De ontkoppeling ontmaskerd
Aute ur(s ):
Bruyn, S.M. de (auteur)
Vakgroep Regionale Economie van de Vrije Universiteit, Amsterdam.
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4112, pagina 515, 25 juni 1997 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
milieu
De nota Milieu en economie stelt dat de economie kan groeien, terwijl het milieu behouden blijft. Empirisch onderzoek laat echter
zien, dat deze ontkoppeling van vervuiling en economische groei (ook wel de ‘groene Kuznetscurve’ genoemd) zich in werkelijkheid
niet voordoet.
De relatie tussen economische groei en aantasting van milieu is al minstens drie decennia onderwerp van verhitte discussie. Zozeer
dat de econoom Wilfred Beckerman onlangs verzuchtte dat het debat over milieu en groei teveel door emoties en te weinig door
wetenschappelijke argumentatie wordt geleid 1. Ook de politieke relevantie van dit verband is recent benadrukt met het verschijnen
van de nota Milieu en economie 2. De nota ziet krimp noch ongelimiteerde economische groei als de oplossing van de
milieuproblemen, maar rept over een ‘andere groei’ die moet leiden tot meer welvaart en vermindering van de milieudruk.
Dit zal in de praktijk neerkomen op diverse, met name op de technologie gerichte beleidsvoorstellen die ongelimiteerde economische
groei ook ecologisch acceptabel moet maken. Maar kan het ook? Kan economische groei samengaan met een vermindering van de
milieubelasting, ook op langere termijn?
Hierbij wordt vaak verwezen naar de milieu- of groene Kuznetscurve 3, zoals door Folmer en Komen in ESB beschreven, waarbij op zijn
minst voor enkele vervuilende stoffen zou zijn aangetoond dat er een omgekeerd U-vormig verband bestaat tussen milieudruk en
inkomen 4.
De groene Kuznetscurve
In Nederland gaat de lucht- en waterkwaliteit al sinds het eind van de jaren zeventig vooruit, een ontwikkeling die ook in andere
welvarende landen te zien valt. Tegelijkertijd stijgen door toenemend autogebruik, bevolkingsgroei en beginnende industrialisatie, de
emissies in ontwikkelingslanden. Het is daarom niet bevreemdend dat enkele empirisch studies dit omgekeerd U-vormig verband tussen
vervuiling en inkomen aantonen, met de top om en nabij het inkomensniveau van de inefficiënte Centraal- en Oost-Europese
economieën.
Maar het aangetoonde dwarsdoorsnede-verband tussen inkomensniveaus en vervuiling geeft weinig inzicht in het verloop van
vervuiling in individuele landen 5. Het vervuilingsniveau van de voormalige communistische economieën hebben de westerse
welvarende landen nooit gekend en de feitelijke emissiereducties zijn dan ook minder indrukwekkend dan de groene Kuznetscurve
suggereert. Daarnaast blijkt de gevonden statistische relatie nogal af te hangen van de schattingsmethoden, geschatte modellen en
datasets die worden gebruikt 6. Een vergelijking van de bevindingen van acht verschillende studies toont aan dat voor geen enkele van
de onderzochte vervuilende stoffen, waarnaar door meer dan twee studies onderzoek is verricht, eenduidig een omgekeerd-U vormig
verband te vinden is *6. Dit zet vraagtekens bij de groene Kuznetscurve als een algemeen geldend verband tussen vervuiling en
inkomen.
Maar belangrijker voor de beleidsrelevantie is het gegeven dat een gevonden statistische relatie tussen vervuiling en inkomen weinig
verklarende waarde heeft. De hypothese dat economische groei bijdraagt tot het financieren van een effectief milieubeleid wordt niet
getoetst in het huidige empirische werk, maar simpelweg gepostuleerd. De geschatte groene Kuznetscurve omvat de niveaus van
inkomens en niet de toename in inkomens (economische groei). Daarnaast is het onduidelijk of de gereduceerde emissies het resultaat
zijn van beleidsaanpassingen of van andere ontwikkelingen, zoals verschuivingen in de productiestruktuur of technologische
vooruitgang. Om deze redenen is het doen van beleidsuitspraken op grond van de groene Kuznetscurve voorbarig.
