd zijn op de productiviteit van werknemers, maar ook bepaald worden
door instituties zoals vakbonden en cao’s. Hierdoor
ontvangen werknemers die hogeropgeleid en dus
productiever zijn toch een salaris dat gelijk is aan dat
van lageropgeleide collega’s, en ontstaat een loonverschil met mensen van dezelfde opleiding die ander
werk hebben. Uit gegevens van hogeropgeleiden uit
twintig Europese landen concluderen de auteurs dat
heterogeniteit van vaardigheden het beste de loonverschillen in de private sector verklaart, maar de rol
van instituties de verschillen in de publieke sector.

Kredietrisico

Wanneer ondernemingen negatief in de media komen door
wanprestaties op het gebied van
maatschappelijk verantwoord ondernemen, bijvoorbeeld door een
olieramp, neemt hun kredietrisico
significant toe. Kredietrisico wordt
gemeten door de prijs voor credit
default swaps, ofwel verzekeringen
tegen faillissementen. Dit concluderen Kölbel en Busch aan de hand
van empirisch onderzoek met gegevens over 413 internationale bedrijven over de periode 2007–2012.
Er wordt geen significant verschil
gevonden in de reactie in de Verenigde Staten of Europa.
Kölbel, J.F. en T. Busch (2013) The effect of bad news on credit risk: a media

Noailly en Shestalova onderzoeken empirisch of
kennis uit duurzame energiesectoren ook in andere
sectoren en bedrijven wordt toegepast. Zij doen dit
door citatiegegevens van patenten over duurzame
energie uit zeventien Europese landen over de periode 1978–2006 te bestuderen. Patentcitaten laten
namelijk zien waar de kennis zoals beschreven in
het patent ook daadwerkelijk wordt toegepast. Uit
de resultaten blijkt dat technologieën voor windenergie voornamelijk in de eigen sector worden gebruikt, maar kennis over zonne-energie en de opslag
van energie ook veel in andere sectoren dan de energiesector wordt toegepast. Opvallend is verder dat
kennis over energiewinning uit afval en biomassa
ook veel wordt gebruikt bij energieopwekking met
fossiele brandstoffen.

based view of the pricing of corporate
Allen, J., L. Badillo-Amador en R. van der Velden (2013) Wage

social responsibility. DSF Policy Paper,

Noailly, J. en V. Shestalova (2013) Knowledge spillovers from

effects of job-worker mismatches: heterogeneous skills or

040.

renewable energy technologies. Lessons from patent citati-

institutional effects? GSBE Research Memorandum, 071.

Internetverbinding

In 2013 had 79 procent van alle huishoudens in de Europese Unie toegang tot internet. Het percentage internetaansluitingen varieerde van 95 procent in Nederland en
94 procent in Luxemburg tot 54 procent in Bulgarije, 56
procent in Griekenland en 58 procent in Roemenië. 41 proJaargang 99 (4676) 10 januari 2014

ons. CPB Discussion Paper, 262.

79%

Aandeel huishoudens EU
met internetverbinding

cent van de huishoudens in de EU communiceerde met
de overheid via internet. Hiervoor is online belastingaangifte doen de belangrijkste reden.
Eurostat (2013) Internet access and use in 2013. Eurostat Newsrelease, 18 december.

5

Auteur