Ga direct naar de content

Koffiedik

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 4 1985

C.A. de Kain

Koffiedik
Begin november publiceerde het Centraal Planbureau (CPB) een werkdocument waarin mogelijke ontwikkelingspaden van de Nederlandse economie tot het
jaar 2010 in kaart worden gebracht 1). Onzekerheid over het toekomstig verloop van
de wereldhandel en andere exogenen, en
twijfel over de blijvende geldigheid van de
in het gebruikte model vervatte gedragshypothesen en institutionele samenhangen,
Het CPB heeft een keer eerder, halverhebben het CPB doen kiezen voor een
scenario-analyse: op basis van bepaalde wegede jaren vijftig, een lange-termijnververonderstellingen worden drie alternatie- kenning van de Nederlandse economie geve toekomstbeelden geschetst. Ik beperk maakt 3). Die publikatie was een stuk dikmij hier tot enkele in het oog springende re- ker maar had ook een veel ambitieuzere
doelstelling. ,,Getracht is de grenzen aan te
sultaten voor de periode 1985 – 2000.
Bij een jaarlijkse groei van het ree’el nati- geven waarbinnen de economische ontwikonaal inkomen van 3% (het MIDDEN- keling zich, behoudens zeer gunstige of onscenario) zou de werkloosheid in het jaar gunstige omstandigheden (tot 1970) zal
2000 nauwelijks geringer zijn dan op dit voltrekken”. Hoewel de modelbouwers
moment het geval is (750.000 personen), ook toen al de betrekkelijke waarde van
terwijl bij een jaarlijkse groei van 1,5% hun cijfers beklemtoonden, ademt de ver(het LAAG-scenario) het aantal werklozen kenning van dertig jaar geleden toch een
zou oplopen van 800.000 nu tot 1,2 mln. in heel andere geest dan het recente CPBhet jaar 2000. Deze uitkomsten worden werkdocument. Vol zelfvertrouwen, zich
gegevendeproduktiegroei – bepaalddoor baserend op ,,opmerkelijk constante” sade gemaakte veronderstellingen over de menhangen van economische variabelen in
jaarlijkse groei van de arbeidsproduktivi- het verleden, ontwierpen de onderzoekers
teit (rond 2%) en de ontwikkeling van de destijds drie, relatief weinig uiteenlopende
gemiddelde arbeidsduur (het CPB veron- basis-alternatieven.
Voorop stond het bereiken van een zo
derstelt een trendmatige daling van 0,5%
per jaar). Het beslag op het nationaal inko- gunstig mogelljk resultaat m.b.t. het reele
men vanuit de collectieve sector (nu circa inkomen per hoofd. Zoals de huidige CPB67%) zou in het jaar 2000 zijn gedaald tot directeur in zijn Ten geleide opmerkt, had
60% (MIDDEN), onderscheidenlijk zijn de verkenning van toen sterk het karakter
van een optimaliseringsvraagstuk. Het noopgelopen tot 71% (LAAG).
Het kabinet heeft er in een reactie aan minale loonpeil was een vanzelfsprekende
herinnerd dat het beleid is gericht op een stuurvariabele om de gewenste prijsverforsere arbeidsduurverkorting (ADV) dan houding ten opzichte van de buitenlandse
door het CPB is verondersteld. In een aan- concurrenten te realiseren. Voor de periovullend werkdocument geeft het CPB aan de 1950- 1970 werd een jaarlijkse groei
dat van verdergaande ADV, mils is vol- van 2,5% geraamd. Gegeven een normaal
daan aan enkele stringente randvoorwaar- werkloosheidsniveau van 3,4% in 1970,
den, een daling van de werkloosheid mag werd een jaarlijkse emigratie van 15.000
worden verwacht 2). Door in totaal 15% personen aanbevolen (in basis-alternatief
extra ADV met looninlevering (in de perio- B) om de arbeidsmarkt te ruimen. Produkde 1985-1995) komt de werkloosheid in tie en werkgelegenheid werden regionaal
het jaar 2000 uit op 500.000 in plaats van en naar bedrijfstak verbijzonderd. De te
750.000 personen (MIDDEN). De gemid- verwachten vraag naar arbeid werd naar
delde werkweek telt dan vanaf 1995 onge- scholingsniveau uitgesplitst. De belastingveer 30 uur! In het scenario-LAAG daalt druk zou dalen van 28% (1950) tot 21 % (in
de werkloosheid in deze variant van 1,2 1970). Over de druk van sociale premies
mln. tot 900.000 personen. Bij 15% extra werd niet gerept. Pas enkele jaren later, in
ADV zander looninlevering vermindert de 1957, zou de eerste volksverzekering van
werkloosheid niet of nauwelijks. Opval- kracht worden. Daarna explodeerden de
lend is dat in alle gepresenteerde varianten kosten van de sociale zekerheid. De druk
het ree’el netto nationaal inkomen door de van belastingen en sociale premies samen
extra ADV nauwelijks wijziging onder- beliep in 1970 44%, ruim het dubbele van
gaat. Dit maakt nieuwsgierig naar de speci- wat het CBP vijftien jaar eerder had voorficatie van het model; deze is – volgens zien. Ook de economische groei was twee
een betreurenswaardige traditie – niet (ge- keer zo groot als geraamd (5% tegen
lijktijdig met de resultaten) naar buiten 2,5%). De arbeidsmarkt was daardoor jagebracht.
renlang overspannen. De emigratie viel
ESB 11-12-1985

weg; uit het gebied rondom de Middellandse Zee kwam juist een omvangrijke immigratiestroom op gang. De produktie van
steenkool (door het CPB voor 1970 10%
hoger gesteld dan in 1950) liep al op zijn
eind. In 1959 was gas gevonden in Slochteren en minister van Economische Zaken
Den Uyl had de consequenties getrokken.
Het is vanzelfsprekend niet mijn bedoeling de CPB-medewerkers van het eerste
uur hier een trap na te geven. Maar een blik
achterom is nuttig om de beperkingen van
dit type cijferwerk te beseffen. Jammer dat
het CPB in zijn werkdocument geen plaats
heeft ingeruimd voor een korte bespreking
van de voorspellende waarde van de vorige
lange-termijnexercitie. Dat zou de relatieve betekenis van zulke verkenningen (die
door het CBP terecht wordt benadrukt)
treffend hebben gei’llustreerd. De invalshoek van de verkenning uit 1985 is een heel
andere dan die van de verkenning uit 1955.
Centraal staat nu de vraag hoe bestaande
onevenwichtigheden kunnen worden overwonnen. Daarbij zijn drie wereldscenario’s bezien. In het Ten geleide kondigt
CPB-directeur De Ridder bovendien een
op afzienbare termijn te verschijnen vervolgstudie aan, waarin aandacht zal worden besteed aan de gevolgen van (ingrijpende) beleidswijzigingen, institutionele
hervormingen en veranderingen in gedragspatronen.
De geschiedenis van de verkenning 1955 levert bij dit alles een hoopvol
perspectief op: als de toekomstige economische groei de vorige keer met de helft is
onderschat, is herhaling niet uitgesloten.
Met daarbij wel de kanttekening dat onze
economie momenteel institutioneel (loonvorming, koppelingen) een stuk minder
flexibel is dan dertig jaar geleden en de uitgangssituatie nu zowel nationaal (werkloosheid, omvang van de collectieve sector) als internationaal (instabiele wisselkoersen, schuldenlanden) door veel grotere onevenwichtigheden wordt gekenmerkt.
Maar wie weet; toekomst voorspellen blijft
immers in wezen koffiedik-kijken.

1) Centraal Planbureau, De Nederlandse economie op langere termijn. Drie scenario’s voor
de periode 1985 – 2010, Werkdocument 1, Den
Haag, 1985.
2) Centraal Planbureau, Extra arbeidsduurverkorting in drie lange-termijnscenario’s, Werkdocument 2, Den Haag, 1985.
3) Centraal Planbureau, Een verkenning der

economische toekomstmogelijkheden van Nederland, 1950-1970, Den Haag, 1955.

1247

Auteur