D. J. Wolfson
Drinken van
het statiegeld
Inverdieneffecten zijn uit. Dat is zo
ongeveer de enige beleidslijn waarover
de Miljoenennota 1982 zonder meer
duidelijk is. Er is geen ruimte meer voor
monetaire (voor)financiering van aanvullend beleid; wie wat leuks wil moet
eerst echte besparingen vinden. En zo is,
op papier althans, dan toch van lieverlede het besef doorgedrongen dat je met
keynesiaanse bestedingsverruiming geen
structurele aanpassingen kunt doorvoeren. Althans niet wanneer de structuur
geblokkeerd zit in verstarde loon- en
prijsverhoudingen en een tekort aan
risicodragend vermogen (zowel in de
sfeer van het geldkapitaal als in termen
van ondernemerszin). Ook in de fiscale
sfeer geldt blijkbaar dat je een paard wel
naar het water kunt brengen, maar niet
kunt dwingen pm te drinken. Het vervelende is dat wij mensen anders in elkaar
zitten. Op de bok hebben we, in ons ongeduld, zitten drinken van ons statiegeld.
Al die Hollandse koetsierscognac is
ons nu op de lever geslagen. „ Dutch
disease”, noemen de Engelsen dat (dat
zij, ,,of all people”, daar nu een woord
moeten hebben!). Aan de therapie moet
een diagnose voorafgaan: er zijn drie
manieren om te drinken van het statiegeld, en dus ook drie dingen die we
moeten afleren: 1. een te groot collectief
beslag op de nationale ruimte; 2. lenen
van het buitenland, en 3. lonen matigen
£ la Van Agt.
Lange tijd zijn de gevaren van een te
groot collectief beslag en met name van
een stijgend begrptingstekort eenzijdig
vanuit een monetaire invalshoek bezien.
Als het tekort te hoog oploopt, zo heet
het dan, wordt het onmogelijk om het
financieringstekort geheel op de kapitaalmarkt te dekken, en intering op
‘s rijks kas of plaatsing van schatkistpapier zet het monetaire evenwicht op
losse schroeyen. De algemene economische malaise heeft er evenwel, zoals
gezegd, toe geleid dat de paarden niet
erg dorstig waren, en dat de monetaire
ruimte die het rijk schiep, niet (geheel) in
vraaginflatie is omgezet. Dat was nog
een geluk bij een ongeluk.
Serieuzer moeten we het verwijt nemen
dat de pverheid de particuliere sector uit
de kapitaalmarkt gedrongen heeft. Of
eigenlijk moeten we het anders zeggen:
dat de overheid er verantwoordelijk voor
is dat de bedrijven geen financiele verplichtingen meer kunnen aangaan. Want
de pijn zit hem niet eens zozeer in de
beschikbaarheid van krediet als zodanig.
ESB 30-9-198!
Die valt nog wel mee, en wordt in 1982
alleen maar beter, bij een fprs betalingsbalansoverschot. De moeilijkheid is eerder dat de kapitaalquote van industriele
bedrijven in 1981 en 1982 rond de 0%
zal liggen, en dan valt niet in te zien op
grond van welke verwachtingen er nog
substantiele nieuwe verplichtingen kunnen worden aangegaan. In zo’n situatie
kan de gemiddelde ondernemer zich niet
permitteren om te investeren, dan moet
hij de continui’teit van zijn bedrijf op
korte termijn wel veiligstellen door zijn
verplichtingen te verlagen. In de bedrijfsresultaten is de vrucht van de matiging
teloor gegaan in hogere energiekosten
en een blijvend hoge collectieve-lastendruk. Matiging is geen winst gebleken,
en daardoor ook geen werk. In die zin
is niet alleen het overheidstekort als zodanig, maar het totale beslag van de collectieve sector op de nationale ruimte
een zware last gebleken voor het bedrijfsleven.
Meer specifiek is inmiddels ook de last
van de binnenlandse schuld voelbaar
geworden. Volgens het macro-economische simplisme van ,,we owe it to ourselves” kan die schuld geen last zijn, nee.
Maar wie afwentelings- en besluitvormingsproblemen tot zijn denkwereld
toelaat zal schrikken van wat de Miljoenennota op biz. 37 voorrekent: ,,In 1980
bedroegen de rente-uitgaven 6,9 miljard,
in 1981 worden zij geraamd op 9 miljard
en in 1982 op 11,5 miljard. In deze jaren
bedraagt de jaarlijkse stijging dus meer
dan 2 miljard. Dit betekent dat bij een
gemiddelde ree’le groei van het nationale
inkpmen van 1% per jaar — of ruim 3
miljard — en drukstabilisatie, het gehele
aandeel van de collectieve sector in de
groei — thans ongeveer twee derde — besteed moet worden aan extra rentebetalingen”. Dat is nog eens drinken van
je statiegeld.
Lenen van het buitenland doen we al
vele jaren, en op grote schaal. Destroom
van oliedollars die de Zwitserse bankiers
weg te zetten hebben, is in de jaren zeventig goed geweest voor zeker 30% van de
Nederlandse schulduitgifte. Die 30%,
waarmee wij ,,boven onze stand “leefden
is ten koste gegaan van de internationale
kapitaalmarktruimte voor de ontwikke-
lingslanden die dat geld echt nodig hebben, en heeft ons intussen al een lieve
duit gekost in jaarlijkse rentebetalingen
aan het buitenland. Niettemin zijn er
fantasten die de staat rechtstreeks op de
buitenlandse kapitaalmarkt zouden willen laten opereren. Waar dat toe moet
leiden als het gas op raakt, de gulden
minder robuust wordt en de herbeleggingen niet meer in Nederlandse schuld
worden gedaan, laat zich raden. Nee, we
moeten geen kapitaal importeren,maar
juist kapitaal exporteren, als de continui’teit van onze welvaart ons lief is.
Wat de loonmatiging betreft geeft de
Miljoenennota terecht hoog op van de
verbetering in onze concurrentiepositie
met 11% in de jaren 1979 t/m 1981. Als
gevolg daarvan kan de groei van het
volume van onze uitvoer in 1982 voor
het tweede achtereenvolgende jaar bpven
de stijging van de wereldhandel uitkomen. Toch zijn er verschillende dingen
fout met het gevoerde matigingsbeleid.
Ik zei al dat het bedrijfsleven alleen voor
de ruilvoetverslechtering is opgedraaid.
In de collectieve sector is niet serieus gematigd. Dat is vooral te wijten aan het
kabinet, dat geen voet bij stuk gehouden
heeft, maar daarnaast ppk aan het parlement, dat het ombuigingsbeleid heeft
doorkruist zonder compensatie te bieden.
Het uitblijven van wezenlijke ombuigingen bij de overheid heeft twee pijnlijke consequenties voor het matigingsbeleid t.a.v. de arbeidsvoorwaarden. In
de eerste plaats is er daardoor geen alternatief voor een continuering van die
matiging, ook nu daar geen winst en dus
ook geen werk tegenover blijkt te staan.
Daarmee is de aanvaarding van zo’n uitzichtloos inkomensbeleid de achillespees
van het economische herstel geworden,
en dat zonder dat het vorige kabinet in
staat is gebleken enige voortgang te
maken met het voorontwerp voor een
Raamwet op de inkomensvorming.
In de tweede plaats is er door deze
gang van zaken nauwelijks ruimte voor
een differentiele inkomensontwikkeling,
die de Miljoenennota 1982 (biz. 41) terecht een voorwaarde acht voor een beter
functioneren van de arbeidsmarkt. Matiging zonder dat daar iets herkenbaars
tegenover staat, leidt tot polarisatie. En
dat is het laatste dat we nodig hebben
om de huidige economische en politieke
crisis te boven te komen. Want nog kortzichtiger dan drinken van het statiegeld
is drinken van elkanders bloed.
943