pru/ Van den
De vergeten
loonkostensubsidies
Eén van de voorstellen van de Miljoenennota 1981 betreft het terugtrekken
van de rijksbijdragen aan de sociale verzekering. Zuiver technisch gezien komt
dit neer o p een vermindering van de integrale loonkostensubsidies in Nederland.
Integrale loonkostensubsidies zijn immers subsidies die aan de werkgevers
worden uitgekeerd naar rato van de omvang van hun werknemersbestand. De
rijksbijdragen aan de sociale verzekering, die gericht zijn o p een verlaging van
de werkgeverspremies, vormen een
schoolvoorbeeld van zo’n integrale
loonkostensubsidie.
Nu had men mogen verwachten, dat
tegenover een verlaging van de integrale
loonkostensubsidies, een verhoging van
de marginale loonkostensubsidies tot
stand zou zijn gebracht, doch deze
verwachting is niet in vervulling gegaan.
Marginale loonkostensubsidies worden
uitgekeerd naar rato vande toenamevan
het werknemersbestand. Zulke marginale loonkostensubsidies zijn in Nederland
nog steeds onbekend 1).
Dit is bijzonder te betreuren want de
welvaartsargumenten voor marginale
loonkostensubsidies zijn bijzonder sterk.
Zolang namelijk voor in verliesgevende ondernemingen werkende arbeiders
geen vervangende werkgelegenheid is
gevonden, is het economisch zinloos de
uitbetaalde lonen als kosten te zien.
Vanuit welvaartsoogpunt is er alleen
sprake van kosten als er offers worden
gebracht, maar het inzetten van arbeid
die tóch braak ligt, is helemaal geen offer
in de economische zin, want het inzetten
ervan gaat helemaal niet ten koste van
iets anders.
Vanuit het gezichtspunt van het overheidsbudget vormen de loonkosten van
ingeschakelde werklozen evenmin echte
kosten. Worden de werklozen niet ingeschakeld, dan is de overheid immers een
flink bedrag kwijt aan werkloosheidsuitkeringen. Bijvoorbeeld de stijging van
het werkloosheidscijfer van 175.000 tot
280.000 betekent een additioneel budgettair beslag van f. 1 3mrd. Voor elke werkloze die met een marginale loonkostensubsidie te werk wordt gesteld, moet aan
de ene kant weliswaar loon worden betaald, maar wordt aan d e andere kant
een werkloosheidsuitkering uitgespaard.
Vanuit oogpunt van de maatschappelijke welvaart en het rijksbudget zijn zelfs
die marginale loonkostensubsidies efficiënt, die 100% van de loonkosten dekken. Een bedrijf, dat werklozen in dienst
neemt, hoeft er dan slechts voor te zorgen dat d e complementaire kosten van
de nieuwe arbeidsplaatsen o p de verkoopmarkt worden goedgemaakt. Geen
wonder dat de marginale loonkostensubsidie als instrument van werkgelegenheidspolitiek opnieuw opduikt in
de wetenschappelijke literatuur. Waren
vóór de Tweede Wereldoorlog onder
anderen J . Tinbergen en N. Kaldor voorstanders van zulke subsidies, thans treden vooral G. Rehn, R. Meidner,
P. R. G. Layard en S. J . Nickell ervoor in
het krijt. De twee laatsten hebben recentelijk in de Economic Journal 2) het
macro-economisch effect van marginale
loonkostensubsidies getoetst met behulp
van twee eenvoudige statische macroeconomische modellen, namelijk een
model van keynesiaanse en één van
monetaristische snit. Beide modellen
leverden dezelfde conclusies op, zodat
we ons kunnen beperken tot de resultaten van het keynesiaanse model.
Marginale loonkostensubsidies blijken twee soorten effecten te hebben.
In d e eerste plaats hebben zulke subsidies, aangenomen dat ze rusten o p alle
nieuw gecreëerde arbeidsplaatsen, het effect van een algemene lastenverlichting
voor het bedrijfsleven. Daardoor nemen
de winsten toe, hetgeen goed is voor de
investeringen, terwijl bovendien de bin-
nenlandse prijzen relatief dalen waardoor de binnenlandse koopkracht toeneemt, geïmporteerde goederen worden
gesubstitueerd voor binnenlands vervaardigde goederen en de export een
nieuwe injectie krijgt.
Daarbovenop komen, in de tweede
plaats, de effecten die juist het gevolg zijn
van het marginale karakter van de loonkostensubsidies. Deze effecten blijken
vooral te bestaan in een toeneming van
de export van die producenten, die hun
prijs van een anonieme markt thuis krijgen gestuurd.
Wat zien we dus: marginale loonkostensubsidies passen uitstekend in het exportscenario van de regering. Juist daarom is het verwonderlijk dat het kabinet
en het parlement dit beleidsinstrument
totaal vergeten zijn.
I Zie hierover P. C. Allaart, Loonkosten
)
subsidies en investeringssubsidies in Nederland, Rapport 79.26,Centrum voor Onder-
zoek van de Economie van de Publieke Sector, Leiden, 1979.
2) P. R. G. Layard en S. J. Nickell. The case
For subsidising extra jobs, Economic Journal,
maart 1980, blz. 51-73.