Ga direct naar de content

De ommekeer in Oost-Europa

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 4 1990

De ommekeer in Oost-Europa
W. Albeda

De communistische leiders in
Oost-Europa zijn er in geslaagd te
realiseren wat in West-Europa nooit
gelukt is. Zij zijn er in geslaagd een
ommekeer te brengen in het gedrag
van de kiezers, die er op neer komt
dat alleen de maatschappelijke bovenlaag, intellectuelen en de vroegere nomenklatura, zich nog aangesproken voelt door de term socialisms. Voor de meeste gewone burgers, die de prettige kanten van het
socialisme misten, die alleen bij een
kleine bevoorrechte groep zagen
en zelf slechts de nadelen aan den
lijve voelden, werd socialisme en,
naar het schijnt, zelfs sociaal-democratie een vies woord. Een groot
deel van het succes van de conservatieve alliantie, die de verkiezingen in de DDR won, is daaraan te
wijten. Ook de Hongaarse kiezer
toonde zijn liefde voor de markt.
De Oostduitse intellectuelen, die
een universitaire vorming en de
mooie banen wisten te krijgen in de
DDR, waren de enigen die er voor
pleitten om trots te zijn op socialistische ‘Errungenschaften’, zoals de
sociale zekerheid, de volledige
werkgelegenheid, de lage huren en
de lage kosten van het levensonderhoud. Helaas hadden de burgers in de gaten dat aan die lage
prijzen een ‘catch-22’ verbonden is;
de laaggeprijsde artikelen zijn
schaars en de kwaliteit is laag. En
hoe mooi is volledige werkgelegenheid, wanneer het gemiddelde inkomen beneden een werkloosheidsuitkering in het Westen ligt en vele
banen neerkomen op werkloosheid
‘on the job’?
Discussies met Hongaren, Polen
en Oostduitsers bevestigen de indruk dat velen denken dat de vrije
markt als een soort wondermiddel
functioneert. Men denkt trouwens
ook dat West-Europa een echte
vrije-markteconomie heeft en heeft
meer sympathie voor Thatcher dan
voor Mitterand. Toen ik onlangs een
spreker uit Hongarije zocht om een
lezing te houden over het thema
van de verzorgingsstaat, bleek mij
ESB 4-4-1990

dat de mensen die ik op het oog had
dat een gepasseerd station achtten.
De vrije markt, daar gaat het om.
De Britse journalist, Norman Macrae, die mij inspireerde tot deze
beschouwing, constateert in de
Sunday Times van 25 maart dat
zelfs de communistische partijen in
Oost-Europa de naam socialisme
gaan mijden, en hij vraagt zich af,
hoe lang het nog zal duren voor ook
Afrikaanse dictators hun republieken niet langer ‘Socialistische
Volksrepubliek’ zullen noemen en,
hoe lang Westeuropese sociaaldemocraten zich nog de naam socialisten zullen laten aanleunen1.
Het woord socialisme is te zeer besmet, vreest (of hoopt) hij, doordat
de communistische leiders zich
meer als een maffia dan als politici
gedroegen.
De ontmaskering van het Oosteuropese economische stelsel als
een systeem, waarin uitbuiting duidelijker de dagelijkse praktijk vormde dan onder het kapitalisme, doet
vrees ik, de discussie over de gewenste economische orde weinig
goeds. Zou het werkelijk nodig zijn
dat men in Oost-Europa na 70 of 45
jaar staatseconomie ook nog een
paar jaar ouderwets kapitalisme ervaart voor men de correcties op dat
stelsel overneemt, die wij door
schade en schande wijs geworden,
daarop aanbrachten.
Bijgevolg ervaart men op OostWestconferenties dat Amerikanen

en Westeuropeanen meer spreken
over de beperkingen dan over de
mogelijkheden van de vrije markt,
terwijl de Oosteuropeanen de tegengestelde rolspelen. Van Lennep
zegt in het Financieele Dagbladvan
24 maart: “Het economische probleem van Oosteuropeanen is in
essentie hetzelfde als het onze: de
keuze tussen rechtvaardige verdeling van de produktie en de produktie zelf”. Maar ik vrees dat hen te
veel de rechtvaardigheid is gepredikt, waardoor de wezenlijke belangstelling zich thans richt op de
produktie zelf.
Het verschil tussen kapitalisme
en socialisme op papier is nu eenmaal, dat iedereen kan constateren
dat kapitalisme een sociaal-politieke gebruikaanwijzing nodig heeft,
terwijl onder socialisme de sociale
politick in het systeem ingebakken
zou zijn en dus niet afzonderlijk
hoefde te worden toegevoegd. Wij
weten nu beter. Geen economisch
stelsel kan de begeleiding vanuit
menselijke, ethische normen ontberen. Het kapitalisme vormt wat dat
betreft geen uitzondering.
Dit geldt meer bijzonder ook voor
het kapitalisme in zijn meer virulente vorm zoals een overgangsperiode in de Oosteuropese landen wel
eens te zien zou kunnen geven.
Snel groeiende werkloosheid, stijgende kosten van levensonderhoud zullen voorshands duidelijker
naar voren komen dan de zegeningen der consumptiemaatschappij.
Terecht kijken Oosteuropese leiders niet alleen maar naar de wettelijke regelingen die een markteconomie mogelijk maken. Daarnaast
vragen zij om advies bij het installeren van een sociale politiek.

315

Auteur