Groei en het milieu
Milieu-activisten benadrukken dikwijls het volume-effect van economische groei. Economische groei leidt volgens hen tot een
toenemende consumptie van materialen en energie en dus tot meer afval en emissies. Sommige economen daarentegen benadrukken de
dynamische processen die economische groei met zich meebrengt. Innovatie, toenemend milieubewustzijn en een verschuiving naar de
dienstensector resulteren in positieve milieu-effecten als gevolg van economische groei 7.
Beide effecten zijn ook empirisch waar te nemen. Uit onderzoek blijkt dat de economische groei positief correleert met de veranderingen
in emissies in een aantal ontwikkelde landen (Nederland, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten en West-Duitsland) 8. Met andere
woorden: een hogere economische groei leidt op korte termijn tot een stijging, of verminderde daling, van de emissies van SO2, NOx en
CO2. De vervuiling vertoont ook een daadwerkelijke stijging als de economische groei hoger is dan, wat Opschoor noemt, de
verbeteringen in de milieuproductiviteit (de hoeveelheid milieuvervuiling per eenheid bnp kan als een eenvoudige maatstaf dienen). De
milieuproductiviteit wordt op langere termijn echter ook weer bepaald door de economische groei: het blijkt dat landen met een hogere
economische groei ook een verbeterde milieuproductiviteit laten zien. Economische groei heeft dus zowel korte- als lange-termijneffecten
op de milieudruk.
Met een error-correctiemodel is getracht die korte- en lange-termijneffecten van economische groei te scheiden. Het blijkt dat steevast de
korte-termijn negatieve effecten de lange-termijn positieve effecten domineren voor hoge groeivoeten, hetgeen de impliciete conclusie
van de groene Kuznetscurve (groei is goed, meer groei is beter) onderuit haalt. Een, eerste en voorlopige, vergelijking van de korte- en
lange-termijneffecten leert dat in Nederland, voor de emissies van CO2, NOx en SO2, een economische groei boven respectievelijk 1,8%,
2,1% en 11% per jaar resulteert in een toename van de emissies 9. Dit impliceert dat een economische groei van 3% in Nederland
resulteert in een stijging van de emissies van CO2 en NOx maar in een daling van de emissies van SO2. Het aldus geschatte model vormt
een verklaring waarom de CO2 reductiedoelstellingen in Nederland (3-5% reductie in 2000 ten opzichte van 1990) niet gehaald worden: de
economische groei is sinds 1993 flink aangetrokken en heeft geresulteerd in een hernieuwde stijging van CO2 emissies (ook wel
herkoppeling genoemd).
De afname van SO2-emissies
De succesvolle reductie van SO2-emissies in een aantal welvarende landen is ook nader onderzocht om inzicht te verkrijgen in de
verklaringen voor de groene Kuz-netscurve die vaak voor deze emissies is gevonden 10. Hoewel de emissies reeds begonnen te dalen in
de jaren zeventig, of zelfs iets eerder zoals in Nederland, zijn pas gedurende de jaren tachtig aanzienlijke reducties bereikt. Allereerst is
bekeken of, in een vergelijking tussen landen, de conclusie kon worden getrokken dat landen met een hogere economische groei ook een
sterkere daling kenden van de emissies van SO2. Het verband tussen de economische groei en de emissiereducties gedurende de jaren
tachtig in ontwikkelde, democratische, landen wordt weergegeven in figuur 1. Het blijkt dat er tussen deze landen wel degelijk een
verband bestaat tussen economische groei en emissiereducties, maar precies omgekeerd dan op grond van de groene Kuznetscurve
vermoed werd. Een hogere economische groei leidt tot een verminderde reductie van SO2 11. Dit bevestigt dat ook tussen landen de
korte-termijneffecten van economische groei waarschijnlijk de lange-termijneffecten domineren, zoals hierboven beredeneerd.
Figuur 1. Meer groei, meer SO2-uitstoot?
Het meest interessante aspect van figuur 1 betreft evenwel niet de positieve relatie tussen economische groei en de veranderingen in
emissies, maar de grote verscheidenheid in resultaten die in individuele landen zijn geboekt bij het terugdringen van de SO2-emissies.
Nederland en West-Duitsland hebben bijvoorbeeld in de jaren tachtig een vrijwel gelijke economische groei gekend, maar presteren
verschillend in emissiereductie. De emissies per eenheid bnp namen in West-Duitsland af met bijna 80%, maar met slechts 68% in
Nederland. De reden van dit verschil blijkt te liggen in de verschillende ontwikkelingen in de productiestructuur in beide landen. De
geaggregeerde technologische procesverbeteringen in de diverse sectoren van de economie zijn vrijwel identiek in beide landen en
hebben geresulteerd in een daling van 74% (ceteris paribus) in de emissies per eenheid bnp. Maar daar waar de relatief vervuilende
sectoren in West-Duitsland minder groeiden dan het bnp (of zelfs krimp vertoonden) kende Nederland een omgekeerde ontwikkeling met
groei in de relatief vervuilende sectoren van de chemie en de aardolie-raffinage 12. Die milieubelastende structuurverandering in
Nederland heeft geresulteerd in een geringere afname van SO2 emissies dan op grond van technologische inspanningen verwacht kon
worden.
Voor Nederland impliceert dit dat de geplande internationaal afgesproken doelstellingen alleen te halen zijn als de technologische
inspanningen groter zijn dan die in West-Duitsland waar de productiestruktuur zich in een minder milieubelastende richting ontwikkeld.
Voor de schonere sectoren van de Nederlandse economie kan dit betekenen dat zij mede opdraaien voor de kosten van het gebrek aan
structuurverbetering in de Nederlandse economie, doordat zij een zwaardere inspanning moeten leveren dan hun buitenlandse
concurrenten. Het gevaar is dan ook aanwezig dat een lakse houding ten aanzien van de vervuilende sectoren op den duur een eigen
dynamiek krijgt, in die zin dat de schone sectoren door hogere milieukosten een concurrentienadeel verkrijgen en daardoor minder groei
vertonen.
Van belang is hierbij te vermelden dat het milieubeleid ten aanzien van de grensoverschrijdende SO2-emissies in toenemende mate
internationaal wordt bepaald. In 1994 hebben 27 landen het Tweede Zwavel Protocol ondertekend, waarbij land-specifieke
reductiepercentages zijn afgesproken voor het jaar 2000 ten opzichte van 1980. De reductiepercentages verschillen van 70 tot 80% voor
de rijkere West-Europese landen en 30-60% voor de voormalige communistische landen, tot een beperkte toegestane stijging voor
Portugal en Griekenland.
Getoetst is of de hoogte van het inkomen bepalend is voor de beleidsvoornemens van deze 27 landen. Inderdaad blijkt dat ongeveer 13%
van de variatie in de voorgenomen reductiepercentages verklaard kan worden door de hoogte van het inkomen per hoofd van de
bevolking. Een hoger inkomen resulteert in hogere afgesproken beleidsdoelstellingen, zoals op grond van groene Kuznetscurve
verwacht kon worden. Maar een betere verklaring blijkt het vervuilingsniveau in 1990 te zijn, gedefinieerd als de emissies per km2.
Landen die vuiler zijn, in termen van een hogere milieudruk per eenheid landoppervlak, hebben hogere doelstellingen afgesproken. Deze
bevindingen liggen voor de hand maar worden in de discussie rond de groene Kuz-netscurves vaak vergeten. Voor Nederland impliceert
dit, gegeven de hoge concentratie van economische activiteiten, hogere beleidsinspanningen en milieukosten dan voor andere landen
13.
Conclusies
Op grond van de groene Kuznetscurve is wel beweerd dat beperken van de economische groei slechts nadelen oplevert, zowel voor de
consumptieve bestedingen als voor het behoud van het milieu. Het laatste deel van deze stelling kan echter niet empirisch worden
onderbouwd. Het blijkt dat economische groei wel degelijk leidt tot een toename, of verminderde afname, van vervuilende emissies.
Beperking van de groei kan daarom zeker wel een positief effect hebben op de milieukwaliteit. De vraag of beperking van de groei ook
sociaal acceptabel is, is daarmee nog niet beantwoord. Toch lijkt er vanuit internationale concurrentieoverwegingen een reden te zijn om,
op zijn minst, de groei in de meest vervuilende sectoren een halt toe te roepen. Het gevaar bestaat anders dat de schone sectoren in
Nederland een concurrentienadeel krijgen ten opzichte van het buitenland. Een heroverweging van de productiestructuur in termen van
de consequenties op het milieu is reeds eerder bepleit 14, maar de nota Milieu en economie bevat daartoe geen concrete aanzetten.
Helaas domineren in Nederland nog steeds de grootste vervuilers, en dus de directe verliezers (Schiphol, raffinaderijen, chemische
industrie) het milieudebat, terwijl de potentiële winnaars weinig tot niets van zich laten horen. Dit jaagt de totale maatschappelijke kosten
van het milieu-beleid, die in Nederland gegeven de hoge concentratie van economische activiteiten al relatief hoog zijn, alleen maar op
1 W.B. Beckerman, Growth, the environment and the distribution of incomes: essays by a sceptical optimist, Edgar Elgar, Aldershot,
1995.
2 Nota milieu en economie: op weg naar een duurzame economie, Tweede Kamer, kamerstuk 25405.1, Den Haag, 1997.
3 De Engelse term ‘environmental Kuznets curve’ is trouwens al eerder, en mooier, in het Nederlandse spraakgebied vertaald als groene
Kuznetscurve (R.J. Heintz en H.J. Verbruggen, Meer groei en toch een schoner milieu? De groene Kuznets-curve, Milieu, 1997, blz 2-9).
4 Zie H. Folmer en R. Komen, De milieu-Kuznetscurve bestaat!, ESB, 30 april 1997, blz. 355 en de reacties daarop van J.B. Opschoor,
Bestond de milieu-Kuznetscurve?, ESB, 11 juni 1997, blz. 474, en H. Folmer en M.H.C. Komen, De milieu-Kuznetscurve blijft
bestaan!, ESB, 11 juni 1997, blz. 475. Deze laatste twee artikelen verwijzen in een voetnoot naar werk van mij en mijn collega’s op de Vrije
Universiteit, waarbij trouwens vermeld moet worden dat mijn studie (S.M. de Bruyn, Explaining the Environmental Kuznets Curve: The
case of sulphur emissions, VU Research Memorandum, 1997-13) op geen enkele manier een groene Kuznets-curve voor SO2 emissies
heeft aangetoond, zoals Folmer en Komen abusievelijk beweren.
5 In S.M. de Bruyn, J.C.J.M. van den Bergh en J.B. Opschoor (Economic growth and emissions: reconsidering the empirical basis of the
environmental Kuznets curves, te verschijnen in Ecological Economics, 1997) worden de technische condities besproken waaronder de
paneldata-schattingen kunnen samengaan met reducties van vervuiling in individuele landen.
6 P. Ekins, The Kuznets curve for the environment and economic growth: examining the evidence, Environment and Planning A, 1997,
blz. 805-830.
7 Zie ook J.C.J.M. van den Bergh en R.A. de Mooij, Economische groei en milieu-behoud: visies vergeleken, Milieu, 1996, blz. 49-59.
8 S.M.de Bruyn, J.C.J.M. van den Bergh en J.B. Opschoor, op.cit. 1997.
9 S.M. de Bruyn, J.C.J.M. van den Bergh, J.B. Opschoor, 1997, op.cit.
10 Voor SO2-emissies zijn in een aantal studies omgekeerd-U vormige verbanden gevonden, maar G.M. Grossman en A.B. Krueger
(Economic growth and the environment, Quarterly Journal of Economics, 1995, blz. 353-377) vonden bijvoorbeeld, in tegenstelling tot
wat in Folmer en Komen (op.cit.) wordt beweerd, een N-vormig verband (dus inclusief een zwaai omhoog) tussen inkomen en SO2-
2
concentraties in de lucht.
11 Met behulp van de kleinste kwadratenmethode kan de relatie simpel worden weergegeven door: E(%) = -0,84 (-5,83) + 1,31 Y(%) (2,96).
De t-waarden (tussen haakjes) geven aan dat de geschatte coëfficiënten significant zijn binnen een betrouwbaarheidsinterval van 1%.
Het inkomensniveau van 1980, toegevoegd als een additionele verklarende variabele, was niet significant, hetgeen aangeeft dat het
initiële inkomens-niveau geen verklaring biedt voor de reducties in SO 2-emissies.
12 S.M. de Bruyn, Explaining the Environmental Kuznets Curve: The case of sulphur emissions, Research Memorandum, 1997-13, Vrije
Universiteit, Amsterdam.
13 Zie ook R. van der Laan en A. Nentjes (Het Nederlandse milieu in Europees perspectief, ESB, 24 juni 1992, blz. 621-625) die
beargumenteren dat Nederland, gemeten in de milieudruk per km 2, tot de meest vervuilde landen in Europa behoort.
14 H. Verbruggen (red.), Sustainable economic development scenarios (DEOS): analysis up to the year 2030, Ministerie van VROM,
Sdu, 1996.
Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)