Ga direct naar de content

Een heffing voor sociale projecten van voetbalclubs

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juli 14 2006

binnenland

Een heffing voor sociale
projecten van voetbalclubs
Door de Europese Commissie en het Europese Parlement
wordt momenteel intensief nagedacht over de toekomst
van het voetbal. De vraag is of de ontwikkeling in Europa,
net als in Amerika, vooral gedicteerd moet worden door
marktwerking en winstmotieven, of dat Europa een eigen
sociaal model voor de sport moet ontwikkelen.

O

Tsjalle van der Burg
en Henk Nijhof
Van der Burg is verbonden aan het Centre for
Euro­pean Studies van de
Universiteit Twente. Nijhof
was tot voor kort wethouder Sport en Onderwijs in
Hengelo en is thans partijvoorzitter Groenlinks.

346

ESB 14

p veel plaatsen in Europa investeren
voetbalclubs in sociale projecten. Hierbij
gaat het om een breed scala aan activiteiten, zoals multiculturele straatvoetbaltoernooien, zomerkampen, campagnes tegen
racisme of drugs, bevordering van bibliotheekbezoek en tweedekansonderwijs in het stadion.
Een beschrijving van een groot aantal projecten
wordt gegeven door Willems (Willems, 2004). In
het kader wordt meer in het bijzonder ingegaan
op enkele sociale projecten van FC Twente.
Een programma dat wetenschappelijk is geëvalueerd
is Playing for Success. Dit is een programma van de
Engelse voetbalbond, de professionele voetbalclubs
en de overheid. Via dit programma worden kinderen
die minder goed presteren na schooltijd opgevangen
in Study Support Centres. Deze zijn vaak gevestigd
in de stadions van de clubs. Uit de evaluatie blijkt
dat het programma positieve effecten heeft op onder
meer vaardigheden als rekenen (Sharp et al., 2003).
Bij de meeste projecten ontbreekt helaas een
wetenschappelijke evaluatie. Er zijn echter vaak wel
indicaties dat er bij deze projecten, mede door de
uitstraling van clubs en spelers, successen worden
geboekt (Willems, 2004).
Binnen Europa zijn er verschillen ten aanzien van de
mate waarin in sociale projecten wordt geïnvesteerd.
Zo zijn er bijvoorbeeld in Nederland weliswaar een
aantal interessante projecten (Poos, 2004), maar
wordt hier niettemin toch minder gedaan dan in
Engeland (Willems, 2004). Verder geldt overal dat
als er (nog) meer geld beschikbaar zou zijn, er nog
meer gedaan zou kunnen worden. Om een simpel
voorbeeld te noemen: in ons land (maar ook elders)
kampen veel amateurverenigingen tegenwoordig
met grote problemen, die deels van financiële aard
zijn. Financiële steun vanuit het betaalde voetbal,
mogelijk gecombineerd met andere steun, zou voor
de amateurverenigingen en daarmee ook voor de
maatschappij zeer zinvol zijn. Tot nu toe komt dergelijke steun niet of nauwelijks van de grond.

juli 2006

Wij stellen daarom voor dat clubs nog meer geld aan
sociale projecten gaan besteden. Meer specifiek zou
elke Europese profclub verplicht kunnen worden om
voor elke euro die het besteedt aan spelerssalarissen,
ook een halve euro te besteden aan sociale projecten.
Het gaat hierbij dus om een bestemmingsheffing,
waarvan de opbrengst naar sociale projecten gaat.
Daarbij geeft elke club de door de club zelf gegenereerde opbrengst uit aan door de club zelf te kiezen
– en eventueel zelf uit te voeren – sociale projecten.
De eerste twee miljoen euro aan salarissen worden
van de heffing vrijgesteld. Er wordt geleidelijk naar
het bedrag van een halve euro toegewerkt, bijvoorbeeld in jaarlijkse stappen van vijf cent.

