Een toegangsprijs voor Internet
Aute ur(s ):
Dolfsma, W.A. (auteur)
Vakgroep Kunst- en cultuurwetenschappen, Erasmus Universiteit Rotterdam.
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4136, pagina 64, 23 januari 1998 (datum)
Rubrie k :
Uit de vakliteratuur
Tre fw oord(e n):
internet, ict
Internet maakt communicatie en uitwisselen of inwinnen van informatie gemakkelijker; geografische en fysieke barrières verliezen
aan belang. Voor vele van zijn gebruikers is het Internet bovendien praktisch gratis.
Deze schijnbaar onbeperkte gebruiksmogelijkheden trekt velen aan en het Internet nadert zijn fysieke grenzen: de informatiesnelweg slibt
dicht. Tot nu toe zijn hier technologische oplossingen voor gevonden. Bij incidentele files ontstonden vertragingen en ging er soms
informatie verloren. Werden verstoppingen te frequent, dan werd steeds gezorgd dat de infrastructuur fors uitgebreid werd. De hoge
vaste kosten die dit vereiste werden door de (Amerikaanse) overheid gedragen. Maar met een geschatte maandelijkse groei in het
gebruik van Internet van zes procent, werkt investeren in overcapaciteit niet lang.
Hoe kunnen we middelen genereren voor toekomstige investeringen in de infrastructuur? Hoe maken we gebruikers duidelijk dat Internet
niet gratis is? In een recent boek brengen McKnight en Bailey wetenschappers bij elkaar die voorstellen de diensten van het Internet te
prijzen op een manier die de juiste ‘prikkels’ geeft en de kosten dekt 1.
‘Incentive compatibility’ is voor de meesten het belangrijkste criterium. De prijskaartjes moeten mensen bewust maken van de kosten. In
diverse modellen wordt voorgesteld prijsprikkels zo te structureren dat ze ‘gebruiksgevoelig’ zijn. De meeste auteurs stellen voor bij
verstoppingen een soort veiling te houden. Bij een gegeven capaciteit kan niet altijd alle informatie doorstromen. Zij die het meest willen
betalen om hun bericht snel te verzenden, zullen dit ook onomwonden aangeven met het bod dat zij doen: hun berichten gaan het eerst
door. Om strategisch biedinsgedrag te voorkomen, wordt gepleit voor een vorm van de zogenaamde Vickrey-veiling. Het bod van de
laatste doorstromer wordt de marktprijs.
Naast enkele technische ontwikkelingen die oplossingen kunnen bieden, komt een aantal verfijningen van de Vickrey-veiling aan bod.
Eén daarvan gaat uit van het verwachte effectieve gebruik van Internet. Anderen stellen voor typen informatiestromen te onderscheiden
en die verschillend te prioriteren. E-mail verschilt van audio- of videomateriaal. Bij e-mail is vertraging vaak geen probleem, als alle data
maar doorkomen; geluids- of beeldmateriaal kan soms weinig vertraging velen, maar lichte vervorming is wel aanvaardbaar.
De auteurs gaan dan door naar de praktische problemen, helaas zonder verdere theoretische discussie over de voordelen van de Vickreyveiling boven andere prijsmechanismen. Er zijn legio problemen. Moet de markt bijvoorbeeld iedere seconde geruimd worden? De prijzen
kunnen van moment tot moment en knooppunt tot knooppunt verschillen: kan dat verbeterd en voorspelbaarder worden? Wie moet
betalen wanneer het technisch nauwelijks mogelijk is aan te geven wie zender en ontvanger van informatie is? Hoe kan voorkomen
worden dat bedrijven de knooppunten die zij beheren kunstmatig verstoppen (technisch een eenvoudige kwestie), waardoor zij extra
inkomsten incasseren? Hoe kan veilig en discreet betaald worden over het Internet?
Voor de theoretici is ‘incentive compatibility’ een belangrijker criterium dan praktische haalbaarheid of hoogte van overheadkosten.
Volgens Anania en Solomon is een vlak tarief haalbaar; het brengt geen hoge kosten met zich mee en is bovendien een vorm van
prijszetting die individuen en bedrijven prefereren om de voorspelbaarheid en eenvoud. Een vast bedrag voor een bepaalde
contractperiode is de meest gangbare wijze van prijsvorming voor telecommunicatiediensten. De toenemende technologische mogelijkheden maken het echter mogelijk dat een slimme gebruiker zonder veel moeite berichten ook automatisch kan laten versturen op
momenten dat het rustig is op de informatiesnelweg om zo de kosten te drukken. De informatiestroom zal daardoor minder pieken en
dalen gaan vertonen dan zij nu nog kent.
Uiteindelijk zal de prijs voor gebruik van het Internet daarom, vermoedelijk, een mengvorm worden van vlakke tarieven voor toegang, en
prijzen per hoeveelheid verstuurde informatie (als benadering voor marginale kosten). Dit kan voorkomen dat gebruikers opzettelijk of
onopzettelijk grote informatiestromen verzenden, waardoor het internet verstopt raakt. In Nieuw-Zeeland werkt het al zo bij transpacifisch Internetverkeer, naar het genoegen van gebruikers. Niet alleen betalen we straks daarom wegenbelasting, we gaan op de
informatiesnelweg ook permanent rekeningrijden
1 L.W. McKnight en J.P. Bailey (red.), Internet Economics, MIT Press, Cambridge, MA, 1997.
Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl )