Ga direct naar de content

Dumping en het anti-dumpingsbeleid in de EG

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 4 1984

Europa-bladwijzer

Dumping en het
anti-dumpingsbeleid in de EG
C. MILOT*

Inleiding
Met de bestrijding van dumping in de
EG is iets vreemds aan de hand. In 1983 behandelden de diensten van de Europese
Commissie het grote aantal van 129 antidumpingsprocedures, terwijl toch het bestaan van de EG-antidumpingsverordening slechts in beperkte kring bekend is.
Dit is te meer verwonderlijk daar van deze
129 procedures er 81 tot een bevredigend
einde werden gebracht, en ongeveer 30 nog
dit jaar verder worden behandeld. Blijkbaar bestaan er bij het bedrijfsleven misverstanden en twijfels over de duur en de
effectiviteit van de onderzoeken. Lang niet
alle organisaties van EG-producenten hebben de weg naar de Europese Commissie
gevonden. De antidumpingsprocedure is
weinig bekend, onbemind maar effectief.
Is dit het gevolg van te weinig voorlichting? In het volgende betoog wordt, aan de
hand van cijfers over behandeling en afloop van EG-antidumpingsprocedures
over de pe’riode 1968 tot en met 1983, getracht een objectief beeld te geven van activiteiten die, gezien de resultaten voor de
Europese en in het bijzonder Nederlandse
producenten, meer bekendheid verdienen.
Dumping, ziektebeeld en diagnose
Als producenten in Nederland of andere
EG-landen hun produktie en omzet zien
dalen door laaggeprijsde invoer valt al
gauw het woord ,,dumping”. Niet alles
wat volgens de economische theorieen
dumping heet is ook dumping in de zin van
de internationale regels, de GATT-antidumpingscode 1), en de daarop gebaseerde
EG-antidumpingsverordening 2). Met name de zogenaamde sociale dumping (laaggeprijsde export, mogelijk gemaakt door
lage loonkosten) valt niet onder de GATTdefinitie, die in de EG-verordening en andere nationale wetgevingen is overgenomen. Voor dumping gelden drie criteria:
een dumpingsmarge in de invoerprijs 3),
schade voor de nationale producenten en
causaal verband tussen dumpingsinvoer en
schade.
Werkelijk dumpen volgens deze internationaal aanvaarde norm gebeurt niet altijd
opzettelijk. De laatste vijf jaar is overproduktie op deelmarkten een veel voorkoESB 11-4-1984

mend verschijnsel. In zo’n geval zien de
producenten zich genoodzaakt hun prijzen
te verlagen om hun marktaandeel te behouden. Men ,,aligneert” aan de lage invoerprijs, hetgeen de buitenlandse exporteur dan weer inspireert ook zijn exportprijs te verlagen. Pas achteraf, als er een
klacht wordt ingediend, realiseert de exporteur zich beneden de ,,normale waarde” te hebben verkocht.
In sommige gevallen van onereuze concurrentie blijkt pas na grondige analyse dat
er sprake kan zijn van dumping of exportsubsidiering 4). Als men problemen heeft
met snel groeiende laaggeprijsde invoer is
het derhalve raadzaam advies in te winnen.
Adviezen van algemene aard worden in
Nederland verstrekt door het Ministerie
van Economische Zaken. Als na een algemene analyse blijkt dat er sprake kan zijn
van dumping, wordt men doorverwezen
naar de deskundigen, eveneens op dat ministerie. Deze deskundigen hebben zitting
in het EG-antidumpingscomite en kunnen
vanuit hun ervaring adviseren over het
opstellen en indienen van klachten. Ook
andere betrokkenen in een dumpingszaak
(importeurs, verbruikers) kunnen advies
krijgen.
Onbekendheid met de regels, misverstanden en geruchten
Er zijn enkele redenen aan te geven
waarom de procedure voor de bestrijding
van dumping zo weinig bekend is. Omdat
GATT-bepalingen en GATT-gedragscodes vooral een zaak voor de overheid zijn,
weet het bedrijfsleven, en vooral de kleinere ondernemingen, niet veel van de bepalingen van de GATT-antidumpingscode
af. De huidige EG-verordening 3017/79,
die veel systematischer van opzet is dan de
eerste uit 1968, is een degelijk maar moeilijk te doorgronden werkstuk. Naast de
economische en statistische bewijsvoering
is er ook aandacht besteed aan de gang van
de procedure en de juridische elementen.
Ten slotte, is er althans in het Nederlandse
taalgebied, weinig over de Verordening gepubliceerd 5).
Bij de aspirant-klagers blijken veel misverstanden aanwezig te zijn. Gewoonlijk
heeft men gehoord dat dumping bijna niet
te bewijzen valt (bedoeld is dan dat de

dumpingsmarge in de invoerprijs, en niet
de andere criteria ,.schade” en ,,causaal
verband”). Zoals hierna blijkt zijn er meer
dan honderd bewijzen van het tegendeel.
Als men met de omschrijvingen van de
begrippen ,,dumpingsmarge” en ,,normale waarde” wordt geconfronteerd, is een
eerste reactie dikwijls dat deze begrippen
vanuit commercieel oogpunt gezien te beperkt zijn. Men weet niet dat de omschrijvingen bewust beperkt zijn tot ,,harde” gevallen van dumping, om te voorkomen dat
exporteurs (ook Nederlandse exporteurs
naar derde landen) op losse gronden kunnen worden beschuldigd.’
Algemeen is de opmerking dat de procedure te lang zou duren. Dit misverstand berust op feiten. In het verleden zagen van
dumping verdachte exporteurs langs juridische weg kans de procedures te rekken.
De Verordening is om die reden in 1979 bijgesteld en daarna op enkele punten nog
duidelijker geformuleerd. Hierna zal aan
de hand van cijfers worden aangetoond dat
thans de meeste procedures korter duren.
Vele klagers zien een antidumpingsheffing als de enige manier om de dumpingsmarge weg te werken en de schade op te
heffen. Ze zijn dikwijls niet op de hoogte
van het feit dat het merendeel van de antidumpingsprocedures door een overeenkomst wordt beeindigd. De notie van sommige exporteurs (en van importeurs van
dumpingsgoederen) dat de heffing een
,,strafheffing” zou zijn is onjuist. Ook
denken sommige klagers dat ze door een
heffing een soort extra protectie krijgen.
Dat is onjuist. De onderzoeksprocedure
helpt alleen voor het opheffen van dum-

* De schrijver is werkzaam bij de Hoofdafdeling Internationale Industriele Zaken, Directoraat-Generaal Industrie van het Ministerie van
Economische Zaken. Hij heeft onder andere zitting in het EG-antidumpingscomite.
1) Agreement on implementation of article VI
of the General Agreement on Tariffs and Trade
(GATT),Geneve, 1979.
2) EG-verordening nr. 3017/79 van de Raad betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidising uit landen die
geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschappen, Het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, 31 december 1979, L339,
biz. 1. Hetzelfde publikatieblad bevat ook de
Aanbeveling 79/3018 EGKS voor KSGgoederen.
3) De dumpingsmarge in de invoerprijs is het
verschil tussen de uitvoerprijs en een ,,normale
waarde”. De laatste is gewoonlijk de prijs in het
land van uitvoer: beide prijzen worden terugberekend tot de af-fabrieksprijs. Voor staatshandellanden wordt een andere ,,normale waarde”
gehanteerd.
4) De Europese Commissie heeft tot nog toe
maar weinig gevallen van exportsubsidiering behandeld die samenvielen met dumpingsgevallen.
Ze zijn als dumpingsprocedures in de tabellen
meegeteld.
5) Onder andere In- en Uitvoernieuws, nr. 226,
oktober 1980; nr. 253, november 1980; nr. 267,
december 1980. Een uitvoerige publikatie met
veel aandacht voor juridische problemen is het
artikel van L.A.E. Briet jr., Anti-dumping in de
EEC… de kinderschoen ontgroeid?, Sociaal
Economise/! Weekblad, maart 1982.
355

pingsmarge en schade. De normale concurrentie blijft onverlet.
De procedure is derhalve slechts defensief en verschaft geen (extra) protectie. Ze
is handelspolitiek neutraal op basis van de
GATT-regels. Ze is niet bruikbaar voor allerlei, soms ingewikkelde gevallen van oneerlijke concurrentie, marktverstoring en
soortgelijke fenomenen, waarvoor op het
Internationale vlak minder duidelijke omschrijvingen en regels bestaan. Anderzijds

heeft de procedure bij degenen die er een
beroep op deden in gevallen van duidelijke
schade door dumping de reputatie ef fectief
te zijn en op langere termijn een marktsituatie te saneren.

omtrent de aantallen procedures blijkt,
stelt de Commissie in de meerderheid van
de gevallen vast dat er sprake is van dumping en schade. De Commissie wijst dan op
de twee mogelijkheden om de dumping en
de schade op te heffen: het instellen van

Tabel 2. Aantallen dossiers over dumping, 1968-1983
Inbehandeling Afgedaan Resterend

van een prijsovereenkomst met de Commissie. Zoals eveneens uit de cijfers blijkt,
is er een grote voorkeur voor deze laatste
,,solution a 1’amiable”.
Aantallen procedures in de periode
1980-1983

63

55

1979; uit 1978
uit 1979

8
30

9

21

38

17

21

21
18

18
8

10

39

een antidumpingsheffing of het aangaan

1968-1978

26

13

3
10

2
9

1
1

24

4

20

37

15

22

1
1

_
_
5

40

1
1
15
9

62

27

36

1980; uit 1979
uit 1980

1981; uit 1979
uit 1980
uit 1981

In 1983 heeft de Europese Commissie
voor het eerst sinds 1968, toen er met het

Voor de Nederlandse producenten en

onderzoeken van klachten werd begonnen,
een verslag over de jaren 1980-1982 uitgebracht. In label 1 zijn hierbij de cijfers
voor 1983 bijgevoegd, terwijl ook de nog

klagende producenten uit andere EG-lan-

den (meestal vertegenwoordigd door een
branche-organisatie) is het openen van het
onderzoek door de Europese Commissie in
feite de slotfase van een lang proces. Aan
het indienen van klachten gaat namelijk
het opstellen van een klachtendossier vooraf, dat aan de strenge eisen van de Veror-

aan de orde komen, worden opgegeven.
In de periode 1980-1983 heeft de Commissie, onder andere wegens vergroting
van de personeelssterkte, kans gezien het
,,stuwmeer” van procedures, dat na 1978
was ontstaan, weg te werken, en tevens een
groeiende stroom van klachten aan te pak-

dening moet voldoen. Er moeten vele sta-

ken. Zoals uit de label blijkt was 1982 een

tistische gegevens (voor de gehele EG) worden verschaft om de schade aan te tonen.
Ook moeten er schriftelijke bewijzen van

recordjaar. In de hierna volgende beschouwing over de samenhang tussen de recessie
en het aantal dumpingsprocedures per
jaar, waarin cijfers voor de gehele periode
1968-1983 nader worden geanalyseerd aan
de hand van label 2, zal op de vermoedelijke oorzaken van dil grole aantal in 1982
worden leruggekomen.
Op zich zelf zeggen de cijfers over 19801982 nog weinig over de vraag of de procedures van grool belang zijn geweesl. Een
overzicht van de produkten loonl dil echter duidelijk aan. Vele klachlen hadden beirekking op produklen uil de chemische
seclor. Voor hel merendeel was daarbij
sprake van produkten die nog verder worden bewerkt lol eindproduklen. Daarbij
waren bij voorbeeld belangrijke basisproduklen zoals slyreen, xyleen (waaruil
kunslhars wordl gemaakt) en kunstharsen
zoals polyelhyleen en polyvinylchloride.

1982; uit 1979
uit 1980
uit 1981

niet voltooide procedures die in dit jaar

Het patroon van een antidnmpingsprocedure

werkelijke transacties worden verschaft

die de Commissie in staat stellen een dumpingsmarge nauwkeurig te berekenen. Het

opstellen van zo’n dossier kan drie tot vier
maanden duren. De beste methode om dit
te doen is het invullen van een uitvoerig
vragenformulier van de diensten van de
Commissie, en zo nodig adviezen vragen
aan de nationale deskundigen. Zonder formulier en zonder advies loopt men de kans
dat de Commissie met een ontwerpklacht
niet veel kan beginnen en vraagt beter
,,huiswerk” te maken. De Commissie

vraagt vervolgens advies van het EG-anlidumpingscomite en gaat dan, rekening
houdend met dat advies, over tot de officie’le opening van het onderzoek: een publikatie in Het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Alle betrokkenen
kunnen zich binnen dertig dagen wenden

tot de Commissie met gegevens (argumenten pro of contra spelen bij het onderzoek
geen beslissende rol, alleen feiten en cijfers). Het land waarvan de dumpingsin-

8

20

uit 1982

8

3

31

1983; uit 1981

5

5

uit 1982

31
30

30 a)
8

_
1
22

66

43

23

uit 1983

1
22

1984; uit 1982
uit 1983

a) Voor een belangrijk deel herzieningen.

De dumping was onder andere afkomstig
uit de Verenigde Staten en uit slaalshandellanden (waarvoor een aangepaste procedure wordt gehanteerd). Verder waren er
klachten in de sectoren papier, keramiek,

glas en hout. Een al eerder beslaande overeenkomst inzake kraftliner werd in deze
periode enige malen bijgesteld; ook bij
lichte soda heeft de Commissie overeenkomsten moeten herzien. Eindprodukten

voor de consument zijn in het pakket van
deze jaren niet zo sterk vertegenwoordigd.
Er waren enige procedures betreffende
koelkasten en vergrotingsapparaten uit
staatshandellanden.

Er is in de periode 1980-1983 sprake van
een wijziging in het algemene patroon.
Aanvankelijk zijn er in de chemische sector
procedures geweest inzake de invoer uit de
Verenigde Staten. Ook zijn er regelmatig

Tabel 1. Aantal procedures, 1980-1983
1980

1981

1982

1983

voer afkomstig is, wordt verlof gevraagd

71
25

29
48

46
58

53
40

om het onderzoeksteam van de Commis-

%

77

104

93
72

29

46

53

21

1
17

16

3

24

24
13

Nieuwe procedures:

siediensten toe te laten. Dit team heeft in-

middels bij de klagers de juistheid van de
klacht in de boekhoudingen van de bedrijven geverifieerd. ledereen die in de klacht

wordt genoemd (ook importeurs en verbruikers) krijgt bovendien apart bericht
van de Commissie.
Als een dumpingsmarge en een schade
wordt vastgesteld, geeft de Commissie
daarvan kennis op een confrontalie-bijeenkomst, waar alle direct betrokkenen

aanwezig kunnen zijn. Ook wordt er een

Herzieningen:

356

75
28

30
65

62
82

77

103
73

95
33

144
67

130
94

30

62

77

36

2

17

Totaal aantal procedures:
— begonnen in de loop van het jaar . . . . . . . . . . . . . . . . . .

werkdocument opgesteld om de leden van

het anli-dumpingscomile in staat te stellen
opnieuw te adviseren. Zoals uit de cijfers

37
23

16

40
16
24

18
6

Overgebracht naar volgend jaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

53

Tabel3. Afloop van dumpingszaken, aantallen procedures

onderzoeken ingesteld naar invoer uit
staatshandellanden. Het aantal onderzoeken echter betreffende dumping uit het
Verre Oosten steeg. Naast Japan met een
klein aantal zeer belangrijke produkten
komen Taiwan en Zuid-Korea op de lijst
voor. In de laatste jaren 1982 en 1983

Verre Oosten. Na 1978 wordt het accent
echter verplaatst. De klachten uit de staalindustrie zijn tegen de export uit verschillende landen gericht. In 1979 en 1980 werden er vele klachten ingediend door de chemische Industrie, vooral gericht tegen de
Verenigde Staten. Oorzaak daarvan was

wordt regelmatig invoer, onder andere van

gelegen in de toenemende exportdruk en

chemicalien, uit de Volksrepubliek China
nader onderzocht. Men zou dit laatste kunnen opvatten als een signaal voor het feit
dat dit land zich in de handel meer gaat
richten op de EG. Er is inderdaad sprake
van een groei van de import, terwijl ook de
contacten op handelspolitiek terrein worden versterkt.
Opmerkelijk is dat er in de periode 19801983, maar ook daarvoor, weinig dumpingsprocedures zijn geweest op het gebied

het feit dat in de Verenigde Staten de basisstoffen voor vele chemicalien, namelijk
olie en aardgas, goedkoper aan de Amerikaanse Industrie werden geleverd dan aan
buitenlandse industrieen. Het laatste is
weliswaar geen dumping volgens de

a) De verhouding heffingen/overeenkomsten is 1:2,5.

GATT-regels, doch wel was het daardoor

Toch is, zoals gezegd, hel aanlal heffingen

mogelijk dat de prijzen van de Amerikaanse Industrie zich onder de moeilijk waarneembare grens van de,,normale waarde”
bevonden.

groler geworden. Als de exporteur van het
van dumping verdachie produkl niel meewerkl, of als er sprake is van belangrijke
lussenhandelschakels, dan is een overeenkomsl mel een exporteur onvoldoende. Alleen in deze gevallen gaal de Commissie
over lol het instellen van een heffing.
Hel aanlal gevallen dal mel ,,geen dumping en/of geen schade” is geeindigd, is in
verhouding mel de gegevens over dum-

van de textiel. Hier is een direct verband

Dat na 1980 ook industrieen in andere

met het Multivezelakkoord, dat clausules
omtrent het afremmen van stijgende invoer bevat.

sectoren meer klachten indienden, heeft
een andere verklaring: namelijk dat deze
industrieen niet, zoals in het verleden het
geval was, over reserves beschikten om
dumping aan te pakken, doch zich wegens
de recessie en het teloorgaan van die reserve genoodzaakt zagen de hulp van de Europese Commissie in te roepen. Deze indruk
is gebaseerd op vele gesprekken met vertegenwoordigers van klagende industrieen.
Een overzicht van het aantal dumpingsklachten, mils voorzien van een diepergaande analyse, kan gelden als een economische indicator. Niet zozeer als aanduiding van de totale economische toestand,
maar wel als aanwijzing van de weerstand
van de Industrie tegen oneerlijke handelspraktijken als dumping.

Recessie en dumping

Een klachtendossier bevat meestal
klachten over dumping uit meer dan een
land. In zo’n geval worden er per land afzonderlijke procedures gevoerd. Bovendien moet van elke exporteur apart worden
nagegaan hoe groot de dumpingsmarge is,
omdat bij een hef fing of een overeenkomst
niet verder mag worden gegaan dan het
wegnemen van die marge. De Commissie
heeft pas in 1983 voor het eerst een overzicht gegeven van aantallen procedures.
Over de periode daarvoor is niets gepubliceerd. Om toch enigszins een indruk te geven van de ontwikkeling over een aantal ja-

aanleiding gaven zich op grote schaal met

dumpingsklachten tot de Europese Commissie te wenden. Met een toen nog beperkte staf kon de Commissie in het drukke jaar 1978 de zaken met moeite aan. In
dat jaar ontstond er een ,,stuwmeer” van
klachten. Door vergroting van de personeelssterkte is de Commissie er pas in 1982
en, vooral, 1983 in geslaagd, bijna alle zaken uit het verleden en een groeiend aantal
herzieningen van de resultaten van vroegere zaken in hoog tempo af te werken. De
Commissie begint dan ook 1984 met een
bijna schone lei.
Het is duidelijk dat er een samenhang
moet zijn tussen de sterke groei van het
aantal dumpingszaken en de toestand van
de economic. Voor 1978 beschikten vele
bedrijven over voldoende reserve aan commerciele kracht om een geval van dumping
zelf aan te kunnen. Daarop was een uitzondering: dumping uit staatshandellanden.
Vele dossiers uit de periode voor 1978 zijn

inderdaad gericht tegen staatshandellanden en een klein aantal tegen landen uit het
ESB 11-4-1984

1980
1981
1982
1983

8
10
7

25
50

Prijsover- Heffing en Geen
eenkomst overeen- dumping,
geen
komst a)
schade
—
_
46
—
—
7
—
—
35
11
45
13
11
133
13

den, zoals de Verenigde Slalen en Canada.

pingsmaalregelen in andere landen gering.
Hier is de invloed van hel adviserende anlidumpingscomile duidelijk merkbaar.
overigens gaal ook de Commissie zelf mel
grole voorzichligheid te werk. Zwakke of

onvoldoende klachlen worden afgewezen
als ze niel aan de eisen van de Verordening
voldoen. De enkele gevallen waarin de
Commissie lol opening van hel onderzoek
besloot bij een iwijfelachlige klacht, beIreffen zaken waarin de industrie, ondanks
de opmerkingen van Commissie en adviserend Comite, op basis van ,,hel recht van
de klager” doorzette. Overigens komt het

De afloop van de procedure

wel voor, dat een in eerste inslantie afgewezen klager, later in een ernsliger geworden siluatie mel een sterkere klacht lerug-

ren kon gebruik worden gemaakt van een

ander gegeven: de aantallen dossiers in de
periode 1968-1978 en de afzonderlijke jaren 1979 tot en met 1983.
In de cijfers van label 2 komt duidelijk
tot uiting dat er voor 1978 betrekkelijke
rust heerste en dat pas toen de toestand in
de staalindustrie en daarna het opkomen
van de recessie de Europese industrieen

Heffing

Een antidumpingsprocedure kan op drie
manieren eindigen:
• door het instellen van een definitieve
antidumpingsheffing:

• door het aanvaarden van een overeenkomst waarbij de exporteur toezegt niet
meer te zullen dumpen (gewoonlijk een
prijsovereenkomst, in enkele gevallen
aangevuld door een toezegging over
hoeveelheden);
• door de vaststelling dat er geen dumpingsmarge en/of schade aan de EGproduktie werd toegebracht en dat derhalve de voorgaande twee maatregelen
niet mochten worden genomen.

In label 3 wordt een overzichl gegven
van de afloop van de procedures in de jaren
1980-1983. Zoals uil deze label blijkl is de
meesl voorkomende afloop die van de
overeenkomsl. Dal is al langer zo, en voor
1977 is er zelfs maar een enkel geval geweesl waarbij de Commissie geen overeenkomsl kon aangaan en haar loevluchl
moesl nemen lol het minder genuanceerde
middel van de heffing.
Toch heeft de Commissie in de jaren na
1978 steeds meer dil laalsle middel moelen
hanleren. Hel hanleren van een overeenkomsl als middel om dumping le elimineren is inlernalionaal gezien uilzonderlijk.
De Europese Commissie maakl van dil
middel veel meer gebruik dan andere lan-

koml en dan wel gehoor voor zijn klacht
vindl. Men dienl bij dil alles le overwegen
dal hel instellen van een onderzoek naar
dumping met een bepaald produkt al snel
lol onrusl op de desbelreffende markl leidt
en gewoonlijk remmend op de invoer
werkt.
De duur van de procedure
Sinds de nieuwe verordening van 1979 is

de duur van een procedure vaslgelegd op
een jaar na de of ficiele opening van hel onderzoek. In hel verleden zijn er vele onderzoeken geweest die langer duurden. De
vrees dat de schade ernsliger wordl naarmale de procedure langer duurt heeft zich
echter niet bewaarheid. Hel bleek dal van
hel officieel openen van een onderzoek al
een prevenlieve werking uitging. Overigens

werd die lange duur niel veroorzaakl door
de Commissie, maar door gebrek aan medewerking en zelfs legenstand aan de kanl
van de exporleurs. In sommige gevallen
waren ook de omvang en ingewikkeldheid
van hel onderzoek de reden.
Bovendien irokken vooral de langdurige
procedures de aandacht en niel de wal eenvoudiger gevallen, waarvan de duur lussen
de vier en zes maanden ligl. Volgens het
verslag van de Europese Commissie ligt de
gemiddelde duur van een procedure thans
357

op 8,7 maanden en wordt een verminde-

schouwingen, het bestrijden van dumping

ring daarvan verwacht. Er is dan ook weinig reden voor de ironische opmerking dat
dq Commissie zich onledig zou houden met
het dempen van putten, waarin de kalveren
reeds verdronken zijn.

ten onrechte wordt gezien als een ,,beschermende” maatregel. Het is echter een
zuiver defensieve maatregel die de normale
concurrentie niet beinvloedt. De GATTantidumpingscode staat protectionistisch
misbruik niet toe. Dat de EG zich inderdaad tot defensieve maatregelen heeft beperkt, blijkt ook uit het feit dat er op de
halfjaarlijkse bijeenkomsten van het desbetreffende GATT-comite zelden ernstige
kritiek op de EG-handelwijze is uitgeoefend.
Ten slotte: vele misverstanden, zowel
betreffende de duur en effectiviteit van de
EG-procedure als de objectiviteit waarmee
het onderzoek plaatsvindt, zouden verdwijnen als er meer voorlichtende publikaties over dumping, over de bestrijding
daarvan, en over de EG-verordening, zouden komen. Zowel voor de overheid in de
EG-landen als voor grote organisaties van
het bedrijfsleven ligt hier een taak.

Enige eonclusies
De eerste conclusie luidt dat het publice-

ren van jaaroverzichten over aantallen
antidumpingsprocedures

ongetwij feld

aanwijzingen kan bevatten die van handelspolitieke en van economische aard
zijn, en dat een overzicht van een aantal jaren kan gelden als een economische indicator. Het geeft immers niet alleen een aanwijzing omtrent de omvang van een recessie, maar vooral een aanduiding van de
weerstand die het bedrijfsleven tegen deze
vorm van unfaire handel kan bieden. Deze
weerstand blijkt in tijden van economische
neergang sterk te zijn verminderd.
De tweede conclusie is dat bij het bedrijfsleven, en ook in handelspolitieke be-

C. Milot

Auteur