Ga direct naar de content

Loonmatiging en belastingherziening

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 29 1999

Loonmatiging en belastingherziening
Aute ur(s ):
Keuzenkamp, H.A.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4225, pagina 745, 15 oktober 1999 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):

De economische hoogconjunctuur, die in ons land langer dan verwacht aanhoudt, leidt niet alleen tot spanning op sommige markten,
maar ook tot verhitte hoofden. Lodewijk de Waal, die blijkbaar niet alleen in de publiciteit wil als voorzitter van de jury voor de
verkiezingen van secretaresse van het jaar, houdt van ferme taal. “Lagere looneisen in ruil voor koopkracht? No way!” kopte de
Volkskrant op 11 oktober.
In wezen herhaalt de discussie rond het regeerakkoord zich 1. Ook toen werd de vakbeweging nijdig om de aanname dat de lonen jaarlijks
met slechts anderhalf procent zouden stijgen. Net als nu was de aanname gebaseerd op een combinatie van een behoedzaam scenario
voor economisch beleid, en op loonmatiging die door lastenverlichting tot stand zou komen. Het kabinet is zich er overigens wel van
bewust, dat het behoedzame scenario misschien niet erg realistisch is. “Omdat de veronderstelde loonontwikkeling in 2001 en 2002 niet
risicoloos is”, meldt de miljoenennota (blz. 63), “heeft de regering besloten de uitgavenreserve voor de jaren 2000-2002 (0,5 miljard in 2000
oplopend naar 1 miljard in 2002) intact te laten”. Maar het is twijfelachtig of het realisme van het kabinet hiermee voldoende is.
Een belangrijke vraag, die tijdens de discussie over het regeerakkoord al aan de orde was, blijft hoe de lastenverlichting het
arbeidsaanbod zal stimuleren. Want alleen via dat kanaal kan een werkelijke druk op de lonen worden uitgeoefend. De miljoenennota (blz.
48) noemt enkele maatregelen.
Ten eerste de introductie van de arbeidskorting. Deze maakt het verschil tussen inkomen uit werk en een uitkering groter. De
arbeidskorting is een vaste belastingkorting van maximaal Æ’ 1536. Ten tweede worden de marginale tarieven verlaagd (achtereenvolgens
32,90, 36,85, 42 en 52 procent). Ten derde worden directe belastingen verschoven naar indirecte (vooral een hogere btw), hetgeen
volgens de nota “bijdraagt aan een daling van de gemiddelde wig op arbeid”. En tot slot wordt de belastingvrije som omgezet in een
individueel uit te betalen heffingskorting.
Neem om te beginnen de arbeidskorting. Iemand met een uitkering, die een baan met minimumloon accepteert, gaat met name door dit
instrument er na de belastingherziening ruim duizend gulden per jaar op vooruit. Of deze prikkel voldoende groot is om de armoedeval te
dichten, mag betwijfeld worden, maar het is bepaald een stap in de goede richting. Het arbeidsaanbod onderin zal door de invloed op de
participatiebeslissing een stimulans krijgen en dat kan de loonontwikkeling in dat deel van de arbeidsmarkt matigen. Maar zullen ook de
modale lonen matigen? Dat is sterk de vraag. Ten eerste heeft de belastingherziening veel minder effect op de middeninkomens. De
arbeidskorting is een bedrag ‘in centen’ en niet ‘in procenten’, zodat de relatieve winst voor mensen met een modaal inkomen gering is. En
de verlaging van de marginale tarieven wordt pas interessant voor mensen met een bovenmodaal inkomen. Op loonmatiging als dank of
morele daad van verantwoordelijke middenverdieners hoeft dus niet gerekend te worden. Ook het economisch mechanisme is zwak. Het
arbeidsaanbod boven het minimum is weinig gevoelig voor de lonen (met name het aanbod van mannen is daar volgens een overvloed
aan empirisch onderzoek inelastisch). Dus voor zover die lonen al stijgen zal de gedragsreactie in de vorm van een hoger arbeidsaanbod
minimaal zijn. De arbeidskorting en lastenverlichting zullen rond modaal dus geen sterke bron voor loonmatiging vormen.
Maar het kabinet heeft meer pijlen op de boog, zoals de verschuiving van directe naar indirecte belastingen. Hiervan hoeft nog minder
verwacht te worden dan van de tariefsaanpassing: de btw is gewoon een indirecte aanslag op besteedbaar inkomen en dus wel degelijk
onderdeel van de wig. Zelfs als de btw er niet toe zou behoren, dan is het effect van lagere directe tarieven gering omdat, zoals gezegd,
het arbeidsaanbod niet erg loonelastisch is.
Blijft, tot slot, de omzetting van de belastingvrije som in een individueel uit te betalen heffingskorting. De omzetting van de belastingvrije
som in een heffingskorting heeft als zodanig niet zoveel effect. Wel interessant voor het arbeidsaanbod (en dus het drukkende effect op
de lonen) is dat de korting individueel uitbetaald gaat worden. Dit stimuleert het aanbod van partners van kostwinners – meestal vrouwen
(zie ook de bijdragen over fiscale emancipatie en over tweeverdienen in de vs in dit nummer van ESB). Waar tot nog toe de partner
van een veelverdiener door te gaan werken het gezinsinkomen netto kan laten dalen, zal na de belastingherziening het effect zonder meer
positief zijn. Voor de beslissing om tot de arbeidsmarkt toe te treden is dat stimulerend. Misschien wordt het tekort aan goede
secretaresses wat kleiner en heeft Manpower straks geen wedstrijd meer nodig om dit beroep in aanzien te doen stijgen.
Per saldo mag van de kabinetsplannen dus een hoger aanbod van arbeid onderin verwacht worden, en van partners van
goedverdienende mannen. Het effect op de gemiddelde lonen zal gering zijn. En zo heeft Lodewijk de Waal gelijk, met zijn stelling “Het
kabinet is niet van deze wereld als het de komende jaren lagere looneisen dan de inflatie verwacht”.

1 Zie ook H.A. Keuzenkamp, Vier loonmythen , ESB, 14 augustus 1998, blz. 601.

Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur