Ga direct naar de content

Input/ output

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 21 2013

.

100 Jaargang 98 (4654) 22 februari 2013
ESB Input / output
Vakbondsleden
In de periode 1955–2011 is het percentage van de beroepsbevolking
dat zich heeft aangesloten bij een vakbond afgenomen
van 37 tot 20 procent. Deze neerwaartse trend is stabiel,
met als uitzondering de jaren tachtig en negentig. In de periode
1979–1987 nam het lidmaatschap bij vakbonden af met
liefst twaalf procentpunt. De tien jaren daarop steeg het lidmaatschap
echter weer met vier procentpunt. Dit blijkt uit
cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2013) Sociaaleconomische trends, 4e kwartaal 2012. Den Haag: Centraal
Bureau voor de Statistiek.
Bankunie
De Europese bankunie is beter voor Nederland
dan het huidige nationale systeem. Dit concluderen
Schoenmaker en Siegmann op basis van een
kosten-batenanalyse. Hiertoe maken zij gebruik
van data over de 25 grootste banken van Europa
in 2011. In een bankunie worden banken vaker
gered. Dit komt doordat een bankunie niet alleen
de binnenlandse baten van een reddingsoperatie
in overweging neemt, maar ook de baten voor de
rest van de bankunie. In de meest efficiënte situatie
worden ook de baten voor de rest van de wereld
meegenomen. De Europese bankunie is een stap in
deze richting: er worden 63 procent minder inefficiënte
beslissingen gemaakt dan in het nationale
systeem. Nederland heeft relatief veel internationale
banken, waardoor de baten van de bankunie
voor Nederland aanzienlijk zijn: 54,4 miljard
euro. De kosten van de bankunie zijn voor Nederland
minder hoog, omdat de bijdrage van een land
in de bankunie niet wordt berekend op basis van
het profijtbeginsel.
Schoenmaker, D. en A. Siegmann (2013) Efficiency gains of a
European banking union. Tinbergen Institute Discussion Paper,
026 en Duisenberg school of finance Discussion Paper, 051.
Beroepen
Het afgelopen decennium zijn in
Nederland en Engeland banen
voor gemiddeld-opgeleiden verdwenen
ten gunste van banen voor
laag- en hoogopgeleiden. Zowel
technologische vooruitgang als het
uitbesteden van werk naar het buitenland
(offshoring) heeft bijgedragen
aan deze ontwikkeling. Deze
conclusie volgt uit data over Britse
banen in de periode 1997–2006 en
uit data over Nederlandse banen in
de periode 1996–2005. Uit de Britse
data blijkt ook dat het inhoudelijke
takenpakket van bestaande beroepen
het afgelopen decennium
is veranderd door technologische
vooruitgang.
Akcomak, S., S. Kok en H. Rojas-Romagosa
(2013) The effects of technology
and offshoring on changes in employment
and task-content of occupations.
CPB Discussion Paper, 233.
Input // output
Transport
Mallidis et al. vergelijken verschillende transportnetwerken
op het gebied van kostenefficiëntie
en CO2-uitstoot. Hiertoe ontwerpen zij
een theoretisch model, waarbij het transportnetwerk
bestaat uit een of twee distributiecentra
en ook het gekozen vervoersmiddel endogeen
is. Om de parameters van het model in te
vullen, gebruiken de auteurs gegevens over een
retailbedrijf
dat actief is in Griekenland, in combinatie
met schattingen van de kosten en CO2-
uitstoot bij vervoer over de weg en bij vervoer
per trein. In deze setting blijkt een distributiecentrum
in combinatie met vervoer over de weg
optimaal voor bedrijven die alleen lage kosten
voor ogen hebben. De meest milieuvriendelijke
optie voor het bedrijf blijkt twee distributiecentra
te zijn, waarbij goederen per trein worden
getransporteerd. Opvallend is dat deze optie
bijna 50 procent minder CO2-uitstoot oplevert
dan de goedkoopste optie, terwijl de kosten
maar 2,9 procent hoger zijn.
Mallidis, I., R. Dekker en D. Vlachos (2013) Tactical/operational
decision making for designing green logistics
networks. Econometric Institute Report, 001.
Beleggingsmenu
Een aanvullend pensioen kan worden opgebouwd
bij een gemeenschappelijk investeringsfonds. Dit
fonds presenteert dan aan de pensioenspaarder
een menu van beleggingsmogelijkheden, waaruit
de spaarder mag kiezen. Pool et al. concluderen
uit hun empirische onderzoek naar Amerikaanse
gemeenschappelijke fondsen in de periode 1998–
2009 dat zij een voor de klant suboptimaal menu
presenteren. Fondsen presenteren namelijk te veel
aan henzelf verwante effecten in het menu. Verwante
effecten met laag rendement blijken minder snel
uit het menu gehaald te worden dan vergelijkbare
onverwante effecten. Ook worden verwante effecten
sneller toegevoegd aan het menu. Dit alles blijkt
het rendement voor de spaarder met meer dan drie
procentpunt op jaarbasis te reduceren. Rationele
spaarders zouden hier weinig last van hebben, omdat
zij hun beleggingsgeld verplaatsen als hun keuze
slecht uitpakt. Maar uit de data blijkt dat dit in de
praktijk nauwelijks gebeurt.
Pool, V., C. Sialm en I. Stefanescu (2013) It pays to set the
menu: mutual fund investment options in 401(k) plans. NETSPAR
Discussion Paper, 002.
17 procentpunt
2e kwartaal 2012
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
Jaargang 98 (4654) 22 februari 2013 101
Input / output ESB
Woningbouw
Het aantal verleende bouwvergunningen voor nieuwe
woningen in Nederland lag in het derde kwartaal van 2012
46,9 procent lager dan in 2005. De totale oppervlakte aan
goedgekeurde nieuwe woonruimte is sinds 2005 zelfs afgenomen
met 54,4 procent. Deze cijfers, afkomstig uit de
database van Eurostat, tonen dat niet alleen het aantal
woningen in aanbouw fors is gedaald sinds 2005 maar ook
de grootte van deze te bouwen woningen is afgenomen.
Eurostat (2013) Building permits. Statistieken op ec.europa/eu/
eurostat, 12 februari.
Werkzekerheid
Beleid dat gericht is op het verlagen van het niveau
van de werkloosheid blijkt niet systematisch gerelateerd
aan de volatiliteit van de werkloosheid op de
lange termijn. Dit concluderen De Serres en Murtin
op basis van hun econometrische onderzoek naar 24
OESO-landen in de periode 1985–2007. De volatiliteit
van de langetermijnwerkloosheid blijkt lager als
werklozen korter uitkeringsgerechtigd zijn en als de
regulatie op de product- of arbeidsmarkten minder
strikt is. Een lager niveau van de werkloosheid kan
worden bereikt door een lager uitkeringsniveau,
actief
arbeidsmarktbeleid en een lagere belasting op
arbeid. Uit dit onderzoek volgt dat liberalisering van
de arbeidsmarkt de werkzekerheid bevordert.
Serres, A. de en F. Murtin (2013) Do policies that reduce
unemployment raise its volatility? Evidence from OECD
countries. OECD Economics Department Working Paper, 1020.
Kansen
De kansenongelijkheid in het onderwijs tussen
kinderen uit arme en rijke gezinnen kent twee
oorzaken. Ten eerste kunnen arme leerlingen vaak
minder goed leren dan rijke leerlingen. Daarnaast
maken arme gezinnen andere opleidingskeuzes,
gegeven de leercapaciteiten van de leerling. Rijke
ouders kunnen zich bijvoorbeeld een duurdere
opleiding veroorloven en stimuleren hun kinderen
meer om ambitieus te zijn in hun opleidingskeuze.
Büchner et al. concluderen aan de hand van data
over de periode 1977–2004 dat tussen de 32 en 55
procent van de kansenongelijkheid in het Nederlandse
onderwijs niet komt door verschillen in leercapaciteiten,
maar door keuzes. Hervormingen ten
spijt, is dit aandeel gedurende de steekproef vrijwel
gelijk gebleven.
Büchner, C., R. van der Velden en M. Wolbers (2013) Social
background’s effect on educational attainment: does method
matter? ROA Research Memorandum, 001.
Financiering
Het optimale financieringssysteem
van pensioenen van werknemers
in de publieke sector hangt af van
de huidige staat van de economie.
Uit het theoretische model
van Meijdam en Ponds blijkt dat
een pay-as-you-go-systeem (PAYG)
vaker optimaal is na slechte economische
tijden. Een opvallender
resultaat is dat een PAYG-systeem
ook vaker optimaal is naarmate de
maatschappij meer waarde hecht
aan een gelijke verdeling van welvaart
tussen de generaties.
Meijdam, L. en E.H.M. Ponds (2013) Optimal
degree of funding of public sector
pension plans. NETSPAR Discussion Paper,
003.
Energie
In de periode 1988–1999 is de productiviteit
in de energiesector gestegen
met 1,8 procent per jaar. Dit
is een significant verschil met de
periode 1999–2006, toen de stijging
liefst 6,7 procent per jaar was. Tussen
2006 en 2011 nam de productiviteit
juist af, met 3,1 procent op
jaarbasis. Tijdens de periode 1999–
2006 was er sprake van liberalisering
in de
energiesector,
maar het
econome-
trische
model
van Dumaij et al. kan niet onomstotelijk
bewijzen dat dit de oorzaak
van de grote productiviteitsstijging
was.
Dumaij, A.C.M., A.A.S. van Heezik en
F.A. Felsö (2012) Productiviteitstrends in
de energiesector. Een empirisch onderzoek
naar het effect van regulering op de productiviteitsontwikkeling
tussen 1988 en 2011.
Delft: IPSE Studies.
Motivatiequotiënt
Borghans et al. ontwerpen een theoretisch model
om het gedrag van deelnemers aan een IQ-test te
analyseren. Het onderzoek toont aan dat de score
bij een IQ-test niet alleen afhangt van intelligentie,
maar ook van tijdinvestering en individuele motivatie.
Hierbij kan onderscheid worden gemaakt
tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie. Wat de
precieze invloed is van de twee soorten motivatie,
onderzoeken de auteurs door middel van een laboratoriumexperiment.
Extrinsieke motivatie door
middel van een monetaire beloning blijkt ervoor
te zorgen dat mensen meer tijd besteden aan vragen,
wat de testresultaten positief beïnvloedt. Ook
intrinsieke motivatie bevordert de uitslag van de
IQ-test. Opvallend is dat intrinsieke en extrinsieke
motivatie complementair blijken te zijn.
Borghans, L., H. Meijers en B. ter Weel (2013) The importance
of intrinsic and extrinsic motivation for measuring IQ.
CPB Discussion Paper, 231.
Fusies
Bij de aanbesteding van het openbaar vervoer hebben
individuele vervoerders een prikkel om te fuseren.
Dit blijkt uit het speltheoretische model van Janssen
en Karamychev. Indien een fusie weinig efficiëntievoordelen
oplevert voor fuserende partijen, zal de
verwachte opbrengst voor de overheid afnemen na
een fusie. Dit komt doordat een fusie de concurrentie
tussen vervoerders afremt. Als de fusie echter veel
efficiëntievoordelen oplevert, kan het zijn dat de gefuseerde
partij zo graag de aanbesteding wil winnen,
dat zij lager biedt dan vóór de fusie. Dit resulteert in
een hogere verwachte opbrengst voor de overheid.
Niet-fuserende partijen gaan er in dit geval echter
op achteruit, waardoor zij de aanbesteding wellicht
links laten liggen. Dit kan de opbrengst ook schaden.
Janssen, M. en V. Karamychev (2013) Mergers in bidding
markets. Tinbergen Institute Discussion Paper, 012.
46,9 %
Daling aantal verleende
bouwvergunningen
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Auteur