Ga direct naar de content

De onschatbare waarde van biodiversiteit

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: augustus 2 2000

De onschatbare waarde van biodiversiteit
Aute ur(s ):
Heide, C.M., van der (auteur)
Bergh, J.C.J.M., van den (auteur)
Ierland, E.C., van (auteur)
Van der Heide is werkzaam als AIO b ij de Afdeling Ruimtelijke Economie van de VU, en verb onden aan het Tinb ergen Instituut. Van den Bergh en
Van Ierland zijn als hoogleraar milieu-economie verbonden aan respectievelijk de Afdeling Ruimtelijke Economie van de VU en de Leerstoelgroep
Milieu-economie van Wageningen Universiteit.
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4267, pagina 632, 25 augustus 2000 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):

Het bepalen van de juiste economische waarde van biodiversiteit is een moeilijke aangelegenheid. De studies tot nu toe zijn
teleurstellend. Een onvolledig beeld van de economische waarde van biodiversiteit kan echter enorme gevolgen hebben voor het
biodiversiteitsbeleid.
Biologische diversiteit – of biodiversteit – krijgt momenteel veel aandacht in politiek en wetenschap. Het vormt de basis van alle
biologische organismen en ecosystemen. Eén diersoort, namelijk de Homo sapiens, is verantwoordelijk voor aanzienlijke verliezen
aan biodiversiteit, waardoor tevens ecologische functies verloren kunnen gaan. De effecten van de mens op biodiversiteit hangen
samen met diverse aspecten van menselijk handelen: de jacht op (bedreigde) diersoorten is daarvan de meest directe uiting.
Landgebruik en fysieke infrastructuur leiden tot een vermindering en verstoring van natuurlijke leefgebieden (‘habitats’). De
homogeniteit in de moderne landbouw leidt tot een verlies van gewasbiodiversiteit; in de Verenigde Staten bijvoorbeeld is ongeveer 97
procent van de oorspronkelijk gecultiveerde gewassen uitgestorven. De introductie van exotische soorten door mensen heeft
veranderingen in ecosystemen teweeggebracht. Vervuiling van lucht, water en bodem heeft gevolgen – vaak onzichtbaar en onbekend voor organismen en ecosystemen. Klimaatverandering, tenslotte, door toenemende uitstoot van broeikasgassen, zoals CO2, zal volgens
de voorspellingen leiden tot een stijging van de wereldtemperatuur met één tot drie graden Celsius, hetgeen kan resulteren in een
stijgend zeespiegelniveau; in het verleden zijn op grote schaal diersoorten uitgestorven als gevolg van grote klimaatveranderingen en
het mag niet worden gesloten dat een door mensen versterkt broeikaseffect soortgelijke effecten veroorzaakt.
Economische analyse, in het bijzonder monetaire waardering van biodiversiteit, kan nuttig zijn voor zowel ex ante als ex post evaluaties
van natuurbeleid. Ex ante kan een prioritering plaatsvinden van opties binnen het natuur- en het soortenbeleid. Tevens maakt
economische waardering het vergelijken van verschillende vormen van landgebruik mogelijk, door een volledige analyse van monetaire
kosten en baten te ondersteunen. Dit vereist uiteraard dat alle waarden goed in kaart worden gebracht, hetgeen economen voor de
uitdaging stelt om biodiversiteit en haar waarde te vertalen in termen waar politici beleid op kunnen baseren en belanghebbenden
inzichten aan kunnen ontlenen 1.
In dit artikel behandelen we verschillende aspecten verbonden aan monetaire waardering van biodiversiteit. De stelling zal worden
verdedigd dat waardering van biodiversiteit nuttig maar zeer lastig is, en dat goede studies tot op heden schaars zijn. Voordat we
overgaan op de economische aspecten van biodiversiteit bespreken we kort enkele ecologische aspecten die van belang zijn voor
biodiversiteitsbeleid.
Het begrip biodiversiteit
Het bepalen van de economische waarde van biodiversiteit dient te starten met de vraag wat het object van de waardebepaling is. Er kan
een onderscheid worden gemaakt tussen biodiversiteit en biologische hulpbronnen. Een biologische hulpbron is een bepaald gen,
individu (dier, plant), populatie of ecosysteem. Biodiversiteit omvat de verscheidenheid aan biologische hulpbronnen, de samenhang
daartussen en de gegenereerde functies. Biodiversiteit is dus de variatie in levensvormen, terwijl biologische hulpbronnen het gevolg of
uiting van deze variatie zijn.
Genetische diversiteit vormt de basis voor elke vorm van biodiversiteit en omvat de genetische variatie binnen en tussen soorten 2.
Daarnaast kunnen soortendiversiteit, ecosysteem diversiteit en functionele diversiteit worden onderscheiden 3. Functionele diversiteit
heeft betrekking op de functionele relatie tussen soortendiversiteit en de verzameling goederen en diensten die ecosystemen leveren.
Deze subtiele indeling is relevant voor een goed begrip van zowel de economische waarde van biodiversiteit als de oorzaken van verlies
aan biodiversiteit. De invloed van de mens op functionele diversiteit vindt indirect plaats, via ecologische diversiteit of soortendiversiteit
of tegelijkertijd via beide diversiteitsniveaus. Verlies aan biodiversiteit op één niveau kan dus gevolgen hebben voor
biodiversiteitsverlies op een ander niveau.
De verscheidenheid aan genen en soorten beschermt een ecosysteem tegen onvoorspelbare en onomkeerbare veranderingen. Indien
door het uitsterven van soorten drempelwaarden overschreden worden, veranderen de structuur, stabiliteit en ‘veerkracht’ (‘resilience’)
van een ecosysteem 4. Het belang van soorten wordt bepaald door enerzijds hun rol in een ecosysteem (‘niche’) en anderzijds de

