Geld- en kapitaalmarkt
0&
+
De jaarrekening
van de beurs-NV’s
over 1980 en 1981
DRS. C. VAN DER POT*
Inleiding
De financiele positie van het Nederlandse bedrijfsleven staat momenteel in het
middelpunt van de (politieke) belangstelling. Het kabinet-Lubbers ziet versterking
van de positie van het bedrijfsleven als een
van de meest centrale doelstellingen. Algemeen wordt aanvaard dat de financiele positie van het bedrijfsleven als zwak is te
kenschetsen. De jaarlijks aanwassende
stroom van faillissementen en van bedrijven die aankloppen bij de overheid om
steun zijn getuigen van deze verzwakte positie. In dit artikel wordt een beschrijving
gegeven van de ontwikkeling in de financiele positie van de beurs-NV’s.
Het CBS heeft onlangs de balans- en resultatenrekening van 124 beurs-NV’s over
1980 en 1981 gepubliceerd 1). De beursNV’s zijn in de statistiek uitgesplitst naar
degroepen: internationals; handel, Industrie en diversen: scheep- en luchtvaart; en
alle ondernemingen. Aangezien zich in de
loop der jaren verschuivingen in de samen-
stelling van de verschillende groepen
beurs-NV’s hebben voorgedaan en omdat
het aantal beschouwde beurs-NV’s niet
constant blijft, is een vergelijking van gegevens over 1980 en 1981 met voorgaande jaren niet goed mogelijk.
Een ander aspect van deze statistiek is de
dominante invloed van de Internationale
concerns, met name Koninklijke Petroleum, op de totaalcijfers. Hoewel het trekken van harde conclusies dus met de nodige voorzichtigheid dient te geschieden, geven de gepresenteerde cijfers wel een redelijk goed beeld van de trendmatige ontwikkelingen.
Balansverhoudingen
De balansverhoudingen van de beursNV’s zijn de afgelopen jaren danig verslechterd. In tabel 1 is deze ontwikkeling
voor de sector handel, Industrie en diversen weergegeven voor de periode 19701981.
Tahel 1. Vermogenscomponenlen in procenten van het balanstotaal
Totale handel. Industrie en diversen
1970
1975
1979
1980
1981
— eigen vermogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
— kort vreemd vermogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
— lang vreemd vermogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
35
45
20
27
23
55
22
23
56
22
23
56
21
21
100
100
100
100
100
36
45
19
27
52
21
23
57
20
24
56
20
23
57
20
100
100
100
100
100
33
50
17
29
52
19
26
24
54
22
23
19
100
100
100
100
100
Totale handel
Industrie
• vermoficn
— kort vreemd vermogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
— lang vreemd vermogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
51
Handel
— eigen vermogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
— kort vreemd vermogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
— lang vreemd vermogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
55
54
23
Tabel 2. Ontwikkeling van de toegevoegde waarde en rentelasten in procenten
Toegevoegc e waarde a
Uit deze tabel kunnen een aantal conclusies worden getrokken. De solvabiliteit
van de sector handel, industrie en diversen
is in de jaren zeventig sterk teruggelopen.
Deze daling bedraagt ongeveer een derde
deel. Uit deze daling van de solvabiliteit
blijkt duidelijk dat het winstpotentieel en
de daarmee verbonden mogelijkheid tot
aantrekken van risicodragend vermogen
van deze sector in de jaren zeventig volstrekt onvoldoende is geweest. Het weerstandsvermogen van de sector tegen externe schokken is dan ook sterk afgenomen.
De verslechtering van de solvabiliteit is
voor de industrie sinds 1979 overigens tot
staan gekomen.
De daling van het aandeel van het eigen
vermogen is bij de sector handel voornamelijk gecompenseerd door een toename in
het lang vreemd vermogen. Bij de sector industrie daarentegen is het kort vreemd vermogen als percentage van het balanstotaal
sinds 1970 snel gestegen. De daling van de
solvabiliteitsverhoudingen heeft zich overigens in alle sectoren voorgedaan. Voor
het totaal van de beurs-NV’s bedroeg de
daling sinds 1970 11 procentpunten tot een
niveau van 33%. Indien de solvabiliteitsverhouding van de beurs-NV’s uit deze statistiek weer op het niveau van 1970 zou
worden gebracht (gesteld dat het niveau
van 1970 een uit bedrijfseconomisch oogpunt gezien een optimaal niveau is) is hiervoor een bedrag nodig van bijna f. 30 mrd.
De beurs-NV’s hebben in de jaren zeventig op grote schaal leningen aangetrokken
bij het bankwezen ten einde de groei van de
bedrijfsomvang te kunnen financieren. De
verdeling van de groei van het vreemd vermogen tussen kort en lang vreemd vermogen is voor de totaliteit van de beurs-NV’s
nagenoeg gelijk.
De groei van het vreemd vermogen heeft
er toe geleid dat de rentelasten van het bedrijfsleven snel zijn gestegen. De groei van
de rentelasten werd nog eens versterkt door
een tot 1982 gemiddeld oplopen van de
rente. Zoals uit tabel 2 blijkt heeft de groei
van de toegevoegde waarde dan ook geen
gelijke tred kunnen houden met de groei
van de rentelasten.
De snelle groei van de rentelasten in
1981 voor de totaliteit van de beurs-NV’s
wordt in hoge mate bepaald door de ontwikkeling van de rentelasten bij de internationals. Bij de overige sectoren blijkt het
groeitempo van de rentelasten in 1981 achter te blijven bij dat van 1980, ondanks de
in 1981 fors hogere rentestand. Zo treedt
bij de sector industrie bij voorbeeld een
halvering van de groei op 2).
Met uitzondering van de sector scheepen luchtvaart blijft de groei van de rentelasten ook in 1981 ver boven die van de
* De auteur is medewerker van het Economisch
Rente asten
Bureau van de Amro Bank. Het artikel is ge1978
1979
1980
1981
1978
1979
1980
1981
Internationals . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Totale handel, Industrie en diversen, wv. ……
1,0
6,7
8,1
10,7
3,8
8,0
2,8
16,3
6,6
5,0
7,2
1.0
12,8
16,0
9,9
13,9
29,2
34,6
28,1
22,8
25,9
28,1
22,4
40,5
15,2
— Industrie …………………………
21,9
7,8
7,3
8,1
2,2
17,1
8,9
13,6
19,3
23,6
25,1
11,2
schreven a litre personnel.
1) CBS, Statistisch Bulletin, nr. 115, 17december 1982.
2) Deze halvering is het gevolg van de zeer gerin-
ge stijging van het korte bankkrediet bij deze sectorin 1981 (+1%). De stijging van de korte schuld
van de industrie in 1981 is dan ook voor het
overgrote deel het gevolg van de toename in de
a) Hier gedefineerd als omzet -/- goederenverbruik en diverse kosten.
ESB 26-1-1983
post crediteuren (+20%).
87
toegevoegde waarde liggen. Voor 1982
kunnen we verwachten dat de rentelasten
minder snel zullen stijgen dank zij de forse
daling van de rentestand en omdat de groei
van het bankkrediet in 1982 laag is geweest.
De doorwerking van de groei van de rentelasten in de resultaten van de beurs-NV’s
kan worden toegelicht aan de hand van de
,,interest coverage ratio” (ICR). De ICR
geeft aan hoeveel maal een bedrijf de rentelasten kan betalen uit de winst voor belastingen en rentelasten. Een ratiowaarde
van een impliceert dat het bedrijf in een
break-evensituatie winst/verlies verkeert.
In label 3 is de ICR voor de verschillende
sectoren weergegeven.
Tabel 3. De interest coverage ratio
Jaar
Internationals
Handel
Industrie
1977
1978
5,8
5,2
2,9
2.4
2,5
2,8
1979
7,4
2,1
1980
1981
5,7
4,8
1.6
1,3
2,3
1,8
2,0
Alle
Scheepen
luchtvaart
onder-
2,6
1,9
1,9
2,2
2,4
4,8
4,3
5,5
4,4
3,9
Tabel 4. Aandeel lonen en salarissen (inclusief sociale premies) in de netto toegevoegde waarde
Jaar
Internationals
Handel
Industrie
74
78
78
78
Allc
onderluchtvaart nemingen
77
77
Scheepen
77
van slechts 1%. Met uitzondering van de
sector handel is de rentabiliteit van het eigen vermogen in 1981 weer op het niveau
van 1977 uitgekomen.
Het niveau was in 1981 echter veel te
laag. Zo bedroeg het niveau van de lange
rente in 1981 gemiddeld 11,5%, zodat het
1974
50
1976
1978
1980
1981
62
68
59
57
71
71
75
72
72
81
80
81
58
67
71
65
62
in dat jaar aantrekkelijker zou zijn geweest
om geld te investeren in staatsobligaties
dan in bedrijfsmiddelen.
De vooruitzichten voor 1982 en 1983
matiging heeft in alle sectoren geleid tot
een daling van de ,,loonquote”. Met name
in de sector internationals hebben rationalisaties naast loonmatiging geleid tot een
scherpe daling van de loonquote t.o.v.
1978. Ook in de sector Industrie blijven de
loonkostenstijgingen in 1981 achter bij de
stijging van de netto toegevoegde waarde.
Er zijn momenteel nog geen jaarrekeningen beschikbaar van de beurs-NV’s over
1982, Over de exacte gang van zaken is dan
ook nog niet zoveel te zeggen. Er zijn echter wel enkele globale uitspraken mogelijk.
Zo is de korte rente in 1982 gemiddeld met
Voor deze sector kan eveneens worden gesteld dat naast loonmatiging, een proces
3,5% gedaald en daalde de lange rente gemiddeld met 1,5%. Deze rentedaling zal de
bedrijven een aanzienlijke lastenverlich-
van rationalisatie en sanering mede verant-
1
De ICR is sinds 1977 in alle sectoren gedaald. Alleen in de sector scheep- en luchtvaart is de ratio sinds 1977 ongeveer constant gebleven. Met name in de sector handel is de ICR gedaald tot een gevaarlijk laag
niveau. Gemiddeld kan deze sector nog
maar net de rentelasten opbrengen. Het
percentage bedrijven in deze sector dat niet
meer in staat is de rentelasten op te bren-
ting geven. Daarnaast is het beleid van
woordelijk is geweest voor de daling van de
loonmatiging in 1982 voortgezet, zodat
loonquote. Zo stegen de loonkosten in
1981 in de sector industrie slechts met
3,5% bij een omzetstijging van 8,3%. Het
niveau van het aandeel van de lonen en salarissen in de toegevoegde waarde ligt bij de
internationals beduidend lager dan bij de
ook van deze kostenpost geen extra drukkend effect op de resultaten is te verwachten. Ten slotte hebben fiscale maatregelen
in de sfeer van de vennootschapsbelasting
en de inkomensbelasting een lastenverlichting bewerkstelligd.
overige sectoren. Dit komt door een kapi-
Deze drie genoemde factoren maken het
taalintensiever produktieproces en door
een groter deel van werknemers in de lagelonenlanden.
aannemelijk dat de kosten van de bedrijven
in 1982 slechts gematigd zijn gestegen. Of
deze kostenmatiging voldoende is geweest
voor een herstel van de winstgevendheid is
De netto winst
vooralsnog niet zeker. De kostenmatiging
deze sector de rentelasten binnen de per-
De netto winst van alle beurs NV’s te zamen daalde in 1981 licht tot een bedrag
van ca. f. 7,4 mrd. Binnen de verschillende
sectoren traden echter grote verschillen op.
Zo daalde de netto winst in de sector han-
werkt in principe positief in op de winstgevendheid, maar daarnaast dient ook de opbrengstenkant in beschouwing te worden
genomen. De opbrengsten, in casu de omzet, zullen in 1982 weinig zijn toegenomen. Dalende binnenlandse bestedingen
ken te houden. De al eerder gememoreerde
del met maar liefst 71% tot een schamele
alsmede een matig groeiende export zijn
beperking van de groei van het korte bankkrediet is hier waarschijnlijk mede debet
aan.
