Ga direct naar de content

Een riskant spel Cao-effect onderschat

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juli 16 1997

Een riskant spel Cao-effect onderschat
Aute ur(s ):
Lever, M.H.C. (auteur)
De auteur is werkzaam b ij EIM in Zoetermeer en Erasmus Universiteit Rotterdam.
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4115, pagina 585, 31 juli 1997 (datum)
Rubrie k :
Reactie
Tre fw oord(e n):

Een riskant spel Cao-effect onderschat
Auteur(s)
Lever, M.H.C.
De auteur is werkzaam bij EIM in Zoetermeer en Erasmus Universiteit Rotterdam.
Uitgave
ESB
Verschenen in
970731
82
4115
585
Rubriek
Reactie
Trefwoord
Arbeidsmarkt; Economische orde
Bij het bepalen van het effect van de avv op lonen en werkgelegenheid stellen Freeman et al. in; Avv, spil in ‘t spel, ESB, 30 juli
1997, blz. 580-584, het effect van cao’s (en de avv) op de loonvoet gelijk aan het beloningsverschil tussen werknemers die wel of niet
onder een cao vallen. Impliciet veronderstellen de auteurs dat de loonvoet van de werknemers die niet onder een cao vallen niet
beïnvloed wordt door het feit dat andere werknemers wel onder een cao vallen. Deze veronderstelling is onjuist. Collectieve
onderhandelingen verhogen de loonvoet van werknemers die niet onder een cao vallen 1. Houden we hiermee rekening, dan verhogen
cao’s in Nederland de lonen met zo’n 5% 2.
In de vergelijking met de VS bekritiseren Freeman et al. terecht de forse loonverschillen (zo’n 15%) in de VS tussen werknemers die wel of
niet onder een cao vallen; deze zijn allocatief niet efficiënt. Voor een evenwichtige beoordeling van het Amerikaanse systeem merk ik op
dat het effect van cao’s op de werkgelegenheid in de VS wellicht toch even groot is als in Nederland. Want tegenover het grotere
beloningseffect van Amerikaanse cao’s staat het veel geringere cao-bereik: minder dan 20%, tegenover 72% in Nederland. De uitstoot
van arbeid in de cao-sector is daardoor ongeveer even groot 3.
Effect van afschaffing avv
Freeman et al. suggereren dat afschaffing van de avv leidt tot instabiliteit. Meer werknemers zullen lid worden van een vakbond (omdat
de mogelijkheid van free riding vervalt), en minder werkgevers zullen zich aansluiten bij een werkgeversorganisatie (er komen

concurrenten die niet gebonden zijn aan cao’s). Door de stijging van het vakbondslidmaatschap en de daling van het cao-bereik komen
deze twee grootheden dichter bij elkaar te liggen, net als in Zweden en de VS.
Dit betekent echter niet dat, zoals de auteurs stellen, we daarmee richting het Scandinavische of het Amerikaanse model gaan. In Zweden
wordt de organisatiegraad van meer dan 90 procent mede veroorzaakt door de betrokkenheid van de vakbeweging bij de uitvoering van
de sociale zekerheid. Zonder deze betrokkenheid lijkt zo’n organisatiegraad mij onhaalbaar. De ervaringen in Nieuw-Zeeland suggereren
dat afschaffing van de avv evenmin hoeft te leiden tot het verdwijnen van bedrijfstak-cao’s. Voor bedrijfstakken waarin de cao onder de
avv valt blijft het cao-bereik waarschijnlijk boven de 55 procent, anders was er immers geen avv. Hiermee lijkt een daling van het caobereik tot het Amerikaanse niveau van minder dan 20 procent niet reëel.
De risico’s van het spel
Theoretisch is het aannemelijk dat loononderhandelingen op bedrijfstakniveau leiden tot hogere lonen en werkloosheid dan
onderhandelingen op centraal of ondernemingsniveau 4. Bij centrale loononderhandelingen hebben vakbonden prikkels om de looneis te
matigen, omdat de effecten van werkloosheid (bijvoorbeeld hogere sociale premies) niet afgewenteld kunnen worden op andere sectoren.
Bij decentrale onderhandelingen hebben ondernemingen prikkels om looneisen niet ruimhartig in te willigen, om te voorkomen dat zij zich
ten opzichte van concurrenten uit de markt prijzen. Bij onderhandelingen op bedrijfstakniveau in combinatie met avv zijn beide prikkels
zwak. Er is op theoretisch niveau geen garantie dat ons institutionele stelsel leidt tot een acceptabel niveau van werkloosheid.
In het begin van de jaren tachtig hebben de Nederlandse spelers zich gerealiseerd dat onderhandelen op bedrijfstakniveau en algemeenverbindendverklaren van cao’s een riskant spel is. Om ongelukken te voorkomen zijn er tactische afspraken gemaakt. Deze zijn
vastgelegd in het Akkoord van Wassenaar. De vakbondsbestuurders zijn zo verstandig geweest om vrijwillig de onderhandelingen te
coordineren en de looneisen te matigen, hoewel de leden soms andere voorkeuren hadden. De werkgevers hebben de looneisen van de
vakbeweging niet ruimhartig ingewilligd, omdat zij zich bewust waren van de consequenties voor de afzet in een open economie. Ten
slotte heeft de overheid een duit in het zakje gedaan door de lasten te verlichten.
De werkloosheidscijfers in Duitsland en Frankrijk tonen aan dat het spel van sectorale onderhandelingen met avv bij een verkeerde
tactiek alleen maar verliezers oplevert. Voor mijn gevoel onderschatten Freeman et al. de risico’s van het spel

1 Zie H.G. Lewis, Union relative wage effects, University of Chicago Press, Chicago, 1986, blz. 147-151.
2 Op basis van deze schatting verwacht ik dat afschaffing van de avv leidt tot een toename van de werkgelegenheid in de marktsector
met 0,25 tot 1 procent. Zie M.H.C. Lever en W.A. Marquering, Effect avv op werkgelegenheid blijkt beperkt, ESB, 24 mei 1995, blz. 484488.
3 De procentuele uitstoot van arbeid kan ruwweg berekend worden als: beloningseflect cao x cao-bereik x prijselasticiteit van de vraag
naar arbeid. Beloningseffect cao x cao-bereik in de VS (0,15 x 0,20) en Nederiand 0,041 x 0,72) zijn nagenoeg gelijk; de prijselasticiteiten
van de vraag naar arbeid ziin eveneens vergelijkbaar.
4 Zie L. Calmfors en J. Driffill, Bargaining structure, corporatism and macro-economic performance, Economic Policy 1988, blz. 16-61.

Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteurs