Ingezonden
De strevingen van politic!
DRS. J.G.A. VAN MIERLO*
In zijn artikel ,,De Miljoenennota 1986:
een spanningsveld tussen informatiebehoefte en informatiehantering” (ESB, 16
oktober 1985, biz. 1030- 1036) legt prof,
dr. D.J. Wolfson de vinger op een van de
zere plekken in ons democratische politieke bestel, nl. de manier waarop politici met
informatie omgaan, of liever gezegd informatie ter verbetering van hun beleid negeren en informatie om hun beleid aan de kiezers te verkopen manipuleren. Terecht
naar mijn mening. Even terecht oefent hij
fundamentele kritiek uit op die ..public
choice”-beoefenaren die informatieproblemen verwaarlozen en denken dat politici in ernst rekenschap afleggen aan hun
kiezers om herkozen te worden, om zodoende te eindigen bij zijns inziens naieve
,.median voter”-modellen. Als voorbeeld
verwijst hij naar mijn artikel ..Echte public choice” in Openbare Uitgaven, jg. 17
(1985), biz. 146- 156. Dat is niet terecht.
In mijn Openbare Uilgaven-artike ben
ik kortheidshalve niet uitgebreid op de informatieproblematiek tussen kiezers en gekozen politici ingegaan omdat het artikel
1268
daarover niet handelde. Mijn artikel betrof
een reactie op een eerder in Openbare Uitgaven verschenen column van prof. dr. J.
Pen, die in mijn opvatting een karikaturale
weergave van de strevingen van politici gaf
die correctie behoefde. Hoe waardevol het
artikel van Wolfson ook is in het verschaffen van inzicht in het gewicht en het
belang van de informatieproblematiek in
de politick, zulks impliceert niet dat daaruit logisch volgt dat politici geen rekenschap aan de kiezers afleggen en dat alle
,,median voter”-modellen die van deze politieke verantwoording uitgaan nai’ef zijn.
In de eerste plaats ben ik in mijn artikel
in Openbare Uitgaven uitvoerig ingegaan
op de omstandigheid dat politici – anders
dan de theorieboekjes leren — in een parlementaire democratic politieke evenwichtskunst beoefenen tussen hun eigen, ideologisch bepaalde, voorkeuren (,,policymakers’preferences”) en de voorkeuren
van hun kiezers. Hun doeleinden vormen
een combinatie van hun eigen gang gaan,
steun zoeken bij de publieke opinie en verantwoording aan hun kiezers afleggen. De
grenzen waarbinnen politici hun eigen
gang kunnen gaan worden bepaald door de
structuurkenmerken van het vigerende politieke stelsel en leggen op hun beurt het democratisch gehalte van dat stelsel bloot. Ik
ben het met Wolfson eens dat deze grenzen
ruim zijn en dat moet ons grote zorgen baren. Het zoeken naar mogelijkheden om de
grenzen aan het aantal ,,vrijheidsgraden”voor politici nauwer aan te halen verdient dan ook prioriteit. Politieke hervormingen zouden juist daarop gericht moeten zijn.
In de tweede plaats betekent het feit, dat
politici in ons bestel een grote manoeuvreerruimte hebben niet, dat zij zich zich
helemaal niets aan hun kiezers gelegen laten liggen. Hoe onvolkomen het verkiezingsmechanisme in een aantal opzichten
ook is in vergelijking met het markt- en
prijsmechanisme, toch ligt juist daar de
mogelijkheid voor kiezers om politici te belonen voor hun beleid voor zover dat in het
verlengde van de kiezerswensen ligt en te
straffen voor het doordrijven van hun eigen zin. De uitslag van de verkiezingen bepaalt helaas niet, zoals ik elders enkele malen heb betoogd (onder andere in Maandschrift Economic, augustus 1984), het verloop van de coalitie-onderhandelingen
rechtstreeks, maar wel indirect via de zetelverhoudingen die op vele momenten in de
formatie een rol spelen. Politici vormen in
de praktijk een combinatie van twee ideaaltypen: de paternalistische beleidsmaker
die zich van zijn kiezers niets aantrekt
maar het beter dan hen weet aan de ene
kant en de democratische carrieremaker
die zich volledig door de kiezerswaan laat
sturen om zo een politieke loopbaan op
bouwen als ,,volkstribuun” aan de andere
kant. Ook hier ligt de waarheid in het mid-
de politici zelf gebruik van de publieke opi-
niet nodig; wie ESB leest zal ook wel kran-
nie om steun te mobiliseren dan wel verzet
ten lezen. Maar eerlijk gezegd vond ook ik
den, al ontpoppen sommige politic! zich
te organiseren. Een onafhankelijke pers
voorkomt dat politici de openbare mening
onbeperkt kunnen manipuleren. Soms
het tijdsgewricht.
blijkt de keizer helemaal geen kleren aan te
hebben en blijkt dat hij evenmin langer te
In de derde plaats is het niet per definitie
zo dat politici uitsluitend en alleen op her-
kunnen verbergen! Wij kennen allemaal de
Drees een beetje eenzijdig en daarom Het ik
op mijn citaat nog volgen dat politici binnen ruime grenzen gewoon hun gang gaan,
om evenwel af te sluiten met de constatering: ,,En, waar ze wel steun zoeken bij de
publieke opninie (bij voorbeeld uit loyali-
politici die het te bont hebben gemaakt,
teit met het partijbelang) is papier een ge-
verkiezing uit zijn, dan wel, andere uiter-
hun geloofwaardigheid verliezen en door
sten, deze ambitie volledig missen. Ik heb
de mand vallen.
De moraal van deze reactie: laten wij
duldig medium voor informatiehantering
en zelfverheffing, zoals ook weer uit deze
meer tot paternalisten en ontwikkelen andere zich meer tot carrieremakers, afhankelijk van bij voorbeeld de partijcultuur en
in mijn Openbare Uitgaven-artikel er alleen op gewezen dat stemmenmaximalisatie een regulerend motief voor politici is.
Of zij nu him eigen voorkeuren of die van
Miljoenennota blijkt”. Die laatste zin
geen vooroordelen over de strevingen van
moet er bij Van Mierlo toch ingegaan zijn
politici koesteren en evenmin over die van
als Gods woord in een ouderling, dacht ik.
kiezers of ambtenaren. Maar laten wij on-
van) willen volgen; in alle gevallen dienen
die ons politieke stelsel toelaat, in strijd
Hij heeft zich vermoedelijk geergerd aan
mijn verwijt dat auteurs over publieke
besluitvorming het informatieprobleem
zij regeringsmacht te bezitten om beleid te
zijn met de normatieve opvatting dat ook
veelal verwaarlozen. Hij vindt mijn ver-
kunnen voeren en daarvoor is nu eenmaal,
in de politick de klant koning behoort te
zijn (zij het binnen zekere, eveneens nor-
wijzing naar zijn artikel in Openbare Uitgaven daarbij niet terecht. Laat ik hem
matief bepaalde, grenzen). De ,,publicchoice”-theorie mag zich niet baseren op
vooroordelen of oribewijsbare ..common
sense”-argumenten, maar moet steunen
op wetenschappelijke bewijsvoering (hetzij logisch beredeneerd, hetzij empirisch
vastgesteld).
daarin gelijk geven, dan blijft mijn stelling
de kiezers (dan wel een combinatie daar-
of zij dat nu leuk vinden of niet, maximalisatie van hun electorate aanhang noodzakelijk. Hoe meer stemmen immers, des te
meer gewicht in de coalitie-onderhandelingen die toegang tot het regeringskasteel geven. De droge constatering van Drees jr. in
zijn Nederlandse Overheidsuitgaven, Den
Haag 1985, biz. 27, dat ,.politic! veelal
derzoeken in hoeverre de vrijheidsmarges
geen tweede ambtstermijn ambieren”
J.G.A. van Mierlo
snijdt om twee redenen geen hout. Drees
geeft hiervoor geen enkele theoretische of
empirische argumentatie, zodat zijn
constatering meer het karakter van een bewering draagt. Daarnaast zijn er talloze in-
* De auteur is als wetenschappelijk medewerker
dicaties voor de stelling dat politici wel hun
oor bij de kiezers te luisteren leggen, niet
teit Rotterdam.
om voor een tweede termijn herkozen te
worden maar wel om voor hun partij electorale winst te behalen, althans electoraal
verlies te voorkomen. De uitslagen van
opiniepeilingen worden gretig verslonden,
voorspelde winst wordt als steun voor het
verbonden aan de vakgroep Politicologie, sectie
Nederlandse Politick, van de Erasmus Universi-
Naschrift
Lezing van Van Mierlo’s reactie roept
gevoerde beleid uitgelegd, voorspeld verlies leidt tot interne discussies over een
koersverandering die soms de partij volle-
bij mij de vraag op waar we het eigenlijk
oneens over zijn. In een voetnoot citeerde
ik Drees: ,,Politici ambieren veelal geen
tweede ambtstermijn”. Een empirische
dig lam kunnen leggen. Bovendien maken
onderbouwing van die bewering leek mij
dat de verwaarlozing van de informatieproblematiek de grote zwakte is van de theorie van de publieke besluitvorming. Want
welke inhoud hebben Van Mierlo’s rand-
voorwaarden op het politieke gedrag
(,,steun zoeken bij de publieke opinie” en
,,verantwoording afleggen”) als machthebbers een groot overwicht hebben in het
hanteren van informatie? (Watergate,
RSV, om maar eens wat te noemen). Mijn
vooroordeel – ik zal Van Mierlo deze keer
voor zijn – is dat wij de politiek te ruime
marges laten. En ik weet niet goed hoe ik ze
zou moeten versmallen, want daar heb je
de politiek zelf voor nodig. De Romeinen
zaten al met dat probleem: Quis custodiet
ipsos custodes? – Hoe houden we de
machthebbers in onze macht? In ieder geval niet door – impliciet of expliciet – te
denken dat ze ons de juiste informatie
verschaffen.
D.J. Wolf son