aanwezigheid van een substituut-soort voor die desbetreffende niche. ‘Sleutelsoorten’ overheersen de organisatie en de ontwikkeling
van een ecosysteem. De veerkracht van een ecosysteem is afhankelijk van de sleutelsoorten, maar ook van de ‘passagierssoorten’.
Passagierssoorten, reeds aanwezig in het ecosysteem, kunnen als gevolg van veranderende (milieu-) omstandigheden de positie van
sleutelsoorten innemen en de organisatie en ontwikkeling van een ecosysteem gaan domineren 5.
Functies van biodiversiteit
De functies van ecosystemen en de daarin aanwezige biodiversiteit leveren goederen en diensten waaraan de mensheid, direct of
indirect, nut ontleent. Deze goederen en diensten vormen de spil tussen de ecologische opbouw en de monetaire waardering van
(veranderingen in) een ecosysteem. Doorgaans worden in de literatuur de volgende vier categorieën van functies onderscheiden 6:
» reguleringsfuncties (gerelateerd aan ecosysteem en functionele diversiteit): dragen bij aan de totstand-koming van een schoon milieu.
Voorbeelden: waterbeheer en recycling van nutriënten;
» draagfuncties (gerelateerd aan ecosysteem-diversiteit): ruimte voor menselijke activiteiten zoals landbouw en recreatie;
» productiefuncties (gerelateerd aan genetische en soortendiversiteit): ruwe grondstoffen, zuurstof, water, energie, en plant- en
dierproducten.
» informatiefuncties (gerelateerd aan alle typen van diversiteit): culturele, historische en wetenschappelijke informatie, alsmede spirituele
en religieuze inspiratie.
De verschillende diensten (en goederen) die de natuur aan de mens levert, kunnen met elkaar in conflict komen en elkaar uitsluiten.
Competitie tussen de verschillende diensten brengt automatisch economische schaarste en waarde met zich mee. Om tot een zuivere
afweging van alternatieve opties ten aanzien van het menselijk handelen en biodiversiteit te komen, is een volledige analyse van
monetaire kosten en baten van diensten nodig. Het concept ‘totale economische waarde’ is hierbij van belang.
Totale economische waarde
Economische waardering van biodiversiteit kan worden beschouwd als het bepalen van de waarde van een verandering in de
beschikbaarheid van biologische hulpbronnen ten gevolge van een specifiek verlies aan biodiversiteit. Voor het waarderen van een
biologische hulpbron wordt in de literatuur veelal gebruik gemaakt van het begrip totale economische waarde. Deze is opgebouwd uit
twee hoofdelementen: gebruikswaarde en niet-gebruikswaarde 7. De gebruikswaarde omvat de directe en indirecte gebruikswaarde (zie
figuur 1).

Figuur 1. Schematische weergave van de opbouw, gebruiksmogelijkheden en waarden van een ecosysteem. Lijnen zonder pijlpunten
zijn de economisch-ecologische relaties. Lijnen met pijlpunten zijn terugkoppelingen
De niet-gebruikswaarde omvat legaatwaarde, filantropische waarde en bestaanswaarde. Hierbij is de legaatwaarde het bedrag dat een
individu bereid is te betalen voor het bewaren van een biologische hulpbron ten behoeve van het eigen nageslacht. Deze waarde speelt
een grote rol binnen de visie van het ‘rentmeesterschap’ die stelt dat de mensheid de verantwoordelijkheid heeft behoedzaam en
duurzaam met biodiversiteit om te gaan, opdat toekomstige generaties er eveneens nut aan kunnen ontlenen. Filantropische waarde
weerspiegelt de betalingsbereidheid van een individu tot het beschermen van een biologische hulpbron ten behoeve van
generatiegenoten. Tot slot is er de bestaanswaarde, die de waardering door individuen weergeeft voor het behoud van een biologische
hulpbron zonder het voornemen de hulpbron daadwerkelijk te gebruiken. Veel Nederlanders hechten bijvoorbeeld waarde aan het
voortbestaan van walvissen, zonder ze ooit in werkelijk te zien, laat staan te gebruiken.
Een derde waardecategorie, namelijk de optiewaarde, geeft de betalingsbereidheid van een individu aan voor het behoud van natuurlijke
hulpbronnen, opdat deze in de toekomst voor hem of haar beschikbaar blijven. Afhankelijk van het al dan niet daadwerkelijk gebruiken
van de biologische hulpbron, kan de optiewaarde als gebruikswaarde dan wel niet-gebruikswaarde geclassificeerd worden.
Tenslotte is er een zogenaamde quasi-optiewaarde die de verwachte baten van toekomstige informatie omvat die voortvloeit uit het
behoud van de natuurlijke hulpbron. Quasi-optiewaarde dient te worden beschouwd als een aparte categorie die niet zonder risico van
dubbeltelling bij andere waardecategorieën kan worden opgeteld. Het bepalen van optie- en quasi-optiewaarden is uitermate lastig,
hetgeen impliceert dat monetaire waardering van ecosystemen meestal partieel van aard zal zijn en dus tot een ondergrens van de totale
waarde leidt.
Economische analyse van biodiversiteit
Op basis van het voorgaande raamwerk kunnen economische studies van biodiversiteit onder de loep worden genomen. In het
navolgende zullen drie concrete studies – twee bekende en één Nederlandse – met verschillende invalshoeken op hun merites worden
onderzocht.
Studie 1. Bulte en Van Soest
In een eerder in esb verschenen artikel analyseren Bulte en Van Soest de economische waarde van biodiversiteit 8. De auteurs stellen dat
de farmaceutische waarde van een soort als meest belangrijke component van de totale waarde van biodiversiteit kan worden
beschouwd. Op basis van een economisch model komen zij tot de conclusie dat de gederfde farmaceutische waarde verbonden aan het
uitsterven van soorten verwaarloosbaar klein is en dat de economische waarde van biodiversiteit dus eveneens gering is.
Dat Bulte en Van Soest zich in hun analyse beperken tot de directe gebruikswaarde van natuurlijke hulpbronnen is niet verwonderlijk,
omdat in toepassingen een empirische schatting van de overige componenten van de totale economische waarde zeer lastig en meestal
onmogelijk is. Desalniettemin beperkt hun partiële aanpak uiteraard in sterke mate de mogelijkheden om conclusies te trekken.
Niet alleen vanuit economisch maar ook vanuit ecologisch oogpunt is hun analyse partieel van aard. De auteurs berekenen de waarde
van de ‘marginale soort’ met betrekking tot het totale aantal soorten. Het idee hierachter is dat indien het aantal beschikbare soorten
toeneemt, de kans dat de genetische informatie van afzonderlijke soorten uniek is afneemt. Bulte en Van Soest verwijzen hiervoor onder
meer naar Weitzman (zie studie 2). Als gevolg van de ‘overtolligheid van genetische informatie’ wordt verondersteld dat de marginale
waarde van een soort zal dalen.
Vanwege de complexe interactie tussen soorten, waarbij het verlies van de ene soort verstrekkende gevolgen heeft voor andere
(waaronder de mens), is het analyseren van de economische waarde van biologische hulpbronnen aan de hand van de marginale waarde
van een extra soort een te simpele voorstelling van zaken 9. Zij zal bovendien de twijfel bij natuurwetenschappers en beleidsmakers over
de relevantie van economische visies op biodiversiteitsbeleid versterken.
Studie 2. Weitzman
Het uitgangspunt van Weitzman’s artikel is dat slechts een beperkt deel van de genetische informatie soort-specifiek is 10. Soorten zijn
meer waard naarmate ze minder genetische informatie delen met andere soorten. Weitzman stelt dat het optimaal is om de
gemeenschappelijke genetische informatie van soorten te behouden. Zeldzame soorten die veel gemeenschappelijke informatie delen met
andere soorten en een lage overlevingskans hebben, dienen aan hun lot overgelaten te worden.
Weitzman veronderstelt dat de kansen van overleven onafhankelijk zijn, hetgeen consistent is met zijn veronderstelling dat ecologische
relaties niet ter zake doen. Het verlies van de ene soort zal derhalve geen consequenties hebben voor het voortbestaan van een ander
soort. Vanuit ecologisch oogpunt is dit een dubieuze veronderstelling, omdat onbekend is bij welk verlies aan soorten de functies van
ecosystemen aangetast zullen worden. Door slechts naar de hoeveelheid genetische informatie van soorten te kijken sluit Weitzman de
ogen voor functionele diversiteit. Twee soorten die weinig genetisch materiaal gemeen hebben, kunnen functioneel immers gelijk zijn en

een zelfde rol binnen een ecosysteem vervullen. Andersom geldt dat twee soorten met veel genetische overlap functioneel compleet
verschillend kunnen zijn. Indien geen rekening wordt gehouden met ecologische relaties schetsen de uitkomsten en conclusies van
Weitzman een onvolledig beeld van de werkelijkheid.
Studie 3. Costanza e.a.
In een veel bekritiseerd artikel hebben Costanza e.a. een prijskaartje gehangen aan de goederen en diensten die door alle ecosystemen
van de wereld aan de mensheid geleverd worden 11. Volgens hun berekeningen bedraagt de waarde van alle op aarde aanwezige
ecosystemen gemiddeld 33 biljoen dollar per jaar. Hoewel de auteurs suggereren dat hun schattingen gebruikt kunnen worden in een
kosten-baten analyse van natuurbescherming, concentreren zij zich echter slechts op de baten hiervan en niet op de kosten.
Voorts richten de auteurs zich op alle ecosysteemgoederen en -diensten in plaats van op een verandering hierin. ‘Verandering’ is
essentieel aangezien de economische theorie van monetaire waardering is gebaseerd op inkomenscompensatie of -equivalentie van een
specifieke verandering (bijvoorbeeld van milieukwaliteit of van oppervlakte natuur) zodanig dat individueel nut constant blijft. De
analyse van de auteurs is zelfs zo extreem (de beschouwde verandering impliceert namelijk het verlies van de gehele biosfeer) dat de
mensheid niet zal overleven, laat staan in staat zal zijn iets te waarderen 12.
Alhoewel de studie van Costanza en zijn co-auteurs algemeen gebruikt wordt, zijn de tekortkomingen onzes inziens dermate ernstig dat
aan de resultaten geen enkele zinvolle betekenis kan worden gehecht.
Beleid
Economische ontwikkeling ten koste van natuurbescherming begunstigt veelal een beperkte groep individuen. In tegenstelling tot de
lokale, regionale of nationale baten van economische ontwikkeling, worden de baten van ecosysteemgoederen en -diensten gekenmerkt
door hun globale karakter. De verschillende functies van biodiversiteit leveren immers goederen en diensten aan de gehele internationale
gemeenschap. Bescherming van biodiversiteit verdient derhalve een wereldwijde aanpak. Internationale instituties dienen te voorzien in
financiële prikkels die een land ondersteuning bieden voor het handhaven van de globale baten die door de biologische hulpbronnen op
haar grondgebied geleverd worden.
De uit natuurbescherming voortvloeiende baten – hoewel moeilijk te meten en variërend van gebied tot gebied – nemen toe naarmate de
ruimtelijk schaal toeneemt. Zo zullen de baten verbonden aan het behoud van het tropische regenwoud op lokaal niveau veel kleiner zijn
dan op nationaal of wereldniveau. De kosten van bescherming drukken daarentegen voornamelijk op de schouders van de lokale
bevolking, omdat juist zij beperkt wordt in het gebruik van het regenwoud. De scheve verdeling van kosten en baten van
natuurbescherming op lokaal, nationaal en wereldniveau impliceert dat steun aan lokale bevolkingen een vereiste is voor de uitvoering
van biodiversiteitsbeleid.
Conclusies
Een onvolledig beeld van de economische waarde van biodiversiteit kan enorme gevolgen hebben voor het biodiversiteitsbeleid. Immers,
een lage economische waarde van biodiversiteit zal, gezien de kosten die verbonden zijn aan het instandhouden van ecosystemen en
biodiversiteit, ten onrechte de suggestie wekken dat serieus beleid gericht op bescherming van biodiversiteit vooral op ethische en niet
op economische argumenten gebaseerd dient te zijn.
Om tot een zo compleet mogelijk beeld van de waarde van biodiversiteit te komen, moet allereerst begrepen worden wat biodiversiteit is
en wat haar functies zijn. Biodiversiteit bestaat uit genetische, soorten- ecosysteem en functionele dimensies. De mens gebruikt en
beïnvloedt biodiversiteit direct of indirect via deze vier dimensies. Aan economen is vervolgens de uitdaging om deze interacties te
herleiden tot monetaire waarden, in de voorbereiding van de besluitvorming ten aanzien van natuur- en biodiversiteitsbeleid. Door zich
vooralsnog te beperken tot partiële analyses nemen economen in het debat over biodiversiteitsbescherming ons inziens een onhoudbare
positie in. Het probleem van het verdwijnen van soorten is simpelweg te omvangrijk om, op een specifieke directe gebruikswaarde na, het
gehele waardespectrum te verwaarlozen. Indien economen serieus genomen willen worden in de discussie over natuurbeleid, waar toch
reeds de nodige scepsis bestaat over monetaire waardering, dienen ze een volledigere benadering na te streven. Dit vereist echter wel dat
bestaande economische principes voor waardebepaling niet uit het oog verloren mogen worden.
Tenslotte geldt dat de economische analyse van biodiversiteit voldoende rekening dient te houden met bestaande biologische inzichten,
in het bijzonder binnen de ecologie. Slechts dan kan de discussie over de waarde van biodiversiteit zuiver worden gevoerd

1 Zie ook de introductie in R.K. Turner, K. Button en P. Nijkamp (red.), Ecosystems and nature; economics, science and policy, Edward
Elgar Publishing Ltd, Cheltenham, Groot-Brittannië, 1999.
2 Dit type diversiteit, en de ermee samenhangende genetische manipulatie, is van groot economisch belang en speelt momenteel een rol
binnen WTO onderhandelingen.
3 Zie ook R.K. Turner c.s., op. cit., blz. xxi.
4 Zie C.S. Holling, D.W. Schindler, B.W. Walker en J. Roughgarden, Biodiversity in the functioning of ecosystems: an ecological
synthesis, in: C. Perrings, K.-G. Mäler, C. Folke, C.S. Holling and B.-O. Jansson (red.), Biodiversity loss; economic and ecological issues,
Cambridge University Press, Cambridge, 1995.
5 J.C.J.M. van den Bergh en J.M. Gowdy, Evolutionary theories in environmental and resource economics, Discussion paper TI 98-

122/3, Tinbergen Instituut, Amsterdam, 1998, te verschijnen in Environmental & Resource Economics.
6 Zie R.S. de Groot, Functions of nature; evaluation of nature in environmental planning, management and decision making, WoltersNoordhoff, Groningen, 1992.
7 Zie bijvoorbeeld R.K. Turner, D. Pearce en I. Bateman, Environmental economics; an elementary introduction, Harvester Wheatsheaf,
London, 1994.
8 Zie E.H. Bulte en D.P. van Soest, De bescheiden economische waarde van biodiversiteit , ESB, 19 februari 1999, blz. 124-127.
9 Zie bijvoorbeeld. P.R. Ehrlich en A.H. Ehrlich, The value of biodiversity, Ambio, 1992, blz. 219-226.
10 M.L. Weitzman, The Noah’s ark problem, Econometrica, 1998,
11 Zie R. Costanza et al, The value of the world’s ecosystem services and natural capital, Nature, 1997, blz. 253-260.
12 Zie voor additionele gedetailleerde kritiek op de studie D. Pearce, Auditing the earth, Environment, 1998, blz. 23-28, en bijdragen in
het tijdschrift Ecological Economics, 1998, nr. 1, The value of ecosystem services.

Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteurs