Ga direct naar de content

Efficiëntie verzekerd

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juli 26 2000

Efficiëntie verzekerd
Aute ur(s ):
Driessen, B. (auteur)
Roorda, W. (auteur)
De auteurs zijn werkzaam b ij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4266, pagina 621, 11 augustus 2000 (datum)
Rubrie k :
Uit de vakliteratuur
Tre fw oord(e n):
ww

Volgens de neoklassieke economische theorie leidt een werkloosheidsverzekering tot een verstoring van de werking van de
arbeidsmarkt, omdat het zoekproces van werklozen wordt verlengd door het bestaan van uitkeringen. Er ontstaat daardoor
werkloosheid. Ook is echter gewezen op de positieve rol die een werkloosheidsverzekering kan spelen, doordat het (risico op)
inkomensverlies over de beroepsbevolking wordt gespreid en daarmee een gelijkmatiger consumptiepatroon wordt bevorderd. Het
optimale verzekeringsniveau is dan bepaald door het punt waar deze marginale baten gelijk zijn aan de marginale kosten die optreden
als gevolg van moreel risico. Naast deze afruil beïnvloedt volgens Daron Acemoglu en Robert Shimer 1 een werkloosheidsverzekering
ook het type banen dat werknemers zoeken en strekt de invloed van een dergelijke verzekering zich verder uit tot de hele economie.
De auteurs creëren een algemeen evenwichtsmodel waarin het zoekgedrag van risico-averse werknemers wordt beschreven. Ook
beschrijft het model lonen, productiviteit, consumptie en besparingen. De verdeling van banen en geboden lonen gebeurt door een
zoekproces naar een ‘match’ tussen bedrijven en werknemers. Bedrijven doen aan het begin van een periode een investering in fysiek
kapitaal. Vervolgens openen ze een vacature. Iedere werknemer bekijkt de aanbiedingen alvorens ergens te solliciteren. Als hij solliciteert
en wordt aangenomen ontvangt hij loon, anders een werkloosheidsuitkering. Bedrijven maximaliseren hun winst en werknemers hun nut.
Het matching proces leidt tot een evenwicht.
In een situatie zonder werkloosheidsverzekering zullen risico-averse werknemers willen voorkomen dat zij werkloos worden. Werknemers
maken een afweging tussen een hoger loon en een hoger werkloosheidsrisico. De risico-aversie stimuleert werknemers te zoeken naar
banen met een lage kans op werkloosheid. Ook zullen zij meer sparen om zich in te dekken tegen inkomensrisico’s. Iemand die werkloos
is, zal zo gauw mogelijk een baan accepteren en minder eisen stellen aan de kwaliteit. Als reactie op dit zoekgedrag zullen werkgevers
dergelijke banen ook meer aanbieden. Zo zorgt de arbeidsmarkt voor een evenwicht met lage werkloosheid. Bedrijven bieden op deze
wijze een soort impliciete verzekering tegen werkloosheid, waarvan ze de kosten (deels) doorgeven aan werknemers in de vorm van een
lagere beloning. Werkgevers kunnen er echter minder zeker van zijn dat vacatures opgevuld zullen worden en hun geïnvesteerde kapitaal
optimaal zal worden benut. Een lage werkloosheid leidt dan tot een lager rendement op ex ante investeringen en daarmee een lagere
kapitaal/arbeid ratio per arbeidsplaats. Deze factoren leiden tot meer laagbetaalde en laagproductieve banen.
Een (onvolledige) werkloosheidsverzekering helpt de verstorende invloeden van onverzekerde risico’s ongedaan te maken door ervoor te
zorgen dat werknemers solliciteren naar banen met hoge lonen. Het risico op werkloosheid is in deze situatie echter groter. Bedrijven
reageren hierop door dit soort banen te creëren. Zonder werkloosheidsverzekering zouden deze banen nauwelijks zijn ontstaan.
Werkloosheidsverzekeringen werken aldus productie verhogend en dragen bij aan een verbetering van de samenstelling van banen.
Een te royale werkloosheidsverzekering laat het inkomen van werkloze werknemers te zeer stijgen en vermindert daardoor het
zoekgedrag. Het opwaarts effect dat een werkloosheidsverzekering heeft op het niveau en de duur van werkloosheid gaat daardoor
domineren. De mate waarin dit zich voordoet is echter afhankelijk van de mate van risico-aversie. Om dit moreel risico probleem te
beteugelen, kunnen verzekerden ‘gemonitored’ worden. Enerzijds op verminderde inspanning tijdens het werk en anderzijds op hun
sollicitatiegedrag tijdens een periode van werkloosheid. Dit brengt uiteraard kosten met zich mee. Hier staat het positieve effect op
investeringen, en daarmee de creatie van meer productieve banen, tegenover. Welke mate van werkloosheidsverzekering leidt tot een
optimum is in het model onbepaald.
De auteurs waarschuwen voor het doortrekken van hun conclusies, die zijn gebaseerd op de Amerikaanse situatie, naar de WestEuropese verzorgingsstaten. De arrangementen in deze landen zijn in het algemeen qua hoogte en duur aanzienlijk genereuzer. De
vollediger verzekering van het werkloosheidsrisico vertaalt zich in een gemiddeld hogere werkloosheid die vaak van langduriger aard is
enerzijds en meer productieve banen anderzijds. Een verklaring voor de arrangementen in Europa zou gelegen kunnen zijn in de situatie
op de Europese arbeidsmarkt. In de VS is werkloosheid minder een probleem in die zin dat gemakkelijker weer een baan gevonden wordt.
De conclusie dat ‘moderate levels of unemployment insurance similar to those in the us are welfare enhancing’ lijkt echter universeel
toepasbaar. Een goed vormgegeven werkloosheidsverzekering prikkelt niet alleen het gedrag van werkgevers en werknemers, maar heeft
daardoor ook effect op productie en productiviteit en daarmee op de totale economie.

1 D. Acemoglu en R. Shimer, Efficient unemployment insurance, Journal of Political Economy, 1999, blz. 893-928. Zie van dezelfde

auteurs: Productivity gains from unemployment insurance, European Economic Review , 2000, blz.1195-1224.

Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteurs