P. de Grauwe
De sociale
hitparade van
de OESO
Onlangs publiceerde de OESO een
vergelijkende studie van de sociale uitgaven in de lidstaten van deze organisatie. Een van de interessante bevindingen van dit onderzoek is dat Belgie
en Nederland de nummers een en twee
zijn in de rangschikking van de landen
naar het niveau van de sociale uitgaven. Deze twee landen geven (anno
1981) respectievelijk 37,6 en 36,1%
van hun bruto binnenlands produkt
uit aan sociale programma’s. Het gemiddelde voor de OESO-landen bedraagt 25,6170. Zelfs Zweden, sinds
mensengeheugen het sociale paradijs,
moet onderdoen voor de Benelux: dit
land komt nauwelijks aan 33%.
Er is reden om fier te zijn over zoveel concentratie van sociale vrijgevigheid in de Benelux. We staan misschien niet aan de top van de R&D in
de technologische sfeer, maar de bovenstaande cijfers tonen aan dat we de
pioniers zijn geworden in het onderzoeken en het ontwikkelen van sociale
programma’s. Vele landen zullen ons
benijden.
Toch mogen we ons door deze suc-
Figuur. Sociale uitgaven (inprocenten van hetbbp) en werkloosheid (in procenten van de beroepsbevolking) a)
40
35
30.
25.
20.
1510.
5.
Belgie
Nederland
Sociale uitgaven
OESO
USA
Japan
Zwitserland
Werkloosheid
Bron: OECD, Social Expenditure, 1985, en: Main economic indicators, januari 1985.
a) De sociale uitgaven zijn exclusief de werkloosheidsuitkeringen. De werkloosheidscijfers zijn
uit 1984.
ESB 1-5-1985
cessen niet laten bedwelmen. Ik werd
onlangs hieraan herinnerd door mijn
vriend die gekend staat om zijn rechtse
ideeen. Nadat ik hem deze sociale hitparade had voorgelegd kwam hij aandraven met OESO-werkloosheidscijfers. Met een misplaatste triomfantelijke uitdrukking in de ogen wees hij
crop dat Belgie en Nederland ook de
recordhouders van de OESO zijn wat
de werkloosheid betreft (op lerland
na). Wat meer is, hij beweerde zelfs
dat de hoge sociale uitgaven in de Benelux de oorzaak zijn van de hoge werkloosheid aldaar. Om dit te staven
toonde hij mij de volgende figuur.
(Mijn vriend heeft een voorliefde voor
het visuele effect; dit is waarschijnlijk
de reden waarom ik hem wantrouw).
De ..message” was voor hem duidelijk: hoe hoger de sociale uitgaven des
te groter de werkloosheidsgraad. Mijn
bezwaar dat de causaliteit misschien in
de andere richting kon gaan, vooral
omdat Janden met hoge werkloosheid
wel verplicht waren’veel uit te geven
voor werkloosheidsuitkeringen, had
mijn vriend geanticipeerd. Hij vertelde mij dat hij de werkloosheidsvergoeding had afgetrokken van de sociale
uitgaven zodat de correlatie tussen
werkloosheid en sociale vrijgevigheid
die zo frappant is in zijn staafjesdiagram niets te maken heeft met mijn
interpretatie.
Volgens hem was er slechts een interpretatie mogelijk. En nu begon hij
een verhaal te vertellen over hoe sociale vrijgevigheid leidt tot gebrek aan
initiatief, rigide arbeidsmarkten en
hoge loonkosten. Als gevolg hiervan
wordt, in zijn opinie, de werkgelegenheid afgebroken en moet de werkloosheid wel stijgen. Een verhaal dat ik al
eerder gehoord had en op mij geen enkele indruk maakte. Ik stuurde hem
dan ook wandelen met de opmerking
dat om mijn wetenschappelijke geest
te overtuigen mij de nodige standaardfouten en Durbin-Watsons zouden
moeten worden voorgelegd.
Hoewel mijn vriend mij niet heeft
kunnen overtuigen, heeft hij er toch
voor gezorgd dat mijn euforie over de
schitterende OESO-klassering van de
Benelux in de prijskamp voor de
grootste sociale bewogenheid verdwenen is.
415