De situatie bij de internationals is aanmerkelijk beter. De waarde van de ICR ligt
duidelijkboven het gemiddelde. De waarde
f. 23 mln., waarbij na winstuitkering per
saldo zelfs werd ingeteerd op de reserves.
De sector industrie daarentegen wist de
netto winst meer dan te verdubbelen
hier debet aan.
De onlangs uitgebrachte enquete van de
Vereniging van Kamers van Koophandel
concludeert dat in 1982 de rendementen
(+115%) tot f. 500 mln. Ook de sector
van de Nederlandse bedrijven (inclusief
scheep- en luchtvaart vertoonde in 1981
betere resultaten (+33%), mede dank zij de
koersstijging van de dollar. De internationals ten slotte werden geconfronteerd met
een licht dalende netto winst (-6%), welke
vrijwel geheel is toe te schrijven aan de daling bij Koninklijke Olie (-19%).
In hoeverre de ontwikkeling van de netto
winst bevredigend is te noemen, kan wor-
niet-beurs NV’s) op het peil van 1981 zijn •
gebleven 5).
In het huidige economische klimaat is
ook in 1983 niet te rekenen op een substan-
gen zal dan ook naar verwachting groot
zijn. Opmerkelijk is in 1981 de verbetering
van de ICR bij de sector industrie. On-
danks de stijging van de rente in 1981 wist
van de ICR voor alle ondernemingen is
sinds 1977 met ca. 20% teruggelopen. Het
niveau van 1981 (3,9) ligt echter belangrijk
boven het niveau van de ICR bij andere
niet-beurs-NV’s. De financiele positie van
de beurs-NV’s is waarschijnlijk sterker dan
die van de niet-beurs-NV’s. Uit een recente
VNO-studie 3) kan worden afgeleid dat het
saldo van de door de industrie ontvangen
en betaalde rente in 1980 meer dan het
dubbele bedroeg van de winst voor belastingen. Dit impliceert een ICR van minder
dan 1,5, terwijl de ICR voor de sector industrie van de beurs-NV’s in 1980 een
waarde had van 1,8 4).
De loonkosten
Naast de rentelasten leggen de loonkosten een groot beslag op de netto toegevoegde waarde van de bedrijven. In label 4 is
een overzicht gegeven van het aandeel van
de loonkosten (inclusief sociale premies) in
de netto toegevoegde waarde van de beursNV’s.
Het in 1978 ingezette beleid van loon88
den nagegaan aan de hand van de rentabiliteit van het eigen vermogen.
De rentabiliteit van het eigen vermogen
vertoont in 1981 in twee sectoren een verbetering en in twee sectoren een verslechtering. De ontwikkeling in de sector handel is
ronduit verontrustend met een rentabiliteit
Tabel 5. Rentabiliteit van het eigen vermogen
Jaar
1977
1978
1979
1980
1981
Internationals
11
10
22
13
11
Handel
Industrie
10
8
8
3
1
5
8
6
1
S
ScheepAlle
en
onderluchtvaart nemingen
7
4
4
6
7
10
9
17
II
10
tiele verbetering van de rendementspositie
van het Nederlandse bedrijfsleven. Immers, van een fors herstel van de wereldconjunctuur is in 1983 geen sprake, terwijl
de binnenlandse bestedingen onder druk
blijven staan. De opbrengsten zullen in
1983 dan ook onder druk blijven staan, zodat een verdere matiging in de kosten (lonen en rente) noodzakelijk is om de rendementen ten minste op peil te houden.
C. van der Pot
3) VNO, Cash flow in de Industrie 1978-1980,
studienotitie, oktober 1982.
4) De twee genoemde waarden van de ICR zijn
overigens niet goed vergelijkbaar. De VNO-notitie handelt over het saldo van de betaalde en ontvangen rente, terwijl het cijfer in label 3 uitsluitend betrekking heeft op de betaalde rente. Indien we de ICR uit label 3 corrigeren en hel saldo
van de belaalde en onlvangen renle nemen koml
deze in 1980 uil op een waarde van 2,2.
5) Vereniging van Kamers van Koophandel,
Enquete Regionale Bedrijfsonlwikkeling 1982.