Ga direct naar de content

Op weg naar het Rawls – Tinbergencriterium

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 9 1980

l

l
t

h o j Van den Doel

Op weg naar
het RawlsTinbergencriterium
De standpunten inzake de gewenste
inkomensverdeling zijn de laatste tijd
onderhevig aan een proces van convergentie. Dit blijkt uit het ,,merkwaardig
eensgezinde SER-advies” 1) dat op
i 5 september 1978 over deze materie
werd uitgebracht en uit een in september 1979 verschenen publikatie van de
(aan de VVD gelieerde) Teldersstichting, waarin een commissie onder voorzitterschap van de Groningse economist
dr. S. K. Kuipers kiest voor een door
Rawls geïntroduceerd ,,differente principle” als norm voor een rechtvaardige
inkomensverdeling 2).
Nu had de SER zich het jaar tevoren
uitgesproken voor een andere norm,
namelijk voor het criterium van Tinbergen. Zoals bekend houdt het criterium
van Tinbergen in, dat iedereen even gelukkig dient te zijn voor zover dat geluk
bepaald wordt door economische factoren, met name door ,,arbeidsinspanning” en ,,inkomenw. In meer economische terminologie streeft Tinbergen
een egalisatie van het nut na. Wanneer
iemand zich onevenredig inspant, d.w.z.
werk doet dat door hem (subjectief) als
zwaar wordt ervaren, heeft dat een negatieve invloed op zijn nut. Deze negatieve
invloed mag dan gecompenseerd worden
door een extra inkomen dat zo hoog is
dat de negatieve invloed van de arbeidsinspanning geheel wordt geneutraliseerd.
Tinbereen kiest dus voor comvenserende inkomensverschillen. Alle andere inkomensverschillen, bijvoorbeeld die welke het gevolg zijn van een schaars talent,
voldoen echter niet aan zijn criterium.
De Teldersstichting heeft hierop geantwoord met een voorstel tot invoering
van het Rawls-criterium. Rawls is een
contractist, die ervan uitgaat dat die
inkomensverdeling rechtvaardig is, welke is gebaseerd op een ,,sociaal contract”. Het gaat hierbij niet om een
sociaal contract dat in feite is afgesloten, maar om een denkbeeldig contract,
dat de individuen zouden hebben afgesloten als aan ten minste twee voorwaarden zou zijn voldaan:
de individuen worden in staat gesteld
hun relatieve inkomensposities via een
sociaal contract te bepalen;
zij sluiten het contract af op het moment dat zij nog niet weten wat hun
eigen kans is op een bepaald inkomen.
Vooral de laatste veronderstelling is
volgens Rawls van wezenlijk belang. Indien een individu immers weet, dat hij
ESB 9-1-1980

tot de kansrijken behoort, zal hij nimmer een contract afsluiten dat weliswaar
rechtvaardig is maar dat zijn kansen op
een hoog inkomen teniet doet. Hij zal
alleen aan een sociaal contract meewerken ,,behind a veil of ignorance”.
De rechtvaardige inkomensverdeling,
die uit het imaginaire sociaal contract
zou voortvloeien, is volgens Rawls gebaseerd op het ,,differente principle”,
hetgeen inhoudt dat inkomensverschillen alleen gerechtvaardigd zijn indien
daardoor het (absolute) inkomen van de
minstbedeelden in de samenleving wordt
gemaximaliseerd. Inkomensverschillen
die geen positieve invloed hebben op het
inkomen van de allerarmsten voldoen
dus niet aan het Rawls-criterium.
Op het eerste gezicht is er een wereld
van verschil tussen het criterium van
Rawls en dat van Tinbergen. Dit is ook
de mening van de belangrijkste voorvechters zelf. Kuipers en de zijnen doen
hun pleidooi voor het Rawls-criterium
vergezellen van een harde aanval op het
Tinbergen-criterium, dat zij als partieel
:n anti-individualistisch afwijzen. In zijn
weerwoord (NRC Handelsblad, 11 derember 1979) snijdt Tinbergen van hetzelfde laken een pak door, o p zijn beurt,
te betogen dat het Rawls-criterium ingewikkeld en onduidelijk is, zodat het
Tinbergen-criterium de voorkeur verjient.
Het is een typisch gevecht om des
ceizers baard, want onder bepaalde
goorwaarden is de uitkomst van beide
:riteria precies hetzelfde. Dit kan geaakkelijk worden gedemonstreerd. VerJangen wij, aangezien wij geen juristen
cijn maar economisten, het woord ,,incomen” door het woord ,,nut”. Stellen
wij vervolgens, voor een ogenblik, dat
~utsverschillentussen de individuen onlerling niet van invloed zijn o p de hoogte
Jan het gemiddelde nut. Gaan wij ten
;lotte volgens het- Rawls-criterium te
werk en maximaliseren wij dus het nut
ran de minstbeelden. Het is gemakkelijk
n te zien dat wij dan de inkomensverieling steeds weer moeten veranderen
.otdat het nutsniveau van alle indivuen

is geëgaliseerd, d.w.z. totdat aan het
criterum van Tinbergen is voldaan.
De uitkomst van beide criteria is echter niet meer identiek als wij ervan uitgaan dat nutsverschillen wèl van invloed
zijn op het gemiddelde nut. Deze situatie
is bijvoorbeeld actueel ingeval door
nutsverschillen extra produktieve prestaties worden uitgelokt waardoor ieders
nut wordt vergroot, ook het nut van de
minstbedeelden. In dit geval is een ongelijke nutsverdeling wel rechtvaardig
op grond van het criterium van Rawls
doch niét rechtvaardig op basis van het
criterium van Tinbergen.
Welke verdeling moeten wij nu Kiezen?
Laten wij het de grote uitvinders zelf
vragen. Tinbergen 3) houdt in dit geval
niet onverkort vast aan zijn eigen criterium. De ongelijke nutsverdeling noemt
hij ,,optimaalmen
degelijke nutsverdeling
noemt hij ,,rechtvaardigw. De beide verdelingen kunnen door de individuen
worden gesubstitueerd.
Maar ook Rawls houdt in dit geval niet
onverkort vast aan zijn ,,differente
principle”. Buchanan 4) heeft met tal van
argumenten aangetoond dat Rawls in
feite elke inkomensverdeling rechtvaardig acht waartoe de individuen zouden
besluiten ,,behind a veil of ignorance”.
Deze idee van Buchanan kan verder worden uitgewerkt. Het blijkt dan dat de
individuen geen sociaal contract zullen
afsluiten op basis van het ,,differente
principle” maar op basis van het Tinbergen-criterium, mits hun nut niet alleen afhangt van hun eigen inkomen maar
ook van het inkomen van hun buurman.
Kortom, juist een sociaal contract a la
Rawls kan een inkomensverdeling à la
Tinbergen opleveren. Wij zijn duidelijk
op weg naar het Rawls-Tinbergen-criterium.

I ) Zie hierover de tweede druk van Her biefiruk-sociolisme en de economie, Utrecht,
1979, blz. 15ó-161.
1) Een liberale visie op de verdeling van in’tomen en vermogen. Geschrift van de Prof.
Mr. B. M. Teldersstichting, ‘s-Gravenhage,
1979
<.

1) J. Tinbergen, Income distriburion, ona)sis and policies. Amsterdam, 1975, blz.
132- 1.33.
I) J. M. Buchanan, Freedom incons~irurional
.ontracf, Texas, 1977,hfst. 6, 9, IOen 14.

Auteur