Ga direct naar de content

Een gouden handdruk ingelegd met diamanten?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 9 1998

Een gouden handdruk ingelegd met diamanten?
Aute ur(s ):
Regt, E.R. de (auteur)
Algemene economie, Universiteit Maastricht.
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4169, pagina 736, 2 oktober 1998 (datum)
Rubrie k :
Discussie
Tre fw oord(e n):
gouden, handdruk, lonen

Stelt de rechter de gouden handdruk hoger vast dan economisch terecht is? Dat valt wel mee, aldus De Regt, als de nutsfuncties
correct gespecificeerd worden.
Volgens Harry van Dalen ontbeert de formule waarmee kantonrechters de hoogte van de gouden handdruk vaststellen, een
economische onderbouwing 1. De ‘standaard’ gouden handdruk van de rechter wordt bepaald als een gewogen som van de dienstjaren,
waarbij de weging toeneemt met de ouderdom. Van Dalen stelt hiertegenover in zijn tabel 1 een ‘optimale’ gouden handdruk. Aan het
model dat hij hiervoor gebruikt, schort echter het een en ander.

Tabel 1. De optimale gouden handdruk: opslagfactoren over het jaarsalaris

40

45

Leeftijd
50

nominale rente
x jaarsalaris
Werknemer krijgt volledig gelijk
5%
17,59
15,04
12,08
6%
15,80
13,77
11,27
7%
14,27
12,64
10,55
8%
12,95
11,65
9,89
9%
11,80
10,76
9,29

8,24
7,87
7,51
7,19

Gewogen belang werknemer en werkgever
5%
4,67
4,16
3,47
6%
4,19
3,81
3,25
7%
3,79
3,50
3,04
8%
3,44
3,22
2,85
9%
3,13
2,98
2,67

2,46
2,35
2,24
2,14

55

60

8,64

4,64
4,53
4,42
4,31
4,22

2,58

1,43
1,40
1,36
1,33
1,30

De werknemer kent in het bovenstaande voorbeeld een nominale loongroei van twee procent per jaar, het alternatieve loon bedraag
zeventig procent van het huidige loon, de kantonrechter weegt het belang van de werknemer en dat van de werkgever in gelijke
mate, en de kans op alternatief werk daalt met een procent per levensjaar.
NB. De wettelijke (nominale) rente bedraagt per 1 januari 1998 zes procent.

Van Dalen’s model
Van Dalen’s model is summier beschreven in zijn voetnoot 3. Die voetnoot vormt de basis voor zijn tabel 1, maar is mijns inziens onjuist.
Letterlijk stelt Van Dalen (blz. 533) daar:
“De optimale gouden handdruk is de oplossing voor een maximeringsprobleem waarbij de rechter het nut van werkgever en werknemer
weegt (d.w.z. U(A+G) + ï¬U(W-G))”,
waarbij W de verwachte netto contante waarde van het inkomen van de werknemer in de huidige arbeidsrelatie is, A de netto contante
waarde van zijn alternatief inkomen buiten deze onderneming (inclusief uitkeringen) en G de gouden handdruk 2.
Deze specificatie van de doelstelling van de rechter lijkt mij vreemd. Voor de werknemers wordt, in het eerste deel van de vergelijking, het
nut genomen in de nieuwe situatie, dus het alternatieve inkomen èn de gouden handdruk. Voor de werkgevers daarentegen wordt de
netto contante waarde van het loon dat hij zou moeten betalen als de werknemer blijft verminderd met de gouden handdruk, maar wordt
vergeten dat de netto contante waarde van de productiviteit Q eveneens verdwijnt. Zo heeft deze uitdrukking weinig betekenis. Er
worden appels met peren vergeleken: het niveau voor de werknemer en een onjuist gedefinieerd verschil voor de werkgever.

Een tweede probleem bij deze specificatie is dat de nutsfunctie U niet nader wordt gespecificeerd. Blijkens de gegeven oplossing, is
kennelijk voor een kwadratische specificatie gekozen. Wil er dan sprake zijn van een maximum, en niet een minimum, moet worden
gekozen voor een bergparabool! Een beetje vreemd voor een nutsfunctie, maar kennelijk is er een verzadigingspunt voor een gouden
handdruk.
Een alternatieve aanpak …
Een meer consistente alternatieve aanpak zou kunnen zijn de rechter een (kwadratische) verliesfunctie te laten minimaliseren. Voor elke
partij wordt het (gekwadrateerde) verlies ten opzichte van de status quo – het bestaande looncontract – beschouwd, waarbij het verlies
van de werkgever een gewicht ï¬ krijgt 3. Er blijft een probleem met deze oplossing. Beide partijen zijn slechter af dan bij continuering van
het bestaande looncontract, immers het verlies A-Q wordt gedeeld 4. Waarom dan toch naar de rechter gestapt? Wellicht dat het
bureaucratische traject via het arbeidsbureau dan aan te bevelen is.
Indien de werknemer in het gelijk wordt gesteld (ï¬ = 0), stelt Van Dalen “is de gouden handdruk niets anders dan de contante waarde van
het loon”. De bovenstaande analyse illustreert echter dat dat een grove overschatting is 5, immers de optimale gouden handdruk luidt nu
G* = W – A. De werknemer wordt gecompenseerd voor het verlies in netto contante waarde van het inkomen, rekening houdend met de
netto contante waarde van de alternatieve inkomsten A. Van Dalen belegt zijn gouden handdruk dus ruim met diamanten.
De bijgaande tabel geeft een ruwe indicatie van de omvang van het effect. Van Dalen veronderstelt dat de alternatieve inkomsten voor de
werknemer (A) grosso modo 70% van zijn inkomsten bij de oude werkgever (W) bedragen. In dat geval zouden alle bedragen uit het
eerste deel van zijn tabel 1 met 0,3 moeten worden vermenigvuldigd. tabel 3 illustreert deze uitkomsten voor een rentevoet van 6%.
Mocht daarnaast het belang van de werkgever meewegen, dan wordt de gouden handdruk nog lager. Indien de productiviteit bijna gelijk
is aan het loon (Q = W) en beide partijen even zwaar tellen (ï¬ = 1), dan halveert de gouden handdruk zoals uit de laatste rij blijkt. Voor
een lagere productiviteit stijgt de gouden handdruk tot maximaal het niveau uit de eerste rij (bij Q=A). Deze ruw gecorrigeerde
opslagfactoren op het jaarloon zijn beduidend lager dan bij Van Dalen. Diamanten worden in het optimum niet langer uitgedeeld.

Tabel 3

Tabel 3. De optimale gouden handdruk (opslag op jaarsalaris)
Leeftijd

40

45

50

55

60

Werknemer krijgt volledig gelijk
(A = 0,7W, ï¬ = 0)

4,74

4,13

3,58

2,47

1,36

Gelijk belang werknemer en werkgever
(A = 0,7 W, ï¬ = 1, Q = W)

2,37

2,07

1,69

1,24

0,68

… geeft de rechter gelijk
Vergelijken we nu de aldus gecorrigeerde opslagfactoren met de gouden handdrukformule van de kantonrechter (Van Dalen, tabel 2),
dan zijn ze nu van dezelfde orde van grootte. Maar net als bij de oorspronkelijke berekeningen zijn er twee opvallende verschillen. Ten
eerste neemt de optimale gouden handdruk af met de leeftijd, terwijl volgens de zogenaamde abc-formule van de kantonrechter ouderen
een hogere afkoopsom krijgen. Zo krijgt, zo blijkt uit het artikel van Van Dalen, iemand van zestig jaar (met een dienstverband van 35
jaar), volgens de a-poot van de formule van de kantonrechter 4,17 keer zijn jaarsalaris, bovenop de uitkering. Daar staat enerzijds
tegenover dat zij minder kansen hebben op de arbeidsmarkt. Anderzijds hebben zij langer recht op een uitkering. Per saldo is het effect
op het alternatieve inkomen, en dus op de gouden handdruk, onzeker. Toch lijkt dit wat teveel van het goede. Worden de gouden
handdrukken van ouderen door de kantonrechter toch ingelegd met diamanten?

Tabel 2

Tabel 2. De standaard gouden handdruk volgens de kantonrechter
Leeftijd waarop men ontslagen wordt
40
45
50
55
60
Leeftijd
indiensttreding
25
30
35
40

x jaarsalaris

1,25
0,83
0,42

1,88
1,46
1,04
0,63

2,50
2,08
1,67
1,25

3,33
4,17
2,92
3,75
2,50
3,33
2,08
2,92

Ten tweede speelt bij de kantonrechters het aantal dienstjaren een cruciale rol, terwijl anciënniteit geen expliciete rol speelt bij de
optimale handdruk. Wellicht heeft dat te maken met baanspecifiek menselijk kapitaal. Naarmate het aantal dienstjaren toeneemt, groeit
hierdoor het verschil tussen het loon en het alternatief inkomen. Conform de formule voor de optimale gouden handdruk, leidt dat tot een
hogere gouden handdruk. Dit effect is echter niet meegenomen in de tabel.
Gouden handdrukken kunnen dienen als smeerolie voor het doelmatiger functioneren van arbeidsmarkten, dat is een boodschap die Van

Dalen ons meegeeft. Ik zou daaraan toe willen voegen dat zo’n gouden handdruk dan niet moet worden ingelegd met diamanten, noch
door kantonrechters, noch door economen. Maar waar verliest het goud zijn glans en beginnen diamanten te blinken?
Zie ook:
J. de Bruijne, Discussie: Een eenzijdig uitgangspunt, ESB, 2 oktober 1998, blz. 737
K. Mulder, Discussie: De rechter is zo gek nog niet, ESB, 2 oktober 1998, blz. 738.
H.P. van Dalen, Naschrift: Waar het mis gaat met de visie van de rechter, ESB, 2 oktober 1998, blz. 739

1 H.P. van Dalen, De gouden handdruk van de rechter, ESB, 3 juli 1998, blz. 532-535.
2 Het alternatief inkomen is Wa in de notatie van Van Dalen.
3 De verliesfunctie van de rechter luidt dan
4 Althans in de situatie waarin werkgever en werknemer niet vrijwillig tot afspraken kunnen komen (W > Q > A). Dit geval staat bij Van
Dalen centraal.
5 Daar staat tegenover dat Van Dalen op blz. 534 suggereert dat de hier vermelde gouden handdruk ook de sociale uitkeringen zou
bevatten. Mijns inziens behoren deze uitkeringen echter thuis in een correcte definitie van het alternatieve inkomen A.

Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur