rectificatie
Economen Top 20, in de reprise
De economen-top 20, gepubliceerd in ESB van november j.l.,
was onvolledig en bevatte een aantal storende verrekeningen.
In deze nieuwe top 20 voor 2006 zijn deze onvolkomenheden
hersteld en tevens bijgewerkt tot eind 2006.
inds enige jaren publiceert ESB een
tweetal lijsten van Nederlandse economen:
de economentop op basis van publicaties
(Top 40) en een economentop op basis
van citaties (Top 30). Daarnaast publiceerde ESB
ook onregelmatig een Polderparade van economen.
Bij het meten van de publicatieproductie wordt
zorgvuldig rekening gehouden met de periode van
meting, eventuele co-auteurs, en de invloed van
het tijdschrift waarin de publicatie verschijnt. Bij
het meten van citaties wordt uitgegaan van een
gepubliceerde Citation Index en is ook de periode
van meting een belangrijk gegeven. Beide rangordes
van Nederlandse economen meten in een andere
richting, wat tevens als nadeel kan worden gezien:
een publicatie in een invloedrijk tijdschrift levert
niet noodzakelijk een invloedrijke publicatie op, en
een veel geciteerd artikel kan voortkomen uit een
toevalstreffer.
S
Gebruikmakend van de door Hirsch (2005) voorgestelde h-index is in de ESB van 3 november j.l.
een nieuwe Top 20 van Nederlandse economen
samengesteld. In dit artikel, waarin voor het eerst
deze rangschikking van economen op basis van de
h-index werd gepresenteerd, bleek na publicatie de
lijst onvolledig en onjuist te zijn. De redactie verontschuldigt zich naar de betrokkenen en de lezers
voor de verkeerde indruk die is ontstaan over de
rangschikking.
De herziene ESB-economen Top 20, op basis van de
h-index, ziet er dan als volgt uit:
De koploper in deze ranglijst voor 2006 is Wakker,
verbonden aan de Erasmus Universiteit en de
tabel 1
h-index 2006
1
2
3
4
5
6
6
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
a
auteur
Wakker
Dijkhuizen
Steenkamp
Bovenberg
Wright
Nijkamp
Rietveld
Huirne
Hagedoorn
Bleichrodt
Doorslaer,
van
Boot
Franses
Hennart
Wittink
(overl.)
Claessens
Dekker
Nusse
Wedel
Tol
intitalen
P.P.
A.A.
J.E.B.M.
A.L.
M.
P.
P.
R.B.M.
J.
H.
E.K.A.
organisatie
EUR/UM
WUR
UvT
UvT
EUR
VU
VU
WUR
UM
UvA/EUR
EUR
h-waardea
21
18
17
15
15
15
15
15
14
14
14
A.W.A.
Ph. H.
J.M.A./J.F.
D.R.
UvA
EUR
UvT
RUG/Yale
14
14
13
13
C.A.M.F./S.
R.
H.E.
M.
R.S.J.
UvA
EUR
RUG
RUG
VU/Hamburg
13
13
13
13
13
h is het aantal publicaties met ten minste h citaties.
Universiteit Maastricht. Met een h-index van eenentwintig staat Wakker ruim boven het gemiddelde
van de eerste twintig Nederlandse economen. Bij
de lijst van publicaties van Wakker was het maximale aantal citaties bij een artikel in de periode tot
januari 2007 gelijk aan 117. De h-index werkt cumulatief, zodat alle publicaties tot 2007 maar ook
alle oudere en nieuwere citaties worden verwerkt.
Bijvoorbeeld, Franses (dertiende plaats) had eind
2006 veertien publicaties die ten minste veertien
keer werden geciteerd. Sommige auteurs (Hennart
en Hagedoorn) hebben een of meerdere artikelen
geschreven met meer dan tweehonderd citaties;
andere auteurs (Nijkamp en Rietveld) hebben een
hoge h-index maar worden niet uitzonderlijk veel
geciteerd. Daarnaast hebben Nijkamp en Rietveld
Het h-getal
ALBERT JOLINK
Het h-getal combineert productie en invloed. Een auteur heeft een h-getal van, bijvoorbeeld, elf als zij elf artikelen
gepubliceerd heeft die elk ten minste elf keer geciteerd zijn en alle andere artikelen minder dan elf keer geciteerd
zijn. Om het h-getal te verhogen naar twaalf, moeten niet alleen meer maar ook invloedrijkere artikelen gepubliceerd worden. Een h-getal is daarmee een indicatie van diepte en breedte, van publicatievloed en invloed.
De Nederlandse economen kunnen worden gerangschikt naar deze h-index. De rangorde is hier beperkt tot die
auteurs die tot de Top 30 of de Top 40 van 2004 of 2005 zijn doorgedrongen, een totaal van drieënzeventig
economen. Als twee auteurs hetzelfde h-getal hebben, dan is het aantal citaties naar het invloedrijkste artikel
doorslaggevend. In de rangorde van 2006 zijn alle artikelen en citaties vóór januari 2007 geteld. De data zijn
genomen van de ISI Web of Science (1988-2007).
Hoordredacteur ESB
148
ESB
9 maart 2007
tabel 2
niet alleen een zelfde h-index maar hebben ze evenveel citaties bij hun meest geciteerde artikel (47).
De confrontatie
In de ESB-Top 20 voor 2006 komen de namen voor
van Nederlandse economen die ook voorkwamen in
de eerder in ESB gepubliceerde Top 30 en Top 40
van 2004 en 2005. Als we de auteurs van de Top
20 plaatsen naast de rangschikking van de Top 30
en Top 40 voor 2005 dan ontstaat de confrontatie
zoals weergegeven in tabel 2.
Uit tabel 2 blijkt dat qua productie Nijkamp en Tol
hoog scoren in 2005. In datzelfde jaar doen de
hoogleraar marketing, Wedel, en de Rotterdamse/
Maastrichtse econoom Wakker het goed in de citaties. Deze rangschikkingen laten zich niet onmiddellijk vertalen naar de h-index: Nijkamp, die achtste en
eerste stond in 2005 in respectievelijk de Top 30 en
Top 40 komt in de Top 20 nog op de zesde plaats.
De universiteiten gerangschikt
De instellingen waaraan de individuele auteurs zijn
verbonden, kunnen op basis van de h-getallen ook
worden gerangschikt. De rangorde van de universiteit
is gebaseerd op het volgende. Voor elke universiteit
is als collectief een h-getal bepaald. De score van de
universiteit is, gemakshalve, de som van de individuele h-scores. Als een auteur twee aanstellingen heeft
wordt het h-getal gelijkelijk verdeeld. Dit levert het
volgende beeld op voor 2006.
In tabel 3 worden de universiteiten gerangschikt. In
2006 gaat de Erasmus Universiteit aan kop en heeft
een gecombineerde h-index die ruim twee keer zo
groot is als de nummer drie (VU) en bijna drie keer
zo groot als de nummer zeven (UM). De nummers
drie tot en met zes vormen een middengroep met
h-indices die relatief dicht bij elkaar liggen.
Overigens wordt hier ook uit duidelijk dat een eventuele transfer van deelnemer op de individuele lijst
naar een andere universiteit, de rangschikking van
universiteiten kan beïnvloeden.
De h-index gewogen
De h-index, zoals voorgesteld door Hirsch (2005), als
indicatie van onderzoeksoutput, heeft als voordeel
dat het zowel rekening houdt met de hoeveelheid
als met de kwaliteit van de individuele output van
tabel 3
Rangorde, universiteiten, 2006
obv h-indexa
1
2
3
4
5
6
7
a
Erasmus Universiteit (EUR)
Universiteit van Tilburg (UVT)
Vrije Universiteit (VU)
Universiteit of Amsterdam (UVA)
Landbouwuniversiteit Wageningen (WUR)
Rijksuniversiteit Groningen (RUG)
Universiteit Maastricht (UM)
waarbij h is het aantal publicaties met ten minste h citaties
74,5
45,0
36,5
34,0
33,0
32,5
25,5
H-index 2006 en Rangschikking 2005
1
2
3
4
5
6
6
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
a
b
c
auteur
Wakker
Dijkhuizen
Steenkamp
Bovenberg
Wright
Nijkamp
Rietveld
Huirne
Hagedoorn
Bleichrodt
Doorslaer,
van
Boot
Franses
Hennart
Wittink
(overl.)
Claessens
Dekker
Nusse
Wedel
Tol
h-waardea
21
18
17
15
15
15
15
15
14
14
14
Publicatie-topb
12
9
14
–
–
1
4
6
32
21
–
Citatie-topc
2
9
4
5
–
8
16
19
6
24
–
UvA
EUR
UvT
RUG/Yale
14
14
13
13
–
8
–
28
20
13
6
18
UvA
EUR
RUG
RUG
VU/Hamburg
13
13
13
13
13
–
–
5
3
2
11
17
10
3
29
intitalen
P.P.
A.A.
J.E.B.M.
A.L.
M.
P.
P.
R.B.M.
J.
H.
E.K.A.
organisatie
EUR/UM
WUR
UvT
UvT
EUR
VU
VU
WUR
UM
UvA/EUR
EUR
A.W.A.
Ph. H.
J.M.A./J.F.
D.R.
C.A.M.F./S.
R.
H.E.
M.
R.S.J.
waarbij h is het aantal publicaties met ten minste h citaties
rang in de publicatie Top 40 (2005)
rang in the citatie Top 30 (2005)
de onderzoeker. De h-index neemt toe in de tijd naarmate de onderzoeker meer
publiceert en ook meer citaties incasseert. Hierdoor selecteert de h-index cumulatief de bijdrage van de individuele onderzoeker in de loop van de onderzoekscarrière waardoor oudere onderzoekers waarschijnlijk hoger scoren dan beginnende
onderzoekers. Daar staat tegenover dat het de h-index niet de totale productie
meeneemt maar alleen die productie die ook citaties oplevert. In principe zouden
onderzoekers met eenzelfde h-index vergelijkbaar moeten zijn ook al verschillen ze
in totale output of citaties. Voor de Top 20 is er voor gekozen om de verschillen in
de citaties, bij gelijk h-getal, wel onderscheidend te laten zijn in de rangschikking.
Het h-getal, zoals hier berekend, houdt geen rekening met co-auteurs, in de
productie, en zelfverwijzingen, in de citaties. Dit geeft, uiteraard, een vertekend
beeld en bevoordeeld die auteurs die veel met andere auteurs schrijven. Dit
speelt met name waneer individuele h-indices worden opgeteld tot een collectief
h-getal per universiteit, en een dubbeltelling tot de mogelijkheden behoort.
Een h-index is ook een indicatie van de acceptatie van de onderwerpen die
ter publicatie worden aangeboden en van de mate van ondersteuning van het
onderwerp door middel van citaties. Hoewel in principe geen onderscheid wordt
gemaakt in positieve citaties en negatieve citaties is er mogelijk in de praktijk
een lichte bevoordeling van positieve citaties, uitzonderingen daargelaten.
De ESB-Top 20
Met de ESB-Top 20 is een nieuwe loot aan de toppen-boom van rangschikkend
Nederland ontstaan. De Nederlandse economen hebben een lange traditie in het
wikken en schikken van economen. De praktijk leert dat de toppen stimulerend
werken op het vakgebied, doordat individuele onderzoekers zich graag willen
plaatsen in de context van de community of peers en doordat de faculteiten
hechten aan het inzicht van de facultaire bijdragen. Moge deze nieuwe ESB-Top
20 daaraan bijdragen.
LITERATUUR
Hirsch, J.E. (2005) An index to quantify an individual’s
scientific research output. PNAS, 102 (46), 16569-16572.
ESB
9 maart 2007
149