Financiële effecten
Op het eerste gezicht zou men kunnen denken dat
de heffing financieel gezien tot grote problemen
voor de voetbalclubs kan leiden. Veel clubs hebben
het immers financieel moeilijk. Zo bezien kunnen
ze niet zomaar miljoenen euro’s aan goede doelen
besteden. Wie zo denkt, zou tot de conclusie kunnen
komen dat ons voorstel onzinnig is. Maar men kan
ook anders denken. De clubs uit het betaald voetbal
verdienen tegenwoordig vele malen meer dan vroeger
(Dobson & Goddard, 2001). Dit roept de vraag op of
de clubs in principe niet veel meer dan vroeger geld
kunnen vrijmaken voor sociale projecten. Een nadere
analyse is dus zinvol.
Allereerst kan worden vastgesteld dat de laatste
decennia een ding altijd hetzelfde is gebleven: de
Europese profclubs maken, gemiddeld genomen,
nauwelijks winst. Met andere woorden, de gestegen
inkomsten zijn gepaard gegaan met een ongeveer
even grote kostenstijging. Dit komt vooral door de
stijging van de spelerssalarissen. Dat is ook goed
verklaarbaar. Clubs willen graag een winnend eerste
elftal. Dit deels vanwege de sportieve eer, maar
daarnaast ook omdat sportief succes goed is voor de
inkomsten. Daarom zal een club die meer inkomsten
krijgt vooral proberen, middels het bieden van hogere salarissen, betere spelers te halen. Maar als álle
clubs meer verdienen – zoals de laatste decennia in
feite is gebeurd – dan volgen alle clubs dit voorbeeld.
Daardoor gaat overal het salarispeil omhoog en krijgt
de gemiddelde club ondanks de hogere inkomsten
geen beter eerste elftal (Szymanski & Smith, 1997).
Door de voorgestelde bijdrage aan sociale projecten
zullen de clubs minder aan spelers kunnen betalen.
Omdat dit voor alle clubs geldt, zullen overal de salarissen dalen. Alle clubs zien hun salariskosten dus

dalen en worden zo gecompenseerd voor de kosten
van de sociale projecten. Financieel gaan de clubs er
per saldo dus niet op achteruit.

Effecten op de kwaliteit van het voetbal
Hoewel de heffing tot een daling van de spelerssalarissen zal leiden, zal hierdoor het voetbal naar
verwachting niet minder worden. Zoals eerder al is
aangetoond door Cruijff en Beckenbauer, kan ook
bij lagere salarissen dan de huidige aantrekkelijk
voetbal worden gespeeld.
Daarbij kan overwogen worden om de verplichte
sociale uitgaven voor de rijkere clubs relatief (dat wil
zeggen in verhouding tot de uitgaven aan spelerssalarissen van een club) hoger te maken. Het gaat
dan dus om een progressieve heffing. De rijke clubs
houden daarbij relatief minder over om spelers te
betalen. Dit zal de spanning in de competities verhogen. FC Twente wint dan iets vaker van PSV en PSV
heeft wat meer kans tegen AC Milan. Het voetbal
zou door een progressieve heffing dus aantrekkelijker
kunnen worden.
Van der Burg en Prinz hebben op formele wijze aangetoond dat een progressieve belasting op spelerssalarissen de spanning inderdaad verhoogt. Daarbij
is het voor wat betreft het effect op de spanning irrelevant of de opbrengst van de belasting naar de overheid gaat of door voetbalclubs zelf besteed wordt
aan sociale projecten (Van der Burg & Prinz, 2005).

Aanpassing door de clubs
Door de genoemde geleidelijke invoering hebben de
clubs voldoende tijd zich aan te passen. Ze zullen­
geleidelijk wat lagere salarissen gaan bieden. Mogelijk zullen enkele overambitieuze bestuurders dit niet
kunnen opbrengen. Dit probleem kan worden opgelost door de clubs onder streng financieel toezicht te
plaatsen.
Eventueel is er ook een andere oplossing: ons voorstel kan worden gecombineerd met een salarisplafond. Een salarisplafond bindt het bedrag dat een
club aan spelerssalarissen mag besteden aan een
maximum, dat bijvoorbeeld gelijk is aan een percentage van de inkomsten. Dit drukt de kosten. In een
rapport dat de Portugese oud-minister Arnaut op 23
mei jongstleden aan de UEFA en de EU aanbood,
wordt voor een dergelijke maatregel gepleit. De
EU zou de maatregel, ondanks het feit dat deze de
mededinging op de arbeidsmarkt verstoort, juridisch
mogelijk moeten maken (Arnaut, 2006).
Een ander gevolg van een salarisplafond is dat
(vooral de grote) clubs eindelijk eens flink winst
kunnen gaan maken. Zeker voor aandeelhouders van
beursgenoteerde clubs is dit aantrekkelijk. Daarom
zou het redelijk kunnen zijn om ook de maatschappij van de door Arnaut voorgestelde uitzondering
op de mededingingsregels te laten profiteren. Dit
kan door het salarisplafond te koppelen aan de door
ons voorgestelde verplichte bestedingen aan sociale
projecten.

Sociale projecten van FC Twente
FC Twente participeert sinds ruim een jaar in sociale projecten in Hengelo, waar
het trainingscentrum van de club ligt. Het bestuur wil zo een bijdrage leveren aan
de lokale gemeenschap. Het werd daarbij geïnspireerd door voorbeelden in Engeland, waar profclubs al langer vrijwillig in sociale projecten investeren.
Een van de projecten betreft een samenwerking met het ROC van Twente. Hierbij
worden jongeren die op school dreigen uit te vallen of al uitgevallen zijn, opgevangen in een speciale setting op het trainingscentrum. Door een gerichte aanpak én
door de aanwezigheid van sportieve idolen op de locatie worden ze gestimuleerd
de draad weer op te pakken. Mede door de connecties van FC Twente met het
regionale bedrijfsleven is het mogelijk om alle deelnemers een stageplaats te
geven. Van de eerste groep van twaalf deelnemers kan gemeld worden dat ze nu
alle twaalf ofwel een opleiding volgen, ofwel een plekje hebben gevonden op de
arbeidsmarkt. Inmiddels is een tweede groep van 24 deelnemers gestart.
Een van de problemen in de interculturele wijk naast het trainingscentrum is dat
veel kinderen de weg naar reguliere sportverenigingen niet weten te vinden. Mede
daarom is ook een ander project opgezet. Hierbij worden spelers en staf van FC
Twente op basisscholen ingezet om de sportbeoefening te bevorderen en tevens
aandacht te geven aan een gezonde levensstijl. De inzet van spelers en staf werkt
ook hier extra motiverend. In hoeverre dit project ook op langere termijn effecten
sorteert, kan nu nog niet gezegd worden, maar deelnemende scholen, kinderen en
FC Twente zelf zijn erg enthousiast.
Tot slot wordt binnenkort een project opgestart in het kader van inburgering.
Hierbij dienen profspelers met een niet-Nederlandse oorsprong als rolmodel. Ook
hier kan de relatie van FC Twente met het regionale bedrijfsleven deuren openen,
bijvoorbeeld naar werkervaringsplekken voor inburgeraars.

Door de Europese Commissie en het Europese
Parlement wordt momenteel intensief nagedacht
over de toekomst van het voetbal. De vraag is of de
ontwikkeling in Europa, net als in Amerika, vooral
gedicteerd moet worden door marktwerking en winstmotieven, of dat Europa een eigen sociaal model
voor de sport moet ontwikkelen. Zoals in dit artikel
betoogd kan, mede door de hier besproken heffing,
goed voetbal op zeer sociale wijze worden geproduceerd. Tegelijkertijd blijft de marktwerking ook met
een heffing in principe intact en hoeven de winsten
niet kleiner te worden. Zo bezien is de voorgestelde
heffing vanuit meerdere perspectieven aantrekkelijk.

LITERATUUR
Arnaut, J.L (2006) Independent European Sport Review 2006,
via: www.independentfootballreview.com/doc/A3619.pdf.
Dobson, S. & J. Goddard (2001) The Economics of Football. Cambridge: Cambridge University Press.
Poos, H. (2004) Voetbal heeft meer dan twee doelen. Antwerpen/
Amsterdam: Houtekiet.
Sharp, C., J. Blackmore, L. Kendall, K. Greene, W. Keys, A.
Macauley, I. Schagen & T. Yeshanew (2003) Playing for Success,
An Evaluation of the Fourth Year. Slough: National Foundation for
Educational Research.
Szymanski, S. & R. Smith (1997) The English Football Industry:
profit, performance and industrial structure. International
Review of Applied Economics, 11(1), 135-153.
Van der Burg, T. & A. Prinz (2005) Progressive taxation as a
means to improve competitive balance. Scottish Journal of Political Economy, 52(1), 65-74.
Willems, R. (2004) Kan voetbal de wereld redden? Antwerpen/Amsterdam: Houtekiet.

ESB 14

juli 2006

347

Auteurs