Vooruitzichten
De rente in 1980
DRS. CHR. BRANDSMA*
–
DRS. TH.H. KAUFFMAN*
Het verloop van de rente is een van de moeilijkst te voorspellen economische variabelen. Pogingen met behulp van econometrische modellen het
toekomstige verloop te schatten zijn tot dusverre weinig succesvol gebleken.
Toch moeten b.v. banken en beleggingsinstellingen hun activiteiten baseren
op de verwachte hoogte van de rente. Zij werken in depraktijk met globale,
veelal niet-gekwantificeerde indicaties, in de zekerheid dat de inzichten bij
wijze van spreken met de dag kunnen veranderen. In onderstaand artikel
wordt aldus een aantalfactoren aangeduid die momenteel van belang lijken
voor het verloop van de rente in 1980.
D e ontwikkeling in 1979
Het renteverloop o p de binnenlandse
kapitaalmarkt was vanaf medio januari
1979 grotendeels opwaarts gericht. Alleen in de maanden juli en augustus was
er sprake van een zekere daling, doch in
de loop van de maand oktober begonnen
de rentetarieven onder invloed van het
buitenlands renteverloop wederom aan
te trekken. Tekenend voor de rentebeweging op de binnenlandse geldmarkt was
het feit dat De Nederlandsche Bank dit
jaar vijf maal haar officiële tarieven
moest verhogen. Qua renteniveau hielden de twee laatste verhogingen zelfs een
nieuw recordniveau in.
De beweging van de lange rente heeft
zich in de afgelopen twaalf maanden als
volgt voltrokken (zie de figuur).
De oorzaak van de binnenlandse rentestijging moet grotendeels worden toegeschreven aan ,,buitenlandse” factoren:
Ö een aanhoudend hoog en oplopend
internationaal inflatietempo;
negatieve ontwikkelingen omtrent de
lopende rekening van de betalingsbalansen;
aanhoudende valutaire onrust met
name tussen de Amerikaanse dollar
en de Duitse mark;
een verscherping van het restrictieve
monetaire beleid in de meeste landen;
aanhoudend hoge tekorten op de
overheidsbudgetten.
Wat betreft de binnenlandse factoren
dient in het bijzonder te worden gewezen
op de volgende invloeden:
een structurele krapte o p de geldmarkt;
een oplopende-inflatieverwachting;
het kredietrestrictiebeleid van De
Nederlandsche Bank;
een aanhoudend hoog financieringstekort van de overheid.
Naast deze factoren is tevens van belang het feit dat de monetaire autonteiten in de EMS-landen en, naar het lij kt,
thans ook in d e Verenigde Staten trachten de wisselkoersverhoudingen zoveel
mogelijk te stabiliseren. Dit betekent in
concreto dat zij het effect van valutaire
spanningen en verschillen in inflatietempo in eerste instantie zullen laten doorwerken in de geldmarkttarieven en de
binnenlandse monetaire verhoudingen.
Bovengenoemde factoren komen in
belangrijke mate opnieuw naar voren bij
de vraag hoe de rentetarieven in ons land
zich de komende maanden zullen gaan
ontwikkelen. Het volgende kan dienaangaande worden overwogen.
De rentetarieven op de Nederlandse
geldmarkt zullen o p grond van de binnenlandse verhoudingen zich o p een
relatief hoog niveau blijven bewegen.
Sedert enkele jaren is er sprake van een
meer structurele krapte op de geldmarkt,
voornamelijk als gevolg van de verslechtering van de positie van de betalingsbalans en de vergroting van de
monetaire financiering van het begrotingstekort. Naar verwachting zullen
deze beide factoren vooralsnog qua ontwikkeling geen essentiële wijziging ondergaan:
de verwachte afzwakking van de
mondiale economische bedrijvigheid,
de voortgaande ruilvoetverslechtering, de aangetaste concurrentiepositie van het bedrijfsleven en een onevenwichtig uitvoerpakket geven aan
dat rekening dient te worden gehouden met een ongunstig blijvende betalingsbalanspositie;
e uit de Miljoenennota 1980 blijkt dat
in het komende jaar wederom een
belangrijk gedeelte van het aanhoudend hoge overheidstekort monetair
zal moeten worden gefinancierd.
:
*
Hoofd resp. medewerker van de afdeling
beleggingen van de Stichting Sociaal Fonds
Bouwnijverheid te Amsterdam. Dit artikel is
geschreven naar de stand van zaken per medio
december 1979.
Figuur. Effectieve rendementen in de periode 4 januari 1979 t / m 5 december 1979
–
–
— – – – 25-jarige onderhandse leningen a a n provincies. gemeenten e d
–
3 langstlopende aflosbare staatsleningen
4 8 . 0
~ I I I ~ I I ~ ~ I ~ I ~ I I I I ~ ~ ~ I I I I I I ~ ~ ~ ~ ~ ~
jan
feb
mrt
apr
mei
juni
juli
aug
sep
okt
nov
dec
Het ziet er verder naar uit dat ook in
198Ode positie van de gulden ten opzichtevan de D-mark niet sterker zal worden,
zodat het korte internationale kapitaalverkeer niet op de Nederlandse geldmarkt terecht zal komen. Ten slotte
dient te worden opgemerkt dat het huidige restrictieve monetaire beleid van De
Nederlandsche Bank volgend jaar gecontinueerd zal worden ten einde de liquiditeitsvergrotende en inflatoire impulsen in toom te houden. Het vooralsnog aanhoudend hoge renteniveau o p de
geldmarkt zal een remmende factor zijn
op een rentedaling op de kapitaalmarkt.
Immers, zolang de geldmarkttarieven
aanzienlijk boven de kapitaalmarkttarieven liggen zijn de geldmarktuitzettingen
voor velen een aantrekkelijk beleggingsalternatief.
Wat betreft de vraag- en aanbodverhoudingen op de binnenlandse kapitaalmarkt in het komende jaar dient allereerst te worden gewezen o p het feit dat
het aanbod van middelen als gevolg van
de aanhoudend zwakke ontwikkeling
van de nationale besparingen geen sterke
stijging te zien zal geven. Deze ontwikkeling houdt grotendeels verband met de
geringe winstgevendheid van het bedrijfsleven en de voortgaande grote stijging
van de overheidsuitgaven. Ook de gezinsbesparingen zullen geen sterke groei
te zien geven als gevolg van de geringe
stijging van het reëel beschikbare
inkomen. De vraag naar financieringsmiddelen zal evenwel groot zijn. Deze
vraag zal niet zozeer voortkomen uit het
bedrijfsleven, waar de investeringsgeneigdheid in zijn totaliteit reeds tot het
minimum is gereduceerd, doch meer van
de kant van de financiële instellingen en
de overheid. De financiële instellingen
zullen in het kader van de voortzetting
van de kredietbeperkende maatregelen
hun beroep op de kapitaalmarkt niet te
sterk kunnen verminderen. De tweede
grote vrager blijft de overheid. Hoewel
het financieringstekort op de begroting
voor 1980 met 5,5% van het nationaal
inkomen een half procent lager uitkomt
dan in de begroting van 1979, moet
hierbij worden opgemerkt dat er een
gunstig effect uitgaat van f. 1,25 mrd.
door de zogenaamde ,,onderuitputtingw,
die dit jaar voor het eerst is opgenomen.
Van de kant van de vraag- en aanbodverhoudingen op de binnenlandse kapitaalmarkt zullen naar verwachting per saldo
geen sterke renteverlagende impulsen
komen.
Ten aanzien van de infiatieontwikkeling dient te worden opgemerkt dat daarvan eerder renteverhogende dan renteverlagende impulsen zullen uitgaan.
Immers, het inflatietempo zal, mede vanwege een hoger uitvallende invoerprijsstijging en binnenlandse kostenstijging,
nog sneller oplopen dan door het Centraal Planbureau reeds is aangenomen.
Hierbij past de aantekening dat in het
licht vak het verwachte internationale
inflatietempo van 9 a 10% het voor 1980
ESB 9-1-1980
Tabel. Laatstbekende rendementen (mei t / m november 1979) op staatsobligaties in
een aantal beleggingslanden (maandultimo S, in procenten)
I
Verenigde Staten . . . . . . . . . . . . . . .
West-Duitsland . . . . . . . . . . . . . . . .
Japan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Frankrijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Verenigd Koninkrijk . . . . . . . . . . . .
Nederland . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
mei
nov.
juni
10.0
7.8
8.1
10.6
14.3
9.2
9.2
12.6
Bron: Amrobank.
geraamde inflatietempo in ons land van 6
a 6,5% er relatief gunstig uitspringt.
Vandaar dat het aannemelijk is te veronderstellen dat de invloed van de beweging
van de inflatie op het renteniveau tamelijk gering zal zijn.
Al met al valt te concluderen dat op
grond van de binnenlandse monetaire
ontwikkeling in de komende tijd geen
essentiële rentewijziging zal plaatsvinden. Het binnenlandse renteverloop
wordt evenwel tevens bepaald door het
internationale renteverloop in met name
West-Duitsland, vanwege het EMS-arrangement, en in de Verenigde Staten,
vanwege de sleutelpositie van de dollar in
het internationale monetaire stelsel. In
de tabel wordt het verloop van de rente in
een aantal landen gedurende het laatste
half jaar weergegeven.
Zoals het er thans naar uitziet zal het
renteverloop in West-Duitsland vooralsnog opwaarts gericht blijven. De volgende argumenten worden daartoe aangevoerd:
als gevolg van de mondiale
economische afzwakking, de in beginsel hoog blijvende binnenlandse
bestedingen en de voortgaande ruilvoetverslechtering, zal de lopende
rekening van de betalingsbalans volgend jaar geen essentiële verbetering
vertonen. Een voortzetting van het
huidige tekort, resp. een vergroting
dient niet te worden uitgesloten;
de doorwerking van de olieprijsstijging zal in de eerste maanden van
1980 het inflatietempo hoog houden;
in het kader van de inflatiebestrijding
zal de Bundesbank haar restrictieve
monetaire beleid voorlopig krachtig
continueren. Aangezien de Bundesbank in haar monetaire instrumentarium niet beschikt over directe kredietrestrictieve maatregelen kan de
bank nagenoeg uitsluitend het rentewapen hanteren om een verkrappend
beleid te voeren.
Ondanks het oplopend inflatietempo
en een eventueel tekort op de lopende
rekening van de betalingsbalans zal de
huidige sterke positie van de D-mark op
de internationale valutamarkt niet worden aangetast. Dit houdt verband met
het feit, dat, mondiaal gezien, de economische en monetaire vooruitzichten
voor West-Duitsland er tamelijk gunstig
uitzien.
Voor de rente-ontwikkeling betekent
bovenstaande dat in de komende maanden de rentetarieven zich op een hoog
niveau zullen bewegen. Daar het inflatietempo en de groei van de economische
bedrijvigheid pas in de loop van 1980 een
afzwakking te zien zullen geven, zal het
moment van rentedaling waarschijnlijk
eerst na het eerste kwartaal van 1980
kunnen plaatsvinden.
Mede bepalend voor het verloop van
de D-mark en de rente-ontwikkeling in
West-Duitsland is de valutaire positie
van de dollar. Dienaangaande kan het
volgende worden opgemerkt. De Amerikaanse economie zal in 1980 een negatieve groei te zien geven. Als gevolg
hiervan zal het tekort op de lopende
rekening van de betalingsbalans kunnen
verminderen. Tevens zal het stijgingstempo van de infiatie in de loop van 1980
gaan afnemen. Echter, de mate van daling zal beperkt zijn als gevolg van onder
meer fiscaal stimulerende maatregelen in
het kader van de presidentsverkiezing en
inflatoire impulsen die voortvloeien uit
het loon- en prijsbeleid. Internationaal
gezien zal derhalve de inflatie zich op een
hoog niveau blijven ontwikkelen. Op
grond hiervan zal de dollar op de valutamarkten geen fundamenteel herstel te
zien geven. Al met al is de kans dat de
rentetarieven o p de Amerikaanse vermogensmarkten een werkelijk forse daling
zullen vertonen dan ook gering te noemen.
Conclusie
Het verloop van de binnenlandse rentetarieven wordt momenteel grotendeels
bepaald door het internationale renteverloop en de aanhoudend hoge krapte
op de geldmarkt. Gezien de voorlopig
opwaarts gerichte rentetendens in met
name de Verenigde Staten en WestDuitsland is de kans op een rentedaling
in de komende maanden dan ook vrij
gering te noemen. Zoals het zich thans
laat aanzien dient later in 1980 met een
zekere rentedaling rekening te worden
gehouden. Het moment van rentedaling
zal evenwel in belangrijke mate afhangen
van het internationaal renteverloop.
Chr. Brandsma
Th. H. Kauffman